Besluit van 18 oktober 2018 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (aanpassing btw-regeling voor waardebonnen)
Op 27 juni 2016 is door de Raad van de Europese Unie de voucherrichtlijn vastgesteld. Deze richtlijn introduceert een aantal regels op het gebied van vouchers in de BTW-richtlijn 2006. Met de wet van 9 maart 2018 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (btw-behandeling van vouchers), Stb. 2018, nr 82, is die richtlijn geïmplementeerd in de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968). In verband hiermee dient het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 over de btw-behandeling van zegels (waardebonnen) in lijn te worden gebracht met deze nieuwe btw-regels voor vouchers.
Besluit van 18 oktober 2018 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (aanpassing btw-regeling voor waardebonnen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 9 juli 2018, nr. 2018-0000114371;
Gelet op artikel 39 van de Wet op de omzetbelasting 1968;
De afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 september 2018, nr. W06.18.0185/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 oktober 2018, nr. 2018-0000168548;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 21
1.
In gevallen waarin de ondernemer aan zijn afnemers bij de levering van goederen of diensten – al dan niet tegen betaling – waardebonnen verstrekt die afzonderlijk of tezamen met andere waardebonnen bij hem of bij een andere ondernemer alleen met bijbetaling kunnen worden ingewisseld tegen goederen of diensten, wordt de belasting berekend met inachtneming van de volgende regels:
- voor de vergoeding of ontvangsten voor de goederen of diensten waarbij de waardebonnen zijn verstrekt, blijft de verstrekking van de waardebonnen buiten beschouwing;
- ter zake van de levering van goederen of diensten tegen inwisseling van de waardebonnen bestaat de vergoeding uit hetgeen is bijbetaald voor deze goederen of diensten, de belasting niet daaronder begrepen, vermeerderd met hetgeen is betaald voor de waardebonnen, de belasting niet daaronder begrepen.
2.
Ter zake van waardebonnen die de ondernemer aan zijn afnemers bij de levering van goederen of diensten – al dan niet tegen betaling – verstrekt die afzonderlijk of tezamen met andere waardebonnen bij hem of bij een andere ondernemer, hetzij alleen met verplichte bijbetaling kunnen worden ingewisseld tegen goederen of diensten, hetzij zonder bijbetaling kunnen worden ingewisseld tegen bepaalde andere goederen of diensten, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing voor zover deze waardebonnen met verplichte bijbetaling worden ingewisseld tegen goederen of diensten.Artikel 21
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.
Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de reductie van koolmonoxideongevallen wenselijk is een stelsel van certificering te introduceren voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, vierde lid, komt te luiden:
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, en het tweede lid, onderdelen a en b, andere dan technische voorschriften worden gegeven. Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, behoren in ieder geval voorschriften inhoudende een verbod bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder dat voor het uitvoeren van die werkzaamheden wordt beschikt over een conformiteitsverklaring als bedoeld in artikel 3, tweede lid.B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, vierde lid, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin Onze Minister conformiteitsbeoordelingsinstanties en conformiteitsbeoordelingsdocumenten kan aanwijzen ten behoeve van het afgeven van conformiteitsverklaringen waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die opgenomen zijn in door Onze Minister aangewezen conformiteitsbeoordelingsdocumenten.3.
De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in het tweede lid.C
Aan artikel 92 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
In afwijking van het eerste lid draagt Onze Minister zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 3, tweede lid.D
Na artikel 152 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 152b
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet van 25 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de krachtens artikel 3, tweede en derde lid, gestelde regels.Artikel 152b
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet van 25 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de krachtens artikel 3, tweede en derde lid, gestelde regels.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2016 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) (34 453), tot wet is of wordt verheven en:
ARTIKEL IIA
Indien het bij koninklijk boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)(34 986) tot wet is of wordt verheven en artikel 2.55 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel A, vervalt.
B
Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:
C
Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
D
Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
In artikel 92 worden, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot derde en vierde lid, twee leden ingevoegd, luidende:
1.
Onze Minister draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.2.
Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.E
In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel toegevoegd, luidende:
F
Artikel II komt te luiden:
Artikel 3
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2016 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) (34 453) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet:
ARTIKEL IIB
Indien het bij koninklijk boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (34 986) tot wet is of wordt verheven en artikel 2.55 van die wet later in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel 2.55 van die wet als volgt gewijzigd:
Artikel 3
Artikel 92
Artikel 93
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.