Part of Smart Yellow Suite

WGK008388
Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Infrastructuur en Waterstaat
Datum uitgave 12 juli 2018
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

besluit tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem

Samenvatting

Het wettelijk stelsel van de Wet bodembescherming behoeft modernisering nu de landelijke operatie van urgentie sanering van verontreiniging met acute humane risico's bijna is voltooid. Voor de toekomst wordt een wettelijk stelsel ontworpen waarin bodembeheer centraal staat i.p.v. bodemsanering, waarbij de zorg voor bodemkwaliteit (in brede zin, niet alleen chemisch) een integraal onderdeel vormt van ruimtelijke ordening en ontwikkelingen in de omgeving. Tevens wordt het nieuwe instrumentarium geschikt gemaakt voor inbouw in de Omgevingswet.

Documenten

stb-2021-98 (PDF)

Besluit van 27 november 2020 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 6 april 2020, nr. IENW/BSK-2020/49546, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de kaderrichtlijn afvalstoffen, de kaderrichtlijn water, de nitraatrichtlijn, de nec-richtlijn, Richtlijn nr. 86/278/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1986, betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PbEG 1986, L 278), de artikelen 2.24, eerste lid, 4.3, eerste en tweede lid, 5.1, eerste en tweede lid, 5.11, eerste lid, 5.18, eerste lid, 5.26, 5.34, tweede lid, 16.43, eerste en vierde lid, 18.2, vierde en zesde lid, 19.0, 20.10, eerste en tweede lid, en 22.2, eerste lid, van de Omgevingswet, artikel 3.6 van de Aanvullingswet bodem, de artikelen 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M, de artikelen 15, eerste en tweede lid, 16, 34, 35 en 40 van de Meststoffenwet, artikel 22, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslagen, artikel 2, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, de artikelen 8.40, eerste lid, 9.2.2.1, eerste lid, 9.5.2, eerste lid, 10.2, tweede lid, 10.43, eerste lid, en 11a.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 juli 2020, nr. W17.20.0100/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 23 november 2020, nr. IENW/BSK-2020/194717, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I (BESLUIT ACTIVITEITEN LEEFOMGEVING)

Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.8 komt te luiden:

Artikel 2.8 (bevoegd gezag Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)
Voor het op of in de bodem brengen van meststoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.20, is Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegd gezag:
  1. waaraan een melding wordt gedaan;
  2. dat een maatwerkvoorschrift kan stellen; of
  3. dat beslist op een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen.
B

Artikel 3.40, tweede lid, onder a en b, komt te luiden:

  1. het opslaan en samenvoegen van grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit van kwaliteitsklasse landbouw/natuur, wonen of industrie als bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit;
  2. het opslaan en samenvoegen van baggerspecie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit van kwaliteitsklasse algemeen toepasbaar, licht verontreinigd of matig verontreinigd als bedoeld in artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit;
C

Artikel 3.40b, tweede lid, komt te luiden:

2.
Onder de aanwijzing vallen niet:
  1. het op of in de bodem brengen van meststoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.20, voor zover dat een nuttige toepassing is;
  2. het toepassen van bouwstoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.25, voor zover dat een nuttige toepassing is;
  3. het toepassen van grond of baggerspecie, bedoeld in paragraaf 3.2.26, voor zover dat een nuttige toepassing is;
  4. het toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen in de voormalige mijnbouwgebieden in de provincie Limburg, bedoeld in paragraaf 3.2.27, voor zover dat een nuttige toepassing is;
  5. een stortplaats of winningsafvalvoorziening als bedoeld in paragraaf 3.3.12;
  6. het lozen van afvalwater op of in de bodem; en
  7. het op of in de bodem brengen van huishoudelijke afvalstoffen die nog niet zijn ingezameld of afgegeven.
D

Artikel 3.40c, tweede lid, komt te luiden:

2.
Het verbod geldt niet voor het op of in de bodem brengen van plantenresten, dat op grond van artikel 3, tweede lid, onder c, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen is aangewezen.
E

Paragrafen 3.2.20 tot en met 3.2.27 komen te luiden:

F

Paragraaf 3.5.8 komt te luiden:

G

In artikel 3.184, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. het opslaan van grond of baggerspecie, bedoeld in paragraaf 3.2.24; en
  2. een grondbank of grondreinigingsbedrijf, bedoeld in paragraaf 3.5.8.
H

Artikel 3.185, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel 3.192, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

J

Paragrafen 4.116 tot en met 4.125 komen te luiden:

K

Artikel 5.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  1. de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bedoeld in artikel 25d, van het Besluit bodemkwaliteit.
L

Paragraaf 5.2.2 komt te luiden:

M

Aan artikel 6.27 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
N

Aan artikel 6.55, derde lid, wordt toegevoegd «, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit».

O

Na artikel 6.56h worden in paragraaf 6.2.7.5 vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6.56ha (melding lozingsactiviteit bij graven en saneringen)
1.
Het is verboden de volgende activiteiten te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden:
  1. het lozen van afvalwater afkomstig van graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit;
  2. het lozen van afvalwater afkomstig van het saneren van de bodem; en
  3. het lozen van afvalwater afkomstig van een grondwatersanering.
2.
Een melding bevat:
  1. de resultaten van de beschikbare voorafgaande bodemonderzoeken;
  2. de locaties van de lozingspunten; en
  3. het maximale lozingsdebiet in kubieke meters per uur.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, als de lozing minder dan 48 uur duurt.
Artikel 6.56hb (gegevens en bescheiden over lozingsactiviteit)
1.
Ten minste vier weken voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 6.56ha, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 6.3, gegevens en bescheiden verstrekt over de verwachte datum van het begin van de activiteit.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, als de lozing minder dan 48 uur duurt.
Artikel 6.56hc (niet lozen bij bodemonderzoek grondwatersanering)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt afvalwater afkomstig van een voorafgaand onderzoek voor een grondwatersanering niet geloosd op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk.
Artikel 6.56hd (water: emissiegrenswaarden afvalwater graven en saneringen)
Voor het afvalwater afkomstig van saneren van de bodem, grondwatersanering of graven in bodem met een kwaliteit graven onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 6.56hd, gemeten in een steekmonster.
Artikel 6.56he (water: meetmethoden)
1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
  1. voor naftaleen en BTEX: NEN-EN-ISO 15680;
  2. voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;
  3. voor tetrachlooretheen, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan en vinylchloride, de som van de vijf hiervoor genoemde stoffen, monochloorbenzeen, dichloorbenzeen en trichloorbenzenen: NEN-EN-ISO 10301 of NEN-EN-ISO 15680, waarbij voor vinylchloride alleen NEN-EN-ISO 15680 kan worden gebruikt;
  4. voor minerale olie: NEN-ISO 9377-2;
  5. voor cadmium, koper, nikkel, lood, zink en chroom: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;
  6. voor kwik: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 12846 of NEN-EN-ISO 17852, waarbij kwik wordt ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2; en
  7. voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872.
P

Aan artikel 7.26 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Q

Aan artikel 7.60, derde lid, wordt toegevoegd «, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit».

R

Na artikel 7.61h worden in paragraaf 7.2.7.5 vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.61i (melding lozingsactiviteit bij graven en saneringen)
1.
Het is verboden de volgende activiteiten te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden:
  1. het lozen van afvalwater afkomstig van graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit;
  2. het lozen van afvalwater afkomstig van het saneren van de bodem; en
  3. het lozen van afvalwater afkomstig van een grondwatersanering.
2.
Een melding bevat:
  1. de resultaten van de beschikbare voorafgaande bodemonderzoeken;
  2. de locaties van de lozingspunten; en
  3. het maximale lozingsdebiet in kubieke meters per uur.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, als de lozing minder dan 48 uur duurt.
Artikel 7.61j (gegevens en bescheiden over lozingsactiviteit)
1.
Ten minste vier weken voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 7.61i, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 7.3, gegevens en bescheiden verstrekt over de verwachte datum van het begin van de activiteit.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, als de lozing minder dan 48 uur duurt.
Artikel 7.61k (niet lozen bij bodemonderzoek grondwatersanering)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de Noordzee wordt afvalwater afkomstig van een voorafgaand onderzoek voor een grondwatersanering niet geloosd op de Noordzee.
Artikel 7.61l (water: emissiegrenswaarden afvalwater graven en saneringen)
Voor het afvalwater afkomstig van saneren van de bodem, grondwatersanering of graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit dat wordt geloosd op de Noordzee zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 7.61l, gemeten in een steekmonster.
Artikel 7.61m (water: meetmethoden)
1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
  1. voor naftaleen en BTEX: NEN-EN-ISO 15680;
  2. voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;
  3. voor tetrachlooretheen, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan en vinylchloride de som van de vijf hiervoor genoemde stoffen, monochloorbenzeen, dichloorbenzeen en trichloorbenzenen: NEN-EN-ISO 10301 of NEN-EN-ISO 15680, waarbij voor vinylchloride alleen NEN-EN-ISO 15680 kan worden gebruikt;
  4. voor minerale olie: NEN-ISO 9377-2;
  5. voor cadmium, koper, nikkel, lood, zink en chroom: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;
  6. voor kwik: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 12846 of NEN-EN-ISO 17852, waarbij kwik wordt ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2; en
  7. voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872.
S

Artikel 16.7 wordt als volgt gewijzigd:

T

Bijlage I, deel A, wordt als volgt gewijzigd:

U

Na bijlage II en na bijlage IVA worden twee bijlagen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.8 (bevoegd gezag Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit)

Voor het op of in de bodem brengen van meststoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.20, is Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegd gezag:

Artikel 3.48a (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48b (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.48a, voor zover het gaat om het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater.

Artikel 3.48c (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48a, wordt voldaan aan de regels over:

Artikel 3.48d (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48e (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48d, wordt voldaan aan de regels over graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in paragraaf 4.119.

Artikel 3.48f (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48g (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48f, wordt voldaan aan de regels over graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in paragraaf 4.120.

Artikel 3.48h (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48i (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48h, wordt voldaan aan de regels over het saneren van de bodem, bedoeld in paragraaf 4.121.

Artikel 3.48j (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48k (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

Artikel 3.48l (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48j, wordt voldaan aan de regels over:

Artikel 3.48m (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48n (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48m, wordt voldaan aan de regels over het toepassen van bouwstoffen, bedoeld in paragraaf 4.123.

Artikel 3.48o (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48p (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het brengen van grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam bij de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.48o, voor zover het gaat om het opvullen van een diepe plas voor het bevorderen van de natuurwaarde of recreatieve waarde van de diepe plas, het ontwikkelen tot landbodem voor het verwezenlijken van bedrijventerreinen, woningbouwlocaties, landbouwgronden, natuurgronden of recreatieterreinen of het stabiliseren van wanden.

Artikel 3.48q (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48o, wordt voldaan aan de regels over het toepassen van grond of baggerspecie, bedoeld in paragraaf 4.124.

Artikel 3.48r (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.48s (algemene regels)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.48r, wordt voldaan aan de regels over het toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen in de voormalige mijnbouwgebieden in de provincie Limburg, bedoeld in paragraaf 4.125.

Artikel 3.178 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)

Artikel 3.179 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)

Artikel 3.180 (algemene regels)

Artikel 3.181 (gegevens en bescheiden)

Artikel 4.1182 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1183 (bodem: meststoffen of afvalstoffen)

Met het oog op het beperken van verontreiniging van de bodem worden alleen meststoffen op of in de bodem gebracht die op grond van hoofdstuk III van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet mogen worden verhandeld.

Artikel 4.1184 (bodem en water: meststoffen op bevroren bodem of sneeuw)

Artikel 4.1185 (bodem: meststoffen op met water verzadigde bodemlaag)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost, overige organische meststoffen en stikstofkunstmest niet op of in de bodem gebracht als de bovenste bodemlaag met water is verzadigd.

Artikel 4.1186 (bodem: meststoffen bij bevloeien en beregenen)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden van 1 september tot en met 31 januari dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost, overige organische meststoffen en stikstofkunstmest niet op of in de bodem gebracht als de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid of beregend.

Artikel 4.1187 (bodem: perioden voor vaste mest)

Artikel 4.1188 (bodem: perioden voor drijfmest)

Artikel 4.1189 (bodem: perioden voor stikstofkunstmest)

Artikel 4.1190 (bodem: meststoffen op hellingen bij geulenerosie)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost, overige organische meststoffen en stikstofkunstmest niet op of in de bodem gebracht op gronden met een hellingspercentage van ten minste 7% als deze zijn aangetast door de versnelde afvoer van bodemmateriaal door afstromend water en daarbij geulen van meer dan 30 cm diepte zijn ontstaan.

Artikel 4.1191 (bodem: meststoffen op hellingen niet-beteelde gronden)

Artikel 4.1192 (bodem: meststoffen op hellingen bouwland)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden op bouwland met een hellingspercentage van ten minste 18% geen dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost, overige organische meststoffen of stikstofkunstmest gebracht.

Artikel 4.1193 (bodem: telen van mais op zandgronden en lössgronden)

Artikel 4.1194 (bodem: informeren na telen mais van ander gewas)

Het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, wordt uiterlijk op 1 oktober geïnformeerd als een gewas als bedoeld in artikel 4.1193, eerste lid, onder b, of tweede lid, wordt geteeld.

Artikel 4.1195 (bodem: meststoffen op natuurgronden)

Artikel 4.1196 (bodem: meststoffen bij beheer natuurgronden)

Artikel 4.1197 (bodem: meststoffen overige gronden)

Artikel 4.1198 (bodem: afbakening mogelijkheid maatwerk)

Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift worden de gebruiksnormen in deze paragraaf niet versoepeld.

Artikel 4.1199 (lucht: emissiearm op of in de bodem brengen meststoffen)

Artikel 4.1200 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib.

Artikel 4.1201 (bodem: zuiveringsslib alleen op landbouwgronden)

Met het oog op het beperken van verontreiniging van de bodem wordt zuiveringsslib alleen op landbouwgronden op of in de bodem gebracht.

Artikel 4.1202 (bodem: zuiveringsslib of afvalstoffen)

Met het oog op het beperken van verontreiniging van de bodem wordt alleen zuiveringsslib op of in de bodem gebracht dat op grond van hoofdstuk III van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet mag worden verhandeld.

Artikel 4.1203 (bodem en water: zuiveringsslib op bevroren bodem of sneeuw)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem of van een oppervlaktewaterlichaam wordt zuiveringsslib niet op of in de bodem gebracht als de bovenste laag van de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw.

Artikel 4.1204 (bodem: zuiveringsslib bij met water verzadigde bodemlaag)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt zuiveringsslib niet op of in de bodem gebracht als de bovenste bodemlaag met water is verzadigd.

Artikel 4.1205 (bodem: zuiveringsslib bij bevloeien of beregenen)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt zuiveringsslib van 1 september tot en met 31 januari niet op of in de bodem gebracht als de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid of beregend.

Artikel 4.1206 (bodem: perioden voor steekvast zuiveringsslib)

Artikel 4.1207 (bodem: perioden voor vloeibaar zuiveringsslib)

Artikel 4.1208 (bodem: zuiveringsslib op hellingen bij geulenerosie)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt geen zuiveringsslib op of in de bodem gebracht op gronden met een hellingspercentage van ten minste 7% als de bodem is aangetast door de versnelde afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water en daarbij geulen van meer dan 30 cm diepte zijn ontstaan.

Artikel 4.1209 (bodem: zuiveringsslib op hellingen niet-beteelde gronden)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt zuiveringsslib niet op of in de bodem gebracht op niet-beteelde gronden met een hellingspercentage van ten minste 7%.

Artikel 4.1210 (bodem: zuiveringsslib op hellingen bouwland)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem wordt zuiveringsslib niet op bouwland gebracht met een hellingspercentage van ten minste 18%.

Artikel 4.1211 (bodem: telen van mais op zandgronden en lössgronden)

Artikel 4.1212 (bodem: informeren na telen mais van ander gewas)

Het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, wordt uiterlijk op 1 oktober geïnformeerd als een gewas als bedoeld in artikel 4.1211, eerste lid, onder b, of tweede lid, wordt geteeld.

Artikel 4.1213 (lucht: emissiearm op of in de bodem brengen zuiveringsslib)

Artikel 4.1214 (toepassingsbereik)

Deze paragraaf is van toepassing op het vernietigen van de zode van gras op weidegronden.

Artikel 4.1215 (bodem: vernietigen zode gras op weidegronden)

Artikel 4.1216 (bodem: informeren vernietigen zode van gras)

Het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, wordt voorafgaand aan het vernietigen van de zode van gras, bedoeld in artikel 4.1215, tweede lid, onder b, onder 3°, geïnformeerd over de datum waarop deze wordt vernietigd.

Artikel 4.1217 (bodem: stikstofhoudende meststoffen, bemonsterplicht en meetmethode)

Artikel 4.1218 (bodem: vernietigen zode van gras bij herverkaveling en nutsvoorzieningen)

Artikel 4.1215, eerste lid, is niet van toepassing op:

Artikel 4.1219 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1220 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1221 (aanwijzing modules: voorafgaand bodemonderzoek)

Artikel 4.1222 (bodem en afval: gescheiden houden grond)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen worden bij het graven, terugplaatsen of afvoeren van grond, partijen grond van verschillende kwaliteitsklassen, waarin de partijen op grond van artikel 25d van het Besluit bodemkwaliteit zijn ingedeeld, gescheiden gehouden.

Artikel 4.1222a (bodem en afval: tijdelijk uitnemen van grond)

Artikel 4.1223 (bodem: tijdelijke opslag van vrijkomende grond)

Artikel 4.1224 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1225 (melding)

Artikel 4.1226 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1227 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1228 (gegevens en bescheiden: na de activiteit ingeval van spoedreparatie)

Bij een spoedreparatie van vitale ondergrondse infrastructuur worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, onverwijld na beëindiging van de activiteit gegevens en bescheiden verstrekt over:

Artikel 4.1229 (aanwijzing modules: voorafgaand bodemonderzoek)

Artikel 4.1230 (bodem en afval: gescheiden houden grond)

Artikel 4.1230a (bodem: tijdelijk uitnemen van grond)

Artikel 4.1231 (bodem: tijdelijke opslag van vrijkomende grond)

Artikel 4.1232 (bodem en afval: kwaliteitsborging)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt het graven uitgevoerd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7000.

Artikel 4.1233 (bodem en afval: milieukundige begeleiding graafwerkzaamheden)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt de activiteit begeleid door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 6000 als:

Artikel 4.1234 (gegevens en bescheiden: bij beëindigen activiteit)

Ten hoogste een week na het beëindigen van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1224, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt over:

Artikel 4.1235 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1236 (melding)

Artikel 4.1237 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1238 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1239 (aanwijzing modules: voorafgaand bodemonderzoek)

Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1235, wordt voldaan aan de regels over het voorafgaand bodemonderzoek, bedoeld in paragraaf 5.2.2.

Artikel 4.1240 (bodem: twee standaard saneringsaanpakken)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid en het beschermen van de kwaliteit van de bodem wordt het saneren van de bodem uitgevoerd volgens artikel 4.1241 of 4.1242 of met een combinatie van beide aanpakken.

Artikel 4.1241 (bodem: afdekken als saneringsaanpak)

Artikel 4.1242 (bodem: verwijderen van verontreiniging als saneringsaanpak)

Artikel 4.1243 (bodem: kwaliteitsborging)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het voorkomen van verspreiding van verontreinigde grond, het behoud van gebruiksmogelijkheden van grond en de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt het saneren van de bodem verricht door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7000.

Artikel 4.1244 (bodem: milieukundige begeleiding sanering)

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt de activiteit begeleid door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 6000.

Artikel 4.1245 (bodem: aanvullende maatregelen uitdampen)

Artikel 4.1246 (gegevens en bescheiden: bij beëindigen activiteit)

Artikel 4.1247 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1248 (melding)

Artikel 4.1249 (afval: administratie partijen grond of baggerspecie)

Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt een administratie bijgehouden van de opgeslagen partijen grond of opgeslagen partijen baggerspecie, met daarin per partij geregistreerd:

Artikel 4.1250 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)

Artikel 4.1251 (water: lozingsroutes bij opslaan van licht of matig verontreinigde baggerspecie)

Artikel 4.1252 (water: lozing op een oppervlaktewaterlichaam)

Voor afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1252, gemeten in een steekmonster.

Artikel 4.1253 (water: meetmethoden)

Artikel 4.1254 (bodem: bodembeschermende voorziening bij opslaan baggerspecie)

Artikel 4.1255 (afval en bodem: samenvoegen partijen)

Artikel 4.1256 (afval: termijn opslaan)

Artikel 4.1257 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1257a (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift)

Met een maatwerkvoorschrift wordt de uitvoering van een vastgesteld projectbesluit niet belemmerd.

Artikel 4.1258 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1259 (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen)

Artikel 4.1260 (milieu, grondstof, afvalstof: functionele toepassing)

Artikel 4.1261 (grondstof en afvalstof: functionele hoeveelheid)

Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen worden bouwstoffen niet toegepast in een grotere hoeveelheid dan voor het voltooien van het werk volgens gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven redelijkerwijs nodig is.

Artikel 4.1262 (bodem en water: beschermende maatregelen)

Artikel 4.1263 (grondstof en afvalstof: bouwstoffen vermengd met grond of baggerspecie)

Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen worden geen bouwstoffen toegepast die zijn vermengd met meer dan 20 gewichtsprocent grond of baggerspecie, tenzij de grond of baggerspecie als grondstof voor de bouwstoffen heeft gediend.

Artikel 4.1264 (milieu: kwaliteitseisen)

Artikel 4.1265 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1265a (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift)

Met een maatwerkvoorschrift wordt de uitvoering van een vastgesteld projectbesluit niet belemmerd.

Artikel 4.1266 (melding)

Artikel 4.1267 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1268 (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen)

Artikel 4.1269 (milieu: functionele toepassing)

Artikel 4.1270 (grondstof, afvalstof: functionele hoeveelheid)

Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt grond of baggerspecie niet toegepast in een grotere hoeveelheid dan voor het voltooien van de functionele toepassing in het kader waarvan de grond of baggerspecie wordt toegepast, volgens gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven redelijkerwijs nodig is.

Artikel 4.1271 (milieu: bodemvreemd materiaal)

Artikel 4.1272 (milieu: kwaliteitseisen)

Artikel 4.1273 (maatwerk kwaliteitseisen)

Artikel 4.1274 (milieu: grootschalig toepassen)

Artikel 4.1275 (maatwerk grootschalig toepassen)

Artikel 4.1276 (milieu: toepassen in een diepe plas)

Artikel 4.1277 (maatwerk toepassen in een diepe plas)

Artikel 4.1278 (milieu: verspreiden baggerspecie)

Artikel 4.1279 (maatwerk verspreiden baggerspecie)

Artikel 4.1280 (milieu: toepassen van tarragrond)

Artikel 4.1281 (toepassingsbereik)

Artikel 4.1282 (melding)

Artikel 4.1283 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)

Artikel 4.1284 (gegevens en bescheiden: tijdens en na afloop van het aanbrengen)

Artikel 4.1285 (milieu: functionele toepassing)

Artikel 4.1286 (grondstof, afvalstof: functionele hoeveelheid)

Met het oog op het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen worden mijnsteen of vermengde mijnsteen niet toegepast in een grotere hoeveelheid dan voor het voltooien van de functionele toepassing in het kader waarvan de mijnsteen of vermengde mijnsteen wordt toegepast, volgens gangbare civieltechnische, bouwtechnische, milieuhygiënische, ecologische of esthetische maatstaven redelijkerwijs nodig is.

Artikel 4.1287 (milieu: bodemvreemd materiaal)

Artikel 4.1288 (milieu: kwaliteitseisen)

Artikel 4.1289 (maatwerk kwaliteitseisen)

Artikel 4.1290 (grootschalig toepassen)

Artikel 4.1291 (maatwerk grootschalig toepassen)

Artikel 5.7a (vooronderzoek bodem)

Artikel 5.7b (verkennend bodemonderzoek)

Artikel 5.7c (verkennend bodemonderzoek asbest)

Artikel 5.7d (nader bodemonderzoek)

Artikel 5.7e (nader bodemonderzoek asbest)

Artikel 5.7f (water: lozing bij voorafgaand bodemonderzoek)

Artikel 6.56ha (melding lozingsactiviteit bij graven en saneringen)

Artikel 6.56hb (gegevens en bescheiden over lozingsactiviteit)

Artikel 6.56hc (niet lozen bij bodemonderzoek grondwatersanering)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam wordt afvalwater afkomstig van een voorafgaand onderzoek voor een grondwatersanering niet geloosd op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk.

Artikel 6.56hd (water: emissiegrenswaarden afvalwater graven en saneringen)

Voor het afvalwater afkomstig van saneren van de bodem, grondwatersanering of graven in bodem met een kwaliteit graven onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 6.56hd, gemeten in een steekmonster.

Artikel 6.56he (water: meetmethoden)

Artikel 7.61i (melding lozingsactiviteit bij graven en saneringen)

Artikel 7.61j (gegevens en bescheiden over lozingsactiviteit)

Artikel 7.61k (niet lozen bij bodemonderzoek grondwatersanering)

Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de Noordzee wordt afvalwater afkomstig van een voorafgaand onderzoek voor een grondwatersanering niet geloosd op de Noordzee.

Artikel 7.61l (water: emissiegrenswaarden afvalwater graven en saneringen)

Voor het afvalwater afkomstig van saneren van de bodem, grondwatersanering of graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit of boven de interventiewaarde bodemkwaliteit dat wordt geloosd op de Noordzee zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 7.61l, gemeten in een steekmonster.

Artikel 7.61m (water: meetmethoden)

ARTIKEL II (BESLUIT KWALITEIT LEEFOMGEVING)

Het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Afdeling 3.6 komt te luiden:

Artikel 3.55 (hoogst toelaatbare concentraties)
De ten hoogste toelaatbare concentraties van stoffen waarbij in ieder geval sprake is van onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid, bedoeld in artikel 19.9a van de wet, zijn de concentraties, bedoeld in bijlage Vb, waarbij de berekende concentratie overeenkomt met het levenslang gemiddelde blootstellingsniveau van het maximaal toelaatbaar risico humaan, uitgedrukt in microgram per kilogram lichaamsgewicht per dag.
B

Na artikel 4.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.12a (signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering)
Bij de beoordeling of als maatregel in een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma of het nationale waterprogramma een grondwatersanering van historische grondwaterverontreiniging nodig is, wordt rekening gehouden met de signaleringsparameters voor grondwaterkwaliteit, bedoeld in bijlage Vd.
C

Paragraaf 5.1.4.5 komt te luiden:

D

In artikel 5.129a wordt «bijlage XIIIa» vervangen door «bijlage XIIIc».

E

In hoofdstuk 6 wordt na artikel 6.2 een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 6.3 (aanwijzing bodembeheergebieden)
1.
In een waterschapsverordening kunnen een of meer bodembeheergebieden worden aangewezen voor het met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift afwijken van de kwaliteitseisen voor:
  1. het toepassen van grond of baggerspecie in een oppervlaktewaterlichaam, bedoeld in artikelen 4.1273, 4.1275, 4.1277 of 4.1279 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of
  2. het in een oppervlaktewaterlichaam in het bij ministeriële regeling aangewezen toepassingsgebied toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen, bedoeld in artikelen 4.1289 en 4.1291 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
Bodembeheergebieden worden aangewezen met het oog op het bevorderen dat grond of baggerspecie, in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder a, of mijnsteen of vermengde mijnsteen, in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, die binnen het aangewezen gebied zijn ontgraven, binnen dat gebied weer zo kunnen worden toegepast dat op de schaal van het gebied een goed resultaat wordt behaald uit een oogpunt van het zuinig gebruik van grondstoffen en het doelmatig beheer van afvalstoffen.
3.
In de waterschapsverordening wordt de geometrische begrenzing van een aangewezen bodembeheergebied vastgesteld.
F

In artikel 8.51 wordt «artikel 5, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit» vervangen door «artikel 3.40c of artikel 3.85 van het Besluit activiteiten leefomgeving».

G

In artikel 8.62a, tweede lid, onderdeel d, wordt «zij voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit» vervangen door «wordt voldaan aan de regels over het toepassen van grond of baggerspecie, bedoeld in paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving».

H

Na paragraaf 8.5.2.6 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

I

In bijlage I, deel A, worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

J

Na bijlagen Va en Vc worden bijlagen Vb en Vd ingevoegd en na bijlage XIII wordt onder vernummering van bijlage XIIIa tot bijlage XIIIc bijlagen XIIIa en XIIIb ingevoegd, luidende:

Artikel 3.55 (hoogst toelaatbare concentraties)

De ten hoogste toelaatbare concentraties van stoffen waarbij in ieder geval sprake is van onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid, bedoeld in artikel 19.9a van de wet, zijn de concentraties, bedoeld in bijlage Vb, waarbij de berekende concentratie overeenkomt met het levenslang gemiddelde blootstellingsniveau van het maximaal toelaatbaar risico humaan, uitgedrukt in microgram per kilogram lichaamsgewicht per dag.

Artikel 4.12a (signaleringsparameter beoordeling grondwatersanering)

Bij de beoordeling of als maatregel in een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma of het nationale waterprogramma een grondwatersanering van historische grondwaterverontreiniging nodig is, wordt rekening gehouden met de signaleringsparameters voor grondwaterkwaliteit, bedoeld in bijlage Vd.

Artikel 5.89g (toepassingsbereik)

Artikel 5.89h (definitie bodemgevoelige locatie)

Als bodemgevoelige locaties worden in ieder geval beschouwd:

Artikel 5.89i (waarde toelaatbare kwaliteit bodem)

Artikel 5.89j (waarde toelaatbare kwaliteit bodem: blootstelling)

Artikel 5.89k (maatregelen bij overschrijding waarde toelaatbare kwaliteit bodem;)

Een omgevingsplan bepaalt dat het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie bij overschrijding van een waarde als bedoeld in artikel 5.89i, eerste lid, alleen is toegelaten als de in het omgevingsplan voorgeschreven sanerende of andere beschermende maatregelen worden getroffen.

Artikel 5.89ka (omgevingsvergunning voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie)

Artikel 5.89l (melding bouwactiviteit)

Artikel 5.89m (ingebruikname na maatregelen op verontreinigde bodem)

Een omgevingsplan bepaalt dat bij overschrijding van een waarde als bedoeld in artikel 5.89i, eerste lid, een bodemgevoelig gebouw, of een gedeelte daarvan, op een bodemgevoelige locatie alleen in gebruik wordt genomen na de bouwactiviteit nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop de sanerende of andere beschermende maatregelen, bedoeld in artikel 5.89k, zijn getroffen.

Artikel 5.89n (nazorg)

Een omgevingsplan bepaalt dat de volgende maatregelen in stand moeten worden gehouden, moeten worden onderhouden, of moeten worden vervangen, met daarbij op welke wijze en binnen welke termijn:

Artikel 5.89o (aanwijzing bodembeheergebieden)

Artikel 5.89p (indeling landbodem in bodemfunctieklassen)

Artikel 6.3 (aanwijzing bodembeheergebieden)

Artikel 8.70a (toepassingsbereik voorschriften over zuiveringsslib)

Deze paragraaf is van toepassing op een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit die betrekking heeft op het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater.

Artikel 8.70b (voorschriften over zuiveringsslib)

Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat alleen zuiveringsslib op of in de bodem wordt gebracht dat op grond van hoofdstuk III van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet mag worden verhandeld.

Artikel 8.70c (voorschriften over de locatie)

Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat het brengen van zuiveringsslib op landbouwgronden alleen plaatsvindt, voor zover de waarden voor een of meer van de in de landbouwgronden aanwezige stoffen, bedoeld in tabel 8.70c, niet worden overschreden.

Artikel 8.70d (voorschriften over het moment van het op of in de bodem brengen)

Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat het brengen van zuiveringsslib op:

Artikel 8.70e (voorschriften over de hoeveelheid)

Artikel 8.70f (voorschriften over aanvullende voorwaarden)

Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden over het op of in de bodem brengen van zuiveringsslib:

Artikel 8.70g (voorschriften over monsterneming en analyse)

ARTIKEL III (INVOERINGSBESLUIT OMGEVINGSWET)

Het Invoeringsbesluit Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:

  1. de activiteit betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie en:
    1. de toelaatbare kwaliteit van de bodem niet wordt overschreden; of
    2. bij overschrijding van de toelaatbare kwaliteit van de bodem: als aannemelijk is dat een sanerende of andere beschermende maatregelen wordt getroffen. Een sanerende of andere beschermende maatregel is in ieder geval een sanering overeenkomstig paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.30 Nadere invulling beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit bouwwerken bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie
1.
De toelaatbare kwaliteit van de bodem, bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, onder c, is de interventiewaarde bodemkwaliteit, bedoeld in bijlage IIA bij het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
Er is sprake van overschrijding van de toelaatbare kwaliteit als voor ten minste één stof de gemiddelde gemeten concentratie in meer dan 25 m3 bodemvolume hoger is dan de interventiewaarde bodemkwaliteit.
3.
Het zinsdeel «in meer dan 25 m3 bodemvolume » in het tweede lid is niet van toepassing voor zover het gaat om aanwezigheid van asbest.
Artikel 22.31 Voorschrift omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie: na einde activiteit
Aan een omgevingsvergunning voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die is verleend met toepassing van artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder c, onder 2°, wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat het gebouw, of een gedeelte daarvan, alleen in gebruik wordt genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop er een of meer sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen als bedoeld in artikel 22.29.
  1. als de aanvraag betrekking heeft op een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie:
    1. de onderzoeken, bedoeld in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving, tenzij het gaat om een locatie die is aangewezen in dit omgevingsplan waar een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit, bedoeld in artikel 22.30, redelijkerwijs is uit te sluiten; en
    2. als de toelaatbare kwaliteit, bedoeld in artikel 22.30, wordt overschreden: gegevens en bescheiden die aannemelijk maken dat een sanerende of andere beschermende maatregel wordt getroffen, tenzij het gaat om een locatie die is aangewezen in dit omgevingsplan waar een overschrijding van de toelaatbare kwaliteit, bedoeld in artikel 22.30, redelijkerwijs is uit te sluiten; en
4.
Het tweede lid geldt niet voor de activiteiten, bedoeld in paragraaf 22.3.7.
B

Voor de gemeente Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Hilvarenbeek, Laarbeek, Leudal, Meijerijstad, Nederweert, Nuenen c.a., Oisterwijk, Peel en Maas, Reusel-De Mierden, Sint-Michielsgestel, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre en Weert wordt artikel 7.1 als volgt gewijzigd:

1.
Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat begripsbepalingen voor de toepassing van paragraaf 22.3.7.4 van dit omgevingsplan.
C

Voor de gemeenten Boxtel, Horst aan de Maas, Maasgouw, Oirschot, Roermond, Tilburg en Vught wordt artikel 7.1 als volgt gewijzigd:

3.
Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat begripsbepalingen voor de toepassing van paragraaf 22.3.7.4 van dit omgevingsplan.
D

Voor artikel 7.2 worden de volgende artikelen ingevoegd:

E

Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 22.30 Nadere invulling beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit bouwwerken bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie

Artikel 22.31 Voorschrift omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bodemgevoelig gebouw op bodemgevoelige locatie: na einde activiteit

Aan een omgevingsvergunning voor een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die is verleend met toepassing van artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder c, onder 2°, wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat het gebouw, of een gedeelte daarvan, alleen in gebruik wordt genomen nadat het college van burgemeester en wethouders is geïnformeerd over de wijze waarop er een of meer sanerende of andere beschermende maatregelen zijn getroffen als bedoeld in artikel 22.29.

Artikel 22.125 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het verrichten van nazorg als saneren van de bodem heeft plaatsgevonden op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving, dit omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift.

Artikel 22.126 Nazorg na afloop van saneren van de bodem

Artikel 22.127 Toepassingsbereik

Artikel 22.128 Gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit

Artikel 22.129 Bodem en afval: tijdelijke opslag van vrijkomende grond

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen wordt grond die bij het graven is vrijgekomen niet langer dan acht weken na beëindiging van het graven in de directe nabijheid van de ontgravingslocatie opgeslagen.

Artikel 22.130 Bodem en afval: milieukundige begeleiding bij kleinschalig graven

Met het oog op het beschermen van de gezondheid, het beschermen van de kwaliteit van de bodem en het doelmatig beheer van afvalstoffen, wordt de activiteit milieukundig begeleid volgens BRL SIKB 6000 als het graven plaatsvindt op een locatie waar een afdeklaag is aangebracht als saneringsaanpak en de ontgraving dieper reikt dan deze afdeklaag.

Artikel 22.131 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op een activiteit op een locatie waarvoor voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet een beschikking is vastgesteld krachtens artikel 29 in samenhang met artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waarin is vastgesteld dat bij het huidige dan wel voorgenomen gebruik van de bodem of de mogelijke verspreiding van de verontreiniging geen sprake is van zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.

Artikel 22.132 Bodem: mitigerende maatregelen

Degene die een activiteit als bedoeld in artikel 22.131, verricht, neemt in het belang van bescherming van de bodem maatregelen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd om verdere verontreiniging van de bodem te voorkomen of te beperken of, als dat redelijkerwijs mogelijk is in samenhang met de activiteit die wordt verricht, ongedaan te maken.

Artikel 22.133 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem, bedoeld in paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een locatie binnen het zinkassengebied De Kempen als:

Artikel 22.134 Voorafgaand bodemonderzoek

In afwijking van de voorschriften over bodemonderzoek, bedoeld in de artikelen 5.7b en 5.7d van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het ook toegestaan om het bodemonderzoek te verrichten overeenkomstig het Protocol Bodemonderzoek Zivest/zinkassenerven.

Artikel 22.135 Bodem: saneringsaanpak open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

In afwijking van paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving bestaat de saneringsaanpak bij deze categorie saneringen uit:

Artikel 22.136 Bodem: terugsaneerwaarde

Artikel 22.133 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem, bedoeld in paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een locatie binnen het zinkassengebied De Kempen als:

Artikel 22.134 Voorafgaand bodemonderzoek

In afwijking van de voorschriften over bodemonderzoek, bedoeld in de artikelen 5.7b en 5.7d van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het ook toegestaan om het bodemonderzoek te verrichten overeenkomstig het Protocol Bodemonderzoek Zivest/zinkassenerven.

Artikel 22.135 Bodem: saneringsaanpak open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

In afwijking van paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving bestaat de saneringsaanpak bij deze categorie saneringen uit:

Artikel 22.136 Bodem: terugsaneerwaarde

ARTIKEL IV (OMGEVINGSBESLUIT)

Het Omgevingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.12 komt te luiden:

Artikel 4.12 (bevoegd gezag Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit enkel- en meervoudige aanvraag)
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beslist op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten:
  1. een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.48b van het Besluit activiteiten leefomgeving; of
  2. een Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit die is aangewezen op grond van artikel 1.3, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming.
B

Artikel 4.31, eerste lid, komt te luiden:

1.
Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op:
  1. een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.48b van het Besluit activiteiten leefomgeving; of
  2. een Natura 2000-activiteit of flora- en fauna-activiteit die is aangewezen op grond van artikel 1.3, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming.
C

Artikel 13.1, onder b, wordt als volgt gewijzigd:

  1. bij een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.48m, 3.48o of 3.48r van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het in opdracht op of in de landbodem toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie;.
D

Aan afdeling 14.2a wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 14.5b (doorzendfunctionaliteit)
De landelijke voorziening voorziet in het elektronisch doorzenden van een melding of gegevens en bescheiden ter voldoening aan een andere informatieverplichting dan een melding op grond van de wet naar Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor het uitoefenen van de bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 13.1, aanhef en onder b, onder 5°.
E

Aan paragraaf 14.3.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 14.7b (doorzenden berichten)
1.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties brengt een ingediend bericht over een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.48m, 3.48o of 3.48r van het Besluit activiteiten leefomgeving onverwijld binnen het bereik van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor het uitoefenen van de bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 13.1, aanhef en onder b, onder 5°.
2.
Een ingediend bericht wordt ten hoogste een jaar in de landelijke voorziening bewaard.
F

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt in artikel 14.8 een lid ingevoegd, luidende:

3.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in een bericht als bedoeld in artikel 14.7b, eerste lid, vanaf het moment dat hij dit heeft opgehaald uit de landelijke voorziening.
G

In artikel 14.10b wordt «artikel 14.8, derde lid» vervangen door «artikel 14.8, vierde lid».

H

Na artikel 14.10b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14.10c (verwerking persoonsgegevens bij doorzenden)
1.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verwerkt voor het doorzenden van berichten over meldingen en gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 14.5b naar Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat de volgende persoonsgegevens:
  1. over gebruikers: gegevens om te kunnen communiceren, waaronder de naam, de organisatienaam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer;
  2. over initiatiefnemers, opdrachtgevers en uitvoerders: gegevens voor het uitoefenen van de bestuursrechtelijke handhavingstaak, waaronder gegevens over de activiteit, de locatie waar de activiteit wordt verricht, de herkomstlocatie en toepassingslocatie, de naam, de organisatienaam en het adres; en
  3. over derden: gegevens om de milieuverklaring bodemkwaliteit, bedoeld in artikel 1, vierde lid, van het Besluit bodemkwaliteit, te kunnen verifiëren, waaronder de organisatienaam.
2.
Voor de persoonsgegevens geldt de in artikel 14.7b, tweede lid, genoemde bewaartermijn.
I

In bijlage V wordt bij onderdeel «K. Waterbeheer» na onderdeel K9 een onderdeel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.12 (bevoegd gezag Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit enkel- en meervoudige aanvraag)

Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beslist op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten:

Artikel 14.5b (doorzendfunctionaliteit)

De landelijke voorziening voorziet in het elektronisch doorzenden van een melding of gegevens en bescheiden ter voldoening aan een andere informatieverplichting dan een melding op grond van de wet naar Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor het uitoefenen van de bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 13.1, aanhef en onder b, onder 5°.

Artikel 14.7b (doorzenden berichten)

Artikel 14.10c (verwerking persoonsgegevens bij doorzenden)

ARTIKEL V (INTREKKING)

De volgende besluiten worden ingetrokken:

ARTIKEL VI (AANWIJZINGSBESLUIT WET KENBAARHEID PUBLIEKRECHTELIJKE BEPERKINGEN ONROERENDE ZAKEN)

Hoofdstuk VII van de bijlage bij artikel 2, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

  1. (artikel 4.5 in samenhang met in het omgevingsplan gestelde regels) door het bevoegd gezag op grond van het omgevingsplan gesteld maatwerkvoorschrift tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem;
  2. (artikel 5.34) door het bevoegd gezag aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift tot het opleggen van een plicht gebruiksbeperkingen in acht te nemen of nazorgmaatregelen te treffen na het saneren van de bodem;.
  1. (artikel 10.13b) door het college van burgemeester en wethouders opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of de uitvoering van maatregelen in verband met nazorg van de bodem;
  2. (artikel 10.21a) door het college van burgemeester en wethouders in verband met het voorkomen, beperken of ongedaan maken van een verontreiniging of aantasting van de bodem opgelegde gedoogplicht voor het verrichten van onderzoek of het treffen van maatregelen;
  3. (artikel 19.9c, eerste lid) door het bevoegd gezag in verband met een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem opgelegde plicht tot het treffen van tijdelijke beschermingsmaatregelen.

ARTIKEL VII (BESLUIT BODEMKWALITEIT)

Het Besluit bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1
1.
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
2.
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt een hoeveelheid bouwstoffen als een partij aangemerkt als de bouwstoffen een vergelijkbare aard en samenstelling en dezelfde herkomst of producent hebben en als eenheid worden verhandeld of toegepast.
3.
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt een hoeveelheid grond, baggerspecie, mijnsteen of vermengde mijnsteen als een partij aangemerkt als dat materiaal een vergelijkbare aard en samenstelling heeft en een eenheid vormt die is ontstaan door:
  1. het ontgraven van een hoeveelheid van het materiaal, die van oorsprong in de bodem:
    1. fysiek aaneengesloten is; of
    2. gedeeltelijk onderbroken is en waarbij de onderlinge afstand tussen de niet aaneengesloten hoeveelheden niet meer dan 25 m bedraagt;
  2. het ontgraven van een van oorsprong in de bodem niet fysiek aaneengesloten hoeveelheid van dat materiaal die niet meer dan 25 m3 bedraagt;
  3. het bewerken van het materiaal; of
  4. het samenvoegen of splitsen van partijen van het materiaal.
4.
Een milieuverklaring bodemkwaliteit kan de vorm hebben van een verklaring op grond van een partijkeuring, erkende kwaliteitsverklaring, fabrikant-eigenverklaring, verklaring op grond van een bodemonderzoek of verklaring op grond van een bodemkwaliteitskaart.
B

De artikelen 1a tot en met 8 vervallen.

C

In hoofdstuk 2, afdeling 1, wordt voor artikel 9 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a
Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot bouwstoffen, grond, baggerspecie, de bodem of bodemenergiesystemen werkzaamheden aangewezen als bedoeld in artikel 11a.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer.
D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikelen 9, 10, 12, 13, 15, 19 en 24 wordt «erkenning» steeds vervangen door «erkenning bodemkwaliteit».

F

De artikelen 21 en 22 vervallen.

G

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

H

Na hoofdstuk 2 worden twee hoofdstukken toegevoegd, luidende:

I

De hoofdstukken 3 en 4 komen te vervallen.

J

De artikelen 65, 66, 75 tot en met 79, en 82 vervallen.

K

Bijlage 1 vervalt.

Artikel 1

Artikel 8a

Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot bouwstoffen, grond, baggerspecie, de bodem of bodemenergiesystemen werkzaamheden aangewezen als bedoeld in artikel 11a.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer.

Artikel 25a

Dit hoofdstuk gaat over de afgifte van milieuverklaringen bodemkwaliteit en het daarvoor te verrichten onderzoek voor het uitvoeren van handelingen met bouwstoffen overeenkomstig artikel 25h en het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie overeenkomstig het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 25b

Artikel 25c

Artikel 25d

Artikel 25e

Artikel 25f

Artikel 25g

Artikel 25h

ARTIKEL VIII (BESLUIT FINANCIËLE BEPALINGEN BODEMSANERING)

Het Besluit financiële bepalingen bodemsanering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van «wet» «Wet bodembescherming» vervangen door: «Wet bodembescherming, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet».

B

In hoofdstuk 1 wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a
Dit besluit berust na het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet mede op de artikelen 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Aanvullingswet bodem.
C

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9
Onze Minister kan, met inachtneming van de navolgende artikelen, op aanvraag subsidie verstrekken aan de eigenaar of als op het bedrijfsterrein een recht van erfpacht rust de erfpachter van een bedrijfsterrein voor het saneren van een geval van ernstige verontreiniging van een bedrijfsterrein ten aanzien waarvan voor de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet:
  1. een besluit is genomen dat spoedige sanering noodzakelijk is krachtens artikel 29 juncto artikel 37, eerste lid, van de wet;
  2. een saneringsplan als bedoeld in artikel 39, van de wet is ingediend,
  3. een saneringsplan voor een gedeelte van de verontreiniging van de bodem is ingediend als bedoeld in artikel 40 van de wet, uitsluitend voor het gedeelte waarop het saneringsplan betrekking heeft, of
  4. een melding als bedoeld in artikel 39b, derde lid, van de wet is gedaan.
D

Artikel 31, eerste lid, komt te luiden:

1.
Onze Minister kan op aanvraag een projectsubsidie verstrekken aan de coördinerende rechtspersoon, voor het collectief saneren van een aantal gevallen van ernstige verontreiniging van bedrijfsterreinen waar voor de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet:
  1. een besluit is genomen dat spoedige sanering noodzakelijk is krachtens artikel 29 juncto artikel 37, eerste lid, van de wet;
  2. een saneringsplan als bedoeld in artikel 39, van de wet is ingediend, of
  3. een saneringsplan voor een gedeelte van de verontreiniging van de bodem als bedoeld in artikel 40 van de wet is ingediend, uitsluitend voor het gedeelte waarop het saneringsplan betrekking heeft, of
  4. waarvoor een melding is gedaan als bedoeld in artikel 39b, derde lid, van de wet.

Artikel 1a

Dit besluit berust na het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet mede op de artikelen 4 en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Aanvullingswet bodem.

Artikel 9

Onze Minister kan, met inachtneming van de navolgende artikelen, op aanvraag subsidie verstrekken aan de eigenaar of als op het bedrijfsterrein een recht van erfpacht rust de erfpachter van een bedrijfsterrein voor het saneren van een geval van ernstige verontreiniging van een bedrijfsterrein ten aanzien waarvan voor de inwerkingtreding van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet:

ARTIKEL IX (BESLUIT GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN)

Artikel 1, onder f, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden komt te luiden:

ARTIKEL X (BESLUIT MELDEN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN EN GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN)

In artikel 5, tweede lid, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen vervalt de tekst «, met dien verstande dat een melding als bedoeld in de artikelen 32 en 42 van het Besluit bodemkwaliteit en artikel 2a van het Besluit gebruik meststoffen wordt gelijkgesteld met het voldoen aan de in artikel 10.38, derde lid, van de wet gestelde verplichting».

ARTIKEL XI (BESLUIT STORTPLAATSEN EN STORTVERBODEN AFVALSTOFFEN)

Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, categorieën 17a, 17b, 30 en 31 wordt «in de ministeriële regeling op grond van artikel 28a Wet bodembescherming» vervangen door: «in dit besluit».

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a
1.
Onze minister van Infrastructuur en Waterstaat kan op verzoek een verklaring afgeven waaruit blijkt dat grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen 17a, 17b, 30 en 31, van dit besluit niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar is.
2.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de beoordeling van de reinigbaarheid van grond en het afgeven van een verklaring van niet reinigbaarheid van grond.
C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
  1. huishoudelijke afvalstoffen die nog niet zijn ingezameld of afgegeven;
  2. afvalwater;
  3. plantenresten die zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister;
  4. het op of in de bodem brengen van meststoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.20 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
  5. het toepassen van bouwstoffen, bedoeld in paragraaf 3.2.25 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
  6. het toepassen van grond of baggerspecie, bedoeld in paragraaf 3.2.26 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
  7. het toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen in de voormalige mijnbouwgebieden in de provincie Limburg, bedoeld in paragraaf 3.2.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 1a

ARTIKEL XII (PRODUCTENBESLUIT ASBEST)

In artikel 2 van het Productenbesluit asbest worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  1. het herschikken van verontreinigde grond als bedoeld in artikel 4.1241, vijfde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, tenzij aan die grond opzettelijk asbest is toegevoegd;
  2. het tijdelijk uitnemen van grond als bedoeld in artikel 4.1222a of 4.1230a, tenzij aan die grond opzettelijk asbest is toegevoegd.

ARTIKEL XIII (UITVOERINGSBESLUIT MESTSTOFFENWET)

Het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5, derde lid, komt te luiden:

3.
Meststoffen zijn niet met afvalstoffen of reststoffen gemengd, tenzij het betreft:
  1. de krachtens het tweede lid, aangewezen stoffen;
  2. afvalwaterstromen die gelet op de op grond van artikel 4.3, eerste lid, of artikel 4.6, eerste lid, van de Omgevingswet gestelde regels of de op grond van artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet gestelde maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften gelijkmatig over de landbouwgronden verspreid mogen worden.
B

In artikel 17, derde lid, wordt de zinsnede «waarvan de kwaliteit de krachtens artikel 40 van dat besluit, vastgestelde achtergrondwaarden niet overschrijdt» vervangen door «die voldoet aan de kwaliteitseisen voor grond die gelden voor de kwaliteitsklasse landbouw/natuur als bedoeld in artikel 25d, tweede lid, van het Besluit bodemkwaliteit».

C

Artikel 29, eerste lid, onder b, wordt «waarvoor het in (…) verbod niet geldt» vervangen door «en voldoet aan paragraaf 3.2.20 van het Besluit activiteiten leefomgeving».

D

In artikel 32, tweede lid, onder b, onder 4°, wordt «het beheersregime dat (...) van mestgebruik geldt;» vervangen door «waarop een beheer wordt gevoerd dat beperkingen verbindt aan de gebruikte hoeveelheid meststoffen op de desbetreffende percelen;».

ARTIKEL XIV (UITVOERINGSBESLUIT BELASTINGEN OP MILIEUGRONDSLAG)

Artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

een bouwstof als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, die voorzien is van een erkende kwaliteitsverklaring, partijkeuring of fabrikant-eigenverklaring als bedoeld in artikel 25b, eerste tot en met derde lid van dat besluit, waaruit blijkt dat zij voldoen aan de kwaliteitseisen, bedoeld in artikel 25d, eerste lid, van dat besluit, en die worden toegepast in een voorziening die is aangebracht op grond van een voor de milieubelastende activiteit verleende omgevingsvergunning, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving;grond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, die voorzien is van een erkende kwaliteitsverklaring, partijkeuring of fabrikant-eigenverklaring als bedoeld in artikel 25b, eerste tot en met derde lid van dat besluit, waaruit blijkt dat zij is ingedeeld in de kwaliteitsklasse landbouw/natuur, wonen of industrie, bedoeld in artikel 25d, tweede lid, van dat besluit, die wordt toegepast in een voorziening die is aangebracht op grond van een voor de milieubelastende activiteit verleende omgevingsvergunning, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

ARTIKEL XV (OVERGANGSRECHT MELDING GRAVEN)

ARTIKEL XVI (OVERGANGSRECHT VOOR HET TOEPASSEN VAN BOUWSTOFFEN, GROND OF BAGGERSPECIE EN VOOR OVERIGE HANDELINGEN MET BOUWSTOFFEN)

ARTIKEL XVII (INWERKINGTREDING)

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVIII (CITEERTITEL)

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet.

stb-2024-98 (PDF)

Besluit van 9 april 2024 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 20 van de Wet basisregistratie ondergrond en artikelen 2.5.1 en 3.2 van het Besluit basisregistratie ondergrond

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 april 2024, nr. 2024-0000167468

Gelet op artikel 43 van de Wet basisregistratie ondergrond en artikel 5.1 van het Besluit basisregistratie ondergrond;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.