Part of Smart Yellow Suite

WGK008513
Wetsvoorstel modernisering bewijsrecht

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 2 juli 2018
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wetsvoorstel aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het bewijsrecht

Samenvatting

Het conceptwetsvoorstel vereenvoudigt en moderniseert de regels over het verzamelen van informatie en bewijs voorafgaand en tijdens een civiele procedure. De verschillende bewijsverrichtingen worden meer op elkaar afgestemd en de rechter krijgt meer regie over bewijskwesties in de procedure.

Documenten

stb-2024-62 (PDF)

Wet van 6 maart 2024 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de regeling van het bewijsrecht te wijzigen om de geschiloplossing te vergemakkelijken en procedures sneller en efficiënter te laten verlopen en in verband daarmee enkele andere wetten aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

[Vervallen]

B

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22
1.
De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende gegevens over te leggen.
2.
Als daarvoor gewichtige redenen zijn, kunnen partijen dit weigeren of de rechter meedelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de toelichting of de gegevens.
3.
De rechter beslist of de in het tweede lid bedoelde weigering of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4.
Als de rechter beslist dat de weigering of de beperking niet gerechtvaardigd is, maar een partij blijft weigeren te voldoen aan een bevel als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak voor de verdere behandeling verwezen naar een andere kamer, die uit de weigering van die partij de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.
5.
Als de rechter beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting. De rechter kan dan slechts met toestemming van de andere partijen uitspraak doen mede op de grondslag van die toelichting of die stukken. Wordt de toestemming geweigerd, dan wordt de zaak voor de verdere behandeling verwezen naar een andere kamer, die uit de weigering van de andere partijen de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.
6.
De rechter kan de zaak voor de beslissing, bedoeld in het derde lid, ook meteen verwijzen naar een andere kamer. Na de beslissing van die andere kamer wordt de zaak voor de verdere behandeling terugverwezen naar de rechter, die uit een weigering van partijen als bedoeld in het vierde of vijfde lid de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.
7.
Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als een partij de rechter meedeelt dat zij zelf bepaalde stellingen wil toelichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende gegevens in de procedure wil overleggen waarvan uitsluitend de rechter of ook een gemachtigde als bedoeld in artikel 22a kennis mag nemen.
C

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De rechter kan binnen de grenzen van de rechtsstrijd ambtshalve met partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer bespreken.
D

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 28, eerste lid, onderdeel b, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. door een partij op grond van de artikelen 22, 194, 195, 195a of artikel 196 in verbinding met artikel 204 verstrekte gegevens waarvan die partij dat verlangt.
E

Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a
1.
De griffiers en andere bewaarders van openbare registers verstrekken, zonder rechterlijk bevel, tegen betaling van het daarvoor verschuldigde griffierecht, afschrift of uittreksel uit die registers aan eenieder die daarom verzoekt.
2.
Het eerste lid geldt niet, voor zover artikel 29 van toepassing is.
F

In artikel 88, tweede lid, vervalt de eerste volzin en wordt «Overigens kan de rechter» vervangen door «De rechter kan».

G

In artikel 90, vierde lid, komen de eerste en tweede volzin te luiden: Bij het verhoor van een partij, getuige of deskundige kan de rechter volstaan met aantekening van de summiere inhoud van de afgelegde verklaring. Bepaalt de rechter dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal zal worden opgenomen, dan wordt de verklaring onverwijld op schrift gesteld en aan de partij, getuige of deskundige voorgehouden.

H

Artikel 111 wordt als volgt gewijzigd:

  1. de in artikel 21 genoemde verplichting en de in artikel 149 genoemde rechtsgevolgen die intreden indien de in de dagvaarding gestelde feiten en rechten door de gedaagde niet of onvoldoende worden betwist.
I

In artikel 120, vierde lid, komt de tweede zin te luiden: Wordt niet voldaan aan hetgeen is voorgeschreven in artikel 111, derde lid, dan kan de rechter daaraan de gevolgtrekking verbinden die hij geraden acht.

J

In artikel 128, vijfde lid, komt de tweede zin te luiden: Wordt hieraan niet voldaan, dan kan de rechter daaraan de gevolgtrekking verbinden die hij geraden acht.

K

Het tweede lid van artikel 164 vervalt onder vernummering van het derde tot tweede lid.

L

Artikel 165 komt te luiden:

Artikel 165
1.
Een ieder, daartoe op wettige wijze opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen.
2.
Van deze verplichting kunnen zich verschonen:
  1. de echtgenoot en de vroegere echtgenoot dan wel de geregistreerde partner en de vroegere geregistreerde partner dan wel de levensgezel en vroegere levensgezel van een partij, de bloed- of aanverwanten van een partij of van de echtgenoot of van de geregistreerde partner of de levensgezel van een partij, tot de tweede graad ingesloten, een en ander tenzij de partij in hoedanigheid optreedt;
  2. zij die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd.
3.
De getuige kan zich verschonen van het beantwoorden van een aan hem gestelde vraag, indien hij daardoor of zichzelf, of een van zijn bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in de tweede of derde graad, dan wel zijn echtgenoot of vroegere echtgenoot of zijn geregistreerde partner of vroegere partner of zijn levensgezel of vroegere levensgezel aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen.
M

Artikel 166 komt te luiden:

Artikel 166
1.
De rechter kan op verzoek van een partij de in artikel 87, derde lid, bedoelde toestemming verlenen voor het horen van getuigen tijdens de mondelinge behandeling of ambtshalve bevelen getuigen voor de mondelinge behandeling op te roepen. Op verzoek van een partij of ambtshalve kan de rechter ook een afzonderlijk getuigenverhoor bevelen. Een verhoor van getuigen vindt plaats als bewijs door getuigen bij de wet is toegelaten en een partij bewijs heeft aangeboden van feiten die betwist zijn en die tot de beslissing van de zaak kunnen leiden.
2.
De rechter kan ook zelf door hem aangewezen personen als getuigen doen oproepen. In dat geval kan de oproeping door de griffier plaatsvinden.
3.
Het verhoor van getuigen vindt plaats op de mondelinge behandeling, bedoeld in artikel 87, derde lid, of op een afzonderlijke zitting.
4.
De rechter vermeldt in de beslissing, voor zover mogelijk, aan welke partij en van welke feiten bewijs wordt opgedragen. Als het getuigenverhoor op een afzonderlijke zitting plaatsvindt, vermeldt de rechter dit in elk geval in de beslissing waarin het getuigenverhoor wordt bevolen en vermeldt hij ook de plaats waar, en de dag en het uur waarop de getuigen zullen worden gehoord. Plaats, dag en uur van het getuigenverhoor kunnen ook later door de rechter worden vastgesteld.
N

In artikel 167 wordt na «de getuigenverhoren» ingevoegd «die op een afzonderlijke zitting plaatsvinden,».

O

In artikel 170 wordt «een week» telkens vervangen door «tien dagen».

P

Artikel 179 wordt als volgt gewijzigd:

Q

Artikel 180 komt te luiden:

6.
De rechter kan bepalen dat het proces-verbaal, bedoeld in het eerste lid, wordt vervangen door een door of namens hem gemaakte beeld- of geluidsopname als bedoeld in artikel 90, zevende en achtste lid. Als naderhand een schriftelijke weergave van het proces-verbaal wordt opgesteld, wordt daarin melding gemaakt van de in acht genomen vormen en wordt het ondertekend door de rechter voor wie het getuigenverhoor heeft plaatsgehad.
R

De paragrafen 5 tot en met 8 van de negende afdeling van de tweede titel van het eerste Boek worden vervangen door:

S

In artikel 233, eerste lid, wordt «artikel 195» vervangen door «artikel 187».

T

Artikel 244 wordt als volgt gewijzigd:

U

In artikel 248 wordt «artikel 199» vervangen door «artikel 191».

V

In artikel 278, eerste lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 111, derde lid, en 120, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak of de procedure zich hiertegen verzet.

W

Artikel 284 wordt als volgt gewijzigd:

X

De eerste afdeling van de zevende titel van het derde Boek vervalt.

Y

Het opschrift van afdeling 1A van de zevende titel van het derde Boek komt te luiden:

Z

In artikel 844, eerste lid, wordt «bescheiden» vervangen door «gegevens» en wordt «artikel 843a» vervangen door «de artikelen 194, 195 en 195a».

AA

In artikel 845 wordt «artikel 843a, vierde lid,» vervangen door «artikel 194, tweede lid, aanhef en onder b» en wordt «bescheiden» vervangen door «gegevens».

BB

Artikel 847 wordt als volgt gewijzigd:

CC

Artikel 849 wordt «artikel 843a» vervangen door «de artikelen 194, 195 en 195a» en wordt «bescheiden» vervangen door «gegevens».

DD

In artikel 1018a, vierde lid, wordt «Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin» vervangen door «Artikel 199, derde lid».

EE

Artikel 1019a wordt als volgt gewijzigd:

FF

In artikel 1019h wordt «artikel 843a, eerste lid,» vervangen door «artikel 194, eerste lid».

GG

In artikel 1019r, eerste lid, wordt «artikel 201» vervangen door «artikel 193».

HH

In artikel 1019ij, tweede lid, wordt «Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin» vervangen door: Artikel 199, derde lid».

II

In artikel 1022b wordt «een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht, een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, of inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden» vervangen door «om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen».

JJ

In artikel 1074b wordt «een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging» vervangen door «om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen».

Artikel 22

Artikel 29a

Artikel 165

Artikel 166

Artikel 186

Artikel 187

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een of meer partijen deskundigen vragen hun kosten te begroten. Door de eisende partij wordt een door de rechter te bepalen voorschot en, als dit is bepaald, een nader voorschot, voor die kosten ter griffie gestort, voor zover niet bij het vonnis, bedoeld in artikel 186, eerste lid, in verband met de omstandigheden van het geding de wederpartij of beide partijen samen daartoe is of zijn aangewezen. Aan partijen aan wie ingevolge de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging is verleend of bij wie ingevolge artikel 16 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het griffierecht voor onvermogenden is geheven, wordt geen voorschot opgelegd. Ook wordt geen voorschot opgelegd aan de partijen van wie geen griffierecht is geheven en aan wie de griffier verklaart dat, als van hen wel griffierecht zou zijn geheven, dat het griffierecht voor onvermogenden zou zijn. Weigert de griffier een verklaring als bedoeld in de vorige zin af te geven, dan staat daartegen verzet open op de wijze als voorzien in artikel 29 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

Artikel 188

Artikel 189

Artikel 190

Artikel 191

Artikel 192

Artikel 193

Artikel 194

Artikel 195

Artikel 195a

Artikel 196

Artikel 197

Artikel 198

Artikel 199

Artikel 200

Artikel 201

Artikel 202

Artikel 203

Artikel 204

Op het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens zijn de artikelen 194, 195 en 195a van overeenkomstige toepassing.

Artikel 205

Artikel 206

Artikel 207

ARTIKEL II

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21
1.
Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
2.
Partijen verzamelen, voordat een zaak aan de rechter wordt voorgelegd, de gegevens waarover zij redelijkerwijs kunnen beschikken en die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs voorzienbaar van belang zijn voor de beoordeling van hun vordering, verzoek of verweer en verstrekken deze in de procedure aan de rechter.
3.
Worden de in het eerste en tweede lid bedoelde verplichtingen niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
B

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22
1.
De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende gegevens over te leggen.
2.
Als daarvoor gewichtige redenen zijn, kunnen partijen dit weigeren of de rechter meedelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de toelichting of de gegevens.
3.
De rechter beslist of de in het tweede lid bedoelde weigering of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
4.
Als de rechter beslist dat de weigering of de beperking niet gerechtvaardigd is, maar een partij blijft weigeren te voldoen aan een bevel als bedoeld in het eerste lid, wordt de zaak voor de verdere behandeling verwezen naar een andere kamer, die uit de weigering van die partij de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.
5.
Als de rechter beslist dat de weigering gerechtvaardigd is, vervalt de verplichting. De rechter kan dan slechts met toestemming van de andere partijen uitspraak doen mede op de grondslag van die toelichting of die stukken. Wordt de toestemming geweigerd, dan wordt de zaak voor de verdere behandeling verwezen naar een andere kamer, die uit de weigering van de andere partijen de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.
6.
De rechter kan de zaak voor de beslissing, bedoeld in het derde lid, ook meteen verwijzen naar een andere kamer. Na de beslissing van die andere kamer wordt de zaak voor de verdere behandeling terugverwezen naar de rechter, die uit een weigering van partijen als bedoeld in het vierde of vijfde lid de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht.
7.
De tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als een partij de rechter meedeelt dat zij zelf bepaalde stellingen wil toelichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende gegevens in de procedure wil overleggen waarvan uitsluitend de rechter of ook een gemachtigde als bedoeld in artikel 22a kennis mag nemen.
C

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

2.
De rechter kan binnen de grenzen van de rechtsstrijd ambtshalve met partijen de grondslag van hun vordering, verzoek of verweer bespreken.
D

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 28, eerste lid, onderdeel b, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. door een partij op grond van de artikelen 22, 194, 195, 195a of artikel 196 in verbinding met artikel 204 verstrekte gegevens waarvan die partij dat verlangt.
E

Na artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a
1.
De griffiers en andere bewaarders van openbare registers verstrekken, zonder rechterlijk bevel, tegen betaling van het daarvoor verschuldigde griffierecht, afschrift of uittreksel uit die registers aan eenieder die daarom verzoekt.
2.
Het eerste lid geldt niet, voor zover artikel 29 van toepassing is.
F

Artikel 30a, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. de in artikel 21 genoemde verplichting en de in artikel 149 genoemde rechtsgevolgen die intreden indien de in de procesleiding gestelde feiten en rechten door de verweerder niet of onvoldoende worden betwist.
5.
Aan het niet voldoen aan het hetgeen is voorgeschreven in het derde lid, onderdelen f en g, kan de rechter de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
G

Artikel 30i, zesde lid, komt te luiden:

6.
Het verweerschrift vermeldt de bewijsmiddelen waarover verweerder of belanghebbende beschikt en nog kan beschikken tot staving van de gronden van zijn verweer, en de getuigen die hij daartoe kan doen horen. Wordt hieraan niet voldaan, dan kan de rechter daaraan de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
H

In artikel 30l, tweede lid, vervalt de eerste volzin en wordt «Overigens kan de rechter» vervangen door «De rechter kan».

I

Artikel 30n wordt als volgt gewijzigd:

J

Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Al hetgeen is voorgeschreven in deze afdeling en in artikel 30a, derde lid, onder a tot en met e en onder h en i, en vierde lid, wordt op straffe van nietigheid in acht genomen.
K

De negende afdeling van de tweede titel van het eerste Boek vervalt.

L

In artikel 233, eerste lid, wordt «artikel 195» vervangen door «artikel 187».

M

Artikel 244 wordt als volgt gewijzigd:

N

In artikel 248 wordt «artikel 199» vervangen door «artikel 191».

O

In artikel 278, eerste lid, wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Artikel 30a, derde lid, onderdelen f en g, en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak of de procedure zich hiertegen verzet.

P

Artikel 284 wordt als volgt gewijzigd:

Q

Artikel 418a wordt als volgt gewijzigd:

2.
De artikelen van de negende afdeling van de tweede titel van het eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarvoor de wetgeving inzake vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht niet is ingevoerd, zijn van overeenkomstige toepassing. Verwijzingen in dit wetboek naar artikelen van de negende afdeling van de tweede titel van het eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, worden gelezen als verwijzingen naar het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarvoor de wetgeving inzake vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht niet is ingevoerd. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het «Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarvoor de wetgeving inzake vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht niet is ingevoerd» verstaan: het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedoeld in artikel XII, eerste lid, van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht.
R

De eerste afdeling van de zevende titel van het derde Boek vervalt.

S

Het opschrift van afdeling 1A van de zevende titel van het derde Boek komt te luiden:

T

In artikel 844, eerste lid, wordt «bescheiden» vervangen door «gegevens» en wordt «artikel 843a» vervangen door «de artikelen 194, 195 en 195a».

U

In artikel 845 wordt «artikel 843a, vierde lid,» vervangen door «artikel 194, tweede lid, aanhef en onder b» en wordt «bescheiden» vervangen door «gegevens».

V

Artikel 847 wordt als volgt gewijzigd:

W

Artikel 849 wordt «artikel 843a» vervangen door «de artikelen 194, 195 en 195a» en wordt «bescheiden» vervangen door «gegevens».

X

In artikel 1018a, vierde lid, wordt «Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin» vervangen door «Artikel 199, derde lid».

Y

Artikel 1019a wordt als volgt gewijzigd:

Z

In artikel 1019h wordt «artikel 843a, eerste lid,» vervangen door «artikel 194, eerste lid».

AA

In artikel 1019r, eerste lid, wordt «artikel 201» vervangen door «artikel 193».

BB

In artikel 1019ij, tweede lid, wordt «Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin» vervangen door: Artikel 199, derde lid».

CC

In artikel 1022b wordt «een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht, een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, of inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden» vervangen door «om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen».

DD

In artikel 1074b wordt «een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging» vervangen door «om een of meer voorlopige bewijsverrichtingen».

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 29a

ARTIKEL III

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 339, eerste lid, wordt «de artikelen 194 tot en met 199» vervangen door «de artikelen 186 tot en met 191».

B

In artikel 343c, vierde lid, wordt «artikel 198 lid 4» vervangen door «artikel 190 lid 4» en wordt «artikel 205 lid 1» vervangen door «artikel 202 lid 1».

C

In artikel 450, vierde lid, wordt «artikel 194» vervangen door «artikel 186».

ARTIKEL IV

In artikel 304, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt «de artikelen 195, 196, 199» vervangen door «de artikelen 187, 188, 191».

ARTIKEL V

De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. het opmaken van een proces-verbaal, bestemd om in procedures voor de burgerlijke rechter tot bewijs te dienen van de daarin door de gerechtsdeurwaarder persoonlijk waargenomen feiten.
B

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 20, derde lid, onderdeel e, vervalt: van stoffelijke aard.

ARTIKEL VI

In artikel 37, tweede lid, van de Onteigeningswet wordt «artikel 194, vijfde lid» vervangen door «artikel 186, vijfde lid».

ARTIKEL VII

In artikel 18, tweede lid, van de Uitvoeringswet Bewijsverdrag wordt «artikel 195» vervangen door «artikel 187» en wordt «de artikelen 199, derde lid» vervangen door «de artikelen 191, derde lid».

ARTIKEL VIII

De Uitvoeringswet EG-bewijsverordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, derde lid, wordt «de artikelen 195 en 199» vervangen door «de artikelen 187 en 191».

B

In artikel 13, tweede lid, wordt «artikel 195» vervangen door «artikel 187» en wordt «de artikelen 199, derde lid» vervangen door «de artikelen 191, derde lid».

ARTIKEL IX

In artikel 20, tweede lid, van de Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1905 wordt «artikel 195» vervangen door «artikel 187» en wordt «de artikelen 199, derde lid» vervangen door «de artikelen 191, derde lid».

ARTIKEL X

In artikel 16, tweede lid, van de Uitvoeringswet Rechtsvorderingsverdrag 1954 wordt «artikel 195» vervangen door «artikel 187» en wordt «de artikelen 199, derde lid» vervangen door «de artikelen 191, derde lid».

ARTIKEL XI

Artikel 7 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XII

ARTIKEL XIIA

Ten aanzien van de verdere behandeling door een rechtbank, een gerechtshof of de Hoge Raad van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet met een dagvaarding aanhangig zijn dan wel met een verzoekschrift zijn ingediend, blijft het recht zoals dat gold vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

ARTIKEL XIIB

Deze wet wordt geëvalueerd vijf jaar na inwerkingtreding.

ARTIKEL XIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XIV

Deze wet wordt aangehaald als: Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.