Part of Smart Yellow Suite

WGK008459
Wijziging van de Wet wapens en munitie i.v.m. implementatie wijzigingen Europese Vuurwapenrichtlijn

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Justitie en Veiligheid
Datum uitgave 19 april 2018
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van de Wet wapens en munitie i.v.m. de Richtlijn (EU 2017/853). Van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU L137)

Samenvatting

Richtlijn 91/477/EEG stelt regels inzake de controle op verwerving en het voorhanden hebben van wapens. Deze richtlijn is gewijzigd n.a.v. de terreuraanslagen in Europa en om het misbruik van vuurwapens voor andere criminele doeleinden aan te pakken (EU 2017/853). Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan regulering van het bezit van wapens die omgebouwd kunnen worden tot een gevaarlijk(er) vuurwapen. Het betreft onklaar gemaakte wapens, maar ook sein- en alarmwapens. Illegale vervaardiging en handel worden in de richtlijn voortaan specifiek gedefinieerd. De definitie van wapenmakelaar wordt aangepast.

Documenten

stb-2019-267 (PDF)

Wet van 5 juni 2019 tot wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22) het noodzakelijk maakt de Wet wapens en munitie en de Wet natuurbescherming te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a
Een wijziging van de Richtlijn gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.
C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1.
De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.
3.
Magazijnen voor vuurwapens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn zijn in elk geval hulpstukken als bedoeld in het eerste lid.
D

In artikel 4 worden, onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

3.
Een ontheffing op grond van het eerste lid voor een museum als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 7, van de Richtlijn of voor een verzamelaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 8, van de Richtlijn, wordt slechts verstrekt als het museum of de verzamelaar door Onze Minister als zodanig is erkend.
4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden de voorwaarden voor de erkenning van een museum of verzamelaar bepaald.
E

Er wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6b
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ontheffingen op grond van artikel 4 en verloven op grond van de artikelen 28, 29 en 32 worden aangewezen die, onverminderd het bepaalde in de artikelen 6, 6a en 7, worden geweigerd indien de aanvrager geen bewijs van lidmaatschap overlegt van een door Onze Minister erkende vereniging.
2.
Onze Minister erkent slechts een vereniging die:
  1. is ingeschreven in het handelsregister;
  2. zich blijkens zijn statuten ten doel stelt zijn leden in de gelegenheid te stellen een of meer erkende of gereglementeerde schietsportdisciplines te beoefenen;
  3. een presentieregister, een wapenuitgifteregister, een munitie-uitgifteregister en een introducé-register bijhoudt, overeenkomstig door Onze Minister vastgestelde modellen;
  4. ten minste één lid verantwoordelijk voor het beheer van wapens op de vereniging heeft gesteld en dat beheer voldoet aan nadere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, en;
  5. van zijn leden die geen verlof als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet hebben, een verklaring omtrent het gedrag overgelegd heeft gekregen.
3.
Onze Minister weigert, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, de erkenning indien er reden is om te vrezen dat door de vereniging of zijn leden misbruik wordt of zal worden gemaakt van wapens of munitie, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel d.
F

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

5.
De in het tweede lid bedoelde verloven en ontheffingen voor vuurwapens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn worden ingetrokken indien de houder ervan in het bezit is van een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn zonder hiervoor een verlof of ontheffing te hebben.
G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

Dit verbod is ook van toepassing op het onderhandelen over of regelen van transacties voor de aankoop, verkoop of levering van wapens of munitie of het organiseren van de overbrenging van wapens of munitie binnen, naar of vanuit een lidstaat van de Europese Unie.
6.
Een erkenning strekt niet tot de ombouw of aanpassing van een wapen van categorie II, sub 6°, of categorie III, sub 2° of sub 4°, tot een vuurwapen.
H

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a
1.
De houder van een erkenning of de beheerder meldt verdachte transacties rond de verwerving van munitie, als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Richtlijn bij de korpschef.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat in elk geval onder verdachte transacties wordt verstaan.
I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Het eerste lid is ook van toepassing bij verkoop middels een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 230g, eerste lid, onderdeel e, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
J

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen sprake is van een redelijk belang, als bedoeld in onderdeel a.
6.
In afwijking van het eerste lid wordt een verlof niet verstrekt voor een vuurwapen als bedoeld in Categorie A, onderdeel 8, in bijlage I van de Richtlijn.
K

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Het eerste tot en met derde lid zijn ook van toepassing op verkoop middels een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 230g, eerste lid, onderdeel e, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
L

Artikel 32, eerste lid, komt te luiden:

1.
Verlof tot verkrijging van wapens van categorie II of III wordt door de korpschef verleend aan:
  1. personen die een ontheffing als bedoeld in artikel 4 voor een wapen van categorie II bezitten, of;
  2. personen die een verlof tot voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben.
M

Artikel 32a komt te luiden:

Artikel 32a
1.
Een vuurwapen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn en de essentiële onderdelen daarvan, die op of na 14 september 2018 zijn vervaardigd of ingevoerd in de Europese Unie, zijn voorzien van een duidelijke, blijvende en unieke markering.
2.
De markering bevat:
  1. de naam van de fabrikant of het merk;
  2. het land of de plaats van vervaardiging;
  3. het serienummer en het jaar van vervaardiging, indien dit nog geen onderdeel uitmaakt van het serienummer, en
  4. indien uitvoerbaar, het model.
3.
De markering wordt aangebracht onmiddellijk na de vervaardiging van het vuurwapen of onverwijld na invoer in de Europese Unie. De markering dient in elk geval uiterlijk te zijn aangebracht op het moment van het op de markt brengen van het vuurwapen.
4.
Indien een essentieel onderdeel van een vuurwapen te klein is om te worden gemarkeerd in overeenstemming met het tweede lid, wordt het ten minste gemarkeerd met een serienummer of een alfanumerieke of digitale code.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in afwijking van het eerste tot en met het vierde lid voorschriften worden gegeven voor de markering van vuurwapens in de zin van de Richtlijn en essentiële onderdelen van vuurwapens die van bijzonder historisch belang zijn.
N

In artikel 32b, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 1, eerste lid, in samenhang met bijlage I, van de richtlijn nr. 91/477/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEG L 256)» vervangen door «als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 1, in samenhang met bijlage I, van de Richtlijn».

O

Na artikel 34 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Oa

In artikel 41, wordt «een verlof en een Europese vuurwapenpas» vervangen door «een verlof, een Europese vuurwapenpas en een controle als bedoeld in artikel 43».

P

Na artikel 42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 43
De korpschef is de bevoegde autoriteit voor de controle, bedoeld in artikel 10 ter, eerste lid, van de Richtlijn.
Q

In artikel 54 wordt na «de artikelen 8, eerste lid,» ingevoegd: 9a,

Artikel 1a

Een wijziging van de Richtlijn gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

Artikel 6b

Artikel 9a

Artikel 32a

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 43

De korpschef is de bevoegde autoriteit voor de controle, bedoeld in artikel 10 ter, eerste lid, van de Richtlijn.

ARTIKEL II

Artikel 5.4, vierde lid, van de Wet natuurbescherming wordt als volgt gewijzigd:

  1. indien de houder ervan in het bezit is van een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Richtlijn zonder hiervoor een verlof of ontheffing op grond van de Wet wapens en munitie te hebben.

ARTIKEL III

Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de effecten van artikel 44 van de Wet wapens en munitie in de praktijk.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.