Besluit van 30 september 2019, houdende aanpassing van besluiten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Aanpassingsbesluit Wnra)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 juli 2019, nr. 2019-0000364482, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Gelet op de artikelen 44, eerste lid, 72, en 89 van de Grondwet, de artikelen 9, eerste lid, en 22 van de Archiefwet 1995, artikel 4.20, vierde lid, aanhef en onderdeel a, van de Comptabiliteitswet 2016, artikel 8 van de Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië, de artikelen 44, eerste en tweede lid, 66, eerste en tweede lid, 79 en 95, vierde lid, van de Gemeentewet, artikel 5 van de Instellingswet W.R.R., de artikelen 16 en 17 van de Intrekkingswet BB, de artikelen 12, onder o, en 12quater, eerste lid, onderdelen e en f, van de Militaire Ambtenarenwet 1931, artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012, de artikelen 43, eerste en tweede lid, 65, eerste en tweede lid, 77 en 94, derde lid, van de Provinciewet, de artikelen 9, 15 en 16 van de Uitvoeringswet grondkamers, artikel 44, eerste lid, van de Waterschapswet, de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie, de artikelen 34 en 37 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, de artikelen 2, derde lid, en 3, tweede lid, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, de artikelen 23 en 24 van de Wet gemeentelijke herindeling van Noordwest-Overijssel, artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wet Huis voor klokkenluiders, de artikelen 4, vijfde lid, 5, tweede lid, en 12 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement, de artikelen 33, vierde lid, en 102 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, artikel 46d, onderdeel g, van de Wet op de ondernemingsraden, artikel 48b, tweede en derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, artikel 193, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 2 van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2, eerste lid, en 3, tweede lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 2, vierde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel II van de Wet van 19 mei 1994, tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (onder andere ter zake van inhoudingen op het inkomen en gelijke franchise voor de pensioenberekening), de artikelen 6, vijfde lid, en 7, derde lid van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, de artikelen 51i, vierde lid, 51k, eerste lid, 126h, vierde lid, 142, vierde lid en 462, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, derde lid, Wet op de economische delicten, de artikelen 9, eerste lid, 47, eerste en vierde lid en 81, eerste lid, van de Politiewet 2012, de artikelen 3 en 16, vierde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers, de artikelen 14, vierde lid, 25, derde lid, 67, zesde lid, 73, derde lid en 89, vierde lid van de Wet op de rechterlijke organisatie, artikel 16d van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 90, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens, de artikelen 17, vijfde lid, 18, vierde lid, en 19 van de Wet College voor de rechten van de mens, de artikelen 16, eerste en zesde lid, 25, tweede lid, 67, vijfde en zesde lid, en 86, eerste, zesde, zevende en achtste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, artikel 3 van de Beroepswet, artikel 4 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie, de artikelen 50, vierde lid, 51, derde lid en 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de artikelen 6 en 7 van de Wet tarieven in strafzaken, artikel 33e, derde lid en artikel 37, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, artikel 8 van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015, artikel 37, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, de artikelen 7, vierde lid, en 41, vierde lid van de Penitentiaire beginselenwet, de artikelen 7, vijfde lid, en 46, vierde lid, Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, de artikelen 10, vijfde lid en 40, vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 september 2019, no. W04.19.0224/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 september 2019, nr. 2019-0000503917;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1.1 Rechtspositiebesluit WRR 2004
Het Rechtspositiebesluit WRR 2004 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel d, komt te luiden:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
Deze bruto-vergoeding bedraagt voor het lid dat tot voorzitter van de Raad is benoemd 50% en voor de overige leden van de Raad 35% van het bedrag overeenkomstig hetgeen een lid van de topmanagementgroep ontvangt aan representatiekostenvergoeding op grond van hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor rijksambtenaren.D
In artikel 8 wordt «een zelfde bovenwettelijke uitkering zoals die geldt ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren» vervangen door «een bovenwettelijke uitkering overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren».
Artikel 1.2 Rechtspositiebesluit toetsingscommissie inzet bevoegdheden en commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
Het Rechtspositiebesluit toetsingscommissie inzet bevoegdheden en Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdelen e en f, komen te luiden:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
8.
Indien het lid op de dag van overlijden aanspraak heeft op vakantie, geldt voor hem dezelfde voorziening die geldt voor rijksambtenaren op grond van de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de aanspraak op een vergoeding van niet opgenomen vakantie-uren op de datum van ontslag.C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
Deze bruto vergoeding bedraagt voor de voorzitters 50% en voor de overige leden 35% van het bedrag overeenkomstig hetgeen een lid van de topmanagementgroep ontvangt aan representatiekostenvergoeding op grond van hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. Deze bruto vergoeding wordt naar evenredigheid maandelijks uitbetaald.4.
Ten aanzien van de leden is hetgeen dat voor rijksambtenaren in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen met betrekking tot de aanspraak op, het opnemen en het verval van de aanspraak op vakantie, van overeenkomstige toepassing.D
In artikel 5 wordt «de bepalingen die ten aanzien van burgerlijke rijksambtenaren gelden» vervangen door «hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.»
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.1 Besluit ex artikel 8 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië
Het Besluit ex artikel 8 Garantiewet Burgerlijk Overheidspersoneel Indonesië wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, eerste lid, wordt «benoemt» vervangen door «sluit namens de Staat een arbeidsovereenkomst met».
B
In artikel 10, eerste lid, wordt na «mijn aanstelling» ingevoegd «/ dienstverband».
C
In artikel 11, eerste lid, wordt «, de plaatsvervangende leden en de secretaris» vervangen door «en de plaatsvervangende leden».
D
In artikel 20 vervalt het derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 2.2 Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
In artikel 2 van het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen wordt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, het tweede lid vervangen door twee leden, luidende:
2.
Een klachtbehandelaar heeft niet als zodanig een arbeidsovereenkomst met de gemeente, waarover het college van burgemeester en wethouders besluit.3.
Een klachtbehandelaar is niet als zodanig uit anderen hoofde aan het college van burgemeester en wethouders ondergeschikt.Artikel 2.3 Besluit heffing scholing en vorming ondernemingsraadsleden bij de overheid
Artikel 1, onderdeel b, van het Besluit heffing scholing en vorming ondernemingsraadsleden komt te luiden:
Artikel 2.4 Besluit van 13 april 1994, houdende regels over de non-activiteitswedde van rijksambtenaren die lid zijn van de Staten-Generaal of het Europees Parlement en wijziging van enkele rechtspositieregelingen, alsmede inwerkingtreding van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement (Stb. 1994, 296)
Het Besluit van 13 april 1994, houdende regels over de non-activiteitswedde van rijksambtenaren die lid zijn van de Staten-Generaal of het Europees Parlement en wijziging van enkele rechtspositieregelingen, alsmede inwerkingtreding van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement (Stb. 1994, 296)wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen c en d, en derde lid, van de wet, op grond van de voor hem geldende rechtspositieregeling, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op die ambtenaar betrekking heeft, in het genot is van een toelage in verband met het regelmatig of vrij regelmatig verrichten van arbeid in avond of nacht dan wel op andere dagen dan van maandag tot en met vrijdag of het zich daarvoor bereikbaar en beschikbaar houden, wordt dit deel van het loon of de bezoldiging vastgesteld:- op het bedrag dat hem zou zijn toegekend, indien hij niet op non-actief was gesteld op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet, of, indien vaststelling op deze wijze niet mogelijk is;
- met inachtneming met de in de voor de ambtenaar geldende rechtspositieregeling, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op die ambtenaar betrekking heeft omtrent de wijze waarop de toelage wordt berekend op basis van het aantal uren dat de ambtenaar, in de drie maanden voorafgaand aan de non-activiteit, gemiddeld is gewerkt.
D
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
1.
In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, is betrokkene verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan het bevoegd gezag of de overheidswerkgever onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke wachtgeldtermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Het bevoegd gezag of de overheidswerkgever geeft voorschriften omtrent het doen van de opgaven, bedoeld in de eerste en tweede zin.2.
Brengt de aard van de werkzaamheden of inkomsten met zich, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de non-activiteitswedde een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.3.
Het bevoegd gezag of de overheidswerkgever kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave, bedoeld in het eerste lid, eerste en tweede zin, afwijken.4.
Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, verricht gedurende vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan de non-activiteit, terzake waarvan de non-activiteitswedde is toegekend.5.
De betrokkene aan wie een non-activiteitswedde is toegekend, wordt door het aanvaarden daarvan geacht ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag of de overheidswerkgever in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.E
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
1.
In het geval van artikel 5, tweede lid, worden de inkomsten die betrokkene geniet of gaat genieten met ingang van of na de dag waarop de non-activiteit ingaat verrekend met de non-activiteitswedde over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben. De verrekening geschiedt aldus dat de non-activiteitswedde wordt verminderd met het bedrag waarmee de non-activiteitswedde, vermeerderd met de in de vorige zin bedoelde inkomsten, het loon of de bezoldiging overschrijdt. Voor de bepaling van het in de vorige zin bedoelde bedrag wordt een vermindering van de non-activiteitswedde met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of arbeidsongeschiktheidspensioen niet in aanmerking genomen.2.
Ten aanzien van de betrokkene aan wie een non-activiteitswedde is toegekend en die wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte ontslag is verleend uit de betrekking die hij gedurende de met recht op non-activiteitswedde doorgebrachte tijd bekleedde en waarin hij deelnemer was in de zin van het pensioenreglement, worden inkomsten, bedoeld in het eerste lid als volgt verrekend. De inkomsten die betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop de op non-actiefstelling plaatsvond uit de betrekking die gedurende de non-activiteit werd vervuld, worden verrekend over de maand waarop zij betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, geschiedt deze verrekening op zodanige wijze dat de oorspronkelijk toegekende non-activiteitswedde wordt verminderd met het bedrag waarmee de arbeidsongeschiktheidsuitkering, eventueel vermeerderd met een arbeidsongeschiktheidspensioen al dan niet aangevuld met een non-activiteitswedde of uitkering, vermeerderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf met inbegrip van de oorspronkelijk toegekende uitkering het oorspronkelijke loon of de oorspronkelijke bezoldiging overschrijdt. Indien na die vermindering een bedrag aan overschrijding van het loon of de bezoldiging resteert, wordt de aanvullende non-activiteitswedde of de aanvullende uitkering verminderd met het resterende bedrag aan overschrijding.3.
Het in het eerste lid bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld is toegekend.4.
Wanneer de betrokkene arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in het eerste en derde lid, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag, in welk geval die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.5.
In bijzondere gevallen kan Onze Minister van het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde ten gunste van de betrokkene afwijken.Artikel 3
Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen c en d, en derde lid, van de wet, op grond van de voor hem geldende rechtspositieregeling, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op die ambtenaar betrekking heeft, in het genot is van een toelage in verband met het regelmatig of vrij regelmatig verrichten van arbeid in avond of nacht dan wel op andere dagen dan van maandag tot en met vrijdag of het zich daarvoor bereikbaar en beschikbaar houden, wordt dit deel van het loon of de bezoldiging vastgesteld:
Artikel 5
Artikel 5a
Artikel 2.5 Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman
Het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, tweede lid, wordt «op de voet van de regeling voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk» vervangen door «op de voet van hetgeen hieromtrent voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».
B
In artikel 3a wordt «tot ten hoogste het bedrag vastgesteld op grond van artikel 13, tweede lid, van het Reisbesluit buitenland» vervangen door «tot ten hoogste het bedrag dat voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen».
Artikel 2.6 Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies
Het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt «van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
In artikel 4, eerste lid wordt «van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «overeenkomstig de salarisschalen zoals deze zijn overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.»
Artikel 2.7 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
Het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen artikel 2.1.2, derde lid, 2.1.4, derde lid, 2.1.5, vierde lid, 2.1.10, derde lid, wordt «Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat» steeds vervangen door «Als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen».
B
Artikel 2.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 2.2.15, derde lid, wordt «Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat» vervangen door «Als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen».
D
In de artikelen artikel 3.1.2, derde lid, 3.1.4, derde lid, 3.1.5, vierde lid, 3.1.10, derde lid, wordt «Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat» steeds vervangen door «Als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen».
E
Artikel 3.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
F
In de artikelen 3.2.5, derde lid, en 3.2.15, tweede lid, wordt «Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat» steeds vervangen door «Als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen».
G
In de artikelen 4.1.2, derde lid, 4.1.4, derde lid, 4.1.5, vierde lid, 4.1.10, derde lid, wordt «Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat» steeds vervangen door «Als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen».
H
Artikel 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 4.2.15, tweede lid, wordt «Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat» vervangen door «Als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen».
Artikel 2.8 Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES
Het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16
1.
Voor de Rijksvertegenwoordiger, die niet op het openbare lichaam waar de Rijksvertegenwoordiging zetelt woonachtig is, geldt voor zover dit besluit geen voorziening bevat hetgeen in de laatstelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat woonachtig zijn is overeengekomen omtrent de terbeschikkingstelling van deze ambtenaren aan Aruba, Curacao en Sint Maarten.2.
Het eerste lid is niet van toepassing op hetgeen in de dat lid bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen omtrent:- de verplichting om een overeenkomst tot uitzending met de Staat aan te gaan;
- de verklaring over de medische geschiktheid van de ambtenaar en de leden van het gezin die hem vergezellen om in een gebied buiten Nederland te verblijven.
- de ADV-compensatietoeslag, en;
- tijdelijke en definitieve huisvesting.
Artikel 16
Artikel 2.9 Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
Het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, vierde lid, wordt «de het voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel geldende bedrag» vervangen door «het voor dienstreizen van ambtenaren, die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, geldende bedrag voor vergoeding wegens verblijfskosten in verband met logies, zoals overeengekomen in de voor die ambtenaren laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst».
B
In artikel 6a wordt «tot ten hoogste het bedrag vastgesteld op grond van artikel 13, tweede lid, van het Reisbesluit buitenland» vervangen door «tot ten hoogste het bedrag zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
Artikel 3.1 Algemeen militair ambtenarenreglement
Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 153a wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
B
Na artikel 161 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 161a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 153b
Artikel 153c
Ten aanzien van een vertrouwenspersoon integriteit of een gewezen vertrouwenspersoon integriteit wordt vanwege de uitoefening van diens taken op basis van dit besluit geen beslissing genomen of handeling verricht met nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie.
Artikel 153d
Artikel 153e
Artikel 153f
Een militair kan een krachtens artikel 153d, eerste lid, aangewezen vertrouwenspersoon integriteit in vertrouwen raadplegen over een vermoeden van een misstand.
Artikel 153g
De vertrouwenspersoon integriteit maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder schriftelijke instemming van de melder.
Artikel 153h
Degene bij wie een melding is gedaan, stelt het hoofd defensieonderdeel, de Secretaris-Generaal en de COID onverwijld in kennis van de melding en de datum waarop deze is ontvangen.
Artikel 153i
Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van de melding gaan vertrouwelijk met de melding en de identiteit van de melder om.
Artikel 153j
Het hoofd defensieonderdeel bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder, al dan niet via de vertrouwenspersoon integriteit, en informeert de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor een onderzoeksbelang of een belang van de melder onnodig of onevenredig kan worden geschaad.
Artikel 153k
Artikel 153l
Artikel 153m
Artikel 153n
Artikel 153o
Artikel 153p
Artikel 153q
Degene aan wie een tegemoetkoming is toegekend, kan worden verplicht tot terugbetaling, indien hij de procedure waarop de tegemoetkoming betrekking heeft voortijdig staakt. Deze verplichting geldt niet, indien het staken van de procedure direct voortvloeit uit de intrekking door de commandant van de beslissing of het herzien van de handeling, waartegen de procedure is gericht.
Artikel 153r
Artikel 153s
Op meldingen van militairen die zijn gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.10, onderdeel i, van het Besluit van […] houdende aanpassing van besluiten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Stb. […]) in de zin van de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie, zoals die luidde voorafgaand aan het bedoelde tijdstip, is met ingang van dat tijdstip dit hoofdstuk van toepassing.
Artikel 161a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.2 Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren Defensie
Na artikel 13 van het Besluit aanvulling arbeidsongeschiktheidsuitkering burgerlijke ambtenaren Defensie wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 13a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.3 Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie
Na artikel 18b van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Defensie wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 18c
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 18c
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.4 Besluit dienstreizen Defensie
Na artikel 25 van het Besluit dienstreizen Defensie wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 25a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 25a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.5 Besluit georganiseerd overleg sector Defensie
Het Besluit georganiseerd overleg sector Defensie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 18 komt te luiden:
Artikel 18
1.
Er is een advies- en arbitragecommissie defensieambtenaren die tot taak heeft te adviseren of een bindende uitspraak te doen, in de geschillen die haar ingevolge de artikelen 15 tot en met 17 worden voorgelegd. Zij is gevestigd te ’s-Gravenhage. Zij bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter, en vijf plaatsvervangende leden. De leden worden bij Koninklijk besluit benoemd voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.2.
Uitgesloten van het lidmaatschap en plaatsvervangend lidmaatschap zijn:- personen die lid of plaatsvervangend lid zijn van de sectorcommissie of dat binnen een periode van twee jaar zijn geweest;
- personen die bestuurslid zijn, of werkzaam zijn bij een centrale of een daarbij aangesloten vereniging of dat binnen een periode van twee jaar zijn geweest
- personen die werkzaam zijn, of binnen een periode van twee jaar werkzaam zijn geweest, bij de departementen van algemeen bestuur en de daaronder ressorterende instellingen, diensten en bedrijven wier onafhankelijkheid en onpartijdigheid op grond van hun dienstverband door de deelnemers aan het overleg onvoldoende wordt geacht.
3.
Onze Minister wijst in overeenstemming met de Sectorcommissie en met de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie defensieambtenaren een secretaris aan die de Advies- en Arbitragecommissie defensieambtenaren bijstaat.4.
Aan de leden en plaatsvervangende leden wordt vergoeding voor reis- en verblijfkosten verleend op grond van het Besluit dienstreizen defensie.B
Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 40
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 18
Artikel 40
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.6 Besluit medezeggenschap Defensie 2008
In hoofdstuk 7 van het Besluit medezeggenschap Defensie 2008 wordt direct voor artikel 38 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 37a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 37a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.7 Besluit personenchauffeurs defensie
Het Besluit personenchauffeurs defensie wordt als volgt gewijzigd:
12a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.12a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.8 Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie
Het Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 15a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 15a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.9 Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 32, het elfde lid wordt «artikel 125c, tweede lid van de Ambtenarenwet» vervangen door «artikel 12c, tweede lid, van de Wet ambtenaren defensie».
B
Na artikel 98 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
C
In artikel 102, wordt «artikel 125a, eerste lid van de Ambtenarenwet» gewijzigd in: artikel 10 van de Ambtenarenwet 2017.
D
Na artikel 103 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
E
In artikel 120, het eerste lid wordt «artikel 125e, tweede lid van de Ambtenarenwet» gewijzigd in: artikel 12, tweede lid, van de Ambtenarenwet 2017
F
Na artikel 173 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 173a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 98a
Artikel 98b
Ten aanzien van een vertrouwenspersoon integriteit of een gewezen vertrouwenspersoon integriteit wordt vanwege de uitoefening van zijn taken op basis van dit besluit geen beslissing genomen of handeling verricht met nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie.
Artikel 98c
Artikel 98d
Artikel 98e
Een ambtenaar kan een krachtens artikel 98c, eerste lid, aangewezen vertrouwenspersoon integriteit in vertrouwen raadplegen over een vermoeden van een misstand.
Artikel 98f
De vertrouwenspersoon integriteit maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder schriftelijke instemming van de melder.
Artikel 98g
Degene bij wie een melding is gedaan, stelt het hoofd defensieonderdeel, de Secretaris-Generaal en de COID onverwijld in kennis van de melding en de datum waarop deze is ontvangen.
Artikel 98h
Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van de melding gaan vertrouwelijk met de melding en de identiteit van de melder om.
Artikel 98i
Het hoofd defensieonderdeel bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder, al dan niet via de vertrouwenspersoon integriteit, en informeert de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor een onderzoeksbelang of een belang van de melder onnodig of onevenredig kan worden geschaad. Een afschrift wordt gezonden aan de Secretaris-Generaal en de COID.
Artikel 98j
Artikel 98k
Artikel 98l
Artikel 98m
Artikel 98n
Artikel 98o
Artikel 98p
Degene aan wie een tegemoetkoming is toegekend, kan worden verplicht tot terugbetaling, indien hij de procedure waarop de tegemoetkoming betrekking heeft voortijdig staakt. Deze verplichting geldt niet, indien het staken van de procedure direct voortvloeit uit de intrekking door de commandant van de beslissing of het herzien van de handeling, waartegen de procedure is gericht.
Artikel 98q
Artikel 98r
Op meldingen van ambtenaren die zijn gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.10, onderdeel i, van het Besluit van […] houdende aanpassing van besluiten in verband met de invoering van de normalisering van de rechtspositie van ambtenaren (Stb. […]) in de zin van de Interne klokkenluidersregeling Rijk, Politie en Defensie, zoals die luidde voorafgaand aan het bedoelde tijdstip, is met ingang van dat tijdstip dit hoofdstuk van toepassing.
Artikel 103a
In de artikelen 103a tot en met 103i wordt verstaan onder:
Artikel 103b
Artikel 103c
Artikel 103d
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Zij worden door Onze Minister aangewezen.
Artikel 103e
Artikel 103f
Artikel 103g
Artikel 103h
Artikel 103i
Artikel 173a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.10 Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie
Het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren Defensie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, het eerste lid wordt «artikel 125c, eerste lid van de Ambtenarenwet» gewijzigd in: artikel 12c, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie.
B
In artikel 32, het eerste lid wordt «artikel 125c, eerste lid van de Ambtenarenwet» gewijzigd in: artikel 12c, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie.
C
In artikel 33, het eerste lid wordt «artikel 125c, tweede lid van de Ambtenarenwet» gewijzigd in: artikel 12c, tweede lid, lid, van de Wet ambtenaren defensie.
D
Na artikel 75 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 75a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 75a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.11 Inkomstenbesluit militairen
Na artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 27
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 27
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op de artikelen 12 en 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 3.12 Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie
Na artikel 24 van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 24a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.Artikel 24a
Na inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren berust dit besluit op artikel 12o van de Wet ambtenaren defensie.
Artikel 4.1 Besluit FEZ van het Rijk
Artikel 3 van het Besluit FEZ van het Rijk komt te luiden:
Artikel 3 Aangaan en beëindigen arbeidsovereenkomst
1.
Het aangaan van de arbeidsovereenkomst met de directeur FEZ van een ministerie geschiedt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.2.
Het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de directeur FEZ van een ministerie geschiedt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.Artikel 3 Aangaan en beëindigen arbeidsovereenkomst
Artikel 5.1 Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren
In artikel 1, derde lid, onderdeel l, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren wordt «aangesteld» vervangen door «aangewezen».
Artikel 5.2 Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken
Artikel 6, vijfde lid, van het Besluit adviescommissie afgesloten strafzaken komt te luiden:
5.
Onze Minister sluit, wijzigt en beëindigt arbeidsovereenkomsten met de secretaris op verzoek van de procureur-generaal. Alvorens het verzoek te doen hoort de procureur-generaal de voorzitter.Artikel 5.3 Besluit algemene rechtspositie politie
Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 34 wordt «het in artikel 125c, tweede lid, van de Ambtenarenwet bedoelde verlof» vervangen door: het in artikel 47b, tweede lid, van de Politiewet 2012 bedoelde verlof.
B
Artikel 55a komt te luiden:
Artikel 55a
1.
De melding als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017 vindt plaats op een door het bevoegd gezag te bepalen wijze.2.
Nevenwerkzaamheden die gemeld zijn door de korpschef, de leiding van de politie, de ambtenaren die deel uitmaken van de leiding van de landelijke eenheden, de politiechefs, de ambtenaren die deel uitmaken van de leiding van de ondersteunende eenheden of de plaatsvervanger van de directeur van de Politieacademie worden openbaar gemaakt met vermelding van eventueel door het desbetreffende bevoegd gezag aan het verrichten van nevenwerkzaamheden gestelde beperkingen.3.
Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen omtrent het verbod als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017.C
Artikel 55abis vervalt.
D
Artikel 55b komt te luiden:
Artikel 55b
1.
De melding als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Ambtenarenwet 2017 vindt plaats bij een door het bevoegd gezag aangewezen functionaris.2.
Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen omtrent het verbod als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c en d, van de Ambtenarenwet 2017.E
Artikel 55c vervalt.
F
Voor hoofdstuk VII.b. worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:
G
Na artikel 62 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 62a
Een ambtenaar in dienst van de politie kan op zijn verzoek door Onze Minister ter beschikking worden gesteld van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor het vervullen van een functie bij de overheden in die landen en in die openbare lichamen dan wel ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden in het kader van de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk in het recherchesamenwerkingsteam.Artikel 62b
Op de terbeschikkingstellingen bedoeld in artikel 62a zijn de voorwaarden van toepassing die in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen voor de terbeschikkingstelling van ambtenaren, die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn, aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.H
Artikel 80, eerste lid, komt te luiden:
1.
De ambtenaar kan niet worden gestraft wegens overtreding van artikel 10, eerste lid, Ambtenarenwet 2017, dan nadat daarover advies is ingewonnen van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren als bedoeld in artikel 80b.I
Na artikel 80 worden negen artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 80a
In de artikelen 80a tot en met 80i wordt verstaan onder:Artikel 80b
1.
Er is een Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening politieambtenaren.2.
De commissie heeft tot taak het bevoegd gezag van advies te dienen over het voornemen een disciplinaire straf op te leggen als bedoeld in artikel 80.Artikel 80c
1.
De commissie bestaat uit vijf leden onder wie de voorzitter. Voorts kunnen een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangende leden worden benoemd. De plaatsvervangend voorzitter wordt uit de leden benoemd.2.
De voorzitter en de andere leden, alsmede hun plaatsvervangers worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister benoemd en ontslagen. Onze Minister stelt de centrales van verenigingen van ambtenaren die deel uitmaken van de Commissie voor Georganiseerd Overleg in Politie-ambtenarenzaken in de gelegenheid gesteld voorstellen te doen voor leden, alsmede hun plaatsvervangers, die deskundig zijn op het gebied van de sector Politie.3.
De voorzitter en de andere leden, alsmede hun plaatsvervangers, worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.Artikel 80d
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Zij worden door Onze Minister ter beschikking gesteld aan de commissie.Artikel 80e
1.
Wanneer het advies van de commissie wordt gevraagd, worden daarbij afschriften van de ter zake dienende stukken overgelegd.2.
Wanneer uit een oogpunt van bronbescherming de inhoud van bepaalde stukken ter uitsluitende kennisneming van de commissie dient te blijven, wordt dat aan de commissie medegedeeld.3.
De commissie is bevoegd voorts alle inlichtingen in te winnen die zij voor de vorming van haar advies nodig acht.Artikel 80f
1.
Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de adviesaanvraag stelt de voorzitter de datum voor een vergadering vast, die – behoudens dringende redenen – niet later dan vier weken na de ontvangst mag plaatsvinden.2.
De secretaris geeft de belanghebbende alsmede het bevoegd gezag onverwijld na de vaststelling kennis van plaats en tijdstip der vergadering onder mededeling van het bepaalde in het derde lid, alsmede van het bepaalde in artikel 80g, eerste lid, tweede volzin.3.
De belanghebbende en zijn raadsman worden voor deze vergadering in de gelegenheid gesteld kennis en afschrift te nemen van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, voorzover niet artikel 80e, tweede lid, van toepassing is. In voorkomend geval wordt de belanghebbende daarvan mededeling gedaan.Artikel 80g
1.
De commissie hoort ter vergadering de belanghebbende, tenzij deze heeft verklaard daarop geen prijs te stellen of zonder gegronde reden aan een daartoe gedane oproeping geen gevolg heeft gegeven. De belanghebbende kan zich ter vergadering van de commissie laten bijstaan door een raadsman.2.
Het bevoegd gezag wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt ter vergadering van de commissie nader te doen toelichten.3.
De commissie is bevoegd iedere ambtenaar ten aanzien waarvan zij het horen wenselijk acht te doen oproepen ter vergadering. De opgeroepen ambtenaar verstrekt desgevraagd alle inlichtingen. Indien dit uit een oogpunt van bronbescherming noodzakelijk is, verstrekt de ambtenaar de inlichtingen slechts in het bijzijn van de commissie.4.
De commissie kan al dan niet op verzoek van de belanghebbende andere personen horen.Artikel 80h
1.
De commissie vergadert niet, indien niet ten minste de voorzitter en twee andere leden, dan wel hun plaatsvervangers, die deskundig zijn op het gebied van de sector Politie, aanwezig zijn.2.
De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.Artikel 80i
1.
De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. Noch de voorzitter, noch een der andere leden onthoudt zich van deelneming aan enige stemming. Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag.2.
Het advies van de commissie wordt met redenen omkleed. Indien in de commissie een minderheidsstandpunt bestaat, wordt dit, alsmede de daaraan ten grondslag liggende argumenten, desverlangd in het advies opgenomen. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.3.
Behoudens dringende redenen wordt het advies niet later dan vier weken na de in artikel 80f, eerste lid, bedoelde vergadering uitgebracht aan het in artikel 80b bedoelde adviesvragende gezag.J
In artikel 93 wordt «artikel 125e, tweede lid, van de Ambtenarenwet» vervangen door «artikel 12, tweede lid, van de Ambtenarenwet 2017».
K
In artikel 102a wordt «artikelen 47, eerste lid,»» vervangen door «artikelen 47, eerste en vierde lid».
Artikel 55a
Artikel 55b
Artikel 55da
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 55db
Artikel 55dc
Artikel 55dd
Artikel 55de
Een ambtenaar kan een krachtens artikel 55dc, eerste lid, aangewezen vertrouwenspersoon integriteit in vertrouwen raadplegen over een vermoeden van een misstand.
Artikel 55df
De vertrouwenspersoon integriteit maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder schriftelijke instemming van de melder.
Artikel 55dg
Degene bij wie een melding is gedaan, stelt de hoogste leidinggevende onverwijld in kennis van de melding en de datum waarop deze is ontvangen.
Artikel 55dh
Diegenen die betrokken zijn bij de behandeling van de melding gaan vertrouwelijk met de melding en de identiteit van de melder om.
Artikel 55di
De hoogste leidinggevende bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk aan de melder, al dan niet via de vertrouwenspersoon integriteit, en informeert de persoon of personen op wie de melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor een onderzoeksbelang of een belang van de melder onnodig of onevenredig kan worden geschaad.
Artikel 55dj
Artikel 55dk
Artikel 55dl
Artikel 55dm
Artikel 55dn
Artikel 55do
Artikel 55dp
Degene aan wie een tegemoetkoming is toegekend, kan worden verplicht tot terugbetaling, indien hij de procedure waarop de tegemoetkoming betrekking heeft voortijdig staakt. Deze verplichting geldt niet, indien het staken van de procedure direct voortvloeit uit de intrekking door het bevoegd gezag van de beslissing of het herzien van de handeling, waartegen de procedure is gericht.
Artikel 55dq
Artikel 62a
Een ambtenaar in dienst van de politie kan op zijn verzoek door Onze Minister ter beschikking worden gesteld van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor het vervullen van een functie bij de overheden in die landen en in die openbare lichamen dan wel ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden in het kader van de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk in het recherchesamenwerkingsteam.
Artikel 62b
Op de terbeschikkingstellingen bedoeld in artikel 62a zijn de voorwaarden van toepassing die in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen voor de terbeschikkingstelling van ambtenaren, die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn, aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Artikel 80a
In de artikelen 80a tot en met 80i wordt verstaan onder:
Artikel 80b
Artikel 80c
Artikel 80d
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Zij worden door Onze Minister ter beschikking gesteld aan de commissie.
Artikel 80e
Artikel 80f
Artikel 80g
Artikel 80h
Artikel 80i
Artikel 5.4 Besluit beëdigde tolken en vertalers
Het Besluit beëdigde tolken en vertalers wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, tweede lid, wordt «overeenkomstig het Reisbesluit binnenland» vervangen door « in het binnenland overeenkomstig de daarover gemaakte afspraken in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
In artikel 16, tweede lid, wordt «aangesteld bij» vervangen door «in dienst van».
Artikel 5.5 Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers
In artikel 3, tweede lid van het Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers wordt «uit hoofde van een aanstelling in een functie bij een gerecht of parket salaris krachtens het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 geniet» vervangen door «dan wel als ambtenaar werkzaam bij een gerecht of het openbaar ministerie salaris geniet krachtens arbeidsovereenkomst».
Artikel 5.6 Besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten 2010
Het Besluit bekwaamheid en betrouwbaarheid opsporingsambtenaren bijzondere opsporingsdiensten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, tweede lid wordt «aanstelling» vervangen door «aanwijzing».
B
In artikel 7 wordt «aanstelling als» vervangen door «aanwijzing in de functie van».
C
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11
De leden van de examencommissie ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten in het binnenland overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.D
In artikel 14 wordt «aanstelling als» vervangen door «aanwijzing in de functie van».
Artikel 11
De leden van de examencommissie ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten in het binnenland overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.
Artikel 5.7 Besluit bezoldiging politie
Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 33, vijfde lid, vervalt.
B
In artikel 35, derde lid, wordt «Militaire Ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
Artikel 5.8 Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, tweede lid, onderdeel b, wordt «aangesteld» vervangen door «aangewezen».
B
In artikel 14, tweede lid, onderdeel b, wordt «aangesteld» vervangen door «aangewezen.»
Artikel 5.9 Besluit burgerlijke stand 1994
Het Besluit burgerlijke stand 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3, tweede zin, komt te luiden:
Het salaris van het personeel, nodig om de ambtenaren van de burgerlijke stand bij te staan, komt ten laste van de gemeente.B
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
Na overleg met de ambtenaren van de burgerlijke stand besluiten burgemeester en wethouders tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel bedoeld in artikel 3. Het personeel ontvangt van de ambtenaar van de burgerlijke stand, onder wiens leiding het zijn werkzaamheden verricht, zijn instructie en is aan hem of de ambtenaar die hem vervangt, onmiddellijk ondergeschikt.Artikel 4
Na overleg met de ambtenaren van de burgerlijke stand besluiten burgemeester en wethouders tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel bedoeld in artikel 3. Het personeel ontvangt van de ambtenaar van de burgerlijke stand, onder wiens leiding het zijn werkzaamheden verricht, zijn instructie en is aan hem of de ambtenaar die hem vervangt, onmiddellijk ondergeschikt.
Artikel 5.10 Besluit College van afgevaardigden
Artikel 10 van het Besluit College van afgevaardigden komt te luiden:
Artikel 10
De leden van het College ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfskosten in het binnenland overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.Artikel 10
De leden van het College ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfskosten in het binnenland overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.
Artikel 5.11 Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994
Het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 23 wordt «110g van het ARAR» vervangen door «28».
B
De artikelen 28 en 29 komen te luiden:
Artikel 28
1.
Er is een Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren, die tot taak heeft te adviseren dan wel een bindende uitspraak te doen in de geschillen die haar ingevolge de artikelen 25 tot en met 27 worden voorgelegd.2.
De Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren is gevestigd te ’s-Gravenhage. Zij bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter en vijf plaatsvervangende leden. Zij worden bij koninklijk besluit benoemd voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. De voorzitter en diens plaatsvervanger worden op gezamenlijke voordracht van Onze Minister en tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren. Van de andere vier leden en hun plaatsvervangers worden benoemd:- twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van Onze Minister; alsmede
- twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van tot het overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren.
3.
Daarnaast bestaat deze commissie uit twee bijzondere leden en twee plaatsvervangende bijzondere leden. Zij worden door Onze Minister benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Van de bijzondere leden en de plaatsvervangende bijzondere leden, wordt een lid benoemd op voordracht van de voorzitter van het overleg met de Commissie en een lid op voordracht van de tot dat overleg toegelaten verenigingen van ambtenaren.4.
Met betrekking tot de samenstelling van de commissie geldt dat in geval van advies de commissie optreedt in een samenstelling van drie leden, onder wie de voorzitter, een van de twee leden bedoeld in het tweede lid, onder a en een van de twee leden bedoeld in het tweede lid onder b, en de twee bijzondere leden bedoeld in het derde lid. De overige twee leden treden te zamen met de voorzitter en de bijzondere leden op in geval van arbitrage. Bij verhindering van een der leden treedt diens plaatsvervanger op.5.
Niet benoembaar tot lid zijn:- personen die als vertegenwoordiger van een van de centrales genoemd in onderdeel b zijn toegelaten tot een overleg met de Staat als overheidswerkgever inzake aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van werknemers bij het Rijk;
- personen die bestuurslid zijn van, dan wel werkzaam zijn bij een centrale van verenigingen van ambtenaren, waaronder:
- de Algemene Centrale van Overheidspersoneel;
- de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel;
- het Ambtenarencentrum;
- de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs, Bedrijven en Instellingen; alsmede:
- andere bij koninklijk besluit tot overleg met de Staat als overheidswerkgever toegelaten centrales van verenigingen van ambtenaren, welke onder meer gelet op het aantal ambtenaren, dat zij vertegenwoordigen, eveneens als representatief kunnen worden aangemerkt en tegen wier toelating het algemeen belang zich niet verzet.
- personen die werkzaam zijn bij de departementen van algemeen bestuur en de daaronder ressorterende instellingen, diensten en bedrijven, wier onafhankelijkheid en onpartijdigheid op grond van hun dienstverband door de deelnemers aan het overleg onvoldoende wordt geacht.Deze personen zijn eveneens uitgesloten van het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap gedurende de periode van twee jaar na beëindiging van het lidmaatschap, plaatsvervangend lidmaatschap of bestuurslidmaatschap onder a en b bedoeld, alsmede na beëindiging van de werkzaamheden bedoeld onder b en c.
- personen die lid of plaatsvervangend lid zijn van de Commissie dan wel van wie dit lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap nog niet langer dan twee jaar is beëindigd;
- personen van wie het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Commissie LSOP, zoals deze commissie bestond tot 1 januari 2017, nog niet langer dan twee jaar is beëindigd.
6.
Aan de leden en bijzondere leden worden uit 's Rijks kas vergoedingen voor reis- en verblijfkosten verleend overeenkomstig de daarover gemaakte afspraken in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.7.
Indien het verzoek om arbitrage naar het oordeel van de voorzitter eenzelfde geschil betreft als waarover door de Advies- en Arbitragecommissie reeds advies is uitgebracht, treedt voor een lid die bij het uitbrengen van dat advies betrokken was, diens plaatsvervanger op.Artikel 29
De Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren stelt nadere regels vast met betrekking tot haar werkwijze.Artikel 28
Artikel 29
De Advies- en Arbitragecommissie politieambtenaren stelt nadere regels vast met betrekking tot haar werkwijze.
Artikel 5.12 Besluit politiegegevens
In artikel 4:3, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 1, van het Besluit politiegegevens wordt «aanstelling» wordt vervangen door «indienstneming».
Artikel 5.13 Besluit rechtspositie College voor de rechten van de mens
Het Besluit rechtspositie College voor de rechten van de mens wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:
B
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6
De leden van het College hebben aanspraak op vakantie en verlof overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. De bevoegdheden die op grond van de eerste volzin van toepassing zijn, worden uitgeoefend door de voorzitter van het College.C
Artikel 8, tweede lid komt te luiden:
2.
Ten aanzien van de leden van het College is hetgeen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, is bepaald met betrekking tot bedrijfsgeneeskundige begeleiding alsmede rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van overeenkomstige toepassing. De bevoegdheden die op grond van de eerste volzin van overeenkomstige toepassing zijn, worden uitgeoefend door de voorzitter van het College.D
In artikel 11 wordt «de bepalingen die voor burgerlijke rijksambtenaren gelden» vervangen door «hetgeen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren is overeengekomen».
E
Artikel 12 vervalt.
Artikel 6
De leden van het College hebben aanspraak op vakantie en verlof overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. De bevoegdheden die op grond van de eerste volzin van toepassing zijn, worden uitgeoefend door de voorzitter van het College.
Artikel 5.14 Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak
Het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
Het bestuur van een gerecht, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid, stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid om advies uit te brengen inzake een ten aanzien van het niet-rechterlijk lid voorgenomen toekenning van een schadeloosstelling, kostenvergoeding of geldelijke tegemoetkoming, in het geval de schadeloosstelling, kostenvergoeding of geldelijke tegemoetkoming op jaarbasis meer dan € 5.000 bedraagt. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het bestuur van het gerecht, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid, een afschrift van de vervolgens gedane toekenning aan de Raad voor de rechtspraak.C
Artikel 6 vervalt.
D
Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid van artikel 7 vervallen.
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
F
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
G
In artikel 9a, eerste en tweede lid, vervalt telkens «of tweede» en in het eerste lid «en tweede».
H
In artikel 9aa, eerste lid en tweede lid, vervalt telkens «of tweede» en «en tweede».
I
Artikel 9c vervalt.
Artikel 4
Het bestuur van een gerecht, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid, stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid om advies uit te brengen inzake een ten aanzien van het niet-rechterlijk lid voorgenomen toekenning van een schadeloosstelling, kostenvergoeding of geldelijke tegemoetkoming, in het geval de schadeloosstelling, kostenvergoeding of geldelijke tegemoetkoming op jaarbasis meer dan € 5.000 bedraagt. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het bestuur van het gerecht, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid, een afschrift van de vervolgens gedane toekenning aan de Raad voor de rechtspraak.
Artikel 5.15 Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6a, vijfde lid, wordt «het Reisbesluit binnenland» vervangen door «hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
Artikel 6d wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 8c, derde lid, komt de laatste zin te luiden:
Hetgeen hierover is bepaald in de laatstelijk afgesloten arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn is van overeenkomstige toepassing.D
In artikel 14, vijfde lid, wordt «overeenkomstig de regels die gelden voor burgerlijke rijksambtenaren» vervangen door «overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
E
In artikel 14a, tweede lid, wordt «overeenkomstig de regels die gelden voor burgerlijke rijksambtenaren» vervangen door «overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
F
In artikel 34b, eerste lid, onderdeel i, wordt «het Verplaatsingskostenbesluit 1989» vervangen door «hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn ».
G
Artikel 36b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
De rechterlijk ambtenaar in vaste dienst kan ook worden ontslagen indien hij op grond van het bepaalde in artikel 5, derde lid, of artikel 10, tweede lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken uit een vertrouwensfunctie moet worden ontheven.H
In artikel 36w, tweede lid, wordt «de bepalingen die gelden voor burgerlijke rijksambtenaren» vervangen door «hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
I
Artikel 39e komt te luiden:
Artikel 39e
1.
Er is een Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren, die tot taak heeft te adviseren dan wel een arbitrale uitspraak te doen in de geschillen die haar ingevolge artikel 39c, tweede lid, onderdeel b, of artikel 39d worden voorgelegd.2.
De Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren is gevestigd te ’s-Gravenhage. Zij bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter, en vijf plaatsvervangende leden. Zij worden bij koninklijk besluit voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar benoemd. Herbenoeming kan twee maal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. De voorzitter en diens plaatsvervanger worden benoemd op gezamenlijke voordracht van Onze Minister en de Sectorcommissie. Van de andere vier leden en hun plaatsvervangers worden bij koninklijk besluit benoemd:- twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van Onze Minister; alsmede
- twee leden en hun plaatsvervangers op voordracht van de Sectorcommissie.
3.
Daarnaast bestaat de Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren uit twee leden en twee plaatsvervangende leden die door Onze Minister voor een tijdvak van ten hoogste vier jaar worden benoemd. De door Onze Minister benoemde leden en door Onze Minister benoemde plaatsvervangende leden, kunnen twee maal telkens voor ten hoogste vier jaar worden herbenoemd. Onze Minister benoemt een van de twee leden en een van de twee plaatsvervangende leden, op voordracht van de Sectorcommissie.4.
Uitgesloten van het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren zijn:- personen die lid zijn van de Sectorcommissie;
- personen die bestuurslid zijn van dan wel werkzaam zijn bij een vereniging of centrale van verenigingen als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de wet; en
- personen die werkzaam zijn bij een ministerie of een daaronder ressorterende instelling, dienst of bedrijf en wier onafhankelijkheid en onpartijdigheid op grond van hun dienstverband door de deelnemers aan het overleg onvoldoende wordt geacht.
5.
De personen, bedoeld in het vierde lid, zijn eveneens uitgesloten van het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap van de Advies- en Arbitragecommissie gedurende een periode van twee jaar na beëindiging van het lidmaatschap of het bestuurslidmaatschap, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, of van de werkzaamheden, bedoeld in het vierde lid, onderdelen b tot en met c.6.
Onze Minister wijst in overeenstemming met de Sectorcommissie en met de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren een secretaris aan, die de Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren bijstaat.7.
Aan de leden en plaatsvervangende leden van de Advies- en Arbitragecommissie rechterlijke ambtenaren wordt door Onze Minister een vergoeding van reis- en verblijfkosten verleend overeenkomstig hetgeen met betrekking tot reis- en verblijfkosten wegens dienstreizen is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.Artikel 39e
Artikel 5.16 Besluit rechtspositie vrijwillige politie
Het Besluit rechtspositie vrijwillige politie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14 a komt te luiden:
Artikel 14a
1.
Het bevoegd gezag bepaalt de wijze waarop de melding als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, Ambtenarenwet 2017 plaatsvindt.2.
Het bevoegd gezag kan nadere regels stellen omtrent het verbod als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Ambtenarenwet 2017.B
Artikel 14b vervalt.
C
Na artikel 14b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 14c
De artikelen 55da tot en met 55dr van het Besluit algemene rechtspositie politie zijn van overeenkomstige toepassing op vrijwillige ambtenaren van de politie.D
In artikel 30, eerste lid, wordt «artikel 125a, eerste lid, van de Ambtenarenwet» vervangen door «artikel 10, eerste lid, van de Ambtenarenwet 2017».
Artikel 14a
Artikel 14c
De artikelen 55da tot en met 55dr van het Besluit algemene rechtspositie politie zijn van overeenkomstige toepassing op vrijwillige ambtenaren van de politie.
Artikel 5.17 Besluit register deskundige in strafzaken
Artikel 10, eerste lid, van het Besluit register deskundige in strafzaken komt te luiden:
1.
Het College heeft een secretaris en een bureau. Op verzoek van de voorzitter sluit, wijzigt en beëindigt Onze Minister arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van het bureau. De secretaris is geen lid van het College.Artikel 5.18 Besluit tarieven in strafzaken 2003
In artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 wordt «het tarief gesteld in het Reisbesluit binnenland» vervangen door «het tarief, dat is overeengekomen voor de vergoeding van reis- en verblijfskosten in het binnenland in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.
Artikel 5.19 Besluit toevoeging mediation
In artikel 9 van het Besluit toevoeging mediation wordt «de vergoeding die krachtens artikel 8 van het Reisbesluit binnenland» vervangen door «het tarief dat voor de vergoeding voor reiskosten in het binnenland voor het gebruik van eigen vervoer indien het reizen met openbaar vervoer praktisch is, in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
Artikel 5.20 Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak
Het Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
1.
Het bestuur van een gerecht stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid om advies uit te brengen inzake een ten aanzien van een gerechtsambtenaar, niet zijnde het niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur, voorgenomen toekenning van een schadeloosstelling, kostenvergoeding of verlening van een geldelijke tegemoetkoming, in het geval de schadeloosstelling, kostenvergoeding of geldelijke tegemoetkoming op jaarbasis meer dan € 5.000 bedraagt. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het bestuur van het gerecht een afschrift van de vervolgens gedane toekenning aan de Raad voor de rechtspraak.2.
Het bestuur van een gerecht dat voornemens is in het kader van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst met een gerechtsambtenaar, niet zijnde het niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur, een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 670b, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met die gerechtsambtenaar, stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid daarover advies uit te brengen. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het bestuur van een gerecht een afschrift van de overeenkomst aan de Raad voor de rechtspraak.B
Artikel 2 vervalt.
Artikel 1
Artikel 5.21 Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming
Het Besluit vergoedingen Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid wordt «van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
In artikel 4, eerste lid wordt «van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens van een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
C
In artikel 5 wordt «van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984» vervangen door «zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
D
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7
De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad hebben recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten in het binnenland en buitenland overeenkomstig hetgeen is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.Artikel 7
De leden en de plaatsvervangende leden van de Raad hebben recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten in het binnenland en buitenland overeenkomstig hetgeen is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.
Artikel 5.22 Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000
Artikel 25 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.23 Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling
In artikel 1 van het Besluit werkwijze onderzoek gelijke behandeling wordt «artikel 125g of 125h van de Ambtenarenwet» vervangen door «artikel 47c van de Politiewet 2012 en artikel 12p van de Wet ambtenaren defensie».
Artikel 5.24 Penitentiaire maatregel
De Penitentiaire maatregel wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20, tweede lid, wordt «overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn vastgesteld» vervangen door «overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 26 wordt «aanstelling» vervangen door «indienstneming» en «op voordracht» vervangen door «op verzoek».
D
In artikel 27, eerste en derde lid, wordt «aanstelling» vervangen door «indienstneming».
Artikel 5.25 Reglement justitiële jeugdinrichtingen
Het Reglement justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 23 wordt «overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn vastgesteld» vervangen door «overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
D
In artikel 54, eerste en derde lid wordt «aanstelling» vervangen door «indienstneming».
Artikel 5.26 Reglement verpleging ter beschikking gestelden
Het Reglement verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 17 wordt «overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn vastgesteld» vervangen door «overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
B
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
D
In artikel 39, eerste en derde lid, wordt «aanstelling» vervangen door «indienstneming».
Artikel 5.27 Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Het Reglement voor de bijzondere kamer bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 wordt «Militaire Ambtenarenwet 1931» vervangen door «Wet ambtenaren defensie».
B
In artikel 14, eerste lid, wordt «de bepalingen die hieromtrent gelden voor burgerlijke rijksambtenaren» vervangen door «hetgeen daarover is bepaald in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn».
Artikel 5.28 Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden 2019
In artikel 3, tweede lid, onderdeel b, derde en vierde lid, en artikel 8, derde lid, van het Samenwerkingsbesluit bijzondere opsporingsbevoegdheden 2019 wordt «is aangesteld» telkens vervangen door «werkzaam is.»
Artikel 6.1 Uitvoeringsbesluit pacht
Het Uitvoeringsbesluit pacht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 22, eerste lid, wordt «mijn aanstelling» telkens vervangen door «mijn aanstelling/dienstverband».
B
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Aan een plaatsvervangend secretaris die wegens afwezigheid, belet of ontstentenis van de secretaris diens werkzaamheden volledig waarneemt, kan, indien hij niet bij het Rijk of als rechterlijk ambtenaar een bezoldigd ambt bekleedt of betaalde functie uitoefent, door de in het vorige lid bedoelde Minister tot wederopzegging een vergoeding worden toegekend overeenkomstig de aan de secretaris toegekende vergoeding.C
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
D
In de artikelen 48 en 56 wordt «overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens het Reisbesluit binnenland« vervangen door «overeenkomstig hetgeen daarover in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn is overeengekomen».
Artikel 7.1 Archiefbesluit 1995
Het Archiefbesluit 1995 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt «benoemd» vervangen door «aangewezen».
B
In artikel 20b wordt «benoembaarheidsvereisten» vervangen door «aanwijzingsvereisten».
Artikel 8.1
Artikel 8.2 Overgangsrecht
Artikel 8.3 Intrekking van besluiten
De volgende besluiten worden ingetrokken:
Artikel 8.4 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 8.5 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Aanpassingsbesluit Wnra.