Part of Smart Yellow Suite

WGK007690
Wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vaststellen van nadere voorschriften voor het verzorgen van hoger onderwijs in het buitenland

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum uitgave 19 juli 2017
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van het Uitvoeringsbesluit 2008 in verband met het vaststellen van voorschriften voor het verzorgen van hoger onderwijs in het buitenland

Samenvatting

In dit wijzigingsbesluit worden voorschriften vastgesteld voor het verzorgen van geaccrediteerde opleidingen door Nederlandse instellingen in het buitenland.

Documenten

stb-2018-152 (PDF)

Besluit van 26 april 2018 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in verband met het vaststellen van nadere voorschriften voor het verzorgen van hoger onderwijs in het buitenland

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 18 december 2017, nr. WJZ/1267177 (7690), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 1.19a, vierde en vijfde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 februari 2018, nr. W05.17.0401/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 april 2018, nr. WJZ/1351391(7690), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN HET UITVOERINGSBESLUIT WHW 2008

Het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 worden in de alfabetische rangschikking twee begripsomschrijvingen ingevoegd, luidende:

B

Na hoofdstuk 6a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

C

Artikel 6.11 komt te luiden:

Artikel 6.11. Beoordeling aanvraag/weigeringsgronden
Onze minister wijst de aanvraag af indien niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het verzorgen van de opleiding in het buitenland van meerwaarde is voor de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
  1. accreditatie nieuwe opleiding onder voorwaarden is verleend als bedoeld in artikel 5.9, tweede lid, van de wet;
  2. accreditatie bestaande opleiding onder voorwaarden is verleend als bedoeld in artikel 5.17, tweede lid, van de wet;;
  3. sprake is van accreditatie bestaande opleiding onder voorwaarden als bedoeld in artikel 5.18 van de wet;
  4. de inspectie ingevolge artikel 12a, vierde lid j° artikel 11, vierde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht heeft geoordeeld dat de desbetreffende instelling tekortschiet in de naleving van wettelijke voorschriften;
  5. de maatregelen om de kwaliteit van de opleiding in het buitenland te borgen, onvoldoende zijn;
  6. de financiële, organisatorische of bestuurlijke stabiliteit en continuïteit van de opleiding in Nederland of in het buitenland onvoldoende is gewaarborgd of de maatregelen die worden getroffen om financiële risico’s tegen te gaan, onvoldoende zijn;
  7. ingeval de aanvraag een instellingsbestuur betreft van een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.8 van de wet, de maatregelen die worden getroffen om te voorkomen dat de middelen, bedoeld in artikel 6.8, eerste lid, worden aangewend voor de opleiding in het buitenland, onvoldoende zijn;
  8. vanwege de beoogde schaal en aantallen studenten het risico bestaat van onvoldoende beheersbaarheid van de vestiging in het buitenland;
  9. de veiligheid en de rechten van de bij de opleiding in het buitenland betrokken personen, voor zover zij die rechten ontlenen aan de wet, onvoldoende worden gewaarborgd;
  10. de academische vrijheid aan de opleiding in het buitenland onvoldoende is gewaarborgd;
  11. het verzorgen van de opleiding in het buitenland schadelijk is voor de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en het land van vestiging of niet passend is in de diplomatieke betrekkingen met het desbetreffende land;
  12. de mensenrechtensituatie of de sociale verhoudingen aan de opleiding en eventuele maatregelen die de instelling in verband daarmee heeft genomen, daartoe aanleiding geven;
  13. de wijze waarop de eventuele samenwerking met een partnerorganisatie wordt vormgegeven, onvoldoende garandeert dat het instellingsbestuur zelf de opleiding in het buitenland verzorgt en de graden verleent;
  14. aannemelijk is dat de opvattingen van de bevoegde overheidsinstanties in het land van vestiging het verzorgen van de opleiding zoals beschreven in de aanvraag ingevolge artikel 6.10, in ernstige mate belemmeren;
  15. onvoldoende is voorzien in waarborgen in financiële en personele zin en ten opzichte van studenten, indien de opleiding in het buitenland zou worden beëindigd; of
  16. ingeval de aanvraag een instellingsbestuur betreft van een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.8 van de wet, niet aannemelijk is dat de wijze van herbestemming van de inkomsten die met de opleiding in het buitenland worden gegenereerd, zal bijdragen aan de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland of de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland.
D

Artikel 6.13 komt te luiden:

Artikel 6.13. Voorschriften
1.
Het instellingsbestuur waaraan toestemming is verleend voor het verzorgen van een opleiding in het buitenland is verplicht de onderwijsactiviteiten aan de buitenlandse vestiging in financiële en personele zin en ten opzichte van studenten, zorgvuldig af te bouwen ingeval van beëindiging van het verzorgen van de opleiding in het buitenland. Artikel 5.21 van de wet is van overeenkomstige toepassing.
2.
Onze minister kan in het belang van de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland of in het belang van de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland andere voorschriften aan de toestemming verbinden.
E

Artikel 6.14, vierde lid, komt te luiden:

4.
Onverminderd artikel 5.21, tweede tot en met vierde lid, van de wet vervalt de toestemming voor het verzorgen van opleidingen in het buitenland van rechtswege, indien de accreditatie van de opleiding niet wordt verlengd of wordt ingetrokken. Ook vervalt de toestemming als de opleiding in Nederland, bedoeld in artikel 6.9, onderdeel a, niet meer bestaat.

Artikel 6.7. Begripsbepaling

De begripsbepaling van «student» in artikel 1.1 is op dit hoofdstuk niet van toepassing.

Artikel 6.8. Voorschriften besteding en verantwoording

Artikel 6.9. Indiening aanvraag

Het instellingsbestuur dient een aanvraag om toestemming voor het verzorgen van een opleiding in het buitenland als bedoeld in artikel 1.19a, eerste lid, van de wet in bij Onze minister. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

Artikel 6.10. Inhoud aanvraag

Artikel 6.11. Beoordeling aanvraag/weigeringsgronden

Onze minister wijst de aanvraag af indien niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het verzorgen van de opleiding in het buitenland van meerwaarde is voor de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

Artikel 6.12. Toestemming

Artikel 6.13. Voorschriften

Artikel 6.14. Intrekking toestemming

Artikel 6.11. Beoordeling aanvraag/weigeringsgronden

Onze minister wijst de aanvraag af indien niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het verzorgen van de opleiding in het buitenland van meerwaarde is voor de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en de profilering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

Artikel 6.13. Voorschriften

ARTIKEL II WIJZIGING VAN HET ALGEMEEN BESLUIT ERKENNING EU-BEROEPSKWALIFICATIES

In artikel 35 van het Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 30a, derde lid, onderdeel b, van de wet» vervangen door: als bedoeld in artikel 30a1, derde lid, van de wet.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

stb-2018-151 (PDF)

Besluit van 26 april 2018, houdende vaststelling van het tijdstip van de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Wet van 7 juni 2017 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) (Stb. 2017, 306)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 april 2018, nr. WJZ/1352017 (6751), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel III van de Wet van 7 juni 2017 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Artikel I, onderdelen A, voor zover het de daarin opgenomen artikelen 1.19 en 1.19a betreft, C, onder 2, Qa, Sa, en artikel IIA van de Wet van 7 juni 2017 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een verbeterde regeling voor het gezamenlijk verzorgen van hoger onderwijs door Nederlandse en buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs alsmede vanwege enkele andere wijzigingen ter bevordering van de internationalisering van het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (bevordering internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) (Stb. 2017, 306) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.