Wet van 9 maart 2018 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (btw-behandeling van vouchers)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wetgeving inzake omzetbelasting aan te passen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/1065 van de Raad van 27 juni 2016 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat de behandeling van vouchers betreft (PbEU 2016, L 177;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 28zh
Artikel 28zi
Artikel 28zj
Onverminderd het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, is de maatstaf van heffing voor de met betrekking tot een voucher voor meervoudig gebruik verrichte goederenlevering of dienst gelijk aan de tegenprestatie die betaald is voor de voucher of, bij ontstentenis van informatie over die tegenprestatie, de op de voucher voor meervoudig gebruik zelf of in de bijbehorende documentatie vermelde monetaire waarde, verminderd met het belastingbedrag over de geleverde goederen of de verrichte diensten.
ARTIKEL II
De artikelen 2a, eerste lid, onderdelen t, u en v, 28zh, 28zi en 28zj van de Wet op de omzetbelasting 1968 zijn enkel van toepassing op vouchers die na 31 december 2018 zijn uitgegeven.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.