Wet van 30 september 2020, houdende wijzing van de Mediawet 2008 in verband met de implementatie van Richtlijn 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is bij wet regels te stellen ter uitvoering van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PbEU L95), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij Richtlijn 2018/1808/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 (PbEU L303);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008
De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1, eerste lid, worden de volgende begripsbepalingen in de alfabetische volgorde ingevoegd:
B
Artikel 2.58 wordt als volgt gewijzigd:
- de maatregelen die de NPO treft om de toegankelijkheid van het audiovisueel media-aanbod voor personen met een handicap verder te ontwikkelen.
2.
Het Commissariaat brengt uiterlijk 19 december 2022 en vervolgens om de drie jaar verslag uit aan de Europese Commissie over de uitvoering van het eerste lid, onderdeel f.C
Aan artikel 2.88 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5.
Een publieke media-instelling neemt passende maatregelen om te voorkomen dat het aanbod van haar mediadiensten aanzet tot geweld of haat jegens een groep personen of een lid van een groep, op een van de gronden genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, of uitlokt tot het plegen van een terroristisch misdrijf.Ca
Aan artikel 2.94 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3.
Het televisieprogramma-aanbod bevat voorts geen reclame- en telewinkelboodschappen voor:- kansspelen waarvoor een vergunning als bedoeld in de artikelen 14a, 15, 23 en 27g van de Wet op de kansspelen vereist is, of die gespeeld worden op een automaat in een speelautomatenhal voor de aanwezigheid waarvan een vergunning vereist is, tussen 06.00 en 21.00 uur;
- overige kansspelen waarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen een vergunning vereist is, tussen 06.00 en 19.00 uur.
4.
Het derde lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op radioprogramma-aanbod.D
Artikel 2.95, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- niet meer dan twintig procent van de tijdvakken tussen 06:00 uur en 18:00 uur en tussen 18:00 uur en 24:00 uur.
E
Artikel 2.115 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het audiovisueel media-aanbod op aanvraag bestaat per aanbodkanaal voor ten minste dertig procent uit Europese producties als bedoeld in artikel 1 van de Europese richtlijn.3.
De Europese producties van een aanbodkanaal als bedoeld in het tweede lid worden door de aanbieder van het aanbodkanaal onder de aandacht van het publiek gebracht.4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op een mediadienst op aanvraag van een publieke media-instelling met een lage omzet of een klein publiek.5.
Het Commissariaat kan aan een publieke media-instelling of aan de NPO ontheffing verlenen van het tweede en het derde lid indien de toepassing van deze leden gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.F
Aan artikel 3.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Een commerciële media-instelling neemt passende maatregelen om te voorkomen dat het aanbod van haar mediadiensten aanzet tot geweld of haat jegens een groep personen of een lid van een groep, op een van de gronden genoemd in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, of uitlokt tot het plegen van een terroristisch misdrijf.G
Artikel 3.5a wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een commerciële media-instelling informeert het Commissariaat onverwijld over wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de bevoegdheid van Nederland over deze commerciële media-instelling.Ga
Aan artikel 3.7 worden twee leden toegevoegd, luidende:
5.
Het televisieprogramma-aanbod bevat voorts geen reclame- en telewinkelboodschappen voor:- kansspelen waarvoor een vergunning als bedoeld in de artikelen 14a, 15, 23 en 27g van de Wet op de kansspelen vereist is, of die gespeeld worden op een automaat in een speelautomatenhal voor de aanwezigheid waarvan een vergunning vereist is, tussen 06.00 en 21.00 uur;
- overige kansspelen waarvoor ingevolge de Wet op de kansspelen een vergunning vereist is, tussen 06.00 en 19.00 uur.
6.
Het vijfde lid, onder a, is van overeenkomstige toepassing op radioprogramma-aanbod.H
Artikel 3.8, eerste lid, komt te luiden:
1.
Het programma-aanbod op een programmakanaal bestaat voor niet meer dan twintig procent van de tijdvakken tussen 06:00 uur en 18:00 uur en tussen 18:00 uur en 24:00 uur uit reclame- of telewinkelboodschappen.I
Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:
3.
In programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar worden geen telewinkelboodschappen opgenomen.2.
In programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar worden ten hoogste eenmaal per geprogrammeerd tijdvak van dertig minuten reclameboodschappen opgenomen, mits de geprogrammeerde duur van het programma meer dan dertig minuten bedraagt.J
Artikel 3.19a komt te luiden:
Artikel 3.19a
1.
Productplaatsing in het programma-aanbod is toegestaan met uitzondering van nieuws- en actualiteitenprogramma’s, programma's over consumentenzaken, programma’s van kerkelijke of geestelijke aard en programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar.2.
Deze afdeling is niet van toepassing op aanbod dat is geproduceerd voor 19 december 2009.K
Artikel 3.19c komt te luiden:
Artikel 3.19c
Artikel 3.19b, vierde lid, is niet van toepassing op programma-aanbod met productplaatsing dat niet geproduceerd of besteld is door of in opdracht van de commerciële media-instelling dan wel door of in opdracht van een aan haar verbonden onderneming.L
Artikel 3.27 komt te luiden:
Artikel 3.27
1.
Een commerciële media-instelling brengt jaarlijks verslag uit aan het Commissariaat over de maatregelen die zij treft om de toegankelijkheid van het audiovisuele media-aanbod voor personen met een handicap verder te ontwikkelen.2.
Het Commissariaat brengt uiterlijk 19 december 2022 en vervolgens om de drie jaar verslag uit aan de Europese Commissie over de uitvoering van het eerste lid.M
Aan artikel 3.29b wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt informeert het Commissariaat onverwijld over wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de bevoegdheid van Nederland over deze media-instelling.N
Artikel 3:29c komt te luiden:
Artikel 3:29c
1.
Het audiovisueel media-aanbod van een commerciële mediadienst op aanvraag bestaat voor ten minste dertig procent uit Europese producties als bedoeld in artikel 1 van de Europese richtlijn.2.
De Europese producties op een commerciële mediadienst op aanvraag worden door de media-instelling die de commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt onder de aandacht van het publiek gebracht.3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag met een lage omzet of een klein publiek verzorgt.4.
Het Commissariaat kan voor een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt ontheffing verlenen van het eerste en tweede lid indien de toepassing van het derde lid gelet op de aard of het onderwerp van deze mediadienst op aanvraag praktisch onhaalbaar of ongerechtvaardigd zou zijn.O
In artikel 3.29d wordt «3.19c en 3.26» vervangen door «3.19c, 3.26 en 3.27».
P
Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Q
Artikel 4.1 komt te luiden:
Artikel 4.1
1.
Het audiovisueel media-aanbod mag alleen dan aanbod bevatten dat schade kan toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar, als de instelling die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod is aangesloten bij de door Onze Minister erkende organisatie, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, en ter zake gebonden is aan de regels en het toezicht daarop van die organisatie met betrekking tot het verspreiden van het hiervoor bedoelde aanbod.2.
De instelling die is aangesloten bij de door Onze Minister erkende organisatie, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, toont dit aan door een schriftelijke verklaring van de erkende organisatie aan het Commissariaat over te leggen.3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover het audiovisueel media-aanbod wordt aangeboden in een andere lidstaat van de Europese Unie en de aanbieder daarvan aan het Commissariaat heeft aangetoond dat de bescherming van personen jonger dan zestien jaar tegen het betreffende audiovisuele media-aanbod ten minste overeenkomstig is aan het beschermingsniveau als bedoeld in artikel 4.2.R
Na artikel 4.1 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1a
1.
Audiovisueel media-aanbod dat schade kan toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van personen jonger dan zestien jaar wordt door de instelling die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod zodanig beschikbaar gesteld dat personen jonger dan zestien jaar deze normaliter niet te horen of te zien krijgen.2.
De meest schadelijke inhoud als nodeloos geweld en pornografie wordt door de instelling die verantwoordelijk is voor de inhoud van het aanbod ontoegankelijk gemaakt voor personen jonger dan zestien jaar.3.
Voor zover het televisieprogramma-aanbod betreft dat niet als meest schadelijke inhoud kan worden gekwalificeerd, worden de maatregelen die volgen uit de regelingen als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, beschouwd als maatregelen als bedoeld in het eerste lid.4.
De op grond van dit artikel door media-instellingen verzamelde of anderszins gegenereerde persoonsgegevens van minderjarigen worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden.S
In artikel 4.2, tweede lid, onder b, wordt «aanbod» vervangen door «aanbod op een programmakanaal».
T
Artikel 4.6 vervalt.
U
In artikel 6.13, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
V
Na titel 6.3 wordt een titel ingevoegd, luidende:
Va
Titel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.27
In geval van rampen of crises als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s, bieden mediadiensten het audiovisuele media-aanbod bestaande uit informatie bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de wet veiligheidsregio’s, in samenwerking met het bestuur van de veiligheidsregio’s zoveel mogelijk op een voor personen met een auditieve of visuele beperking toegankelijke wijze aan.W
In artikel 7.12, derde lid, wordt na «3.20 tot en met 3.26, 3.29, 3.29d,» ingevoegd «3a.5,».
X
Na artikel 7.21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7:22
1.
Het Commissariaat houdt een lijst bij met publieke en commerciële media-instellingen die op grond van artikel 1.2, eerste lid, onder de bevoegdheid van Nederland vallen, met de vermelding op welk criterium als bedoeld in artikel 2, tweede tot en met vijfde lid, van de Europese richtlijn de rechtsmacht van de betreffende aanbieder is gebaseerd.2.
Het Commissariaat houdt een lijst bij met de aanbieders van videoplatformen die op grond van artikel 3a.2, eerste lid, onder de bevoegdheid van Nederland vallen, met de vermelding op welk criterium als bedoeld in artikel 28bis, eerste tot en met vierde lid, van de Europese richtlijn de rechtsmacht van de betreffende aanbieder is gebaseerd.Artikel 3.19a
Artikel 3.19c
Artikel 3.19b, vierde lid, is niet van toepassing op programma-aanbod met productplaatsing dat niet geproduceerd of besteld is door of in opdracht van de commerciële media-instelling dan wel door of in opdracht van een aan haar verbonden onderneming.
Artikel 3.27
Artikel 3:29c
Artikel 3a.1
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 3a.2
Artikel 3a.3
Artikel 3a.4
Artikel 3a.5
Artikel 4.1
Artikel 4.1a
Artikel 6.25a
Artikel 6.27
In geval van rampen of crises als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s, bieden mediadiensten het audiovisuele media-aanbod bestaande uit informatie bedoeld in artikel 46, tweede lid, van de wet veiligheidsregio’s, in samenwerking met het bestuur van de veiligheidsregio’s zoveel mogelijk op een voor personen met een auditieve of visuele beperking toegankelijke wijze aan.
Artikel 7:22
ARTIKEL Ia. SAMENLOOP
Indien artikel I, onderdeel P, van de Wet van 20 februari 2019 tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelastingen enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127):
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij geplaatst wordt.