Part of Smart Yellow Suite

WGK009006
Wet opheffing verpandingsverboden

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 10 juli 2018
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met het uitsluiten van contractuele verboden om geldvorderingen over te dragen of te verpanden

Samenvatting

Het Burgerlijk Wetboek laat toe dat bedrijven overeenkomen dat vorderingen niet mogen worden overgedragen of verpand. De crediteur kan vorderingen niet gebruiken als zekerheid voor financiering door een bank. Het wetsvoorstel regelt dat een verpandingsverbod voortaan niet meer mag worden overeengekomen. Dit komt de kredietverlening aan het bedrijfsleven ten goede.

Documenten

stb-2025-72 (PDF)

Wet van 6 maart 2025 tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het onwenselijk is dat partijen in het handelsverkeer overeenkomen dat geldvorderingen op naam voortvloeiend uit de uitoefening van een beroep of bedrijf niet kunnen worden overgedragen of verpand omdat dit de kredietverlening aan het bedrijfsleven belemmert;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 83 wordt het derde lid vernummerd tot vijfde lid. Er worden een nieuw derde en vierde lid ingevoegd, luidende:

3.
Uitsluiting van de overdraagbaarheid of verpandbaarheid is niet mogelijk als het een geldvordering op naam betreft die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dat ertoe strekt de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van een dergelijke geldvordering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten dan wel vervreemding of verpanding ervan tegen te gaan, is nietig.
4.
Het voorgaande lid is niet van toepassing op geldvorderingen:
  1. uit hoofde van een betaal- of spaarrekening;
  2. uit hoofde van een krediet- of geldleningsovereenkomst waarbij aan de kant van de kredietgever meerdere partijen betrokken zijn of zullen zijn;
  3. van of op een clearinginstelling, als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, dan wel een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een verrekeningsinstituut of een centrale bank, als bedoeld in artikel 212a, onderdelen c, d, e en g van de Faillissementswet;
  4. die op grond van een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 34, derde lid, 35, vijfde lid, of 35a, vierde lid, Invorderingswet 1990 zullen worden betaald op een bankrekening die wordt gehouden ten behoeve van de betaling van loonbelasting, omzetbelasting en sociale verzekeringspremies.
B

Aan artikel 94 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
Indien een geldvordering als bedoeld in artikel 83 lid 3, eerste zin, wordt overgedragen, wordt de mededeling, bedoeld in lid 1 dan wel lid 3, schriftelijk gedaan. De voorgaande zin is niet van toepassing indien een geldvordering als bedoeld in artikel 83 lid 4 wordt overgedragen.
C

Aan artikel 239 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
Indien het pandrecht is gevestigd op een geldvordering als bedoeld in artikel 83 lid 3, eerste zin, wordt de mededeling, bedoeld in lid 3, schriftelijk gedaan. De voorgaande zin is niet van toepassing indien het pandrecht is gevestigd op een geldvordering als bedoeld in artikel 83 lid 4.

ARTIKEL II

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 85 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 85a
De nietigheid, bedoeld in artikel 83, derde lid, tweede zin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek geldt, in afwijking van artikel 79, voor bestaande bedingen vanaf drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet opheffing verpandingsverboden.

Artikel 85a

De nietigheid, bedoeld in artikel 83, derde lid, tweede zin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek geldt, in afwijking van artikel 79, voor bestaande bedingen vanaf drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet opheffing verpandingsverboden.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet opheffing verpandingsverboden.

stb-2025-92 (PDF)

Besluit van 31 maart 2025 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet opheffing verpandingsverboden [KetenID WGK009006]

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 25 maart 2025, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 6264144;

Gelet op artikel III van de Wet opheffing verpandingsverboden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet opheffing verpandingsverboden treedt in werking met ingang van 1 juli 2025.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.