Part of Smart Yellow Suite

WGK007680
Wijziging BTIV inzake wijziging verkoopregels

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum uitgave 16 november 2016
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Documenten

stb-2017-129 (PDF)

Besluit van 27 maart 2017 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het wijzigen van de voorschriften omtrent het vervreemden van geliberaliseerde en potentieel te liberaliseren woongelegenheden door toegelaten instellingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 25 november 2016, nr. 2016-0000744974, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 27, vijfde lid, van de Woningwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 februari 2017, nr. W04.16.0398/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 maart 2017, nr. 2017-0000113791, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 8, eerste lid, onderdeel h, wordt «de woongelegenheden van de toegelaten instelling met een huurprijs van ten hoogste het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag, waarvan de waardering van de kwaliteit, bedoeld in artikel 5 van het Besluit huurprijzen woonruimte, kan leiden tot een huurprijs die hoger is dan dat bedrag» vervangen door: de potentieel te liberaliseren woongelegenheden van de toegelaten instelling.

C

In artikel 22 wordt «markt- of leegwaarde» vervangen door: marktwaarde.

D

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder vervreemding onder voorwaarden verstaan de vervreemding van een woongelegenheid voor eigen gebruik tegen een prijs van minder dan 90% van de getaxeerde marktwaarde vrij van huur en gebruik of de WOZ-waarde:
2.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder vervreemding onder voorwaarden tevens verstaan een vervreemding van een woongelegenheid voor eigen gebruik:
E

Artikel 24, onderdelen a tot en met f, komen te luiden:

  1. de vervreemding van een woongelegenheid aan een toegelaten instelling;
  2. de vervreemding van een woongelegenheid voor eigen gebruik tegen ten minste 90% van de getaxeerde marktwaarde vrij van huur en gebruik of de WOZ-waarde;
  3. een vervreemding onder voorwaarden als bedoeld in artikel 23;
  4. de vervreemding van een gebouw dat een maatschappelijke gebruiksbestemming heeft als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, indien die vervreemding plaatsvindt:
    1. aan een toegelaten instelling, of
    2. aan degene die het direct voorafgaand aan die vervreemding huurde indien de vervreemding plaatsvindt tegen een prijs van ten minste de getaxeerde leegwaarde of de WOZ-waarde;
  5. de vervreemding van een andere onroerende zaak dan een woongelegenheid of een gebouw dat een maatschappelijke gebruiksbestemming heeft als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet of
  6. de vestiging van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een andere gebouwde onroerende zaak dan een woongelegenheid, een gebouw dat een maatschappelijke gebruiksbestemming heeft als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, of op onbebouwde grond, of overdracht van de economische eigendom van een zodanige onroerende zaak;
F

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

2.
In geval van vervreemding van een woongelegenheid voor eigen gebruik gaat het verzoek tevens vergezeld van de marktwaarde vrij van huur en gebruik of de WOZ-waarde van de woongelegenheid.
3.
In geval van vervreemding van een woongelegenheid niet voor eigen gebruik, of aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling, of in geval van vervreemding van een gemengd gereguleerd complex, gaat het verzoek tevens vergezeld van:
  1. de zienswijze van de gemeente waar die woongelegenheid of dat complex is gelegen en van de betrokken bewonersorganisatie;
  2. een verklaring van de beoogde verkrijger dat hij zich als een sociale verhuurder zal gedragen;
  3. de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde van die woongelegenheid of dat complex, en
  4. tenzij de beoogde verkrijger een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is:
    1. bescheiden waaruit blijkt dat die woongelegenheid, indien zij verhuurd is, allereerst gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan de huurder tegen een prijs van ten hoogste de marktwaarde vrij van huur en gebruik of de WOZ-waarde en
    2. bescheiden waaruit blijkt dat die woongelegenheid of dat complex vervolgens gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan toegelaten instellingen en, behoudens in het geval dat de toegelaten instelling 5% of meer van de aandelen van de beoogde verkrijger houdt, in het openbaar, aan elke andere gegadigde in Nederland, waarbij bij interesse voorrang is gegeven aan andere toegelaten instellingen.
4.
In geval van vervreemding van een gebouw dat een maatschappelijke gebruiksbestemming heeft als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet, gaat het verzoek tevens vergezeld van:
  1. de zienswijze van de gemeente waar dat gebouw is gelegen en, indien dat gebouw verhuurd is, van de huurder;
  2. de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde van dat gebouw, en
  3. tenzij de beoogde verkrijger een dochtermaatschappij van de vervreemdende toegelaten instelling is:
    1. bescheiden waaruit blijkt dat het gebouw, indien het verhuurd is, gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan de huurder en
    2. tenzij de toegelaten instelling 5% of meer van de aandelen van de beoogde verkrijger houdt, bescheiden waaruit blijkt dat dat gebouw gedurende ten minste vier weken, in het openbaar, te koop is aangeboden aan elke gegadigde in Nederland.
5.
In geval van vervreemding van een andere onroerende zaak dan die, genoemd in het tweede tot en met vierde lid, van vestiging van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik op een onroerende zaak of van overdracht van de economische eigendom van een onroerende zaak gaat het verzoek tevens vergezeld van de zienswijze van de gemeente waar die onroerende zaak is gelegen en de bij ministeriële regeling bepaalde andere zienswijzen.
G

Na artikel 25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 25a
1.
Artikel 25, derde lid, onderdelen a en b, zijn niet van toepassing in geval van vervreemding van een woongelegenheid die is verhuurd of laatstelijk was verhuurd tegen een huurprijs die hoger is dan het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag.
2.
Artikel 25, derde lid, onderdelen a en b, zijn tevens niet van toepassing in geval van vervreemding van een potentieel te liberaliseren woongelegenheid, of in geval van vervreemding van een gemengd geliberaliseerd complex, met dien verstande dat:
  1. de zienswijze, bedoeld in artikel 25, derde lid, onderdeel a, alleen dan niet bij de aanvraag hoeft te worden overlegd, indien:
    1. met de gemeente waar die woongelegenheid is gelegen op grond van artikel 44, tweede lid, van de wet, afspraken zijn gemaakt over de bouw van huurwoningen waarvan de huurprijs lager is dan het bedrag, genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, en met de voorgenomen vervreemding het totale aantal in dat tijdvak te vervreemden woongelegenheden als bedoeld in dit onderdeel, niet meer bedraagt dan de op grond van die afspraken voor dat tijdvak te realiseren woningen als hiervoor bedoeld, en
    2. die woongelegenheid wordt vervreemd onder het beding dat zij ten minste zeven jaar na de eigendomsoverdracht als gevolg van de vervreemding voor verhuur met een huurprijs van ten hoogste € 850,– bestemd blijft;
  2. dat uit de bescheiden, bedoeld in artikel 25, derde lid, onderdeel d, in dat geval niet hoeft te blijken dat die woongelegenheid, indien zij verhuurd is, gedurende ten minste vier weken te koop is aangeboden aan de huurder tegen een prijs van ten hoogste de marktwaarde vrij van huur en gebruik of de WOZ-waarde.
H

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Onze Minister keurt een besluit als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet uitsluitend goed, indien:
  1. in geval van een vervreemding van een potentieel te liberaliseren woongelegenheid niet voor eigen gebruik, of in geval van vervreemding van een gemengd gereguleerd complex aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling:
    1. indien de betrokken woongelegenheid niet verhuurd is: zij wordt vervreemd tegen een prijs van ten minste de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde en
    2. indien de betrokken woongelegenheid verhuurd is: zij wordt vervreemd tegen een prijs van ten minste de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde en onder het beding dat zij gedurende ten minste zeven jaar na de eigendomsoverdracht als gevolg van die vervreemding voor verhuur bestemd blijft;
  1. in geval van een vervreemding van:
    1. een potentieel te liberaliseren woongelegenheid niet voor eigen gebruik, of een andere woongelegenheid aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling,
    2. een gemengd geliberaliseerd complex aan een andere rechtspersoon dan een toegelaten instelling, of
    3. een gebouw dat een maatschappelijke gebruiksbestemming heeft als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel d, van de wet:
de betrokken woongelegenheid of het betrokken gebouw wordt vervreemd tegen een prijs van ten minste de getaxeerde marktwaarde of de WOZ-waarde, of
I

Na artikel 26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26a
In afwijking van artikel 26 keurt Onze Minister een besluit als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, in geval van vervreemding van een gebouw dat de status heeft van rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet, of de status heeft van monument op grond van een provinciale of gemeentelijke verordening, tevens goed, indien:
  1. zij wordt vervreemd aan een rechtspersoon met de status van professionele organisatie voor monumentenbehoud;
  2. zij wordt vervreemd tegen een prijs van ten minste de getaxeerde waarde die zij met behoud van haar huidige bestemming vertegenwoordigt; en
  3. zij wordt vervreemd onder het beding dat zij gedurende ten minste zeven jaar na de eigendomsoverdracht als gevolg van die vervreemding voor verhuur bestemd blijft.
J

In de artikelen 31, eerste en derde lid, 44, derde lid, 61, vijfde lid, 75, tweede lid, onderdeel b, 79, tweede lid, onderdeel a, 80, tweede lid, onderdeel a, en 82, tweede lid, wordt «marktwaarde» vervangen door: modelmatige marktwaarde.

K

In artikel 48, tweede lid, onderdeel d, onder 2°, wordt «leegwaarde» vervangen door: marktwaarde vrij van huur en gebruik.

L

Artikel 66, eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:

  1. haar financieel waardeerbare rechten en verplichtingen uit hoofde van bedingen die betrekking hebben op een opvolgende vervreemding door de verkrijger van een woongelegenheid van de toegelaten instelling, indien die woongelegenheid op het tijdstip dat deze laatstelijk door de toegelaten instelling werd verhuurd, was aan te merken als een woongelegenheid als bedoeld in onderdeel a of c, en is vervreemd aan een natuurlijke persoon, en
M

Artikel 67, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  1. haar financieel waardeerbare rechten en verplichtingen uit hoofde van bedingen die betrekking hebben op een opvolgende vervreemding door de verkrijger van een woongelegenheid van de toegelaten instelling, indien die woongelegenheid op het tijdstip dat deze laatstelijk door de toegelaten instelling werd verhuurd, niet was aan te merken als een woongelegenheid als bedoeld in onderdeel a of c, en is vervreemd aan een natuurlijke persoon;
N

In artikel 123, eerste lid, wordt «3737a» vervangen door: 37.

O

In Hoofdstuk IX komt Afdeling 3 te luiden:

Artikel 25a

Artikel 26a

In afwijking van artikel 26 keurt Onze Minister een besluit als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, in geval van vervreemding van een gebouw dat de status heeft van rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet, of de status heeft van monument op grond van een provinciale of gemeentelijke verordening, tevens goed, indien:

Artikel 130

Op verzoeken om een goedkeuring als bedoeld in artikel 27, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 27 maart 2017 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met het wijzigen van de voorschriften omtrent het vervreemden van geliberaliseerde en potentieel te liberaliseren woongelegenheden door toegelaten instellingen (Stb. 2017, 129), zijn de artikelen 25 en 26 van dit besluit zoals dat luidde voor dat tijdstip, van toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.