Part of Smart Yellow Suite

WGK008480
Wijziging Besluit DNA-onderzoek in strafzaken i.v.m. o.a. vernietiging van DNA-materiaal

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 6 mei 2019
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken in verband met e het wijzigen van de bewaartermijnen van DNA-materiaal en het aanwijzen van huidskleur als uiterlijk waarneembaar persoonskenmerk

Samenvatting

In onderhavige aanpassing van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken worden wijzigingen verwerkt die door de minister op 24 mei 2017 zijn toegezegd. Het betreft onder andere een wijziging op onderdelen van het regime voor vernietiging van DNA-materiaal bij het NFI en andere forensische laboratoria. Verder wordt huidskleur aangewezen als uiterlijk waarneembaar persoonskenmerk.

Documenten

stb-2020-394 (PDF)

Besluit van 8 oktober 2020, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 12 juni 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2918683;

Gelet op de artikelen 151a, achtste en elfde lid, 151b, eerste, derde en vijfde lid, 151d, tweede lid, 195a, vijfde en zesde lid, 195b, eerste lid, 195d, eerste, derde en vijfde lid, en 195f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 2, zesde en zevende lid, en 5, tweede lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 september 2020, nr. W16.20.0187/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 5 oktober 2020, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3030426;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 1b wordt in onderdeel d de punt vervangen door een puntkomma en wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  1. de huidskleur.
C

Aan artikel 4 wordt een artikellid toegevoegd, dat luidt:

4.
In de opdracht aan de deskundige van het laboratorium dat het DNA-onderzoek verricht, worden in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a tot en met c en e, vermeld.
D

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 4a
1.
Nadat een opsporingsambtenaar celmateriaal van een onbekende verdachte heeft veiliggesteld of van een in beslag genomen voorwerp heeft afgenomen, plaatst een opsporingsambtenaar dat celmateriaal na een daartoe verstrekte opdracht van de officier van justitie, de hulpofficier van justitie of de rechter-commissaris in een daarvoor bestemd mobiel apparaat ten behoeve van het verrichten van een DNA-onderzoek. Dat DNA-onderzoek mag alleen gericht zijn op het verkrijgen van data aan de hand waarvan een deskundige van het laboratorium van het instituut of een ander laboratorium als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, waaraan het apparaat die data heeft verzonden, het DNA-onderzoek verder verricht. In de opdracht aan de deskundige van het laboratorium dat het laatstbedoelde DNA-onderzoek verricht, worden in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a tot en met c, vermeld.
2.
De opsporingsambtenaar kan de onderzoekshandeling, bedoeld in het eerste lid, alleen verrichten indien het landelijk politiekorps, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012 waar hij werkzaam is, door de Raad voor Accreditatie voor die handeling aan de hand van de eisen, genoemd in de NEN-EN ISO/IEC 17 025, is geaccrediteerd.
3.
De opsporingsambtenaar zendt het celmateriaal dat bestemd is voor het verrichten van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151a, zesde lid, eerste volzin, of artikel 195b, eerste lid, eerste volzin, van de wet of voor het opnieuw bepalen van het bijbehorende, in de DNA-databank vastgelegde DNA-profiel naar het instituut. Hij voorziet de verpakking met daarin het celmateriaal van een sporenidentificatienummer en van een of meer fraudebestendige sluitzegels of een fraudebestendige afsluiting en zorgt ervoor dat deze bij het instituut wordt bezorgd.
4.
De opsporingsambtenaar voorziet het proces-verbaal van het veiligstellen van het celmateriaal of het afnemen van het celmateriaal op een in beslag genomen voorwerp, bedoeld in het eerste lid, van een sporenidentificatienummer.
5.
De deskundige die het DNA-onderzoek verricht, rapporteert vooruitlopend op het uitbrengen van het verslag, bedoeld in artikel 10, de resultaten van het DNA-onderzoek aan de opdrachtgever van het DNA-onderzoek en in afschrift aan de opsporingsambtenaar die het apparaat heeft bediend.
6.
Het landelijk politiekorps vernietigt de data die met het mobiele apparaat, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen, vier jaar na het jaar waarin die data zijn verkregen.
E

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5
1.
Indien een opsporingsambtenaar celmateriaal van een onbekende verdachte heeft veiliggesteld of een voorwerp in beslag heeft genomen waarop zich mogelijkerwijs celmateriaal van die persoon bevindt, en er geen sprake is van een geval als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, zendt hij dat celmateriaal ten behoeve van het verrichten van een DNA-onderzoek na een daartoe verstrekte opdracht van de officier van justitie, de hulpofficier van justitie of de rechter-commissaris naar een laboratorium als bedoeld in dat artikellid. De artikelen 4, vierde lid, en 4a, derde lid, laatste volzin, en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2.
In dit artikel wordt onder opsporingsambtenaar tevens verstaan de opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, die werkzaam is bij de bijzondere opsporingsdienst, bedoeld in artikel 2, onder a, van die wet.
F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

G

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Het verslag bevat in ieder geval:
  1. een vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a tot en met c en e,
  2. de methode met behulp waarvan het DNA-profiel uit het DNA-onderzoek is verkregen, en
  3. de resultaten en de conclusies van het DNA-onderzoek.
3.
Na dagtekening van het verslag zorgt de deskundige ervoor dat:
  1. de DNA-profielen die uit het DNA-onderzoek zijn verkregen en die het instituut op grond van artikel 14, vierde lid, verplicht is in de DNA-databank vast te leggen, terstond aan het instituut worden gezonden, onder vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a tot en met c en e,
  2. binnen een week het verslag aan de opdrachtgever van het DNA-onderzoek wordt gezonden,
  3. binnen een week een afschrift van het verslag aan de opsporingsambtenaar wordt gezonden die betrokken is bij het opsporingsonderzoek of het uit hoofde van de artikelen 181 of 182 van de wet ingesteld onderzoek in het kader waarvan het DNA-onderzoek is verricht waarover de deskundige het verslag heeft opgesteld, met dien verstande dat dit afschrift geen DNA-profiel bevat, en
  4. binnen zes maanden het overgebleven celmateriaal aan het instituut wordt gezonden.
4.
Indien de opdrachtgever van het DNA-onderzoek de hulpofficier van justitie is, zendt de deskundige het verslag tevens aan de officier van justitie.
5.
Het derde lid, onder b en c, is niet van toepassing indien:
  1. het DNA-onderzoek ingevolge een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is verricht en het DNA-profiel van de veroordeelde niet overeenkomt met een ander in de DNA-databank vastgelegd DNA-profiel, of
  2. het DNA-profiel van een onbekende verdachte na vergelijking in de DNA-databank geen overeenkomst met andere in die databank vastgelegde DNA-profielen oplevert en er in dezelfde strafzaak geen ander DNA-profiel van een onbekende verdachte een overeenkomst met die DNA-profielen heeft opgeleverd.
H

In artikel 11 wordt «het celmateriaal voor het verrichten van dat DNA-onderzoek, zo spoedig mogelijk in een verpakking die voorzien is van het sporenidentificatienummer, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a, en» vervangen door: het buisje met het celmateriaal voor het verrichten van dat DNA-onderzoek, van een sporenidentificatienummer wordt voorzien dat gelijk is aan het sporenidentificatienummer waarmee het instituut heeft ontvangen, of het laboratoriumidentificatienummer, en dat dat buisje zo spoedig mogelijk in een verpakking die voorzien is.

I

Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:

1.
Het instituut bewaart na afloop van een DNA-onderzoek het overgebleven celmateriaal, bedoeld in artikel 10, derde lid, onder d, ten behoeve van de uitvoering van een DNA-onderzoek als bedoeld in artikel 151a, zesde lid, eerste volzin, of artikel 195b, eerste lid, eerste volzin, van de wet of met het oog op het opnieuw bepalen van het bijbehorende, in de DNA-databank vastgelegde DNA-profiel.
J

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

7.
In afwijking van het vierde lid, onder a en c, bewaart het instituut het DNA-profiel dat niet voldoet aan de criteria voor verwerking in de DNA-databank, in het dossier over de strafzaak in het kader waarvan dat DNA-profiel is bepaald. Het vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
K

Aan artikel 18b wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4.
Indien het een DNA-profiel van een overleden slachtoffer of een onbekende verdachte als bedoeld in artikel 14, zevende lid, betreft, vangt het tijdstip waarop dat DNA-profiel overeenkomstig de termijnen, bedoeld in het eerste lid, dient te worden vernietigd aan op de dag van ontvangst van de aanvraag van het DNA-onderzoek in het kader waarvan het DNA-profiel in het dossier over de strafzaak is vastgelegd.

Artikel 4a

Artikel 5

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2020.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.