Besluit van 26 februari 2024 tot wijziging van het Besluit Erfgoedwet archeologie in verband met het toevoegen van uitzonderingen op het opgravingsverbod en enkele andere aspecten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie, van 22 maart 2023, nr. WJZ 37317930 (ID9380);
Gelet op artikel 5.1, tweede lid, van de Erfgoedwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 juni 2023, nr. W05.23.00075/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uitgebracht mede namens Onze Minister van Defensie van 16 februari 2024, nr. WJZ/41290306 (ID9380);
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit Erfgoedwet archeologie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
- het terreinen betreft waarvan het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld dat nader archeologisch onderzoek niet is vereist, en.
B
Na artikel 2.4 worden drie artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 2.5 Verenigingen voor vrijwilligers in de onderwaterarcheologie
1.
Onze Minister kan aan een vereniging die het behouden en beoefenen van archeologie als statutair doel heeft, op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, voor zover het betreft cultureel erfgoed onder water voor een periode van maximaal één jaar.2.
Artikel 5.4, eerste lid, en artikel 5.6 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.3.
De ontheffing ziet slechts op de volgende handelingen:- het meenemen van een archeologische vondst die acuut wordt bedreigd door natuurlijke processen;
- het meenemen van een archeologische vondst die dient ter identificatie van het archeologisch monument; of
- het verrichten van kleinschalige onderzoekshandelingen met zeer beperkte gevolgen voor de archeologische waarde van het archeologisch monument.
4.
De ontheffing is niet van toepassing op:- de gevallen, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onder a tot en met e;
- een wrak van een militair vliegtuig;
- een wrak van een oorlogsschip, tenzij
- de vlaggenstaat hiervoor toestemming heeft verleend; of
- de vlaggenstaat onbekend is; en
- gevallen waarin de vereniging in opdracht van een derde handelt.
5.
Onze Minister kan aan een ontheffing voorschriften verbinden.6.
Onze Minister kan de ontheffing intrekken.7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven omtrent de aanvraag, wijziging, weigering en intrekking van een ontheffing alsmede ten aanzien van de voorschriften bedoeld in het vijfde lid.Artikel 2.6 Verkrijging van een certificaat
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op een opgraving die wordt verricht in het kader van het verkrijgen van een certificaat, als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet.2.
Artikel 5.4, eerste en tweede lid, en artikel 5.6 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.Artikel 2.7 Opgravingen door de Minister van Defensie
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op een opgraving die door de Minister van Defensie wordt verricht met betrekking tot:- militaire vliegtuigwrakken;
- slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog; of
- niet-gesprongen explosieven.
2.
Artikel 5.6, eerste en vierde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op een opgraving bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a.3.
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is slechts van toepassing indien een archeologische waardering heeft plaatsgevonden.4.
Onze Minister en Onze Ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stellen een protocol vast over de werkwijze met betrekking tot de archeologische waardering.Artikel 2.5 Verenigingen voor vrijwilligers in de onderwaterarcheologie
Artikel 2.6 Verkrijging van een certificaat
Artikel 2.7 Opgravingen door de Minister van Defensie
ARTIKEL II
Artikel 5.17, onderdeel B, subonderdeel 1, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet vervalt.
ARTIKEL III INWERKINGTREDING
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2024.