Wet van 17 oktober 2018, houdende regels ter uitvoering van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157) (Wet bescherming bedrijfsgeheimen)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels vast te stellen ter implementatie van Richtlijn 2016/943/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PbEU 2016, L157);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
De rechter wijst een vordering of verzoek om toepassing van de maatregelen en procedures in het kader van deze wet af wanneer het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim plaatsvond in een van de volgende gevallen:
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
aA
Aan artikel 22a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
De rechter kan, indien kennisneming van stukken door een partij de bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat is dan wel daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Artikel 1019ib, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.A
Artikel 1019i, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Bij het treffen van een voorlopige voorziening bepaalt de voorzieningenrechter een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak.
B
In het derde boek wordt na titel 15 een titel ingevoegd, die luidt:
Artikel 1019ia
Deze titel is van toepassing op de gerechtelijke procedures tot bescherming van bedrijfsgeheimen ingevolge de Wet bescherming bedrijfsgeheimen.
Artikel 1019ib
Artikel 1019ic
Artikel 1019id
De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen gelasten dat degene die om deze maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op passende wijze vergoedt:
Artikel 1019ie
Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, kan de rechter de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
Artikel 11
In boek 3, titel 11 van het Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 310c een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 310d
Een rechtsvordering tot bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 5, 6 en 9 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de houder van het bedrijfsgeheim bekend is geworden met de inbreuk op het bedrijfsgeheim, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag dat de inbreuk is begonnen.Artikel 310d
Een rechtsvordering tot bescherming van een bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 5, 6 en 9 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de houder van het bedrijfsgeheim bekend is geworden met de inbreuk op het bedrijfsgeheim, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de aanvang van de dag dat de inbreuk is begonnen.
Artikel 12
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 13
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming bedrijfsgeheimen.