Besluit van 13 maart 2025, houdende bepalingen over het bemannen van zeeschepen (Besluit bemanning zeeschepen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 11 juni 2024, nr. IenW/BSK-2024/153686, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen, het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen, het op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2013, 218), het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen, het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen, Richtlijn (EU)2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2022, L 169), Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEG 2009, L 124) en Richtlijn (EU) 2017/ 159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25);
Gelet op de artikelen 3, derde lid, 19, zesde lid, 20, derde en vierde lid, 21, derde lid, 23, derde lid, 24, tweede lid, 25, tweede lid, 26, eerste lid, 27, tweede lid, 28, 30, derde lid, 31, vierde lid, 32, zesde lid, 37, tweede lid, 38, derde lid, 42, tweede lid, 46, tweede lid, 48, tweede lid, 55, achtste, 57, tweede lid, en 84 van de Wet bemanning zeeschepen;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 augustus 2024, nr. W17.24.00137/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van ....................., nr. IenW/BSK-2025/23093, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 1.2 Reikwijdte
Artikel 1.3 Ontheffing ten behoeve van experimenten
Aan een ontheffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet worden beperkingen of voorwaarden verbonden die ten minste zien op:
Artikel 2.1.1 Reikwijdte
Deze paragraaf is niet van toepassing op vissersvaartuigen.
Artikel 2.1.2 Aanvraag voor een bemanningscertificaat
Artikel 2.1.3 Bemanningssamenstellingen
Artikel 2.1.4 Bemanningscertificaat
Artikel 2.1.5 Meerdere bemanningssamenstellingen
Indien voor een zeeschip meer dan een bemanningssamenstelling geldt, worden alle bemanningssamenstellingen duidelijk onderscheiden in het bemanningscertificaat opgenomen.
Artikel 2.1.6 Aantekening scheepsdagboek bemanningssamenstelling of bemanningsplan
Indien voor een zeeschip meer dan een bemanningssamenstelling geldt, tekent de kapitein in het scheepsdagboek aan:
Artikel 2.1.7 Wijzigingen gegevens bemanningsplan
Artikel 2.1.8 Intrekken bemanningscertificaat
Onze Minister trekt het bemanningscertificaat in, indien is gebleken dat
Artikel 2.1.9 Bestaande bemanningscertificaat niet meer adequaat
Artikel 2.1.10 Vrijstellingsregeling nationaliteit kapitein
Artikel 2.2.1 Bemanningssamenstelling
Artikel 2.2.2 Aanvulling van het aantal bemanningsleden
Bij ministeriële regeling kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers, aanvulling van het aantal bemanningsleden worden voorgeschreven indien de inrichting, de uitrusting, de scheepslengte, het brutotonnage, het voortstuwingsvermogen, de wijze van voortstuwing of de bestemming van het vissersvaartuig daartoe aanleiding geven.
Artikel 2.2.3 Vrijstelling
Artikel 2.2.4 Bemanningscertificaat
Artikel 2.2.5 Bemanningsplan
Artikel 2.3.1 Opmaken bemanningslijst
Artikel 2.3.2 Gegevens bemanningslijst
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat andere gegevens op de bemanningslijst worden vermeld naast de gegevens, genoemd in de bij het bij het FAL-verdrag ingevoerde standaardverklaring.
Artikel 2.3.4 Bewaren bemanningslijst
De scheepsbeheerder bewaart een bemanningslijst, gedurende drie jaar na de vervangingsdatum of geldigheidsdatum.
Artikel 2.4.1 Zeeschepen, niet zijnde vissersvaartuigen
Artikel 2.4.2 Vissersvaartuigen
Artikel 2.4.3 Arts
Op een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, dat een internationale reis van meer dan 3 dagen maakt met 100 of meer opvarenden, is een arts aanwezig.
Artikel 2.4.4 Scheepskok
Artikel 2.4.5 Maritieme radiocommunicatie
Artikel 2.4.6 Communicatievaardigheid zeeschepen, niet zijnde vissersvaartuigen
Artikel 2.4.7 Verklaring communicatievaardigheid zeeschepen, niet zijnde vissersvaartuigen
Artikel 2.4.8 Communicatievaardigheid op vissersvaartuigen
De scheepsbeheerder van een vissersvaartuig draagt er zorg voor dat de schipper en dekofficieren van een vissersvaartuig van 24 meter of meer waarvoor een bemanningscertificaat is afgegeven voor onbeperkt vaargebied vissersvaartuigen, beschikken over toereikende kennis van de Engelse taal, waardoor zij in staat zijn:
Artikel 3.1.1 Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs
Artikel 3.1.2 Geldigheid vaarbevoegdheidsbewijs
Artikel 3.1.3 Vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs
Artikel 3.1.4 Vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs bij onvoldoende diensttijd
Artikel 3.1.5 Verloren gegaan vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs
Artikel 3.1.6 Vaarbevoegdheidsbewijs als geautomatiseerd bestand
Artikel 3.1.7 Beperkingen of aanvullingen vaarbevoegdheidsbewijs
Artikel 3.1.8 Inhoudelijke beroepseisen
Bij ministeriële regeling worden beroepseisen als bedoeld in de artikelen 23, eerste en tweede lid, 24, eerste lid, en 25, eerste lid, van de wet vastgesteld voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs.
Artikel 3.1.9 Erkenning vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs
Artikel 3.1.10 Vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein of schipper
Artikel 3.1.11 Aanvaarding buitenlands vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs
Onze Minister aanvaardt:
Artikel 3.2.1 Reikwijdte
Artikel 3.2.2 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtstuurman van een zeeschip
Een wachtstuurman van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/1, tweede lid, en voorschrift II/3, eerste lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.3 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip
Een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.4 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 3.000 GT
Een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 3.000 GT is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2, vierde lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.5 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtstuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT
Een wachtstuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3, eerste lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.6 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT
Een kapitein van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.7 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtstuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust
Artikel 3.2.8 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust
Artikel 3.2.9 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtlopend gezel dek die deel uitmaakt van de brugwacht van een zeeschip
Een wachtlopend gezel dek die deel uitmaakt van de brugwacht van een zeeschip met een brutotonnage van 500 GT of meer, is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.10 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een gekwalificeerd gezel dek van een zeeschip
Een gekwalificeerd gezel dek die deel uitmaakt van de dekdienst van een zeeschip met een brutotonnage van 500 GT of meer, is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/5, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.11 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtwerktuigkundige belast met de machinekamerwacht in een bemande machinekamer, of de aangewezen werktuigkundigen, belast met de wacht in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip
Een wachtwerktuigkundige van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/1, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.12 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip
Een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/2, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.13 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip met een hoofdvoortstuwingsinstallatie tot 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip met een hoofdvoortstuwingsinstallatie tot 3.000 kW voortstuwingsvermogen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/3, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.14 Beroepseisen door een stoomvoortstuwingsinstallatie aangedreven zeeschip
Een hoofdwerktuigkundige, tweede werktuigkundige of eerste maritiem officier aan boord van een zeeschip voorzien van een stoomvoortstuwingsinstallatie is in het bezit van een bekwaamheidsbewijs stoomvoortstuwing dat ten minste voldoet aan tabel A-III/1, onderdeel 2, van de STCW-code.
Artikel 3.2.15 Beroepseisen door een gasturbinevoortstuwingsinstallatie aangedreven zeeschip
Een hoofdwerktuigkundige, tweede werktuigkundige of eerste maritiem officier van een zeeschip voorzien van een gasturbinevoortstuwingsinstallatie is in het bezit van een bekwaamheidsbewijs gasturbinevoortstuwing dat ten minste voldoet aan tabel A-III/1, onderdeel 3, van de STCW-code.
Artikel 3.2.16 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtlopend gezel machinekamer die deel uitmaakt van de machinekamerwacht in een bemande machinekamer, of die aangewezen is om dienst te doen belast met de wacht in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip
Een wachtlopend gezel machinekamer die deel uitmaakt van de machinekamerwacht of is aangewezen om dienst te doen in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/4, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.17 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een gekwalificeerd gezel machinekamer in een bemande machinekamer of in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip
Een gekwalificeerd gezel machinekamer in een bemande machinekamer of in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/5, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.18 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een officier elektrotechniek van een zeeschip
Een officier elektrotechniek van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/6, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.19 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een gezel elektrotechniek van een zeeschip
Een gezel elektrotechniek van een zeeschip met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 750 kW voortstuwingsvermogen of meer is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/7, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.20 Minimumeisen alternatief vaarbevoegdheidsbewijs maritiem officier of eerste maritiem officier van een zeeschip
Een vaarbevoegdheidsbewijs maritiem officier of eerste maritiem officier dat is afgegeven op grond van voorschrift VII/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 is gelijkwaardig aan een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie van wachtstuurman, eerste stuurman, kapitein, wachtwerktuigkundige, tweede werktuigkundige of hoofdwerktuigkundige, voor zover dat vaarbevoegdheidsbewijs voldoet aan de eisen voor de desbetreffende, functie, bedoeld in bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.21 Minimumeisen alternatief vaarbevoegdheidsbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer van een zeeschip
Een vaarbevoegdheidsbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer dat is afgegeven op grond van voorschrift VII/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 is gelijkwaardig aan een vaarbevoegdheidsbewijs voor een wachtlopend gezel dek of een wachtlopend gezel machinekamer, voor zover dat vaarbevoegdheidsbewijs voldoet aan de eisen voor de desbetreffende, functie, bedoeld in bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.22 Minimumeisen alternatief vaarbevoegdheidsbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer van een zeeschip
Een vaarbevoegdheidsbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer dat is afgegeven op grond van voorschrift VII/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 is gelijkwaardig aan een vaarbevoegdheidsbewijs voor een gekwalificeerd gezel dek of een gekwalificeerd gezel machinekamer, voor zover dat vaarbevoegdheidsbewijs voldoet aan de eisen voor de desbetreffende, functie, bedoeld in bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.
Artikel 3.2.23 Uitwerking eisen per vaarbevoegdheidsbewijs
Bij ministeriële regeling worden voor elk vaarbevoegdheidsbewijs, genoemd in deze paragraaf, kennisbewijzen, bekwaamheidsbewijzen, diensttijdvereisten en bijzondere of aanvullende beroepseisen vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die functie gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor de betreffende functie.
Artikel 3.3.1 Bijzondere beroepseisen olie- of chemicaliëntankschip
Artikel 3.3.2 Bijzondere beroepseisen vloeibaargastankschip
Artikel 3.3.3 Bijzondere beroepseisen passagiersschip
Artikel 3.3.4 Bijzondere beroepseisen IGF-schip
Artikel 3.3.5 Bijzondere beroepseisen zeeschip dat in poolwateren vaart
Artikel 3.3.6 Icemaster
Artikel 3.3.7 Icemaster, tankschip of passagiersschip
Artikel 3.3.8 Icemaster, zeeschip, niet zijnde een tankschip of passagierschip
Artikel 3.3.9 Bijzondere beroepseisen hogesnelheidschip
Artikel 3.3.10 Uitwerking eisen per bijzondere beroepseis
Bij ministeriële regeling worden voor elke bijzondere beroepseis genoemd in deze paragraaf bekwaamheidsbewijzen, schriftelijke bewijzen of diensttijdvereisten vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die bijzondere beroepseis gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor die bijzondere beroepseis.
Artikel 3.4.1 Reikwijdte
Deze paragraaf bevat de minimumeisen die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor een functie van een vissersvaartuig, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de wet.
Artikel 3.4.2 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen
Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.3 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen
Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/1 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.4 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen
Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.5 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en e meteren plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen
Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.6 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen
Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.7 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen
Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/1 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.8 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen
Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.9 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen
Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.10 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtlopend gezel zeevisvaart
Een wachtlopend gezel zeevisvaart die deel uitmaakt van de brugwacht van een vissersvaartuig is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4, tweede lid, van de bijlage bij het STCW-verdrag.
Artikel 3.4.11 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 3.000 kW voortstuwingsvermogen of meer
Een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 3.000 kW voortstuwingsvermogen of meer is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/5 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.12 Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van meer dan 750 kW en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen
Een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van meer dan 750 kW en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/5 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.
Artikel 3.4.13 Minimumeisen vaarbevoegdheidsbewijs stuurman-werktuigkundige zeevisvaart
Een stuurman-werktuigkundige zeevisvaart is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs stuurman-werktuigkundige zeevisvaart dat ten minste voldoet aan de eisen voor een functie van schipper of stuurman zeevisvaart en een functie als hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart.
Artikel 3.4.14 Uitwerking eisen per vaarbevoegdheidsbewijs
Bij ministeriële regeling worden voor elke functie, genoemd in deze paragraaf, kennisbewijzen, bekwaamheidsbewijzen, diensttijdvereisten en aanvullende beroepseisen vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die functie in paragraaf 3.4 gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor die functie.
Artikel 3.5.1 Minimumeisen betreffende veiligheid en instructie over veiligheid
Artikel 3.5.2 Minimumeisen betreffende basistraining in en instructie over veiligheid voor vissers
Artikel 3.5.3 Minimumeisen betreffende het gebruik van reddingmiddelen, hulpverleningsboten en snelle hulpverleningsboten
Artikel 3.5.4 Minimumeisen betreffende gevorderde brandbestrijdingstechnieken
Artikel 3.5.5 Minimumeisen betreffende medische eerste hulp en medische verzorging
Artikel 3.5.6 Minimumeisen betreffende veiligheidsofficieren van een zeeschip
Artikel 3.5.7 Uitwerking eisen per aanvullende beroepseis
Bij ministeriële regeling worden voor elke beroepseis genoemd in deze paragraaf bekwaamheidsbewijzen, schriftelijke bewijzen of diensttijdvereisten vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die beroepseis gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor de betreffende aanvullende beroepseis.
Artikel 3.6.1 Model van de geneeskundige verklaring zeevaart
Bij ministeriële regeling wordt het model van de geneeskundige verklaring zeevaart vastgesteld.
Artikel 3.6.2 Medisch onderzoek
Artikel 3.6.3 Medische eisen geneeskundige verklaring zeevaart
Artikel 3.6.4 Geldigheidsduur geneeskundige verklaring zeevaart
Artikel 3.6.5 Verklaring keuringsarts
Artikel 3.6.6 Werkwijze keuringsarts
De keuringsarts die het onderzoek uitvoert, neemt de in artikel 3.6.3, eerste lid, bedoelde medische eisen, de in artikel 3.6.3, tweede lid, bedoelde procedures en andere voorschriften, en voor zover van toepassing, de artikelen 3.6.4 en 3.6.5 in acht.
Artikel 3.6.7 Aanwijzing of erkenning keuringsarts
Artikel 3.6.8 Intrekken aanwijzing of erkenning keuringsarts of medisch scheidsrechter
Onze Minister trekt een aanwijzing of erkenning in indien de keuringsarts of medisch scheidsrechter:
Artikel 3.6.9 Geneeskundige verklaring zeevaart op basis ander onderzoek
Artikel 4.1.1 Voeding en drinkwater
Artikel 4.2.1 Afgifte en voorschriften certificaat maritieme arbeid
Artikel 4.2.2 Vervallen of intrekken certificaat maritieme arbeid
Artikel 4.2.3 Afgifte en voorschriften visserij-arbeidscertificaat
Artikel 5.1 Ervaringseisen leden tuchtcollege
Artikel 5.2 Ervaringseisen van de secretaris en plaatsvervangende secretarissen tuchtcollege
Artikel 5.3 Aanhangig maken klacht
Een verzoek of een klacht wordt schriftelijk of als geautomatiseerd bestand en met redenen omkleed ingediend bij de voorzitter van het tuchtcollege. Een klacht van een belanghebbende vermeldt de naam, het adres en de woonplaats van de klager. Een verzoek en een klacht bevatten voorts ten minste de volgende gegevens:
Artikel 5.4 Verzending beslissing tuchtcollege
Artikel 6.1.1
Een verklaring als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van het Besluit zeevarenden die door de scheepsbeheerder is opgesteld voor de inwerkingtreding van de Wet bemanning zeeschepen, geldt als een verklaring als bedoeld in artikel 2.4.7, eerste lid.
Artikel 6.2.1
In deze paragraaf wordt onder «besluit van 31 januari 2019» verstaan: Besluit van 31 januari 2019 tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met een modernisering van de bemanningsvoorschriften voor de zeevisvaart, met inbegrip van de uitvoering van verdragsbepalingen vanwege de ratificatie van het STCW F-verdrag (Stb. 2019, 44).
Artikel 6.2.2
Een op grond van artikel 125ff van het Besluit van 31 januari 2019 met een certificaat basisveiligheid voor vissers als bedoeld in artikel 40a van dat besluit gelijkgesteld certificaat geldt als een bekwaamheidsbewijs basisveiligheid voor vissers als bedoeld in artikel 3.5.2, eerste lid.
Artikel 6.2.3
Een op grond van artikel 125gg van het Besluit van 31 januari 2019 met het in de artikelen 40, tweede lid, en 117a, eerste en tweede lid, van dat besluit genoemde certificaat reddingmiddel gelijkgesteld certificaat geldt, voor zover het een visser betreft, als een bekwaamheidsbewijs reddingmiddelen als bedoeld in artikel 3.4.2.
Artikel 6.2.4
Een op grond van artikel 125ii van het Besluit van 31 januari 2019 met een bekwaamheidsbewijs scheepskok als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van dat besluit gelijkgesteld diploma geldt, voor zover het een visser betreft, als een bekwaamheidsbewijs scheepskok als bedoeld in artikel 2.4.4, tweede lid.
Artikel 6.3.1
Het Besluit zeevarenden en het Schepelingenbesluit worden ingetrokken.
Artikel 6.3.2
Artikel 1.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.3.3
Het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.3.4
Het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.3.5
In artikel 1.1 van het Besluit markttoezicht registerloodsen komt de begripsbepaling zusterschepen te luiden:
Artikel 6.3.6
In artikel 48a van het Besluit register onderwijsdeelnemers wordt «artikel 20 van de Wet zeevarenden» vervangen door «artikel 23 van de Wet bemanning zeeschepen».
Artikel 6.3.7
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet bemanning zeeschepen inwerking treedt.
Artikel 6.3.8
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bemanning zeeschepen.