Besluit van 18 september 2019 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 in verband met vernieuwing van de financieringssystematiek, afsluiting van de instroom bij centrumgemeenten voor ondernemers in de binnenvaart, beperking van de instroom van oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf of beroep en verdere uniformering met de Participatiewet en het Besluit Participatiewet in verband met vernieuwing van de financieringssystematiek en enkele andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 mei 2019, nr. 2019-0000072380;
Gelet op de artikelen 69, derde lid, en 78f van de Participatiewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 juli 2019, no.W12.19.0127/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 september 2019, nr. 2019-0000110650;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 3, eerste lid, aanhef, wordt na «een bedrag om niet» ingevoegd «, waaronder kwijtschelding van rente,».
C
In artikel 12, tweede lid, onderdeel c, wordt «wordt de bijstand ter grootte van het verschil teruggevorderd» vervangen door «kan de bijstand ter grootte van het verschil worden teruggevorderd».
D
Artikel 20, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
E
Artikel 21 komt te luiden:
Artikel 21. Kwijtschelding van rente bij geldlening en borgtocht
1.
De op grond van de artikelen 15 en 20 verschuldigde rente wordt ambtshalve kwijtgescholden en reeds betaalde rente terugbetaald, indien het netto inkomen in een of beide boekjaren volgend op het boekjaar van de aanvraag, lager is dan de jaarnorm, tenzij in een boekjaar aan de zelfstandige ook algemene bijstand, bedoeld in artikel 10, is verleend. Het bedrag is ten hoogste de voor dat boekjaar geldende renteverplichting op grond van artikel 15, doch niet meer dan het verschil tussen de jaarnorm en het netto inkomen in het boekjaar.2.
Indien de bijstand is verleend in de vorm van borgtocht op grond van de artikelen 16 en 20, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de door de bank verstrekte lening. Het aldus berekende bedrag wordt verstrekt als een bedrag om niet. Aan deze bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat deze wordt aangewend ter aflossing of tot rentebetaling op de door de bank verstrekte lening.3.
Het bedrag van de op grond van het eerste lid kwijtgescholden of terugbetaalde rente, of het op grond van het tweede lid berekende bedrag om niet, kan tezamen met de over hetzelfde boekjaar verleende bijstand ingevolge hoofdstuk II, paragraaf 4, niet meer bedragen dan de jaarnorm.F
Artikel 23, derde lid, komt te luiden:
3.
Het college is bevoegd te onderzoeken of het bedrijf of zelfstandig beroep nog levensvatbaar is, indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.G
In hoofdstuk III vervalt paragraaf 5.
H
In artikel 33 wordt «omgerekende netto winst» vervangen door «omgerekende winst».
I
Artikel 35, vierde en vijfde lid, vervalt.
J
Artikel 36 komt te luiden:
Artikel 36. Aanvraag bijstand door ondernemers in de binnenvaart zonder woonplaats
Indien de ondernemer in de binnenvaart geen woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet, bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de ondernemer in de binnenvaart op het moment van zijn aanvraag zijn feitelijke ligplaats heeft.K
In artikel 39, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3°, wordt «artikel 21, tweede lid,» vervangen door «artikel 21, eerste lid,».
L
Artikel 40 vervalt.
M
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
6.
In de gevallen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, blijft het resterende deel van de lening vanaf het moment van de opeisbaarheid van de lening rentedragend.N
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De lening, die de zelfstandige bij de beëindiging op grond van het eerste lid gehouden is terug te betalen, is een lening als bedoeld in artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van de wet.O
Hoofdstuk VI vervalt.
P
Hoofdstuk VII komt te luiden:
Q
Artikel 60a komt te luiden;
Artikel 60a. Overgangsbepalingen
1.
Artikel 2, eerste lid, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2019, blijft van toepassing op de zelfstandige die zijn aanvraag uiterlijk 31 december 2019 heeft ingediend.2.
De artikelen 20, tweede lid, en 21, eerste tot en met vierde lid, zoals die luidden op 31 december 2019, blijven van toepassing op de zelfstandige, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, die zijn aanvraag om algemene bijstand en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal, uiterlijk 31 december 2019 heeft ingediend.3.
Hoofdstuk VII zoals dat luidde op 31 december 2019, blijft van toepassing op de vaststelling van de ten laste van de gemeente gebleven kosten, de vergoeding en de aanvullende uitkering, bedoeld in de artikelen 54 en 58, voor kosten die betrekking hebben op de kalenderjaren gelegen voor het jaar 2020.Artikel 21. Kwijtschelding van rente bij geldlening en borgtocht
Artikel 36. Aanvraag bijstand door ondernemers in de binnenvaart zonder woonplaats
Indien de ondernemer in de binnenvaart geen woonplaats heeft als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet, bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de ondernemer in de binnenvaart op het moment van zijn aanvraag zijn feitelijke ligplaats heeft.
Artikel 48. Uitkering verlening algemene bijstand
Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering als onderdeel van de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet, voor de kosten van algemene bijstand aan zelfstandigen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
Artikel 49. Bekostiging verlening bijstand bedrijfskapitaal
Artikel 50. Vaststelling lasten en baten van bijstand bedrijfskapitaal
Artikel 51. Reikwijdte paragraaf
Deze paragraaf is in afwijking van de artikelen 48 tot en met 50 van toepassing op de vergoeding van de kosten van bijstandsverlening aan ondernemers in de binnenvaart waarvan de bijstand, op grond van artikel 36 zoals dat luidde op 31 december 2019, wordt verstrekt door het college van de gemeenten Groningen, Zwolle, Nijmegen, Nieuwegein, Amsterdam, Rotterdam, Terneuzen, Geertruidenberg of Maasgouw.
Artikel 52. Vergoeding
Artikel 53. Vaststelling vergoeding
Artikel 60a. Overgangsbepalingen
ARTIKEL II
Het Besluit Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In de artikelen 1, onderdeel f, en 6, eerste lid, wordt «startende ondernemers» vervangen door «zelfstandigen».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
D
Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Indien artikel 8c van de wet van toepassing is, kan voor de vaststelling, bedoeld in artikel 50 van het Bbz 2004, van:- de gemeentelijke lasten op grond van het Bbz 2004; en
- de gemeentelijke baten op grond van het Bbz 2004,de informatie in aanmerking worden genomen die het openbaar lichaam heeft verantwoord over het jaar waarop de vaststelling betrekking heeft. De eerste zin is slechts van toepassing indien de bedoelde informatie is vastgesteld overeenkomstig artikel 34a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
E
Artikel 8a vervalt.
F
In de bijlage onder het kopje De totale (voorlopige) uitkering en de bekendmaking daarvan vervalt «Alle gemeenten ontvangen daarnaast [...] is opgenomen in deze bijlage.».
G
In de bijlage onder het kopje Berekeningswijze uitkering ten behoeve van dak- en thuislozen en instellingsbewoners komt de tweede alinea als volgt te luiden:
Het budget voor dak- en thuislozen en instellingsbewoners wordt bepaald aan de hand van de verhouding tussen de netto uitgaven van een gemeente aan deze doelgroep en de totale netto uitgaven van alle gemeenten aan uitkeringen op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004. Dit budgetaandeel wordt vermenigvuldigd met het totaal beschikbare macrobudget en met het percentage dat een gemeente objectief wordt verdeeld. Deze gegevens worden ontleend aan het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze bestanden bevatten gegevens over de netto uitgaven aan uitkeringen op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, het Bbz 2004 en de bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand wordt buiten beschouwing gelaten voor het bepalen van de totale netto uitgaven aan uitkeringen.H
In de bijlage vervalt de paragraaf met het kopje Berekeningswijze uitkering ten behoeve van gehuisveste vergunninghouders.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.