Besluit van 10 april 2019 tot wijziging van het Besluit inburgering in verband met vrijstelling van het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt en enkele technische wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 maart 2019, nr. 2019000493;
Gelet op de artikelen 3, derde lid, 5, vierde lid, aanhef en onderdeel a, 8, eerste lid, aanhef en onderdelen b en f, en 16, eerste lid, en vierde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet inburgering;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 27 maart 2019, no. W12.19.0067/III;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 april 2019, nr. 2019-000493,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1, derde lid, wordt «onder b, c en d» vervangen door «onderdelen b, c en d,».
B
Na artikel 2.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.4a
Van de verplichtingen om kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven en het inburgeringsexamen te behalen, wordt voor wat betreft het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.9, derde lid, onderdeel b, op verzoek vrijgesteld de inburgeringsplichtige die gedurende een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het verzoek in ten minste zes maanden minimaal 48 uur per maand werkzaamheden in loondienst heeft verricht.C
Artikel 3.9b wordt als volgt gewijzigd:
D
In artikel 4.1a, eerste lid, onderdeel b, wordt «onder a» vervangen door «in onderdeel a,».
E
Artikel 4.13 wordt als volgt gewijzigd:
4.
De kwijtschelding, bedoeld in het derde lid, wordt slechts verleend indien de omstandigheid, bedoeld in onderdeel a, b of c, zich heeft voorgedaan binnen de termijn, genoemd in artikel 7a, eerste lid, van de wet respectievelijk de termijn, genoemd in artikel 7b, eerste lid, van de wet of de met toepassing van artikel 7a, derde lid, van de wet respectievelijk artikel 7b, derde lid, van de wet of de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet verlengde termijn.Artikel 2.4a
Van de verplichtingen om kennis van de Nederlandse samenleving te verwerven en het inburgeringsexamen te behalen, wordt voor wat betreft het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, onderdeel b, en 3.9, derde lid, onderdeel b, op verzoek vrijgesteld de inburgeringsplichtige die gedurende een periode van twaalf maanden voorafgaande aan het verzoek in ten minste zes maanden minimaal 48 uur per maand werkzaamheden in loondienst heeft verricht.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.