Part of Smart Yellow Suite

WGK007574
Besluit tot het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Veiligheid en Justitie
Datum uitgave 25 oktober 2016
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Besluit van * tot wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap met het oog op het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap

Samenvatting

In de Amvrb worden de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap voor de verschillende intrekkingsgronden opgenomen. Deze Amvrb is noodzakelijk voor de uitvoering van wetsvoorstel 34356, dat door de Tweede Kamer is aanvaard.

Documenten

stb-2017-67 (PDF)

Besluit van 10 februari 2017 tot wijziging van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap met het oog op het vaststellen van de elementen die betrokken worden bij de belangenafweging inzake een besluit omtrent intrekking van het Nederlanderschap en tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I en IB van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie van 17 oktober 2016, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2004647;

Gelet op de artikelen 14, tiende lid, 22B, vijfde lid, en 23, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap en artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52);

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 18 november 2016, nr. No.W03.16.0337/II/K);

Gezien het nader rapport van de Minister van Veiligheid en Justitie van 31 januari 2017, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2040170;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 66, eerste lid, wordt in de tweede volzin «artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet,» vervangen door: artikel 14, tweede of derde lid, van de Rijkswet,.

B

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

, de gevolgen van het verlies van Unieburgerschap, indien dit ten gevolge van de intrekking van het Nederlanderschap optreedt.
C

Na artikel 68 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 68a
Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister onder meer rekening met:
  1. de gevolgen van het verlies van Unieburgerschap, indien dit ten gevolge van de intrekking van het Nederlanderschap optreedt;
  2. zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, voor zover deze relevant zijn voor het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap.
Artikel 68b
Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, derde lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister rekening met:
  1. de gevolgen van het verlies van Unieburgerschap, indien dit ten gevolge van de intrekking van het Nederlanderschap optreedt;
  2. de eventuele minderjarigheid van betrokkene en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, voor zover deze relevant zijn voor het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap.
Artikel 68c
1.
Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister onder meer rekening met:
  1. de proportionaliteit van de maatregel, mede gelet op de rol die betrokkene vervult bij de in artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet bedoelde organisatie en de daarmee samenhangende mate van dreiging voor de nationale veiligheid die van betrokkene uitgaat;
  2. het eventuele belang van opsporing, vervolging en berechting van betrokkene en de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf;
  3. de gevolgen van het verlies van Unieburgerschap, indien dit ten gevolge van de intrekking van het Nederlanderschap optreedt; en
  4. de eventuele minderjarigheid van betrokkene en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkene, voor zover deze relevant zijn voor het besluit tot intrekking van het Nederlanderschap.
2.
Intrekking van het Nederlanderschap vindt niet plaats indien de met de intrekking verband houdende ongewenstverklaring in strijd zou zijn met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
D

Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Het besluit tot intrekking als bedoeld in artikel 14, eerste tot en met vierde lid, van de Rijkswet vermeldt de personen wier Nederlanderschap is ingetrokken.
E

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Nadat Onze Minister op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet een besluit tot intrekking heeft genomen, draagt hij er zorg voor dat betrokkene onderscheidenlijk zijn reisdocument wordt geregistreerd in het Schengen informatiesysteem II en de Stolen and Lost Travel Documents database.
F

Na artikel 70 wordt in hoofdstuk V een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 70a
Het bevoegd orgaan, bedoeld in artikel 22B, vijfde lid, van de Rijkswet is:

Artikel 68a

Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister onder meer rekening met:

Artikel 68b

Bij zijn besluit tot intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, derde lid, van de Rijkswet houdt Onze Minister rekening met:

Artikel 68c

Artikel 70a

Het bevoegd orgaan, bedoeld in artikel 22B, vijfde lid, van de Rijkswet is:

ARTIKEL II

Dit besluit en de artikelen I en IB van de Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52) treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.