Besluit van 22 februari 2019 tot wijziging van het Besluit spoorwegpersoneel 2011 in verband met de toedeling van bevoegdheden aan spoorwegondernemingen inzake examineringen voor het bevoegdheidsbewijs en enige andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 12 november 2018, nr. IenW/BSK-2018/233099, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de gemeenschap besturen (PbEU L 315) en de artikelen 49, derde lid, 50, vierde lid, 51, vijfde lid, 51a, achtste lid, en 51c, derde lid, van de Spoorwegwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 januari 2019, nr. W17.18.0352/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 19 februari 2019, nr. IenM/BSK-2019/24637, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit spoorwegpersoneel 2011 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, vijfde lid, komt te luiden:
5.
De treindienstleider met volledige bevoegdheid is bevoegd tot:- het ter beschikking stellen van veilige rijwegen; en
- het treffen van veiligheidsmaatregelen bij storingen en werkzaamheden aan hoofdspoorwegen of in de nabijheid daarvan.
B
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
In afwijking van het tweede lid kunnen bij regeling van Onze Minister baanvakken voor grensoverschrijdende treindiensten worden aangewezen waar, op aanvraag van een spoorwegonderneming en met inachtneming van de in punt 8, derde lid, van bijlage VI bij richtlijn 2007/59/EG genoemde procedure, machinisten door de beheerder kunnen worden vrijgesteld van de taaleis, bedoeld in punt 8, eerste en tweede lid, van die bijlage.C
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Onze Minister stelt ten behoeve van een beoordeling als bedoeld in artikel 50, tweede lid, onder a, van de wet, een examenprogramma vast dat voldoet aan de in bijlage IV van richtlijn 2007/59/EG gestelde eisen inzake algemene kennis en vaardigheden.2.
Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid wordt uitgeoefend, stelt ten behoeve van de beoordeling, bedoeld in artikel 51a, vierde lid, onder b, van de wet, een examenprogramma vast dat voldoet aan de in bijlage V en VI van richtlijn 2007/59/EG gestelde eisen inzake specifieke vakkennis inzake spoorvoertuigen en hoofdspoorweginfrastructuur.D
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7
1.
Onze Minister geeft een beoordeling als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, van de wet, aan degene die bij een door Onze Minister afgenomen onderzoek voldoet aan de voor de betrokken veiligheidsfunctie krachtens artikel 6, eerste en derde lid, in het examenprogramma vastgestelde eisen.2.
Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid wordt uitgeoefend geeft een beoordeling als bedoeld in artikel 51a, vierde lid, onder b, van de wet, aan degene die bij een door hem afgenomen onderzoek voldoet aan de voor de betrokken veiligheidsfunctie krachtens artikel 6, tweede lid, in het examenprogramma vastgestelde eisen.3.
Een persoon wordt ten aanzien van de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of machinist met beperkte bevoegdheid toegelaten tot de onderzoeken, bedoeld in het eerste en tweede lid, indien hij een opleiding voor de betrokken veiligheidsfunctie heeft gevolgd bij een krachtens artikel 51b, eerste lid, van de wet, door Onze Minister erkend opleidingsinstituut.4.
Het onderzoek ten behoeve van een beoordeling, bedoeld in artikel 50, tweede lid, onder a, van de wet, omvat een theoriegedeelte en een gedeelte waarbij gebruik wordt gemaakt van een simulator.5.
Het onderzoek ten behoeve van een beoordeling, bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder a, en artikel 51a, vierde lid, onder b, van de wet, omvat een theoriegedeelte en een praktijkgedeelte en kan tevens onderzoeken omvatten waarbij gebruik wordt gemaakt van een simulator.6.
Bij de beoordelingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt gebruik gemaakt van door Onze Minister erkende examinatoren.7.
De beoordelingen bevatten ten minste de volgende gegevens:- datum van het onderzoek;
- naam en geboortedatum van de onderzochte persoon;
- de veiligheidsfunctie waarop de beoordeling betrekking heeft, en
- de examenuitslag, uitgedrukt in voldoende dan wel onvoldoende.
8.
De beoordelingen zijn voor onbepaalde tijd geldig.E
Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
1.
Onze Minister erkent een persoon als examinator indien deze persoon:- in het bezit is van een beoordeling waaruit blijkt dat de kandidaat voldoet aan het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit 2011/765/EU; of
- in het bezit is van een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
2.
Bij de aanvraag, verlening, schorsing of intrekking van een erkenning, alsmede de registratie van examinatoren, wordt gehandeld overeenkomstig de aanbevelingen 26 tot en met 39 en 41 tot en met 48 van Aanbeveling 2011/766/EU.3.
Bij regeling van Onze Minister kunnen aanvullende eisen worden gesteld als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van Besluit 2011/765/EU.4.
Onze Minister houdt een register van examinatoren bij. Gegevens van examinatoren als bedoeld in aanwijzing 38 van Aanbeveling 2011/766/EU worden op verzoek verstrekt aan personen die hier redelijkerwijs belang bij hebben.F
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
G
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
6.
Indien een vrijstelling als bedoeld in artikel 5, derde lid, is verleend, wordt dit vermeld op het bevoegdheidsbewijs.H
Artikel 17 vervalt.
I
Aan artikel 19 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4.
Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere eisen worden gesteld met betrekking tot de onafhankelijke organisatie en expertise van een keuringsinstituut.J
In artikel 21 vervallen het tweede en zesde lid, onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
Artikel 7
Artikel 7a
ARTIKEL II
Artikel II, onderdelen A en Aa, van de Verzamelwet IenM 2018 en dit besluit treden in werking met ingang van 1 april 2019.