Part of Smart Yellow Suite

WGK009635
Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 6 december 2019
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet

Samenvatting

Dit wetsvoorstel bevat aanpassingen in de voorbereiding van de zogeheten jaarstukken van de politie, de samenstelling van het overleg, bedoeld in artikel 19 van de Politiewet 2012, de bijstandsbepalingen en de politietaken van de Koninklijke marechaussee. Deze aanpassingen zijn aangekondigd in de kabinetsreactie op het eindrapport van de Commissie Evaluatie Politiewet 2012. Daarnaast worden enkele met deze onderwerpen verband houdende wijzigingen voorgesteld.

Documenten

stb-2022-216 (PDF)

Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om naar aanleiding van de evaluatie van de Politiewet 2012 wijzigingen aan te brengen in de Politiewet 2012;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4, eerste lid, onder d, wordt na «grensoverschrijdende criminaliteit» toegevoegd «, het bewaken en beveiligen van objecten en diensten en het waken over de veiligheid van aangewezen personen als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder c».

Aa

In artikel 4, derde lid, onder b, wordt na «onder b» toegevoegd «en d».

B

In artikel 7, achtste lid, eerste volzin, artikel 8, derde lid, en 9, tweede lid, vervalt telkens «aan de politie».

C

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

D

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

  1. de door Onze Minister voorgenomen begroting en meerjarenraming, bedoeld in artikel 34, de door Onze Minister voorgenomen jaarrekening, bedoeld in artikel 35 en het door Onze Minister voorgenomen beheersplan en jaarverslag, bedoeld in artikel 37, eerste lid;
  1. de bijstand op basis van de artikelen 56, 57, 58, 61 en 62.
E

In artikel 34 wordt na de volzin toegevoegd «De korpschef stelt een ontwerp van een begroting en een ontwerp van een meerjarenraming op.»

F

Artikel 35 komt te luiden:

Artikel 35
Onze Minister stelt jaarlijks een jaarrekening vast van de politie, die mede betrekking heeft op de verantwoording van de rechtmatigheid van de besteding van middelen en die vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De korpschef stelt een ontwerp van een jaarrekening op.
G

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

H

Artikel 43, derde lid, komt te luiden:

3.
Indien een regionale eenheid, de Koninklijke marechaussee of een ander onderdeel van de krijgsmacht bijstand verleent aan een landelijke eenheid ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 42, eerste lid, onder c, kan Onze Minister aan de betrokken ambtenaren van politie dan wel militairen van de Koninklijke marechaussee of van een ander onderdeel van de krijgsmacht, algemene en bijzondere aanwijzingen geven.
I

De artikelen 56 tot en met 58 komen als volgt te luiden:

Artikel 56
1.
Indien naar het oordeel van het gezag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, een eenheid bijstand behoeft van andere eenheden, dan richt de politiechef een verzoek daartoe aan de korpschef.
2.
Behoudens in spoedeisende gevallen wordt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, niet gedaan dan nadat het gezag de regioburgemeester in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze over het verzoek te geven.
3.
De korpschef bepaalt of en op welke wijze bijstand wordt verleend en stelt het gezag hiervan in kennis. Indien bijstand wordt geleverd, stelt de korpschef de regioburgemeesters van de bijstand ontvangende en bijstand leverende eenheden hiervan in kennis.
4.
Indien het in het eerste lid bedoelde verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, kan het gezag Onze Minister verzoeken de korpschef op te dragen alsnog in de gevraagde bijstand te voorzien.
5.
Behoeft een eenheid bijstand van andere eenheden voor een onderdeel van de politietaak dat op grond van de wet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wordt uitgevoerd, dan bepaalt Onze Minister of en op welke wijze bijstand wordt verleend. Indien bijstand wordt geleverd, stelt hij de regioburgemeesters van de bijstand ontvangende en bijstand leverende eenheden hiervan in kennis.
Artikel 57
1.
De Koninklijke marechaussee kan bijstand verlenen aan de politie.
2.
Behoeft de politie bijstand van de Koninklijke marechaussee, dan richt het gezag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, een verzoek daartoe aan Onze Minister.
3.
Onze Minister bepaalt, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, of en op welke wijze bijstand wordt verleend en stelt het gezag hiervan in kennis.
4.
Behoeft de politie bijstand van de Koninklijke Marechaussee voor een onderdeel van de politietaak dat op grond van de wet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wordt uitgevoerd, dan bepaalt Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, of en op welke wijze bijstand wordt verleend.
Artikel 58
1.
In bijzondere gevallen kunnen andere onderdelen van de krijgsmacht bijstand verlenen aan de politie. Daarbij kunnen door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, nadere regels of beleidsregels worden gegeven over de uitoefening van bevoegdheden krachtens deze wet.
2.
Behoeft de politie bijstand van andere onderdelen van de krijgsmacht, dan richt het gezag, bedoeld in artikel 11, eerste lid, of artikel 12, eerste lid, een verzoek daartoe aan Onze Minister.
3.
Onze Minister bepaalt, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, of en op welke wijze bijstand wordt verleend en stelt het gezag hiervan in kennis.
4.
Behoeft de politie bijstand van andere onderdelen van de krijgsmacht voor een onderdeel van de politietaak dat op grond van de wet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wordt uitgevoerd, dan bepaalt Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, of en op welke wijze bijstand wordt verleend.
J

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Behoeft de politie of de Koninklijke marechaussee bijstand van een bijzondere bijstandseenheid als bedoeld in het eerste lid voor de uitoefening van een onderdeel van de politietaak dat op grond van de wet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wordt uitgevoerd, dan bepaalt Onze Minister of en op welke wijze de bijzondere bijstandseenheid wordt ingezet. Onze Minister kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan het personeel, bedoeld in het eerste lid, dat de bijstand verleent. Onze Minister stelt Onze Minister van Defensie onverwijld in kennis van de inzet.
K

De artikelen 61 en 62 komen als volgt te luiden:

Artikel 61
1.
De politie kan bijstand verlenen aan de Koninklijke marechaussee.
2.
Behoeft de Koninklijke marechaussee bijstand van de politie, dan richt het gezag, bedoeld in artikel 14, eerste of tweede lid, een verzoek daartoe aan Onze Minister.
3.
Onze Minister bepaalt of en op welke wijze bijstand wordt verleend en stelt het gezag hiervan in kennis. Indien bijstand wordt geleverd, stelt hij Onze Minister van Defensie hiervan in kennis.
4.
Behoeft de Koninklijke marechaussee bijstand van de politie voor een onderdeel van de politietaak dat op grond van de wet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wordt uitgevoerd, dan bepaalt Onze Minister of en op welke wijze bijstand wordt verleend. Onze Minister stelt Onze Minister van Defensie in kennis van de bijstand.
5.
Onze Minister kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan de betrokken ambtenaren van politie, voor zover die bijstand verlenen aan de Koninklijke marechaussee bij de taken als bedoeld in artikel 4, derde lid.
Artikel 62
1.
In bijzondere gevallen kunnen andere onderdelen van de krijgsmacht bijstand verlenen aan de Koninklijke marechaussee. Daarbij kunnen door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, nadere regels of beleidsregels worden gegeven over de uitoefening van bevoegdheden krachtens deze wet.
2.
Behoeft de Koninklijke marechaussee bijstand van andere onderdelen van de krijgsmacht, dan richt het gezag, bedoeld in artikel 14, eerste of tweede lid, een verzoek daartoe aan Onze Minister.
3.
Onze Minister bepaalt, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, of en op welke wijze bijstand wordt verleend en stelt het gezag hiervan in kennis.
4.
Behoeft de Koninklijke marechaussee bijstand van andere onderdelen van de krijgsmacht voor een onderdeel van de politietaak dat op grond van de wet rechtstreeks onder verantwoordelijkheid van Onze Minister wordt uitgevoerd, dan bepaalt Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, of en op welke wijze de bijstand wordt verleend.
5.
Onze Minister kan algemene en bijzondere aanwijzingen geven aan de betrokken militairen van de andere onderdelen van de krijgsmacht, voor zover die bijstand verlenen aan de Koninklijke marechaussee bij de taken als bedoeld in artikel 4, derde lid.
L

De artikelen 63 en 64 vervallen.

Artikel 35

Onze Minister stelt jaarlijks een jaarrekening vast van de politie, die mede betrekking heeft op de verantwoording van de rechtmatigheid van de besteding van middelen en die vergezeld gaat van een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De korpschef stelt een ontwerp van een jaarrekening op.

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 61

Artikel 62

ARTIKEL II

Artikel 39, eerste lid, onder c, van de Wet veiligheidsregio’s komt te luiden:

  1. de artikelen 11, 14, eerste lid, 56, eerste en vierde lid, 57, tweede lid, 58, tweede lid, 61, tweede lid, en 62, tweede lid, van de Politiewet 2012, voor zover het een bevoegdheid van de burgemeester betreft.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

stb-2022-478 (PDF)

Besluit van 25 november 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de nog niet in werking getreden onderdelen van de Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (Stb. 2022, 216) en het Besluit van 21 november 2022, houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van de politie naar aanleiding van de evaluatie van de Politiewet 2012 (Stb. 2022, 457)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 23 november 2022, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4312216;

Gelet op de artikelen III van de Wet van 18 mei 2022 tot wijziging van de Politiewet 2012 in verband met enkele aanpassingen die volgen uit de evaluatie van deze wet (Stb. 2022, 216) en VIII van het Besluit van 21 november 2022, houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van de politie naar aanleiding van de evaluatie van de Politiewet 2012 (Stb. 2022, 457);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Met ingang van 1 januari 2023 treden in werking:

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.