Besluit van 18 april 2024 tot wijziging van het Binnenvaartbesluit ter implementatie van Richtlijn 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad (Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 3 juli 2023, nr. IENW/BSK-2023/166882, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op Richtlijn 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad en de artikelen 23, derde lid, 25, eerste, tweede en derde lid, 26, eerste lid, 26a, derde lid, 28, vijfde en zesde lid, 29, derde lid, 30, derde lid, 34, 35, 35a, derde lid, 35b en 35c, eerste lid, van de Binnenvaartwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 september 2023, nr. W17.23.00164/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 16 april 2024, nr. IENW/BSK-2024/94998, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Binnenvaartbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk 3 komt te luiden:
B
Artikel 13 vervalt.
C
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
- schepen waarvoor het product van lengte, breedte en diepgang in meters ten minste 100 m3 bedraagt;.
- binnenschepen die voor het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen zijn toegelaten;
- drijvende werktuigen.
3.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 25 meter.4.
Het eerste lid, onderdeel f, is niet van toepassing op sleepboten, duwboten of sleepduwboten met een lengte van minder dan 25 meter indien deze uitsluitend als pleziervaartuigen worden gebruikt.D
Artikel 15 vervalt.
E
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
- sleepboten, duwboten of sleepduwboten met een lengte van ten minste 15 meter en minder dan 25 meter indien deze uitsluitend als pleziervaartuigen worden gebruikt;
2.
Voor de vaart op rivieren, kanalen en meren met een vaartuig waarvoor een klein vaarbewijs vereist is, is de schipper in het bezit van een klein vaarbewijs voor rivieren, kanalen en meren.3.
Voor de vaart op de overige binnenwateren met een vaartuig waarvoor een klein vaarbewijs vereist is, is de schipper in het bezit van een klein vaarbewijs voor alle binnenwateren.4.
Voor de toepassing van het tweede lid worden onder rivieren, kanalen en meren verstaan alle binnenwateren met uitzondering van de wateren geclassificeerd als wateren van maritieme aard die zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet.F
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Geen verplichting tot het bezit van een vaarbewijs geldt voor de gezagvoerder die in het bezit is van een op grond van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn afgegeven geldig gelijkwaardig vaarbevoegdheidsbewijs of van een overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Unie geldig als gelijkwaardig aangemerkt vaarbewijs als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet.3.
Geen verplichting tot het bezit van een vaarbewijs geldt voor de gezagvoerder van een zeeschip indien zich een schipper aan boord bevindt die in het bezit is van een geldig kwalificatiecertificaat schipper en geldige verplichte specifieke vergunningen, van een op grond van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn afgegeven geldig gelijkwaardig vaarbevoegdheidsbewijs of van een overeenkomstig bindende besluiten van instellingen van de Europese Unie geldig als gelijkwaardig aangemerkt vaarbewijs als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet.G
Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:
1.
Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld houdende vrijstelling van de plicht tot het hebben van een vaarbewijs, kwalificatiecertificaat en een specifieke vergunning, indien naar het oordeel van Onze Minister de veilige vaart voldoende gewaarborgd is en wat betreft de plicht tot het hebben van een kwalificatiecertificaat of een specifieke vergunning uitsluitend voor de bemanning van schepen op binnenwateren die niet in verbinding staan met een binnenwater van een andere lidstaat van de Europese Unie.H
Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 19
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de vaarbewijzen, kwalificatiecertificaten en specifieke vergunningen die onder andere betrekking hebben op de vorm, inhoud en geldigheidsduur.I
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan bij een aanvraag tot afgifte van een klein vaarbewijs ook worden volstaan met een gezondheidsverklaring, niet ouder dan zesentwintig weken, als bedoeld in artikel 26, eerste lid. De tijd tussen dat moment van overleggen en het afronden van de aanvraag tot afgifte van een klein vaarbewijs mag niet meer dan één jaar bedragen.3.
In afwijking van het eerste lid, onder a, is het overleggen van een geneeskundige verklaring niet vereist wanneer een houder van een geldig kwalificatiecertificaat een aanvraag doet voor een kwalificatiecertificaat van een andere functie, met uitzondering van de functie schipper.4.
Als bewijs van bekwaamheid bedoeld in het eerste lid, onder b, kan dienen een diploma afgegeven na afronding van een erkend opleidingsprogramma, dat voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Richtlijn 2017/2397.5.
Onverminderd het eerste lid kan de aanvrager worden verplicht een vaartijd aan te tonen bij de aanvraag tot afgifte van een kwalificatiecertificaat of specifieke vergunning, op een bij regeling van Onze Minister vastgelegde wijze en van een bij regeling van Onze Minister vastgelegde duur.J
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
K
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
1.
Een kwalificatiecertificaat schipper, afgegeven voordat de houder de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, is ten hoogste 13 jaar geldig.2.
Onverminderd het eerste lid, is een kwalificatiecertificaat afgegeven voordat de houder de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, niet langer geldig dan tot de dag waarop de houder de leeftijd van 61 jaar bereikt.3.
Een kwalificatiecertificaat, afgegeven nadat de houder de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, is ten hoogste vijf jaar geldig doch niet langer dan tot de dag waarop de houder de leeftijd van 71 jaar bereikt.4.
Een kwalificatiecertificaat, afgegeven nadat de houder de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, is ten hoogste twee jaar geldig.L
In artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
M
In artikel 24, aanhef, wordt na «vaarbewijzen» ingevoegd «, kwalificatiecertificaten of specifieke vergunningen»
N
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het geneeskundig onderzoek ten behoeve van de verkrijging van het klein vaarbewijs blijft achterwege, indien uit een gezondheidsverklaring van de aanvrager blijkt dat hij lichamelijk en geestelijk voldoende geschikt is voor het voeren van een binnenschip of indien hij niet langer dan drie maanden tevoren een gelijkwaardig geneeskundig onderzoek met gunstig gevolg heeft ondergaan.O
Artikel 27 komt te luiden:
Het geneeskundig onderzoek ten behoeve van de verkrijging van het vaarbewijs blijft achterwege indien de aanvrager van een kwalificatiecertificaat schipper reeds een kwalificatiecertificaat schipper bezit dat de geldigheid slechts is verloren door het verstrijken van de tijde en de aanvrager de 60-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt en niet is gebleken dat de aanvrager sinds de afgifte van dat vaarbewijs medisch ongeschikt is geworden.P
Artikel 28 vervalt
Q
Het opschrift van hoofdstuk 4a komt te luiden:
R
Artikel 33a wordt als volgt gewijzigd:
S
In de aanhef van artikel 33b wordt «het register» vervangen door «het register pleziervaartbewijzen».
T
Artikel 33c komt te luiden:
Artikel 33c
In het register kwalificatiecertificaten, dienstboekjes, vaartijdenboeken en overige vaardocumenten worden per betrokkene door de bevoegde autoriteit in samenhang en voor zover van toepassing, de volgende gegevens opgenomen voor:- het kwalificatiecertificaat:
- de gegevens vermeld op het kwalificatiecertificaat, met inbegrip van de maatregelen opgelegd op grond van artikel 28, tweede lid, en artikel 30, eerste lid, van de wet en de eventuele ingangsdatum en einddatum daarvan;
- de autoriteit van afgifte;
- de ingangsdatum en einddatum van een schorsing als bedoeld in artikel 30, derde lid, van de wet;
- de specifieke vergunning:
- de gegevens vermeld op het kwalificatiecertificaat waarop deze specifieke vergunning is aangetekend of de gegevens vermeld op de afgeven specifieke vergunning, met inbegrip van de maatregelen opgelegd op grond van artikel 28, tweede lid, en artikel 30, eerste lid, van de wet en de eventuele ingangsdatum en einddatum daarvan voor zover die betrekking hebben op de specifieke vergunning;
- de autoriteit van afgifte;
- het dienstboekje:
- de naam en het identificatienummer van de houder;
- het identificatienummer van het dienstboekje;
- de datum en autoriteit van afgifte;
- het vaartijdenboek:
- de naam van het vaartuig en van de houder;
- het Europees scheepsidentificatienummer (ENI-nummer);
- het identificatienummer van het logboek;
- de datum en autoriteit van afgifte;
- van elk vaardocument met uitzondering van de pleziervaartbewijzen:
- de datum van invordering van het vaardocument, bedoeld in de artikelen 35a, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet onderscheidenlijk 42, eerste lid, van de wet;
- de ingangsdatum van intrekking van de ontheffing, bedoeld in artikel 22, zesde lid, van de wet;
- de ingangsdatum en einddatum van ontzegging van de vaarbevoegdheid;
- de ingangsdatum en einddatum van ongeldigverklaring van het vaardocument, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet;
- de datum van opgave van verlies, diefstal of vernietiging van het vaardocument.
U
In artikel 33d wordt na het tweede lid een artikellid toegevoegd, luidende:
3.
Het register kwalificatiecertificaten, dienstboekjes, vaartijdenboeken en overige vaardocumenten wordt gekoppeld aan de gegevensbank die overeenkomstig artikel 25 van Richtlijn (EU) 2017/2397 door de Commissie van de Europese Unie wordt beheerd, overeenkomstig de bepalingen van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/473.V
Artikel 35 vervalt.
W
In artikel 36 wordt na «dit besluit» toegevoegd «zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart».
X
Na artikel 40 worden in Hoofdstuk 5 drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 41
1.
Tot 17 januari 2032 is geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de houder van een geldig groot vaarbewijs voor rivieren, kanalen en meren, zoals bedoeld in de artikelen 13 en 14 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.2.
Tot 17 januari 2032 is geen kwalificatiecertificaat schipper met een specifieke vergunning voor het varen op wateren geclassificeerd als binnenwater van maritieme aard vereist voor de houder van een geldig groot vaarbewijs voor alle binnenwateren, zoals bedoeld in de artikelen 13 en 14 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.Artikel 42
Tot 17 januari 2038 is geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de gezagvoerder van een zeeschip, niet zijnde een sleepboot, zolang de activiteit die op het binnenwater aan het begin of het eind van een reis in het kader van zeevervoer wordt uitgevoerd en indien de gezagvoerder van het zeeschip:- gebruik dient te maken van een loods omdat het schip zich bevindt op een scheepvaartweg als bedoeld in de artikel 10, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de Scheepvaartverkeerswet en de daarop berustende bepalingen; of
- van de loodsplicht is vrijgesteld of ontheven op grond van artikel 11, eerste lid, van de Scheepvaarverkeerswet en het schip zich bevindt op de scheepvaartwegen, bedoeld onder a.
Artikel 43
Tot 17 januari 2032 is bij het voeren van schepen met een lengte van ten minste 20 meter en minder dan 40 meter, met uitzondering van schepen die behoren tot de in artikel 14, eerste lid, onderdelen b, c, d, e, f, g en h, genoemde categorieën, geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de houder van een beperkt groot vaarbewijs voor rivieren, kanalen en meren zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart en is geen kwalificatiecertificaat schipper en geen specifieke vergunning voor het varen op wateren geclassificeerd als binnenwater van maritieme aard vereist voor de houder van een geldig beperkt groot vaarbewijs voor alle binnenwateren zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.Artikel 19
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de vaarbewijzen, kwalificatiecertificaten en specifieke vergunningen die onder andere betrekking hebben op de vorm, inhoud en geldigheidsduur.
Artikel 22
Artikel 33c
In het register kwalificatiecertificaten, dienstboekjes, vaartijdenboeken en overige vaardocumenten worden per betrokkene door de bevoegde autoriteit in samenhang en voor zover van toepassing, de volgende gegevens opgenomen voor:
Artikel 41
Artikel 42
Tot 17 januari 2038 is geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de gezagvoerder van een zeeschip, niet zijnde een sleepboot, zolang de activiteit die op het binnenwater aan het begin of het eind van een reis in het kader van zeevervoer wordt uitgevoerd en indien de gezagvoerder van het zeeschip:
Artikel 43
Tot 17 januari 2032 is bij het voeren van schepen met een lengte van ten minste 20 meter en minder dan 40 meter, met uitzondering van schepen die behoren tot de in artikel 14, eerste lid, onderdelen b, c, d, e, f, g en h, genoemde categorieën, geen kwalificatiecertificaat schipper vereist voor de houder van een beperkt groot vaarbewijs voor rivieren, kanalen en meren zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart en is geen kwalificatiecertificaat schipper en geen specifieke vergunning voor het varen op wateren geclassificeerd als binnenwater van maritieme aard vereist voor de houder van een geldig beperkt groot vaarbewijs voor alle binnenwateren zoals bedoeld in de artikelen 13 en 15 van dit besluit zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart.
ARTIKEL II
Dit besluit wordt aangehaald als: Implementatiebesluit richtlijn beroepskwalificaties binnenvaart
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 7 juni 2023 tot wijziging van de Binnenvaartwet in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad in werking treedt.