Besluit houdende wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking
De AMvB behelst de uitwerking van onderdelen van de voorgenomen (eerste tranche van de) Wet digitale overheid (WDO, TK 34 927), te weten: verplichte (informatieveiligheids)voorschriften voor dienstverleners en bepalingen inzake gegevensverwerking.
Besluit van 30 oktober 2023, houdende wijziging van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur in verband met het stellen van de kaders voor informatieveiligheid en persoonsgegevensverwerking
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 12 juni 2023, nr 2023-0000307931/CZW/SB;
Gelet op de artikelen 4 en 16, vierde lid, van de Wet digitale overheid;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2023, nr W04.23.00130/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 25 oktober 2023, nr 2023-0000550210/CZW/SB;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
- gegevens afkomstig van de chip van het Nederlandse paspoort of de Nederlandse identiteitskaart waarmee de gebruiker van DigiD heeft ingelogd ter authenticatie:
- documentcode van het paspoort of de identiteitskaart;
- uitgevende staat of organisatie van het paspoort of de identiteitskaart;
- naam van de houder;
- documentnummer van het paspoort of de identiteitskaart;
- nationaliteit van de houder;
- geboortedatum van de houder;
- geslacht van de houder;
- geldigheidsdata van het paspoort of de identiteitskaart;
- burgerservicenummer.
- gegevens afkomstig van de chip van het Nederlandse rijbewijs waarmee de gebruiker van DigiD heeft ingelogd ter authenticatie:
- documentcode van het rijbewijs;
- documentnummer van het rijbewijs.
- gegevens genoemd in artikel 5d die noodzakelijk zijn voor de elektronische identificatie ter zake van grensoverschrijdende elektronische dienstverlening binnen de Europese Unie welke plaatsvindt door tussenkomst van de eIDAS-voorziening.
- over afnemers van DigiD: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik door de afnemer van DigiD, waaronder de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van DigiD en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
- de gebruiksgegevens, waaronder gegevens over het IP-adres en de kenmerken van de gebruikte software en hardware van het apparaat waarmee de gebruiker van DigiD Machtigen is ingelogd op de website van DigiD Machtigen, handelingen van de gebruiker van DigiD Machtigen (inloggen, aanvragen, intrekken en activeren), de betrokken dienst, en de afnemer van DigiD Machtigen waarvoor de gebruiker van DigiD Machtigen is gemachtigd, alsmede het tijdstip waarop dit gebeurt, sessiegegevens, waaronder cookies, en overige gegevens met betrekking tot het soort en tijdstip, kenmerken van het gebruik, waaronder gegevens over toegang tot medische diensten waar mogelijk in versleutelde vorm;
- over afnemers van DigiD Machtigen: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik door de afnemer van DigiD Machtigen, waaronder de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van DigiD Machtigen en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
- gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning bij het veilige en betrouwbare gebruik van MijnOverheid, waaronder het burgerservicenummer, gegevens in het bericht van de afnemer of in een andere functionaliteit van MijnOverheid die de afnemer afneemt en gegevens die worden verwerkt bij de ondersteuning van de gebruiker, zoals de relevante BRP-gegevens en gegevens met betrekking tot het soort apparaat waarmee op elektronische wijze gecommuniceerd kan worden;
- gegevens noodzakelijk voor de dienst Persoonlijke gegevens, waaronder de gegevens genoemd onder 1°, het burgerservicenummer en overige gegevens waarin inzage kan worden verleend via deze dienst;
- gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning bij het veilige en betrouwbare gebruik van MijnOverheid, waaronder het burgerservicenummer, gegevens in het bericht van de afnemer of in een andere functionaliteit van MijnOverheid die de afnemer afneemt en gegevens die worden verwerkt bij de ondersteuning van de gebruiker.
- over afnemers van MijnOverheid: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik door de afnemer van MijnOverheid, waaronder, indien van toepassing, de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van MijnOverheid en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.
E
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5. Persoonsgegevens BSN-Koppelregister
Onze Minister verwerkt voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van het BSN-Koppelregister de volgende persoonsgegevens:
- over de gebruiker van een toegelaten privaat of publiek identificatiemiddel, erkend bedrijfs- of organisatiemiddel of machtiging die elektronische diensten wil afnemen:
- de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortedatum en de datum van overlijden;
- het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan ter identificatie van de gebruiker van een toegelaten privaat of publiek identificatiemiddel, bedrijfs- of organisatiemiddel of machtiging of het uniek identificerend nummer of een afgeleide vorm daarvan ingeval van authenticatie buiten Nederland en binnen de EU;
- de datum van totstandkoming en het niet langer gebruiken van de koppeling tussen het toegelaten private of publieke identificatiemiddel, bedrijfs- of organisatiemiddel of machtiging en de afgeleide vorm van het burgerservicenummer of het uniek identificerend nummer ter identificatie van de gebruiker;
- statusgegevens van de aan de gebruiker gekoppelde middelen;
- over afnemers van het BSN-Koppelregister: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik van het BSN-Koppelregister, waaronder, indien van toepassing, de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van het BSN-koppelregister en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.
F
Na artikel 5 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 5a. Persoonsgegevens routeringsvoorziening
Onze Minister verwerkt voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking en betrouwbaarheid van de routeringsvoorziening de volgende persoonsgegevens over:
- de gebruiker van een toegelaten publiek of privaat identificatiemiddel of erkend bedrijfs- of organisatiemiddel, die dit middel wil gebruiken in het kader van elektronische dienstverlening:
- de voornaam, achternaam, geboortedatum, geboortenaam, geboorteplaats, actueel adres en geslacht, in voorkomend geval in versleutelde vorm;
- een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt of tot een persoon kan worden herleid, waaronder het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan en het afgeleide uniek identificerend nummer in geval van authenticatie buiten Nederland en binnen de EU;
- de gebruiksgegevens, waaronder het IP-adres en de kenmerken van de gebruikte software en hardware van het apparaat waarmee de gebruiker is ingelogd, handelingen van de gebruiker, het door de gebruiker gebruikte identificatiemiddel en betrouwbaarheidsniveau, de website van de organisatie waar de gebruiker een middel aanvraagt of vanuit welke de gebruiker inlogt, sessiegegevens, waaronder cookies, en overige gegevens met betrekking tot het soort en tijdstip, kenmerken van het gebruik waaronder gegevens over toegang tot medische diensten waar mogelijk in versleutelde vorm;
- de vertegenwoordigde in het geval van machtiging: een nummer dat ter identificatie van de vertegenwoordigde kan worden gebruikt of tot de vertegenwoordigde kan worden herleid, waaronder het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan;
- afnemers van de routeringsvoorziening: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik door de afnemer van de routeringsvoorziening, waaronder, indien van toepassing, de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van de routeringsvoorziening en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.
Artikel 5b. Persoonsgegevens privaat identificatiemiddel en - diensten
De aanbieder van een toegelaten privaat identificatiemiddel als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, verwerkt voor de werking van het private identificatiemiddel en goede en veilige toegang met dat middel tot elektronische dienstverlening de volgende persoonsgegevens over gebruikers van het middel:
- de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortedatum, de datum van overlijden en het adres;
- een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt, waaronder het burgerservicenummer;
- de accountgegevens, waaronder het mobiele telefoonnummer, het e-mailadres, de gebruikersnaam, een afgeleide vorm van het wachtwoord, en overige gegevens die bij het account horen;
- de gebruiksgegevens, waaronder het IP-adres en de kenmerken van de gebruikte software en hardware van het apparaat waarmee de gebruiker van het middel is ingelogd, handelingen van de gebruiker, het door de gebruiker gekozen betrouwbaarheidsniveau, de website van de instelling waar de gebruiker een toegelaten privaat authenticatiemiddel aanvraagt of vanuit welke de gebruiker van het toegelaten private identificatiemiddel met het middel inlogt, sessiegegevens, waaronder cookies, en overige gegevens met betrekking tot het soort en tijdstip, kenmerken van het gebruik waaronder gegevens over toegang tot medische diensten waar mogelijk in versleutelde vorm;
- gegevens die relevant zijn voor de adequate werking van het middel, waaronder in ieder geval de kenmerken van de door de gebruiker gebruikte software en hardware;
- gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning van de gebruiker, waaronder het burgerservicenummer en andere gegevens die worden verwerkt bij de ondersteuning van de gebruiker.
Artikel 5c. Persoonsgegevens bedrijfs- en organisatiemiddel en - diensten
Een erkende authenticatiedienst of een erkende machtigingsdienst verwerkt voor de werking van het bedrijfs- en organisatiemiddel en goede en veilige toegang met dat middel tot elektronische dienstverlening de volgende persoonsgegevens:
- over gebruikers van een erkend bedrijfs- en organisatiemiddel:
- de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortedatum, de geboorteplaats, de nationaliteit, het actuele adres, het e-mailadres, het telefoonnummer, de foto en het type identiteitsbewijs, een gekwalificeerd certificaat dat wordt gebruikt als elektronische handtekening en bedrijfsgegevens;
- een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt of tot een persoon kan worden herleid, waaronder het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan, het uniek identificerend nummer in geval van authenticatie buiten Nederland in afgeleide vorm, het nummer van een rijbewijs, het nummer van de Kamer van Koophandel;
- gebruikersgegevens noodzakelijk voor de registratie van een machtiging, waaronder de identiteit van de gemachtigde en machtigingsverlener, de dienst ter afname waarvan de machtiging is verleend, de looptijd en status van de machtiging en gegevens betreffende uitgevoerde verificaties en validaties;
- de gebruiksgegevens, waaronder het IP-adres en de kenmerken van de gebruikte software en hardware van het apparaat waarmee de gebruiker van een bedrijfs- en organisatiemiddel is ingelogd, gegevens afkomstig van het authenticatiemiddel van de gebruiker, waarmee hij heeft ingelogd ter authenticatie, handelingen van de gebruiker, het door de gebruiker van een bedrijfs- en organisatiemiddel gebruikte betrouwbaarheidsniveau, gegevens over ondertekende en ontvangen ondertekende berichten over een gebruiker die tussen de diensten worden uitgewisseld, de website van de instelling waar de gebruiker een bedrijfs- en organisatiemiddel aanvraagt of vanuit welke de gebruiker van het bedrijfs- en organisatiemiddel met het bedrijfs- en organisatiemiddel inlogt, sessiegegevens, waaronder cookies, en overige gegevens met betrekking tot het soort en tijdstip, kenmerken van het gebruik waaronder gegevens over toegang tot medische diensten waar mogelijk in versleutelde vorm;
- gegevens bedoeld in artikel 5d die noodzakelijk zijn voor de elektronische identificatie ter zake van grensoverschrijdende elektronische dienstverlening binnen de Europese Unie welke plaatsvindt door tussenkomst van de eIDAS-voorziening;
- gegevens die relevant zijn voor de adequate werking van de toegang tot elektronische dienstverlening, waaronder in ieder geval de kenmerken van de door de gebruiker gebruikte software en hardware;
- gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning van de gebruiker, waaronder gegevens die ter identificatie van de gebruiker kunnen worden gebruikt en andere gegevens die worden verwerkt bij de ondersteuning van de gebruiker van een bedrijfs- en organisatiemiddel.
- over afnemers van een erkende ontsluitende dienst als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet: administratieve gegevens noodzakelijk in verband met het gebruik door de gebruiker van een bedrijfs- en organisatiemiddel, waaronder, indien van toepassing, de naam van de bevoegde bestuurder van de rechtspersoon die gebruik maakt van een erkende ontsluitende dienst en de naam, de functie, het e-mailadres en het telefoonnummer van contactpersonen bij de betreffende afnemer.
Artikel 5d. Persoonsgegevens eIDAS-voorziening
1.
Onze Minister verwerkt voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking en beveiliging van de eIDAS-voorziening de volgende persoonsgegevens over de gebruiker van een toegelaten of erkend identificatiemiddel die dit middel wil gebruiken in het kader van elektronische dienstverlening:
- naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven;
- geboortedatum;
- uniek identificerend nummer of een afgeleide vorm daarvan;
- de gebruiksgegevens, waaronder het IP-adres en de kenmerken van de gebruikte software en hardware van het apparaat waarmee de gebruiker van een toegelaten of erkend identificatiemiddel is ingelogd, handelingen van de gebruiker, het door de gebruiker gekozen betrouwbaarheidsniveau, de website vanuit welke de gebruiker inlogt, sessiegegevens, waaronder cookies, en overige gegevens met betrekking tot het soort en tijdstip, kenmerken van het gebruik waaronder gegevens over toegang tot medische diensten waar mogelijk in versleutelde vorm;
- gegevens die relevant zijn voor de adequate werking van de voorziening, waaronder in ieder geval de EU-landkeuze van de gebruiker en de status van de koppeling tussen het burgerservicenummer en het uniek identificerend nummer;
- burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan.
2.
Indien geen zekerheid omtrent uniciteit kan worden verkregen, verwerkt Onze Minister tevens de volgende gegevens:
- geboortenaam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven;
- geboorteplaats;
- geslacht;
- adres.
Artikel 5e. Doelbinding
De gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 tot en met 5d worden niet gebruikt voor andere doeleinden dan de goede werking van identificatiemiddelen en de goede en veilige toegang met die middelen of via machtiging tot elektronische dienstverlening.Artikel 5f. Persoonsgegevens misbruik en oneigenlijk gebruik
Onze Minister kan de volgende gegevens verwerken, indien dit noodzakelijk is voor het waarborgen van de veilige toegang tot en de werking van de elektronische dienstverlening en het voorkomen van misbruik of oneigenlijk gebruik van de toegang tot elektronische dienstverlening:
- de gegevens, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5d, die verwerkt worden voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van de voorzieningen van de generieke digitale infrastructuur;
- de gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 19 van de wet, die verstrekt worden door de bestuursorganen en aangewezen organisaties, aanbieders van een toegelaten identificatiemiddel en op grond van artikel 11 van de wet erkende middelenuitgevers en diensten;
- de uit onderzoek voortgekomen persoonsgegevens, met inbegrip van openbaar toegankelijke persoonsgegevens en persoonsgegevens die door derden aan Onze Minister verstrekt zijn.
G
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Onze minister verstrekt aan erkende diensten als bedoeld in artikel 9, tweede lid, of artikel 11, tweede lid, van de wet:
- het burgerservicenummer, of een versleutelde vorm daarvan ter identificatie van de gebruiker van DigiD, ten behoeve van het bewijs en de verificatie van de identiteit van een gebruiker van DigiD bij een aanvraag voor een identificatiemiddel als bedoeld in paragraaf 2.1. van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1502;
- het door de gebruiker van DigiD gekozen betrouwbaarheidsniveau en het IP-adres.
H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
- het burgerservicenummer, waar van toepassing de status van de toepasselijke berichtenvoorkeur van de gebruiker van MijnOverheid, voorafgaand aan het aanleveren en ter bevestiging van het afleveren van berichten en gegevens, of het falen daarvan, ten behoeve van de werking van de diensten van MijnOverheid, en op verzoek van een afnemer informatie over het openen van een bericht door de gebruiker van MijnOverheid, teneinde de gebruiker te attenderen op een eerder aan hem gezonden bericht;
- op verzoek van een afnemer inlichtingen die benodigd zijn om aflevering van een bericht te kunnen bevestigen.
I
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9. Verstrekkingen in verband met het BSN-Koppelregister
Onze Minister verstrekt uit het BSN-koppelregister:
- het burgerservicenummer in versleutelde of afgeleide vorm van de gebruiker van een toegelaten privaat of publiek identificatiemiddel of een erkend bedrijfs- of organisatiemiddel die dit nummer wil gebruiken in het kader van elektronische dienstverlening door bestuursorganen of aangewezen organisaties aan de routeringsvoorziening, DigiD, de erkende authenticatiedienst, of de erkende machtigingsdienst;
- het uniek identificerend nummer in afgeleide vorm aan de eIDAS-voorziening.
J
Artikel 10 wordt vervangen door vijf artikelen, luidende:
Artikel 9a. Verstrekkingen in verband met de routeringsvoorziening
Onze Minister verstrekt de voornaam, achternaam, geboortedatum, het burgerservicenummer, een afgeleide vorm van het uniek identificerend nummer in geval van authenticatie buiten Nederland, geboortenaam, geboorteplaats, actueel adres en geslacht en het gebruikte betrouwbaarheidsniveau van de gebruiker van een toegelaten privaat of publiek identificatiemiddel die dit middel gebruikt in het kader van elektronische dienstverlening door bestuursorganen of aangewezen organisaties, en het burgerservicenummer van de vertegenwoordigde zo mogelijk in versleutelde of afgeleide vorm aan de bedoelde bestuursorganen of aangewezen organisaties.Artikel 9b. Verstrekkingen in verband met een privaat identificatiemiddel
De aanbieder van een toegelaten privaat identificatiemiddel als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, verstrekt aan bestuursorganen en aangewezen organisaties en aan een routeringsvoorziening:
- het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van de gebruiker;
- het door de gebruiker gekozen betrouwbaarheidsniveau van het identificatiemiddel.
Artikel 9c. Verstrekkingen in verband met een bedrijfs- en organisatiemiddel
1.
Een erkende authenticatiedienst en een erkende machtigingsdienst verstrekken aan elkaar: de gegevens, bedoeld in artikel 5c, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3° en 4°, voor zover noodzakelijk voor de werking van het bedrijfs- en organisatiemiddel.2.
Een erkende authenticatiedienst verstrekt de gegevens bedoeld in artikel 5c, onderdeel a, onder 5°, in versleutelde of afgeleide vorm, eventueel via derouteringsvoorziening, aan de eIDAS-voorziening.3.
Een erkende machtigingsdienst verstrekt de naam en de geboortedatum van de gebruiker en de gegevens, bedoeld in artikel 5c, onderdeel a, onder 2°, aan het BSN-Koppelregister.4.
Een erkende authenticatiedienst verstrekt aan afnemers in verband met hun elektronische dienstverlening aan de gebruikers van een bedrijfs- en organisatiemiddel:
- het burgerservicenummer in versleutelde of afgeleide vorm, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van de gebruiker van een bedrijfs- en organisatiemiddel;
- het door de gebruiker van een bedrijfs- en organisatiemiddel gekozen betrouwbaarheidsniveau.
5.
Een erkende machtigingsdienst verstrekt aan bestuursorganen en aangewezen organisaties en aan een routeringsvoorziening:
- het burgerservicenummer of een versleutelde of afgeleide vorm daarvan ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van de gebruiker;
- gegevens over de inhoud van de geregistreerde machtiging, waaronder de identiteit van de gemachtigde en machtigingsverlener, de dienst ter afname waarvan de machtiging is verleend, de looptijd en status van de machtiging en gegevens betreffende uitgevoerde verificaties en validaties;
- het door de gebruiker gekozen betrouwbaarheidsniveau van het identificatiemiddel.
6.
Een erkende authenticatiedienst verstrekt voor het registreren van een identificatiemiddel als bedoeld in paragraaf 2.1.2. van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1502 aan het BSN-koppelregister:
- de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortedatum;
- een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt, waaronder het burgerservicenummer.
Artikel 9d. Verstrekkingen in verband met de eIDAS-voorziening
Onze Minister verstrekt uit de eIDAS-voorziening:
- aan het BSN-Koppelregister van de gebruiker van een toegelaten of erkend identificatiemiddel die dit middel wil gebruiken in het kader van elektronische dienstverlening het burgerservicenummer en de afgeleide vorm hiervan, en aan een routeringsvoorziening in de zin van artikel 1 van de wet het burgerservicenummer in versleutelde vorm en het uniek identificerend nummer in afgeleide vorm;
- aan een routeringsvoorziening ten behoeve van bestuursorganen of aangewezen organisaties: de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, geboortedatum, geboorteplaats, adres en geslacht in versleutelde vorm van de gebruiker van een toegelaten of erkend identificatiemiddel die dit middel wil gebruiken in het kader van elektronische dienstverlening;
- bij grensoverschrijdende authenticatie het uniek identificerend nummer en indien beschikbaar het burgerservicenummer aan het BSN-Koppelregister en een afgeleide vorm daarvan aan bestuursorganen of aangewezen organisaties in het kader van elektronische dienstverlening.
- bij grensoverschrijdende authenticatie het van het burgerservicenummer afgeleide uniek identificerend nummer, de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, geboortedatum, geboorteplaats, adres en geslacht aan de betreffende andere lidstaat.
Artikel 10. Overige verstrekkingen
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 9d, verstrekt Onze Minister geen gegevens over een bezoeker of gebruiker van de in de artikelen 2 tot en met 5d genoemde voorzieningen en middelen of de uit onderzoek voortgekomen gegevens, bedoeld in artikel 5f, onderdeel c, aan anderen dan de bezoeker of de gebruiker zelf zonder voorafgaande toestemming van de bezoeker of de gebruiker, tenzij:
- het een verstrekking betreft aan een overheidsorgaan of rechtspersoon met een wettelijke taak die noodzakelijk is voor de borging van de beveiliging en betrouwbaarheid van de betreffende voorziening, of
- hij daartoe gerechtigd is op grond van een wettelijke bepaling.
K
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
5.
De accountgegevens, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, onder 3°, die nodig zijn voor het actuele gebruik van DigiD, zoals het actuele en historische mobiele of vaste telefoonnummer en e-mailadres, de actuele gebruikersnaam, het actuele wachtwoord, het account-ID, de status van het account, de gekozen documentsoort voor elektronische identificatie en het soort apparaat waarmee op elektronische wijze gecommuniceerd kan worden met het Nederlands paspoort, de Nederlandse identiteitskaart of het Nederlands rijbewijs, de status van het identificatiemiddel worden bewaard zo lang het bijbehorende DigiD geldig is, en zodra dat niet meer het geval is maximaal 5 jaar.8.
De gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning van de gebruiker en de administratie van DigiD, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, onder 6°, worden bewaard voor de duur van de ondersteuning en daarna maximaal 18 maanden.9.
De gegevens afkomstig van de chip van het Nederlands paspoort, het Nederlandse identiteitsbewijs of het Nederlandse rijbewijs, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, onder 7° en 8°, worden bewaard zolang de sessie duurt.10.
De eIDAS gegevens, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, onder 9°, worden maximaal 2 jaar bewaard, met uitzondering van uniek identificerende nummers, burgerservicenummers en de versleutelde vormen daarvan, welke maximaal vijf jaar worden bewaard.11.
De gegevens over afnemers van DigiD, bedoeld in artikel 2, onderdeel d, worden bewaard voor de duur van het gebruik door de afnemer van DigiD, en daarna maximaal vijf jaar.12.
Een reservekopie van alle in dit artikel genoemde gegevens wordt maximaal vier maanden bewaard nadat de bewaartermijnen bedoeld in de andere leden van dit artikel zijn verlopen.L
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
7.
De gegevens over afnemers van DigiD Machtigen, bedoeld in artikel 3, onderdeel c, worden bewaard voor de duur van het gebruik door de afnemer van DigiD Machtigen, en daarna maximaal vijf jaar.8.
Een reservekopie van alle in dit artikel genoemde gegevens wordt maximaal vier maanden bewaard.M
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
- de gegevens, bedoeld onder 5°, blijven bewaard zo lang het MijnOverheid-account bestaat, en zodra dat account is opgeheven maximaal 1 jaar.
8.
De gegevens over afnemers van MijnOverheid, bedoeld in artikel 4, onderdeel d, worden bewaard voor de duur van het gebruik door de afnemer van MijnOverheid, en daarna maximaal vijf jaar.9.
Een reservekopie van alle in dit artikel genoemde gegevens wordt maximaal vier maanden bewaard.N
Artikel 14 komt te luiden:
Artikel 14. Bewaartermijnen in verband met het BSN-Koppelregister
De bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in artikel 5, is als volgt:
- de naam en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortedatum, de datum van overlijden, het uniek identificerend nummer en het burgerservicenummer en de versleutelde vorm daarvan worden niet langer bewaard dan nodig is om de gegevens op juistheid te controleren;
- het burgerservicenummer in afgeleide vorm en het uniek identificerend nummer in afgeleide vorm ingeval van authenticatie buiten Nederland en binnen de EU, en de gegevens, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, onder 3° en 4°, worden bewaard zo lang als de koppeling tussen het toegelaten private of publieke identificatiemiddel of erkende bedrijfs- of organisatiemiddel bestaat en zodra dat niet meer het geval is, maximaal 5 jaar;
- de gegevens over afnemers van de BSN-Koppelregister, bedoeld in artikel 5, onderdeel b, worden bewaard voor de duur van het gebruik van het BSN-Koppelregister en daarna maximaal vijf jaar.
O
Na artikel 14 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 14a. Bewaartermijnen in verband met de routeringsvoorziening
De bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in artikel 5a, is als volgt:
- de gegevens, bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, onder 1°, worden bewaard zolang de gebruiker het identificatiemiddel gebruikt;
- een nummer dat ter identificatie kan worden gebruikt als bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, onder 2°, of onderdeel b, wordt maximaal 18 maanden na afloop van het authenticatieproces bewaard;
- de gebruiksgegevens, bedoeld in artikel 5a, onderdeel a, onder 3°, worden maximaal vijf jaar bewaard, met dien verstande dat de sessiegegevens slechts worden bewaard tot het moment van uitloggen door de gebruiker;
- de gegevens over afnemers van de routeringsvoorziening, bedoeld in artikel 5a, onderdeel c, worden bewaard voor de duur van het gebruik ervan door de routeringsvoorziening en daarna maximaal vijf jaar.
Artikel 14b. Bewaartermijnen in verband met het privaat identificatiemiddel
1.
De naam van de gebruiker en de noodzakelijke gegevens om deze correct weer te geven, de geboortedatum, de datum van overlijden en het adres, bedoeld in artikel 5b, onderdeel a, worden maximaal 6 weken bewaard.2.
De gebruiksgegevens, bedoeld in artikel 5b, onderdeel d, worden maximaal 5 jaar bewaard, met dien verstande dat de sessiegegevens slechts worden bewaard tot het moment van uitloggen door de gebruiker.3.
Een nummer dat ter identificatie van een persoon kan worden gebruikt als bedoeld in artikel 5b, onderdeel b, wordt bewaard:
- gedurende het aanvraagproces maximaal 18 maanden; of
- zo lang het bijbehorende identificatiemiddel geldig is, en zodra dat niet meer het geval is maximaal 5 jaar.
4.
De accountgegevens, bedoeld in artikel 5b, onderdeel c, die nodig zijn voor het actuele gebruik van de voorziening voor de uitgifte en authenticatie van een toegelaten privaat identificatiemiddel, zoals het actuele en historische mobiele of vaste telefoonnummer en e-mailadres, de actuele gebruikersnaam, het actuele wachtwoord, het account-ID en de status van het account worden bewaard zo lang het bijbehorende identificatiemiddel geldig is, en zodra dat niet meer het geval is maximaal 5 jaar.5.
De overige accountgegevens, bedoeld in artikel 5b, onderdeel c, worden maximaal 18 maanden bewaard.6.
De gegevens die relevant zijn voor de adequate werking van de voorziening, bedoeld in artikel 5b, onderdeel e, worden bewaard zo lang de gebruiker van de voorziening is ingelogd.7.
De gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning van de gebruiker, bedoeld in artikel 5b, onderdeel f, worden bewaard voor de duur van de ondersteuning en daarna maximaal 18 maanden.Artikel 14c. Bewaartermijnen in verband met het bedrijfs- en organisatiemiddel
1.
De gegevens, bedoeld in artikel 5c, onderdeel a, onder 1° tot en met 3°, worden bewaard zolang de gebruiker het bedrijfs-en organisatiemiddel of de machtiging gebruikt en zodra dat niet meer het geval is maximaal 18 maanden.2.
De gegevens, bedoeld in artikel 5c, onderdeel a, onder 4° en 6°, worden maximaal 5 jaar bewaard, met dien verstande dat de sessiegegevens slechts worden bewaard tot het moment van uitloggen door de gebruiker.3.
De eIDAS-gegevens, bedoeld in artikel 5c, onderdeel a, onder 5°, worden bewaard zolang de gebruiker het bedrijfs-en organisatiemiddel of de machtiging gebruikt en zodra dat niet meer het geval is maximaal 5 jaar.4.
De gegevens noodzakelijk voor de ondersteuning van de gebruiker, bedoeld in artikel 9c, onderdeel a, onder 7°, worden bewaard voor de duur van de ondersteuning en daarna maximaal 18 maanden.5.
De gegevens, bedoeld in artikel 5c, onderdeel b, worden maximaal 5 jaar bewaard.Artikel 14d. Bewaartermijnen in verband met de eIDAS-voorziening
1.
De gegevens, bedoeld in artikel 5d, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, worden bewaard zolang de gebruiker het identificatiemiddel gebruikt.2.
Een nummer dat ter identificatie kan worden gebruikt bedoeld in artikel 5d, eerste lid, onderdelen c en f, worden maximaal 5 jaar bewaard na het laatste gebruik.3.
De gebruiksgegevens, bedoeld in artikel 5d, eerste lid, onderdelen d en e, worden maximaal 5 jaar bewaard na het laatste gebruik, met dien verstande dat de sessiegegevens slechts worden bewaard tot het moment van uitloggen door de gebruiker.Artikel 14e Bewaartermijnen in verband met misbruik en oneigenlijk gebruik generieke digitale infrastructuur
De bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in artikel 5f, onderdeel c, is maximaal 5 jaar na afloop van de in de artikelen 11 tot en met 14d genoemde bewaartermijnen.P
Na artikel 15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 15a. Beveiliging van persoonsgegevens
Teneinde de te verwerken persoonsgegevens te beveiligen en deze te beschermen tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en opzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging, neemt de in de artikelen 2 tot en met 15 bedoelde verwerker passende technische, organisatorische en personele maatregelen, waaronder inzake de juiste en veilige bediening en gebruik van informatiesystemen, de toegang tot en de beschikbaarheid en integriteit van informatiesystemen en het herkennen en herstellen van beveiligingsinbreuken.Q
Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden:
R
Onder vernummering van de artikelen 16 en 17 tot 25 en 26 wordt vóór hoofdstuk 6 (nieuw) een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
S
Artikel 26 (nieuw) komt te luiden:
Artikel 26. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit digitale overheid.Artikel 5. Persoonsgegevens BSN-Koppelregister
Onze Minister verwerkt voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van het BSN-Koppelregister de volgende persoonsgegevens:
Artikel 5a. Persoonsgegevens routeringsvoorziening
Onze Minister verwerkt voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking en betrouwbaarheid van de routeringsvoorziening de volgende persoonsgegevens over:
Artikel 5b. Persoonsgegevens privaat identificatiemiddel en - diensten
De aanbieder van een toegelaten privaat identificatiemiddel als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, verwerkt voor de werking van het private identificatiemiddel en goede en veilige toegang met dat middel tot elektronische dienstverlening de volgende persoonsgegevens over gebruikers van het middel:
Artikel 5c. Persoonsgegevens bedrijfs- en organisatiemiddel en - diensten
Een erkende authenticatiedienst of een erkende machtigingsdienst verwerkt voor de werking van het bedrijfs- en organisatiemiddel en goede en veilige toegang met dat middel tot elektronische dienstverlening de volgende persoonsgegevens:
Artikel 5d. Persoonsgegevens eIDAS-voorziening
Artikel 5e. Doelbinding
De gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 tot en met 5d worden niet gebruikt voor andere doeleinden dan de goede werking van identificatiemiddelen en de goede en veilige toegang met die middelen of via machtiging tot elektronische dienstverlening.
Artikel 5f. Persoonsgegevens misbruik en oneigenlijk gebruik
Onze Minister kan de volgende gegevens verwerken, indien dit noodzakelijk is voor het waarborgen van de veilige toegang tot en de werking van de elektronische dienstverlening en het voorkomen van misbruik of oneigenlijk gebruik van de toegang tot elektronische dienstverlening:
Artikel 9. Verstrekkingen in verband met het BSN-Koppelregister
Onze Minister verstrekt uit het BSN-koppelregister:
Artikel 9a. Verstrekkingen in verband met de routeringsvoorziening
Onze Minister verstrekt de voornaam, achternaam, geboortedatum, het burgerservicenummer, een afgeleide vorm van het uniek identificerend nummer in geval van authenticatie buiten Nederland, geboortenaam, geboorteplaats, actueel adres en geslacht en het gebruikte betrouwbaarheidsniveau van de gebruiker van een toegelaten privaat of publiek identificatiemiddel die dit middel gebruikt in het kader van elektronische dienstverlening door bestuursorganen of aangewezen organisaties, en het burgerservicenummer van de vertegenwoordigde zo mogelijk in versleutelde of afgeleide vorm aan de bedoelde bestuursorganen of aangewezen organisaties.
Artikel 9b. Verstrekkingen in verband met een privaat identificatiemiddel
De aanbieder van een toegelaten privaat identificatiemiddel als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, verstrekt aan bestuursorganen en aangewezen organisaties en aan een routeringsvoorziening:
Artikel 9c. Verstrekkingen in verband met een bedrijfs- en organisatiemiddel
Artikel 9d. Verstrekkingen in verband met de eIDAS-voorziening
Onze Minister verstrekt uit de eIDAS-voorziening:
Artikel 10. Overige verstrekkingen
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 9d, verstrekt Onze Minister geen gegevens over een bezoeker of gebruiker van de in de artikelen 2 tot en met 5d genoemde voorzieningen en middelen of de uit onderzoek voortgekomen gegevens, bedoeld in artikel 5f, onderdeel c, aan anderen dan de bezoeker of de gebruiker zelf zonder voorafgaande toestemming van de bezoeker of de gebruiker, tenzij:
Artikel 14. Bewaartermijnen in verband met het BSN-Koppelregister
De bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in artikel 5, is als volgt:
Artikel 14a. Bewaartermijnen in verband met de routeringsvoorziening
De bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in artikel 5a, is als volgt:
Artikel 14b. Bewaartermijnen in verband met het privaat identificatiemiddel
Artikel 14c. Bewaartermijnen in verband met het bedrijfs- en organisatiemiddel
Artikel 14d. Bewaartermijnen in verband met de eIDAS-voorziening
Artikel 14e Bewaartermijnen in verband met misbruik en oneigenlijk gebruik generieke digitale infrastructuur
De bewaartermijn van de gegevens, bedoeld in artikel 5f, onderdeel c, is maximaal 5 jaar na afloop van de in de artikelen 11 tot en met 14d genoemde bewaartermijnen.
Artikel 15a. Beveiliging van persoonsgegevens
Teneinde de te verwerken persoonsgegevens te beveiligen en deze te beschermen tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en opzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging, neemt de in de artikelen 2 tot en met 15 bedoelde verwerker passende technische, organisatorische en personele maatregelen, waaronder inzake de juiste en veilige bediening en gebruik van informatiesystemen, de toegang tot en de beschikbaarheid en integriteit van informatiesystemen en het herkennen en herstellen van beveiligingsinbreuken.
Artikel 16. Informatieveiligheidsbeleid
Artikel 17. Organisatie en beheer
Artikel 18. Personele en fysieke beveiliging
Artikel 19. ICT-voorzieningen en informatiesystemen
Artikel 20. Technische standaarden
Artikel 21. Normen
Artikel 22. Aansluiting
Artikel 23. Logging
Artikel 24. Audit
Artikel 26. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit digitale overheid.
ARTIKEL II
In artikel 1.1 van het Besluit elektronische publicaties, in de begripbepaling van «MijnOverheid-account», wordt «artikel 1 van het Besluit verwerking persoonsgegevens generieke digitale infrastructuur»» vervangen door «artikel 1 van het Besluit digitale overheid».
ARTIKEL III
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Wet van 23 oktober 2024 tot herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Verzamelwet BZK 20XX)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige gebreken van ondergeschikte aard in diverse wetten hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te herstellen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I ALGEMENE PENSIOEN- EN UITKERINGSWET POLITIEKE AMBTSDRAGERS
De Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 52b komt te luiden:
Artikel 52b
1.
Onze Minister kan de belanghebbende, bedoeld in artikel 52a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.2.
Onze Minister verstrekt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.3.
De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 53, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
- de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
- de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
B
Artikel 52b komt te luiden:
Artikel 52b
1.
De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 52a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door Onze Minister, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.2.
Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 52a, vierde lid, heeft de belanghebbende vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld in het eerste lid, en van de begeleiding en ondersteuning bij de uitvoering van het plan.3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
- een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding en ondersteuning;
- de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste lid;
- de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
- het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4.
In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.C
In artikel 52c, eerste lid, wordt na «52a» ingevoegd «of 52b».
D
In artikel 52c vervalt «of 52b».
E
In artikel 58 wordt «de artikelen 39c tot en met 40c» vervangen door «de artikelen 40a, 40b en 40c».
F
In artikel 131, eerste lid, wordt voor «op de voet van» ingevoegd «ten laste van de provincie».
G
Artikel 132b komt te luiden:
Artikel 132b
1.
Gedeputeerde staten kunnen de belanghebbende, bedoeld in artikel 132a, verplichten zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden en ondersteunen.2.
Gedeputeerde staten verstrekken de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.3.
De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk per jaar genoten wedde, bedoeld in artikel 133, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.4.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
- de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
- de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
H
Artikel 132b komt te luiden:
Artikel 132b
1.
De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 132a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door gedeputeerde staten, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.2.
Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 132a, vierde lid, heeft de belanghebbende vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld in het eerste lid, en van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid.3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
- een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding en ondersteuning;
- de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste lid;
- de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
- het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4.
In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.I
In artikel 132c, eerste lid, wordt na «132a» ingevoegd «of 132b».
J
In artikel 132c vervalt «of 132b».
K
In artikel 138 wordt «de artikelen 39c tot en met 40c» vervangen door «de artikelen 40a, 40b en 40c».
Artikel 52b
Artikel 52b
Artikel 132b
Artikel 132b
ARTIKEL II WET AANPASSING APPA EN ENKELE ANDERE WETTEN 2021
Artikel I, onderdeel Ra, van de Wet aanpassing Appa en enkele andere wetten 2021 komt te luiden:
Artikel 13k. Afkoop deel aanspraken op ouderdomspensioen
Onze Minister is verplicht om na een verzoek van een minister of een gewezen minister met overeenkomstige toepassing van artikel 69a van de Pensioenwet en de op het zesde lid van dat artikel gebaseerde nadere regels over te gaan tot afkoop van een deel van de waarde van diens aanspraken op ouderdomspensioen.
ARTIKEL III BOEK 7 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK
Artikel 253, tweede lid, tweede zin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden: De huurder legt bij dit verzoek een afschrift van het voorstel en van dat schrijven en, indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 252a lid 1 heeft gedaan en het deel uitmaken van een groep, bedoeld in artikel 252a lid 6 onder a, de omvang van het huishouden of het huishoudinkomen voorwerp van geschil is, gegevens met betrekking tot dat deel uitmaken, die omvang of dat huishoudinkomen over.
ARTIKEL IV EVALUATIEWET WFPP
Artikel I, onderdeel Ea, onder twee en drie van de Evaluatiewet Wfpp komen te luiden:
- indien de politieke partij op de peildatum een politiek-wetenschappelijk instituut heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 2, een basisbedrag van € 195.849 en een bedrag van € 20.372 per Kamerzetel van de politieke partij;
- indien de politieke partij op de peildatum een politieke jongerenorganisatie heeft aangewezen als neveninstelling als bedoeld in artikel 3, een basisbedrag dat gelijk is aan € 370.044 gedeeld door het aantal politieke jongerenorganisaties die op de peildatum in aanmerking komen voor subsidie, een bedrag per Kamerzetel van de politieke partij dat gelijk is aan € 1.202.643 gedeeld door het totale aantal Kamerzetels van de politieke partijen die op de peildatum een politieke jongerenorganisatie hebben aangewezen en een bedrag per lid van de politieke jongerenorganisatie dat gelijk is aan € 277.533 gedeeld door het totale aantal leden van alle aangewezen politieke jongerenorganisaties;
ARTIKEL V GEMEENTEWET
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 81j, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien de voordracht een op de griffie werkzame ambtenaar betreft, besluit de raad tot het aangaan van de arbeidsovereenkomst.Aa
In artikel 81l wordt na «één of meer provincies» toegevoegd: «of met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer waterschappen».
Ab
Artikel 81m wordt als volgt gewijzigd:
Ac
Artikel 81n wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 169, vijfde lid, wordt «bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f» vervangen door «bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e».
C
Aan artikel 176, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien bekendmaking van deze voorschriften geschiedt op andere wijze dan door plaatsing in het gemeenteblad, wordt van deze voorschriften zo spoedig mogelijk na bekendmaking mededeling gedaan in het gemeenteblad.D
In artikel 184, vierde lid, tweede zin, wordt «de deelnemende gemeenten en provincies» vervangen door «de deelnemende gemeenten, provincies en waterschappen».
E
In artikel 185, vijfde lid, derde zin, wordt na «de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies» ingevoegd «, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen».
F
In artikel 207 wordt onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende:
1.
Indien een besluit is genomen als bedoeld in artikel 203, eerste of tweede lid, vangt de termijn, bedoeld in artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor de al ingezonden begroting aan op de dag waarop dat besluit is genomen.ARTIKEL VI WET OPENBARE LICHAMEN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Aan artikel 179, eerste lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien bekendmaking van deze voorschriften geschiedt op andere wijze dan door plaatsing in het afkondigingsblad van het openbaar lichaam, wordt van deze voorschriften zo spoedig mogelijk na bekendmaking mededeling gedaan in het afkondigingsblad.ARTIKEL VII ALCOHOLWET
In artikel 43 van de Alcoholwet wordt «een besluit als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a» vervangen door «een besluit als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdelen a en b,» en wordt tussen «de Staatscourant» en de punt aan het slot ingevoegd «onderscheidenlijk het gemeenteblad».
ARTIKEL VIII WET OP DE KANSSPELEN
In artikel 34, derde lid, van de Wet op de kansspelen wordt «en» vervangen door «of» en wordt toegevoegd «, onderscheidenlijk het gemeenteblad».
ARTIKEL IX WET VEILIGHEIDSREGIO’S
In artikel 61, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s wordt «de Staatscourant» vervangen door «het publicatieblad, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de Bekendmakingswet».
ARTIKEL X PROVINCIEWET
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 79j, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de voordracht een op de griffie werkzame ambtenaar betreft, besluiten provinciale staten tot het aangaan van de arbeidsovereenkomst.
Aa
In artikel 79l wordt na «één of meer gemeenten» toegevoegd: «of met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer waterschappen».
Ab
Artikel 79m wordt als volgt gewijzigd:
Ac
Artikel 79n wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 167, vijfde lid, wordt «bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder f» vervangen door «bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder e».
C
In artikel 185, vierde lid, tweede zin, wordt «de deelnemende provincies en gemeenten» vervangen door «de deelnemende provincies, gemeenten en waterschappen».
D
In artikel 186, vijfde lid, derde zin, wordt na «de colleges van de deelnemende gemeenten» ingevoegd «, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen».
E
In artikel 211 wordt onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende:
1.
Indien een besluit is genomen als bedoeld in artikel 207, eerste of tweede lid, vangt de termijn, bedoeld in artikel 10:31, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor de al ingezonden begroting aan op de dag waarop dat besluit is genomen.F
In artikel 217, derde lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
- de baten en lasten, alsmede de balansmutaties met betrekking tot specifieke uitkeringen als bedoeld in artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet rechtmatig tot stand zijn gekomen;
ARTIKEL XI KADASTERWET BES
De Kadasterwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
1.
In afwijking van artikel 4 van de Ambtenarenwet BES wordt onder «bevoegd gezag» in de zin van die wet voor wat betreft het personeel van de Kadasters verstaan: het bestuur van de Dienst.2.
Voor zover in de regels die zijn gesteld bij of krachtens de Ambtenarenwet BES onderscheid wordt gemaakt tussen ambtenaren in dienst van de Staat en andere ambtenaren, gelden voor het personeel van de Kadasters de regels die van toepassing zijn op de ambtenaren in dienst van de Staat.B
In de artikelen 72, negende lid, en 85, eerste lid, wordt «in het afkondigingsblad van het desbetreffende openbaar lichaam, bedoeld in artikel 142, tweede lid, van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door «in de Staatscourant».
C
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Onze Minister bepaalt welke vermogensbestanddelen van de openbare lichamen of het Kadaster, bedoeld in artikel 1 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, worden toebedeeld aan de Dienst.Artikel 4
ARTIKEL XII KIESWET
De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel D 3 komen het tweede en derde lid als volgt te luiden:
2.
Een aanvraag dient uiterlijk op de tweeënveertigste dag voor de dag van de stemming te zijn ontvangen. De aanvragen die zijn ontvangen na die dag worden voor de daaropvolgende verkiezing in behandeling genomen.3.
In afwijking van het tweede lid, eerste zin, dient een aanvraag om een registratie te wijzigen uiterlijk op de drieënzestigste dag voor de dag van de stemming te zijn ontvangen.B
In artikel E 1, tweede lid, wordt voor de punt aan het slot van de tweede zin ingevoegd «en wijzen daarbij de gemeenten aan waar een hoofdstembureau wordt gevestigd».
C
In artikel E 11, eerste lid, wordt «gedeputeerde staten een hoofdstembureau ingesteld. Het is gevestigd in de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten.» vervangen door «burgemeester en wethouders van de gemeente, daartoe aangewezen door provinciale staten, een hoofdstembureau ingesteld.»
D
In artikelen I 8 en S 6, eerste lid, wordt «Raad van State» vervangen door «Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State».
E
In artikel J 8, derde lid, wordt «uiterlijk vijf dagen voor de stemming» vervangen door «op de vijfde dag voor de dag van de stemming».
F
In artikel K 3, derde lid, wordt «uiterlijk vijf dagen voor de stemming» vervangen door «op de vijfde dag voor de dag van de stemming».
G
In artikel L 7, eerste lid, wordt «uiterlijk vijf dagen voor de stemming» vervangen door «op de vijfde dag voor de dag van de stemming».
H
Artikel M 6a wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel N 15, tweede lid, wordt «een geschikte locatie» vervangen door «één geschikte locatie».
J
In artikel N 24 wordt «lijstgewijs» vervangen door «lijstgewijze».
K
In artikel Na 5, tweede lid, vervalt «of, indien de voorzitter niet aanwezig is, de plaatsvervangend voorzitter».
L
In artikel Na 32, eerste lid, wordt «artikel Na 7» vervangen door «artikel Na 9».
M
In artikel O 11, eerste lid, wordt «Indien het betreft de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, provinciale staten of het algemeen bestuur,» vervangen door «Indien het betreft de verkiezing van de leden van de staten in een provincie die in meerdere kieskringen is verdeeld,», wordt na «nadat over de toelating van de gekozenen is» ingevoegd «beslist» en wordt «kiesraad» vervangen door «Kiesraad».
N
Aan artikel O 15 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6.
Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal van de openbare zitting, bedoeld in het derde lid, een model vastgesteld.O
In artikel P 1e, eerste lid, wordt «Indien het centraal stembureau naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel P 1d, het vermoeden heeft dat» vervangen door «Indien naar aanleiding van de controle, bedoeld in artikel P 1d, het vermoeden bestaat dat» en «draagt het centraal stembureau het gemeentelijk stembureau op» vervangen door «draagt de voorzitter van het centraal stembureau het gemeentelijk stembureau op».
P
Artikel P 1g wordt als volgt gewijzigd:
Q
In artikel P 1i, derde lid, onderdeel d, wordt «artikel O23» vervangen door «artikel O 23».
R
Na artikel Pa 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Pa 8a
De mededeling bedoeld in artikel H 1, tweede lid, geschiedt in de Staatscourant.S
Na artikel Pa 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Pa 25a
In afwijking van artikel P 19, vijfde lid, blijft ten aanzien van de verkiezing waarbij het aantal te verdelen zetels minder dan dertien bedraagt, de rangschikking achterwege, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard.T
In artikel Ua 4, tweede lid, wordt «per de dag vijf weken voor de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van het kiescollege» vervangen door «vierendertig dagen voor de dag van de stemming».
U
In artikel Xa 2, eerste lid, wordt «artikel Pa 12, eerste lid» vervangen door «artikel Pa 13, eerste lid».
V
Na artikel Xa 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Xa 4a
In afwijking van artikel W 4, eerste lid, wordt er geen opvolger benoemd indien er geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst, waarop degene die moet worden opgevolgd is gekozen.W
In artikel Y 22a, tweede lid, vervalt «de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau alsmede van».
X
In artikel Y 22b, eerste lid, wordt «artikel O 14» vervangen door «artikel Na 29».
Y
Artikel Ya 11 komt te luiden:
Artikel Ya 11
1.
In afwijking van artikel Na 35, eerste lid, dragen de gezaghebbers van Sint Eustatius en Saba ervoor zorg dat het proces-verbaal van het stembureau van het openbaar lichaam onverwijld langs elektronische weg ter kennis van het hoofdstembureau wordt gebracht.2.
Indien in het openbaar lichaam geen centrale stemopneming heeft plaatsgevonden, worden op dezelfde wijze tevens de processen-verbaal van de stembureaus en corrigenda ter kennis van het hoofdstembureau gebracht.Z
Na artikel Ya 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Ya 12
In afwijking van artikel O 10, eerste lid, draagt de voorzitter van het hoofdstembureau ervoor zorg dat de in die bepaling bedoelde verkiezingsbescheiden terstond nadat de leden het proces-verbaal van het hoofdstembureau hebben getekend, langs elektronische weg ter kennis wordt gebracht van het centraal stembureau.Aa
Na artikel Ya 29a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel Ya 29b
In afwijking van artikel P 19, vijfde lid, blijft de rangschikking achterwege ten aanzien van de verkiezing van de leden van het kiescollege, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard.Artikel Ya 29c
In afwijking van artikel W 4, eerste lid, wordt er geen opvolger benoemd indien er geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst, waarop degene die moet worden opgevolgd is gekozen.Ab
In artikel Z 12, vierde lid, vervalt «(Stb. 1964, 314)».
Artikel Pa 8a
De mededeling bedoeld in artikel H 1, tweede lid, geschiedt in de Staatscourant.
Artikel Pa 25a
In afwijking van artikel P 19, vijfde lid, blijft ten aanzien van de verkiezing waarbij het aantal te verdelen zetels minder dan dertien bedraagt, de rangschikking achterwege, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard.
Artikel Xa 4a
In afwijking van artikel W 4, eerste lid, wordt er geen opvolger benoemd indien er geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst, waarop degene die moet worden opgevolgd is gekozen.
Artikel Ya 11
Artikel Ya 12
In afwijking van artikel O 10, eerste lid, draagt de voorzitter van het hoofdstembureau ervoor zorg dat de in die bepaling bedoelde verkiezingsbescheiden terstond nadat de leden het proces-verbaal van het hoofdstembureau hebben getekend, langs elektronische weg ter kennis wordt gebracht van het centraal stembureau.
Artikel Ya 29b
In afwijking van artikel P 19, vijfde lid, blijft de rangschikking achterwege ten aanzien van de verkiezing van de leden van het kiescollege, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard.
Artikel Ya 29c
In afwijking van artikel W 4, eerste lid, wordt er geen opvolger benoemd indien er geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst, waarop degene die moet worden opgevolgd is gekozen.
ARTIKEL XIII TIJDELIJKE EXPERIMENTENWET NIEUWE STEMBILJETTEN
De Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, tweede lid, onderdeel b, wordt «en op de in het waterschap gebruikelijke wijze» vervangen door «en in het waterschapsblad».
B
In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, wordt «op de in de gemeente gebruikelijke wijze» vervangen door «in het gemeenteblad».
ARTIKEL XIV WATERSCHAPSWET
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, tweede lid, wordt «de dinsdag in de periode van 28 maart tot en met 3 april» vervangen door «de woensdag in de periode van 29 maart tot en met 4 april».
B
Artikel 97c, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XV WONINGWET
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
aA
In artikel 1, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
A
In artikel 46a wordt «Artikel 2 van de Wet goed verhuurderschap is» vervangen door «De artikelen 2 en 3 van de Wet goed verhuurderschap zijn».
Aa
In artikel 54d, vierde lid, vervalt «in aanmerking komt voor verkrijging van huurtoeslag,».
B
In artikel 152b wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister» en wordt «binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de Wet van 25 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» vervangen door «uiterlijk 1 oktober 2024».
ARTIKEL XVI WET ADVIESCOLLEGE RECHTSPOSITIE POLITIEKE AMBTSDRAGERS
In artikel 2 van de Wet adviescollege rechtspositie politieke ambtsdragers worden in de opsomming ingevoegd:
- de leden van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81 en 82 van de Provinciewet, die niet tevens statenlid zijn of ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd;
- de leden van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, die niet tevens raadslid zijn of ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd;
- de leden van een commissie die door het algemeen bestuur van een waterschap bij verordening is ingesteld, die niet tevens lid van het algemeen bestuur zijn of ambtenaren die als zodanig tot lid van een commissie zijn benoemd;
ARTIKEL XVII WET BASISREGISTRATIE PERSONEN
De Wet basisregistratie personen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B en C
[vervallen]
D
In artikel 2.43, derde lid, onderdeel a, wordt «, of;» vervangen door «; of».
E
In artikel 2.54, derde lid, eerste zin, wordt «artikel 13 en 14 van de verordening» vervangen door «de artikelen 13 en 14 van de verordening».
F
In artikel 3.13, eerste lid, onderdeel a, wordt «plaats vindt» vervangen door «plaatsvindt».
G
In artikel 4.17, aanhef, wordt «ten hoogste 325 euro» vervangen door «ten hoogste € 325,–».
H
Artikel 4.18 komt te luiden:
Artikel 4.18
De termijn, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995, vangt aan:
- bij degene die op de dag van zijn overlijden ingezetene is, op die dag; en
- bij degene die op de dag vallende honderd jaar na de geboorte niet-ingezetene is, op die dag.
Artikel 4.18
De termijn, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995, vangt aan:
ARTIKEL XVIII WET BASISADMINISTRATIES PERSOONSGEGEVENS BES
De Wet basisadministraties persoonsgegevens BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 16, onderdeel b, wordt «echtgenotendan wel» vervangen door «echtgenoten dan wel».
C
In artikel 18, eerste lid, wordt «danwel» vervangen door «dan wel».
D
In de artikelen 18, tweede lid, en 19, derde lid, wordt «drie maal» vervangen door «driemaal».
E
In artikel 24 wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, ten 3°,» vervangen door «artikel 10, eerste lid, onderdeel c, onder 3°,».
F
In artikel 26, zesde lid, wordt «s lechts» vervangen door «slechts».
G
In artikel 28, eerste lid, wordt «artikel 26, derde lid, onder a of vijfde lid» vervangen door «artikel 26, derde lid, onder a, of vijfde lid».
ARTIKEL XIX WET GEMEENSCHAPPELIJKE REGELINGEN
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, vijfde lid, wordt «krachtens artikel 25 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd» vervangen door «krachtens artikel 87 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd en de informatie krachtens artikel 88 van de Gemeentewet aan de raad is verstrekt».
B
In artikel 35, zesde lid, wordt «Het eerste, derde en vierde lid» vervangen door «Het eerste, derde, vierde en vijfde lid».
C
In artikel 41, eerste lid, onderdeel b, wordt «voor artikel 25 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 25 van de Provinciewet» vervangen door «voor artikel 87 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 84 van de Provinciewet en voor artikel 88 van de Gemeentewet wordt gelezen artikel 85 van de Provinciewet».
D
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
E
In de artikelen 50g, 59, 68, 81, 91 en 135 wordt telkens in het zesde lid «Het eerste, derde en vierde lid» vervangen door «Het eerste, derde, vierde en vijfde lid».
ARTIKEL XX WET GOED VERHUURDERSCHAP
De Wet goed verhuurderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, wordt «ongerechtvaardigd onderscheid door» vervangen door «ongerechtvaardigd onderscheid, in ieder geval door».
B
In artikel 7, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, artikel 8, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, artikel 10, eerste lid, onderdeel a, artikel 12, eerste lid, onderdeel a, artikel 16, eerste lid, onderdeel a, artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, en artikel 20, eerste en zesde lid, wordt «artikel 2» vervangen door «de artikelen 2 en 3».
C
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1.
Een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a of b, wordt geweigerd indien voor de realisatie van die woon- of verblijfsruimte een vereiste omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, of tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Omgevingswet, of indien de betrokken woon- of verblijfsruimte is gerealiseerd en op grond van artikel 4.3, eerste lid, onderdeel a, van de Omgevingswet bij algemene maatregel van bestuur is bepaald dat het feitelijk in gebruik nemen van het bouwwerk of de bouwwerken die onderdeel uitmaken van een bouwactiviteit verboden is zonder voorafgaande melding, of een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014, vereist is en de verhuurder de vereiste vergunning of melding of een aanvraag voor die vergunning waarop het bevoegd gezag nog niet heeft beslist, niet heeft overgelegd bij de aanvraag.D
In artikel 23, vijfde lid, wordt «en de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «het tijdvak van vier jaar, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a».
E
In artikel 29 wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXI WET HERSTEL VOORZIENINGEN SINT EUSTATIUS
De Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12 vervalt de eerste zin.
B
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12a (Voorbereiding benoeming gezaghebber)
In afwijking van artikel 12 oefent de Rijksvertegenwoordiger de aan hem bij of krachtens artikel 73 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegekende taken en bevoegdheden uit ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius.Artikel 12a (Voorbereiding benoeming gezaghebber)
In afwijking van artikel 12 oefent de Rijksvertegenwoordiger de aan hem bij of krachtens artikel 73 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegekende taken en bevoegdheden uit ten aanzien van het openbaar lichaam Sint Eustatius.
ARTIKEL XXII WET INCOMPATIBILITEITEN STATEN-GENERAAL EN EUROPEES PARLEMENT
In artikel 4, tweede lid, van de Wet incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement komt de tweede volzin te luiden: Onder laatstelijk in zijn ambt genoten bezoldiging wordt verstaan de bezoldiging, bedoeld in artikel 44a, eerste lid, van de Politiewet, de bezoldiging, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet ambtenaren defensie, of de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
ARTIKEL XXIII WET MAATREGELEN HUURWONINGMARKT CARIBISCH NEDERLAND
Artikel 1.46 van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland wordt «in dat openbaar lichaam bij geldende recht» vervangen door «in dat openbaar lichaam geldende recht».
ARTIKEL XXIV WET MODERNISERING ELEKTRONISCH BESTUURLIJK VERKEER
A
Indien artikel XXXIV van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer later in werking treedt dan dit artikel komt dat artikel te luiden:
B
Indien artikel XXXIV van de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer in werking treedt of is getreden voordat dit artikel in werking treedt, wordt in de artikelen 2:10, derde lid, 2:19, onderdeel c, en 2:27 van de Algemene wet bestuursrecht «artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst» vervangen door «artikel 5, eerste lid, onderdeel f, van de Wet digitale overheid».
ARTIKEL XXXIV
In de artikelen 2:10, derde lid, 2:19, onderdeel c, en 2:27 van de Algemene wet bestuursrecht wordt «artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst» vervangen door «artikel 5, eerste lid, onderdeel f, van de Wet digitale overheid».
ARTIKEL XXV WET OPEN OVERHEID
De Wet open overheid wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van Hoofdstuk I wordt «Hoofdstuk I» vervangen door «Hoofdstuk 1».
B
In artikel 2.1 vervalt in de definitie van publieke informatie «, of informatie die krachtens artikel 2.3 door een bestuursorgaan kan worden gevorderd».
C
In artikel 3.3, tweede lid, onderdeel k, «onder 5° en 6°, wordt telkens «houdende» vervangen door «betreffende het toezicht op de naleving en».
D
In artikel 5.2, derde lid, wordt «en een wethouder» vervangen door «, een wethouder, het dagelijks bestuur van een waterschap of een lid van dat bestuur».
E
In artikel 7.2, vierde lid, wordt «publiek informatie» vervangen door «publieke informatie».
F
De bijlage behorende bij artikel 8.8 wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL XXVI INSTELLINGSWET AUTORITEIT CONSUMENT EN MARKT
Artikel 12v van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt als volgt gewijzigd:
- gegevens als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet open overheid niet openbaar worden gemaakt;
2.
Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover het belang van openbaarheid naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt niet opweegt tegen het belang, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet open overheid.ARTIKEL XXVII MIJNBOUWWET
In artikel 120, derde lid, van de Mijnbouwwet wordt «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, of tweede lid, onderdeel f, van de Wet open overheid» vervangen door «artikel 5.1, eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel f, of zesde lid, van de Wet open overheid».
ARTIKEL XXVIII WET OP DE INLICHTINGEN EN VEILIGHEIDSDIENSTEN 2017
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 34 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid het tweede eerste lid vernummerd tot tweede lid.
B
Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
- bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
- de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, wordt in geval van milieu-informatie een aanvraag afgewezen voor zover door verstrekking van de gegevens het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig wordt geschaad.ARTIKEL XXIX WET OP DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTE 2008
Artikel 40 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt als volgt gewijzigd:
- het document bedrijfs- en fabricagegegevens bevat, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
4.
De commissie kan in afwijking van het tweede lid, onderdeel c, in het geval van milieu-informatie eveneens beperkingen aan de openbaarheid stellen voor zover het belang van openbaarheid niet opweegt tegen het belang bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.ARTIKEL XXX WET VERGOEDINGEN LEDEN EERSTE KAMER
In artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer wordt «reis- en verblijfkosten» vervangen door «verblijfkosten».
ARTIKEL XXXA HUISVESTINGSWET 2014
In artikel 1, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt in de begripsomschrijving van Onze Minister «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXI IMPLEMENTATIEWET EG-RICHTLIJN INFRASTRUCTUUR RUIMTELIJKE INFORMATIE
In artikel 1 van de Implementatiewet EG-richtlijn infrastructuur ruimtelijke informatie wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXII KADASTERWET
In artikel 1, eerste lid, wordt «Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXIII ORGANISATIEWET KADASTER
De Organisatiewet Kadaster wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
B
In artikel 16, vierde lid, onder c, van de Organisatiewet Kadaster wordt «Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie» vervangen door «Onze Minister en Onze Minister van Defensie».
ARTIKEL XXXIV UITVOERINGSWET HUURPRIJZEN WOONRUIMTE
In artikel 1, eerste lid, onder d, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXV WET AANPAK WOONOVERLAST
In artikel II van de Wet aanpak woonoverlast wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXVI WET BASISREGISTRATIE ADRESSEN EN GEBOUWEN
De Wet Basisregistratie adressen en gebouwen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
B
In artikel 42 wordt «het Ministerie van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXVII WET BASISREGISTRATIE GROOTSCHALIGE TOPOGRAFIE
De Wet basisregistratie grootschalige topografie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
B
In artikel 10, eerste lid, onderdeel c, wordt «Onze Minister» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
C
In artikel 30 wordt «het Ministerie van Infrastructuur en Milieu» vervangen door «het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXVIII WET BIJZONDERE MAATREGELEN GROOTSTEDELIJKE PROBLEMATIEK
In artikel 1, eerste lid, onder d, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXIX WET OP HET OVERLEG HUURDERS VERHUURDER
In artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet op het overleg huurders verhuurder wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XL WET TOT VEILING VAN BEPAALDE VERKOOPPUNTEN VAN MOTORBRANDSTOFFEN
In artikel 1 van de Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen wordt «Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XLI WIJZIGINGSWET WONINGWET (HUURVERLAGING 2023 VOOR HUURDERS MET LAGER INKOMEN)
In artikel Ia van de Wet van 22 februari 2023 tot wijziging van de Woningwet (huurverlaging 2023 voor huurders met lager inkomen) (Stb. 2023, 64) wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XLIA WET GEMEENTELIJKE INSTRUMENTEN WARMTETRANSITIE
De Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
- verduurzaming van de warmtevoorziening van gebouwen, met betrekking tot:
- de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het gebruik van gas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Gaswet als warmtevoorziening voor het in het omgevingsplan aangewezen gebied kan worden uitgesloten binnen een periode korter dan acht jaar na vaststelling van dat omgevingsplan,
- het waarborgen van de betaalbaarheid van de maatregelen voor de eigenaren en gebruikers van gebouwen, in het bijzonder kwetsbare afnemers als bedoeld in artikel 28 van de elektriciteitsrichtlijn, in een gebied waar het gebruik van dat gas als warmtevoorziening van gebouwen wordt uitgesloten.
B
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
- later in werking treedt dan artikel II, onderdeel E, van deze wet, dan wordt artikel 7.6 van die wet als volgt gewijzigd:
C
In artikel IV wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XLII SAMENLOOP KIESWET
Indien het bij geleidende brief van 1 maart 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de permanente invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal (Wet vervroegd stemmen in het stemlokaal) (Kamerstukken 36 047) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen I, J en L van die wet, eerder in werking is getreden of treedt dan artikel XII, onderdelen E, F en G van deze wet, vervalt artikel XII, onderdelen E, F en G van deze wet.
ARTIKEL XLIII SAMENLOOP HUISVESTINGSWET 2014
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014 (Kamerstukken 36 190) tot wet is of wordt verheven, vervalt in artikel 20 van die wet de zinsnede «die bestemd zijn voor verhuur».
ARTIKEL XLIV SAMENLOOP WET ADVIESCOLLEGE ICT-TOETSING
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2022 ingediende voorstel van wet Regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid (Wet Adviescollege ICT- toetsing) (Kamerstukken 36 191) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel 7, vijfde lid, van de Wet Adviescollege ICT-toetsing «de Adviescommissie» vervangen door «het Adviescollege».
ARTIKEL XLV INWERKINGTREDING
ARTIKEL XLVI CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet BZK, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.