Besluit van 10 februari 2017 tot wijziging van het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 samenhangend met de Wet tot wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 december 2016, nr. 2016-0000810864, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Gelet op de artikelen 1.6, vijfde lid en 1.11, vijfde lid, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 januari 2017, nr. W04.16.0441/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 februari 2017, nr. 2017-0000052941, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit vermindering verhuurderheffing 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
D
Na artikel 3 worden twee artikelen ingevoegd luidende:
Artikel 3a
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bewijsstukken die de belastingplichtige, bedoeld in artikel 1.4 van de wet, moet overleggen om in aanmerking te komen voor de heffingsvermindering.Artikel 3b
Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 1.11, vierde lid, van de wet, kunnen bij ministeriële regeling de in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, eerste en tweede lid, genoemde bedragen worden gewijzigd.Artikel 1a
Artikel 3a
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bewijsstukken die de belastingplichtige, bedoeld in artikel 1.4 van de wet, moet overleggen om in aanmerking te komen voor de heffingsvermindering.
Artikel 3b
Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 1.11, vierde lid, van de wet, kunnen bij ministeriële regeling de in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3, eerste en tweede lid, genoemde bedragen worden gewijzigd.
ARTIKEL II
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.