Besluit van
houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet
Op grond van de Auteurswet mogen consumenten een kopie maken voor eigen oefening, studie of gebruik. Om rechthebbenden te compenseren voor de schade die zij daardoor lijden, schrijft de wet, overeenkomstig het communautaire recht, een billijke vergoeding voor. Die vergoeding wordt betaald door fabrikanten en importeurs van voorwerpen die bestemd zijn voor privé-kopiëren. Zij berekenen de vergoeding door aan de consument, wanneer die zo’n voorwerp aanschaft. De bij wet aangewezen Stichting de Thuiskopie (hierna: STK) is belast met het innen van de vergoeding bij de fabrikanten en importeurs. STK is ook verantwoordelijk voor het verdelen van de vergoeding onder rechthebbenden. Bij AMvB zijn nadere regels over de vergoeding gegeven. Geregeld is dat de door betalingsplichtigen betaalde vergoeding moet worden terugbetaald, wanneer de vergoeding niet binnen drie jaar is verdeeld. Die termijn is te kort. De wettelijke verjaringstermijn is niet drie maar vijf jaar. Het is dus mogelijk dat rechthebbenden zich tussen het derde en vijfde jaar na inning van de vergoeding melden. Dan moet er geld voor hen gereserveerd zijn. Voorgesteld wordt de terugbetaalverplichting pas na vijf jaar in te laten gaan. Die verplichting wordt daarmee in overeenstemming gebracht met de algemene wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar.
Besluit van 3 mei 2018, houdende wijziging van het Besluit van 23 oktober 2012 tot aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 30 maart 2018, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2237284;
Gelet op artikel 16c, zesde lid, van de Auteurswet, en artikel 10, onderdeel e, van de Wet op de naburige rechten;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 april 2018, nr. W16.18.0082/II.
Gezien het nader rapport van de Minister voor Rechtsbescherming van 24 april 2018, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2252600,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 2 van het Besluit van 23 oktober 2012, houdende aanwijzing van de voorwerpen, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet, en tot vaststelling van nadere regels over de hoogte en de verschuldigdheid van de vergoeding, bedoeld in artikel 16c van de Auteurswet wordt «drie kalenderjaren» vervangen door: vijf kalenderjaren.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking acht weken na de datum van uitgifte van het Staasblad waarin het wordt geplaatst.