Part of Smart Yellow Suite

WGK009294
Belastingplan 2019

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 7 februari 2019
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere fiscale wetten (Belastingplan 2019)

Samenvatting

Het Belastingplan 2019 bevat maatregelen waarmee de inkomstenkant van de begroting rond wordt gemaakt en die een budgettair effect hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers.

Documenten

stb-2018-504 (PDF)

Wet van 19 december 2018 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die werken aantrekkelijker maken door de lasten op arbeid te verlagen, die de belasting op consumptie verhogen of die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2019 en dat het voorts in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2019 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten enkele wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.6 wordt «tweede lid, onderdeel e» vervangen door «zevende lid».

B

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

D

In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

E

In artikel 4.49, eerste lid, wordt «negen» vervangen door «zes».

F

Aan artikel 7.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

18.
Indien bij een buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, derde zin, een heffingskorting afhankelijk is van zijn arbeidsinkomen of van dat van zijn partner, wordt voor de bepaling hiervan uitgegaan van het volgens de regels voor binnenlandse belastingplichtigen berekende arbeidsinkomen.
G

Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 184.

H

Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 8.14a, tweede lid, wordt «€ 1.052, vermeerderd met 6,159%» vervangen door «11,45%».

J

Artikel 10.3a vervalt.

K

Na artikel 10a.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a.19 Overgangsbepaling conserverende aanslagen lijfrente en pensioen
1.
Voor de toepassing van artikel 3.136, tweede lid, blijven de aldaar bedoelde premies buiten beschouwing voor zover deze betrekking hebben op de periode tot en met 31 december 1991 of op de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009.
2.
Voor de toepassing van artikel 3.136, derde lid, blijven de aldaar bedoelde aanspraken en bijdragen buiten beschouwing voor zover deze betrekking hebben op de periode tot en met 15 juli 2009.

Artikel 10a.19 Overgangsbepaling conserverende aanslagen lijfrente en pensioen

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning een of meer bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid in aftrek zijn gebracht, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het op basis van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 4,5% van het bedrag waarmee de som van het belastbare inkomen uit werk en woning en de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid, het in de eerste kolom van de in het eerste lid opgenomen tabel laatstvermelde bedrag te boven gaat, doch ten hoogste met 4,5% van de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid.
3.
De grondslagverminderende posten, bedoeld in het tweede lid, zijn:
  1. de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74;
  2. de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst, bedoeld in artikel 3.79a, positief is;
  3. de terbeschikkingstellingsvrijstelling, bedoeld in artikel 3.99b, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.99b, tweede lid, positief is;
  4. de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120;
  5. de persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1.
B

Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:

2.
Indien bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning een of meer bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid in aftrek zijn gebracht, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het op basis van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 4,5% van het bedrag waarmee de som van het belastbare inkomen uit werk en woning en de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid, het in de eerste kolom van de in het eerste lid opgenomen tabel laatstvermelde bedrag te boven gaat, doch ten hoogste met 4,5% van de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid.
3.
De grondslagverminderende posten, bedoeld in het tweede lid, zijn:
  1. de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74;
  2. de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst, bedoeld in artikel 3.79a, positief is;
  3. de terbeschikkingstellingsvrijstelling, bedoeld in artikel 3.99b, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.99b, tweede lid, positief is;
  4. de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120;
  5. de persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1.
C

In artikel 2.12 wordt «25%» vervangen door «26,25%».

D

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikel 4.53, tweede lid, wordt «25%» vervangen door «26,25%».

F

In artikel 8.1, tweede lid, onderdeel c, wordt «en hetgeen wordt genoten ingevolge de Ziektewet» vervangen door «en uitkeringen ingevolge de Ziektewet, voor zover die betrekking hebben op de periode waarin de dienstbetrekking in de zin van die wet nog niet is beëindigd of voor zover die voortvloeien uit een vrijwillige verzekering als bedoeld in artikel 64 van die wet».

G

Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 116.

H

Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. 1,601% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 20.450, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 3.658, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:.
I

Artikel 10.1 wordt als volgt gewijzigd:

3.
In afwijking van het eerste lid wordt het bedrag dat is vermeld in de derde regel van de tweede kolom en in de vierde regel van de eerste kolom van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, en van de tabel in artikel 2.10a, eerste lid, niet vervangen.
J

Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Het percentage in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, wordt berekend door het verschil van het in dat onderdeel na toepassing van artikel 10.1 als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, na toepassing van artikel 10.1 als tweede vermelde bedrag te delen door het verschil van het volgens het zevende lid berekende bedrag en het volgens het zesde lid berekende bedrag.
6.
Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, eerstvermelde bedrag wordt gesteld op 108% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.
K

Artikel 10.2a wordt als volgt gewijzigd:

L

Aan artikel 10a.9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
De artikelen 2.10, tweede en derde lid, en 2.10a, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op verliezen als bedoeld in het tweede lid.

ARTIKEL III

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2021 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.10, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

B

In artikel 2.10a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

C

In artikel 2.12 wordt «26,25%» vervangen door «26,9%».

D

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikel 4.53, tweede lid, wordt «26,25%» vervangen door «26,9%».

F

In artikel 5.16, vierde lid, wordt «als vierde vermelde percentage» vervangen door «als derde vermelde percentage».

G

Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 58. Voorts wordt «het in de tabel van artikel 2.10, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «€ 20.384».

H

Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel 10.1 wordt als volgt gewijzigd:

J

Artikel 10.3 wordt als volgt gewijzigd:

K

In artikel 10.6b wordt «het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag» vervangen door «het in artikel 8.10, tweede lid, eerstvermelde bedrag». Voorts wordt «het in die kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «het in artikel 8.10, tweede lid, laatstvermelde bedrag».

ARTIKEL IV

In de Wet inkomstenbelasting 2001 vervalt artikel 10.1, derde lid, met ingang van 1 januari 2022.

ARTIKEL V

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2023 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 10.2a, tweede zin, komt te luiden: Dit percentage wordt gesteld op het verschil tussen de in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel als derde en tweede vermelde percentages.

ARTIKEL VI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2025 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 759.

ARTIKEL VII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2026 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.

ARTIKEL VIII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2027 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.

ARTIKEL IX

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 883.

ARTIKEL X

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2029 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 878.

ARTIKEL XI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 863.

ARTIKEL XII

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 822.

ARTIKEL XIII

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, zesde lid, wordt «€ 150» vervangen door «€ 170». Voorts wordt «€ 1500» vervangen door «€ 1700».

B

In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

C

In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

D

Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 184.

E

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 31a wordt als volgt gewijzigd:

  1. extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking (extraterritoriale kosten);.
7.
Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige van buiten Nederland in dienstbetrekking worden genomen, geldt, onder daarbij te stellen voorwaarden, dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst gedurende ten hoogste vijf jaar ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden.
8.
Voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen groepen werknemers die door een inhoudingsplichtige buiten Nederland worden uitgezonden, geldt, onder daarbij te stellen voorwaarden, dat vergoedingen van kosten en verstrekkingen van verblijf buiten het land van herkomst ten minste worden beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot ten hoogste 30% van het daarbij aan te wijzen gedeelte van het loon, alsmede tot het bedrag van de daarbij aan te wijzen schoolgelden.
G

Artikel 39e vervalt.

ARTIKEL XIV

Voor de werknemer die uiterlijk op 31 december 2018 een vergoeding genoot waarop artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde of artikel 39e van de Wet op loonbelasting 1964 zoals dat op 31 december 2018 luidde van toepassing was, blijft bij de toepassing van artikel 31a, zevende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 de ingevolge die bepalingen geldende termijn van ten hoogste acht jaar, onderscheidenlijk ten hoogste tien jaar, van toepassing tot en met uiterlijk 31 december 2020.

ARTIKEL XV

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

B

In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

C

Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 116.

D

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

  1. 1,601% van dat loon voor zover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan € 20.450, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 3.658, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:.

ARTIKEL XVI

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2021 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

B

In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:

C

Het in artikel 22, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 58. Voorts wordt «het in de tabel van artikel 20a, eerste lid, in de tweede kolom als eerste vermelde bedrag» vervangen door «€ 20.384».

D

Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XVII

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2025 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 759.

ARTIKEL XVIII

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2026 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.

ARTIKEL XIX

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2027 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 888.

ARTIKEL XX

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2028 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 883.

ARTIKEL XXI

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2029 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 878.

ARTIKEL XXII

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2030 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 863.

ARTIKEL XXIII

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2031 in de in artikel 20a, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel het in de eerste en tweede kolom laatstvermelde bedrag verhoogd met € 822.

ARTIKEL XXIV

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 11, vierde lid» vervangen door «artikel 11, zesde lid».

B

In artikel 9, tweede lid, onderdeel a, wordt «6 percent» vervangen door «9 percent».

C

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

  1. diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding en die door instellingen worden verricht voor personen die aan sport of lichamelijke opvoeding doen, met uitzondering van:
    1. het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties en dergelijke;
    2. het ter beschikking stellen van lig- en bergplaatsen voor vaartuigen die op grond van objectieve kenmerken niet geschikt zijn voor sportbeoefening;.
2.
De nauw samenhangende leveringen en diensten, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e, o en t, zijn van de vrijstelling uitgesloten wanneer zij:
  1. niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; of
  2. in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen welke worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan de heffing van belasting onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen.
3.
De vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen c, e en t, zijn slechts van toepassing, indien de ondernemer geen winst beoogt. Onder het beogen van winst wordt mede verstaan het behalen van exploitatieoverschotten, tenzij deze worden aangewend voor de instandhouding of verbetering van de diensten die worden verricht.
4.
Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel e, is geen sprake van een instelling die winst beoogt, indien:
  1. de instelling direct of indirect bijdragen ontvangt die geen vergoeding vormen of een vergoeding vormen hoger dan de normale waarde voor een prestatie en de instelling zonder die bijdragen geen overschot zou behalen; of
  2. aan de instelling direct of indirect een sportaccommodatie of een gedeelte daarvan ter beschikking wordt gesteld door een publiekrechtelijk lichaam dat ter zake van die terbeschikkingstelling niet ten minste de aan die accommodatie of het gedeelte daarvan toerekenbare integrale kosten aan zijn afnemer in rekening brengt.
D

In artikel 20, tweede lid, onderdeel a, wordt «6 percent» vervangen door «9 percent».

ARTIKEL XXV

ARTIKEL XXVI

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 30f, vierde lid, komt te luiden:

4.
Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting is vastgesteld overeenkomstig een op de door de inspecteur aangegeven wijze ingediend verzoek dat is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde maand of overeenkomstig een ingediende aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting die is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde, onderscheidenlijk vierde, maand na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
B

Artikel 30fc, vierde lid, komt te luiden:

4.
Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting is vastgesteld overeenkomstig een ingediende aangifte die is ontvangen voor de eerste dag van de vijfde, onderscheidenlijk vierde, maand na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven.
C

In artikel 30g wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4.
Geen belastingrente wordt in rekening gebracht ingeval de belastingaanslag ter zake van een overlijden is vastgesteld overeenkomstig een verzoek of overeenkomstig een ingediende aangifte indien het verzoek, onderscheidenlijk de aangifte, is ontvangen voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden.

ARTIKEL XXVII

Artikel XXVI, onderdelen A en B, vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot belastingaanslagen die betrekking hebben op belastingtijdvakken die zijn aangevangen op of na 1 januari 2018.

ARTIKEL XXVIII

Artikel XXVI, onderdeel C, vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot belastingaanslagen erfbelasting ter zake van overlijdens die op of na 1 januari 2019 plaatsvinden.

ARTIKEL XXIX

De Invorderingswet 1990 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 25, achtste lid, onderdeel b, wordt «25 percent van» vervangen door «het in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde percentage vermenigvuldigd met».

B

In artikel 26, vijfde lid, onderdeel a, wordt «een vierde van» vervangen door «het in artikel 2.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermelde percentage vermenigvuldigd met».

ARTIKEL XXX

De Wet op de vaste boekenprijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
In afwijking van het eerste lid kunnen de uitgever en de importeur de vaste prijs eerder dan na verloop van een half jaar aanpassen met ingang van een daarbij te bepalen tijdstip ter verdiscontering van een wijziging van het belastingpercentage, genoemd in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
B

In artikel 9 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

5.
Op de boekenclubprijs is artikel 5, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL XXXA

In de Gemeentewet wordt artikel 220f als volgt gewijzigd:

2.
In plaats van de percentages, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of c, kan het percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden toegepast voor sportaccommodaties of dorpshuizen, dan wel voor de onroerende zaken die in eigendom of bezit zijn van overige sociaal belang behartigende instellingen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel o, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of algemeen nut beogende instellingen als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel m, van die wet.

ARTIKEL XXXI

De Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk II, artikel XVI, onderdeel E, vervalt.

B

Hoofdstuk III, artikel II, vierde lid, vervalt.

ARTIKEL XXXII

De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 3.9 tot en met 3.31 vervallen.

B

De artikelen 3.32 en 3.33 vervallen.

C

De artikelen 5.7 tot en met 5.29 vervallen.

D

De artikelen 8.1 en 8.2 vervallen.

ARTIKEL XXXIII

In de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt met ingang van 1 januari 2044 na hoofdstuk 7 een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Artikel 7a.1 Overgangsrecht startersleningen

Voor leningen als bedoeld in artikel 10bis.1, tweede lid, onderdeel f, van de Wet inkomstenbelasting 2001 zoals dat luidde op 31 december 2043, blijft hoofdstuk 10bis van die wet zoals dat luidde op 31 december 2043, van toepassing voor de belastingjaren 2044 tot en met 2046.

ARTIKEL XXXIV

In het Belastingplan 2016 vervallen de artikelen V tot en met XVI en de artikelen XXI tot en met XXXII.

ARTIKEL XXXV

ARTIKEL XXXVI

In afwijking van artikel 4.49, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een verlies uit aanmerkelijk belang:

ARTIKEL XXXVII

ARTIKEL XXXVIII

Bij de toepassing van artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2019 met betrekking tot het in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22a, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 als tweede vermelde bedrag wordt dat bedrag berekend door het vóór toepassing van artikel I, onderdeel H, onder 1, in artikel 8.11, tweede lid, eerste zin, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 als tweede vermelde bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens te verhogen met het in artikel I, onderdeel H, onder 1, vermelde bedrag.

ARTIKEL XXXIX

Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2020 worden toegepast, wordt:

ARTIKEL XL

Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2020 wordt toegepast, worden met overeenkomstige toepassing van dat artikel bij het begin van dat kalenderjaar bij ministeriële regeling eveneens gewijzigd:

ARTIKEL XLI

Indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 worden toegepast, wordt:

ARTIKEL XLII

Na toepassing van de artikelen VI tot en met XII of XVII tot en met XXIII worden de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij ministeriële regeling gewijzigd in de bedragen die na toepassing van die artikelen voortvloeien uit de aan het begin van de betreffende jaren in de kolommen I en II van die tabel vermelde bedragen en de in kolom IV van die tabel vermelde percentages. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 2.10a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en op de bedragen in kolom III van de tabel in artikel 20b, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

ARTIKEL XLIII

Ingeval de samenloop van wetten die in 2018 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

ARTIKEL XLIV

ARTIKEL XLV

Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2019.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.