Wet van 6 november 2019 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving (aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht te wijzigen in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging van de strafmaxima van enkele ernstige verkeersdelicten met het oog op versterking van de verkeershandhaving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
1.
Het is een ieder verboden opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen de volgende gedragingen worden aangemerkt:- onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen;
- gevaarlijk inhalen;
- negeren van een rood kruis;
- over een vluchtstrook rijden waar dit niet is toegestaan;
- inhalen voor of op een voetgangersoversteekplaats;
- niet verlenen van voorrang;
- overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid;
- zeer dicht achter een ander voertuig rijden;
- door rood licht rijden;
- tegen de verkeersrichting inrijden;
- tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden;
- niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde personen;
- overtreden van andere verkeersregels van soortgelijk belang als die onder a tot en met l genoemd.
2.
Bij de toepassing van het eerste lid wordt mede in aanmerking genomen de mate waarin de verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid.B
Artikel 7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- bij dat ongeval, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, schade aan een ander is toegebracht;.
C
Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:
Van roekeloosheid is in elk geval sprake als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, kan worden aangemerkt.D
Artikel 176 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Overtreding van artikel 5a wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.E
Artikel 177 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Overtreding van de artikelen 5 en 107, eerste en tweede lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.F
In artikel 179, eerste lid, wordt «de artikelen 6,» vervangen door: de artikelen 5a, eerste lid, 6,.
Artikel 5a
ARTIKEL II
Aan artikel 43b van het Wetboek van Strafrecht wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 5° door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- de misdrijven omschreven in de Wegenverkeerswet 1994.
ARTIKEL IIA
Aan artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering wordt «artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;» vervangen door «de artikelen 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b en 176, tweede lid, voor zover dit betreft artikel 7, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wegenverkeerswet 1994;».
ARTIKEL III
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de beide Kamers van de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.