Besluit van 17 oktober 2018, houdende wijziging van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES in verband met de harmonisatie van de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers (harmonisatie rechtspositie Rijksvertegenwoordiger)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 juli 2018, nr. 2018-0000382447;
Gelet op de artikelen 193, eerste en tweede lid, 201, en 203 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 juli 2018, no. W04.18.0199/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 oktober 2018, nr. 2018-0000767171;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 7a komt te luiden:
Artikel 7a Ter beschikking gestelde auto
1.
Onze Minister kan aan de Rijksvertegenwoordiger ten laste van de Staat een auto ter beschikking stellen, daaronder begrepen een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep van een daartoe door de Staat gecontracteerde vervoerder.2.
Een ter beschikking gestelde auto, met uitzondering van een auto voor gemeenschappelijk gebruik en een auto op afroep als bedoeld in het eerste lid, kan worden gebruikt voor zowel zakelijke als bestuurlijke doeleinden. Een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend gebruikt voor zakelijke doeleinden.3.
Onder gebruik voor zakelijke doeleinden wordt in dit artikel en de daarop berustende bepalingen verstaan gebruik dat voor de toepassing van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 en de daarop berustende bepalingen niet als gebruik voor privédoeleinden wordt aangemerkt.4.
Onder gebruik voor bestuurlijke doeleinden wordt in dit artikel en de daarop berustende bepalingen verstaan gebruik in het kader van de uitoefening van nevenfuncties, waarvan de uitoefening door de Rijksvertegenwoordiger naar het oordeel van Onze Minister in het belang van het Rijk is.5.
Onze Minister kan bij de terbeschikkingstelling van een auto, niet zijnde een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep als bedoeld in het eerste lid, bepalen dat deze door de Rijksvertegenwoordiger ook voor andere dan zakelijke of bestuurlijke doeleinden mag worden gebruikt.6.
Indien de Rijksvertegenwoordiger een aan hem ter beschikking gestelde uitsluitend gebruikt voor zakelijke en bestuurlijke doeleinden en hij voor het gebruik van die auto loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is, wordt deze belastingheffing ten laste van het Rijk aan hem vergoed.7.
Indien de Rijksvertegenwoordiger een aan hem ter beschikking gestelde auto uitsluitend gebruikt voor zakelijke en bestuurlijke doeleinden, worden vergoedingen van derden in verband met het gebruik van die auto in de Rijkskas gestort.8.
De Rijksvertegenwoordiger betaalt voor het gebruik van de aan hem ter beschikking gestelde auto voor andere dan zakelijke of bestuurlijke doeleinden een maandelijkse bijdrage aan de Staat.9.
Indien aan de Rijksvertegenwoordiger een auto, niet zijnde een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep als bedoeld in het eerste lid, ter beschikking is gesteld, heeft hij geen aanspraak op vergoedingen, bedoeld in artikel 7 voor zover die kosten gemaakt worden in het openbaar lichaam waar de auto ter beschikking is gesteld.10.
Voor zover de Rijksvertegenwoordiger gebruik maakt van een auto voor gemeenschappelijk gebruik of een auto op afroep als bedoeld in het eerste lid, heeft hij geen aanspraak op vergoedingen, bedoeld in artikel 7.11.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de voorwaarden voor de ter beschikkingstelling van een auto en het gebruik daarvan en de hoogte van de maandelijkse bijdrage, bedoeld in het achtste lid.C
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8 Ter beschikking gestelde woning
1.
De Rijksvertegenwoordiger betaalt voor het bewonen van een door het Rijk aan hem in verband met de uitoefening van zijn ambt ter beschikking gestelde woning een maandelijkse bijdrage aan het Rijk.2.
Indien de Rijksvertegenwoordiger voor het gebruik van een woning, bedoeld in het eerste lid, loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is, wordt deze belastingheffing ten laste van het Rijk aan hem vergoed.3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het gebruik van een ter beschikking gestelde woning.D
Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:
- de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 6, eerste en vierde lid, 7a, zesde lid, 8, tweede lid, en de vergoeding van de kosten, 12c;.
- de ter beschikking stelling van informatie- en communicatiemiddelen, bedoeld in artikel 12b;
- een voorziening of financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 10a, eerste lid.
E
In het eerste artikel dat genummerd is als artikel 10a wordt in het opschrift alsmede in het eerste lid, onder a, het tweede lid, aanhef en onder b, het derde lid en het vijfde lid «ziekte» steeds vervangen door «beroepsziekte».
F
Het tweede artikel dat genummerd is als artikel 10a wordt vernummerd tot artikel 10c en komt te luiden:
Artikel 10c Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
1.
Indien de Rijksvertegenwoordiger naar het oordeel van een arts een structurele functionele beperking heeft, kent Onze Minister hem op aanvraag ten laste van het Rijk een voorziening toe als bedoeld in artikel 35, tweede en derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel een financiële tegemoetkoming daarvoor.2.
Een voorziening of een financiële vergoeding daarvoor als bedoeld in het eerste lid, wordt slechts toegekend, indien die voorziening proportioneel is en niet reeds uit anderen hoofde is toegekend of vergoed.3.
Regels, gesteld bij of krachtens artikel 35, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, zijn van overeenkomstige toepassing.G
Artikel 11 vervalt.
H
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Indien er sprake is van een dringende reden van dienstbelang en de Rijksvertegenwoordiger die buiten de openbare lichamen verblijft, zou schade lijden als hij direct terugkeert naar de openbare lichamen, legt hij zijn voornemen om vanwege deze reden terug te keren naar de openbare lichamen voor aan Onze Minister.3.
De schadeloosstelling betreft uitsluitend de direct uit de terugkeer voortvloeiende kosten van de Rijksvertegenwoordiger. Onze Minister stelt de hoogte van de schadeloosstelling vast.I
Na artikel 12 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 12a Bedrijfsgeneeskundige zorg
Onze Minister treft ten laste van het Rijk een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg voor de Rijksvertegenwoordiger.Artikel 12b Informatie- en communicatievoorzieningen
Onze Minister stelt ten laste van het Rijk aan de Rijksvertegenwoordiger voor de duur van de uitoefening van zijn ambt informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen.Artikel 12c Loopbaanoriëntatie
1.
De kosten die de Rijksvertegenwoordiger maakt omdat hij zich tijdens het ambt oriënteert op zijn verdere loopbaan of mobiliteit bevorderende activiteiten ontplooit, komen ten laste van het Rijk, mits Onze Minister van oordeel is dat:- de prijs/kwaliteitverhouding van de desbetreffende loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende activiteit redelijk is;
- die loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende activiteit niet kan worden aangemerkt als een sollicitatieactiviteit;
- de kosten ervan niet reeds uit anderen hoofde voor vergoeding in aanmerking komen.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.J
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a Schorsing
1.
Een besluit tot schorsing als bedoeld in artikel 190, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevat in ieder geval een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat en een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de duur van de schorsing.2.
De Rijksvertegenwoordiger die geschorst is, behoudt gedurende de schorsing zijn bezoldiging en uitkeringen, bedoeld in de artikelen 2, eerste, tweede en achtste lid, en 3.3.
Gedurende een schorsing is het de Rijksvertegenwoordiger als zodanig niet toegestaan de dienstgebouwen van het Rijk te betreden.K
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
L
In artikel 15, eerste lid, wordt de tweede volzin vervangen door drie volzinnen, luidende: Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de overledene.
Artikel 7a Ter beschikking gestelde auto
Artikel 8 Ter beschikking gestelde woning
Artikel 10c Voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking
Artikel 12a Bedrijfsgeneeskundige zorg
Onze Minister treft ten laste van het Rijk een voorziening voor bedrijfsgeneeskundige zorg voor de Rijksvertegenwoordiger.
Artikel 12b Informatie- en communicatievoorzieningen
Onze Minister stelt ten laste van het Rijk aan de Rijksvertegenwoordiger voor de duur van de uitoefening van zijn ambt informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen.
Artikel 12c Loopbaanoriëntatie
Artikel 13a Schorsing
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.