Wet van 10 juni 2020 tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie (uitvoering van Verordening (EU) 2017/1369 inzake energie-etikettering van energiegerelateerde producten)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om in het belang van energiebesparing, regels te stellen ter uitvoering van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PbEU 2017, L 198) en daartoe de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 33 worden de volgende artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 33a
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald is Onze Minister bevoegd de besluiten te nemen waartoe een voorschrift van Verordening (EU) 2017/1369 een markttoezichtautoriteit opdracht geeft of de keuze laat.Artikel 33b
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van productspecifieke gedelegeerde handelingen, vastgesteld op grond van artikel 16 van Verordening (EU) 2017/1369.Artikel 33c
Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, eerste tot en met derde lid, 11, tweede en derde lid, 12, eerste, tweede en vierde lid , 13, 16, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 33, tweede en derde lid, van deze wet alsmede de artikelen 3, eerste tot en met vijfde lid, 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 5, eerste tot en met derde lid, 6, onderdelen a tot en met e, 9, tweede lid, en 11, dertiende lid, van Verordening (EU) 2017/1369.Artikel 33d
1.
Onze Minister is bevoegd een overtreder van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, eerste tot en met derde lid, 13 en 33, tweede en derde lid, van deze wet alsmede de artikelen 3, eerste tot en met vijfde lid, 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 5, eerste lid, 6, onderdelen a, c tot en met e, artikel 9, eerste lid, laatste volzin, en vierde lid, en 11, dertiende lid, van Verordening (EU) 2017/1369 een bestuurlijke boete op te leggen.2.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald op de wijze als voorzien in het derde lid, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bedraagt.3.
Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt voor elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaald waarbij afhankelijk van de aard van de overtreding en de gevolgen voor de eindgebruiker en de markt, wordt onderscheiden in een lage en een hoge categorie te betalen bestuurlijke boete. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de boetehoogte wordt bepaald.4.
De overtreding hoeft niet aan de officier van justitie te worden voorgelegd, indien het bedrag van de daarvoor overeenkomstig de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, op te leggen boete is bepaald in de lage categorie te betalen bestuurlijke boete.Artikel 33e
1.
Ter uitvoering van artikel 8, vijfde lid, van Verordening (EU) 2017/1369 kunnen bij ministeriële regeling de bedragen ter vergoeding van de kosten worden vastgesteld.2.
Bij de in het eerste lid bedoelde regeling wordt de hoogte van de door te berekenen kosten vastgesteld op basis van de werkelijke kosten.C
In artikel 44 wordt «Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie» vervangen door «Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie».
Artikel 33a
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald is Onze Minister bevoegd de besluiten te nemen waartoe een voorschrift van Verordening (EU) 2017/1369 een markttoezichtautoriteit opdracht geeft of de keuze laat.
Artikel 33b
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de uitvoering van productspecifieke gedelegeerde handelingen, vastgesteld op grond van artikel 16 van Verordening (EU) 2017/1369.
Artikel 33c
Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 10, eerste tot en met derde lid, 11, tweede en derde lid, 12, eerste, tweede en vierde lid , 13, 16, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 33, tweede en derde lid, van deze wet alsmede de artikelen 3, eerste tot en met vijfde lid, 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 5, eerste tot en met derde lid, 6, onderdelen a tot en met e, 9, tweede lid, en 11, dertiende lid, van Verordening (EU) 2017/1369.
Artikel 33d
Artikel 33e
ARTIKEL II
In Bijlage 2, de artikelen 4, 7 en 11, bij de Algemene wet bestuursrecht wordt «Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie» telkens vervangen door «Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie».
ARTIKEL III
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt «Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie» vervangen door «Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie».
ARTIKEL IIIa
De Distributiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt na «Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat» toegevoegd «, dan wel, voor zover het betreft de toepassing van de artikelen 3 tot en met 8, 15, tweede en vierde lid, 17 en 18, eerste lid, met betrekking tot de voedselvoorziening, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit».
B
In artikel 10b, tweede lid, wordt na «Onze Minister-President» toegevoegd «of Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit».
ARTIKEL IIIb
De Hamsterwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1.
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan regels stellen tot het tegengaan van het hamsteren van andere goederen dan de in het tweede lid bedoelde.2.
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan regels stellen tot het tegengaan van het hamsteren van voortbrengselen als bedoeld in de omschrijving van het begrip produkten, in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Landbouwwet.3.
De krachtens het eerste of het tweede lid gestelde regels kunnen onder meer inhouden een verbod daarbij aangewezen goederen binnen daarbij aangegeven tijdsruimten in grotere dan daarbij aangegeven hoeveelheden af te leveren of in ontvangst te nemen.B
Aan artikel 6a, eerste lid, wordt na «aangewezen ambtenaren» toegevoegd «of, voor zover het de voedselvoorziening betreft, de bij besluit van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen ambtenaren».