Part of Smart Yellow Suite

WGK007569
Wijziging LIB i.v.m. externe veiligheid en geluidbelasting

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Infrastructuur en Waterstaat
Datum uitgave 13 december 2016
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Besluit tot wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke in verband met een omissie

Samenvatting

De wijziging bevat een verruiming en flexibilisering van de ruimtelijke beperkingen die gelden in de beperkingengebieden rond de luchthaven Schiphol

Documenten

stb-2017-402 (PDF)

Besluit van 23 oktober 2017, houdende wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in verband met wijziging van de regels met het oog op de externe veiligheid en de geluidbelasting alsmede wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening in verband met een omissie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 maart 2017, nr. IenM/BSK-2016/299506, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 april 2017, nr. W14.17.0085/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 16 oktober 2017, nr. IenM/BSK-2017/121805, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1.
In dit besluit wordt verstaan onder:
B

Artikel 2.2.1 komt te luiden:

Artikel 2.2.1
Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 1 zijn aangewezen, zijn met het oog op externe veiligheid geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaand gebruik van objecten niet zijnde woningen.
C

Na artikel 2.2.1 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2.1a
Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 2 zijn aangewezen, zijn met het oog op geluidbelasting geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan.
Artikel 2.2.1b
1.
Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 3 zijn aangewezen, zijn met het oog op externe veiligheid geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaand gebruik.
2.
In afwijking van het eerste lid zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten met een kantoor- of bedrijfsfunctie toegestaan, mits het aantal werknemers dat er verblijft niet meer dan 22 per hectare bedraagt.
3.
In afwijking van het eerste lid is eveneens herstructurering van een gebied met objecten met een kantoor- of bedrijfsfunctie toegestaan, indien dit niet leidt tot een toename van het aantal werknemers per hectare binnen dit gebied.
Artikel 2.2.1c
Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 4 zijn aangewezen, zijn met het oog op geluidbelasting geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan, behoudens:
  1. bestaand gebruik van een geluidgevoelig gebouw;
  2. toevoeging binnen bestaand stedelijk gebied van niet meer dan 25 woningen per bouwplan of binnen lintbebouwing van niet meer dan 3 woningen per bouwplan;
  3. een geluidgevoelig gebouw ter vervanging van een bestaand geluidgevoelig gebouw, mits van gelijke aard en gelijke schaal en onder de voorwaarde dat het te vervangen gebouw wordt verwijderd of dat de functie en bestemming van het te vervangen gebouw wordt omgezet naar niet-geluidgevoelig;
  4. herstructurering van een bestaand stedelijk gebied, indien dit niet leidt tot een toename met meer dan 25 woningen en indien dit niet leidt tot een toename van de capaciteit van andere geluidgevoelige gebouwen binnen dit gebied;
  5. nieuwbouw van een bedrijfswoning, voor zover de noodzaak daarvan is aangetoond.
Artikel 2.2.1d
1.
Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 5 zijn aangewezen, zijn buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan.
2.
Voor de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 5 zijn aangewezen, motiveren gemeenten in de toelichting op het bestemmingsplan of in de onderbouwing van de omgevingsvergunning de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Artikel 2.2.1e
1.
Van bestaand gebruik als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.1b en 2.2.1c is sprake indien op 1 januari 2018 op de desbetreffende plaats een gebouw of object rechtmatig aanwezig is of een omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een gebouw of object op de desbetreffende plaats, mits binnen zes maanden na die datum een begin met de werkzaamheden is gemaakt.
2.
Van bestaand gebruik als bedoeld in de artikelen 2.2.1b en 2.2.1c is eveneens sprake bij herbouw van een gebouw of object dat op grond van het op de in het eerste lid bedoelde datum geldende bestemmingsplan rechtmatig aanwezig is of is geweest maximaal 10 jaar voorafgaand aan de datum waarop een omgevingsvergunning is aangevraagd voor de herbouw van een gebouw of object op dezelfde plaats, met gelijke schaal en aard.
3.
Onder bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 2.2.1d wordt eveneens begrepen de aan bestaand stedelijke gebied toegevoegde woningbouwmogelijkheden binnen de voormalige bebouwingscontour van de streekplannen Zuid-Holland-West van 19 februari 2003 en Zuid-Holland-Oost van 12 november 2003, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op «Kaart 13 20 Ke-contour Schiphol» bij de Verordening Ruimte 2016 van de provincie Zuid-Holland, en de in het streekplan Noord-Holland Zuid van 17 februari 2003 opgenomen verstedelijkingslocatie Hoofddorp Zuidrand.
4.
Ten aanzien van degene die op 20 februari 2003 rechtmatig gebruiker is van een woning op de gronden die op de kaarten in bijlage 3 van dit besluit met de nummers 1 en 2 zijn aangewezen, kan beëindiging van dit gebruik niet worden gevergd.
5.
In afwijking van de artikelen 2.2.1 tot en met 2.2.1d, zijn daarin bedoelde gebouwen of objecten eveneens toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9, derde lid, van de wet.
D

Artikel 3.1. komt te luiden:

Artikel 3.1
1.
Een bestemmingsplan wordt in overeenstemming gebracht met dit besluit bij eerstvolgende wijziging van dat plan.
2.
Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor 1 januari 2018 blijft van toepassing ten aanzien van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9, derde lid, van de wet waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip.
3.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu voert voor 11 november 2018 een evaluatie uit van de doeltreffendheid en doelmatigheid van artikel 2.2.2a in de praktijk.
E

De kaart, opgenomen in bijlage 2 bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, wordt vervangen door de kaart met het opschrift «Bijlage 2 bij Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2017), Het beperkingengebied», opgenomen in bijlage A bij dit besluit.

F

De kaart, opgenomen in bijlage 3, bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol wordt vervangen door de kaart met het opschrift «Bijlage 3 bij Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2017) – Beperking bebouwing», opgenomen in bijlage B bij dit besluit.

Artikel 2.2.1

Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 1 zijn aangewezen, zijn met het oog op externe veiligheid geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan, behoudens bestaand gebruik van objecten niet zijnde woningen.

Artikel 2.2.1a

Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 2 zijn aangewezen, zijn met het oog op geluidbelasting geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan.

Artikel 2.2.1b

Artikel 2.2.1c

Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 4 zijn aangewezen, zijn met het oog op geluidbelasting geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan, behoudens:

Artikel 2.2.1d

Artikel 2.2.1e

Artikel 3.1

ARTIKEL II

Artikel 2.14.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening komt als volgt te luiden:.

Artikel 2.14.2
In afwijking van artikel 1.1, vijfde lid, kan met een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een geval als bedoeld in artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, tot uiterlijk 1 januari 2024 worden afgeweken van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het gebied, bedoeld in artikel 2.14.1, eerste lid.

Artikel 2.14.2

In afwijking van artikel 1.1, vijfde lid, kan met een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor een geval als bedoeld in artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, tot uiterlijk 1 januari 2024 worden afgeweken van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het gebied, bedoeld in artikel 2.14.1, eerste lid.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, met uitzondering van artikel II dat in werking treedt met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.

stb-2018-402 (PDF)

Besluit van 25 september 2018 tot wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement, het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, het Inkomstenbesluit militairen in het kader van de aanspraken op verlof wegens ziekte en van het Besluit dienstreizen defensie in het kader van de efficiëntie van declaraties

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Defensie van 23 juli 2018, nummer BS2018015196,

Gelet op artikel 12 van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en artikel 125 van de Ambtenarenwet

De afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 29 augustus 2018, No W07.18.0231/II, gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Defensie van 17 september 2018, nummer BS2018020792

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I WIJZIGING ALGEMEEN MILITAIR AMBTENARENREGLEMENT

Het Algemeen militair ambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:

1.
De dagen gedurende welke een militair, ware hij niet met verlof geweest, verhinderd zou zijn geweest arbeid te verrichten wegens ziekte of een ongeval, worden niet aangemerkt als verlof indien hij aan de commandant een schriftelijke verklaring van de behandelend arts van de militaire geneeskundige dienst, of een andere arts indien geen arts van de militaire geneeskundige dienst voorhanden is, heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij niet in staat was om verlof te genieten.
2.
Het eerste lid vindt geen toepassing voor de dagen waarop buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 12c, tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931 of artikel 86, aanhef en onder b van dit besluit wordt genoten.
B

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

  1. in geval geen arbeid is verricht wegens ziekte;
C

Artikel 71 komt te luiden:

Artikel 71 Niet verleend vakantieverlof
1.
Niet verleend vakantieverlof van de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine, wordt overgeboekt naar het volgende kalenderjaar.
2.
Het overgeboekte vakantieverlof, als bedoeld in het eerste lid, vervalt op 31 december van dat volgende kalenderjaar. Deze vervaldatum wordt met een kalenderjaar uitgesteld indien operationele omstandigheden de commandant hebben verhinderd vakantieverlof te verlenen, of naar het oordeel van de commandant gewichtige persoonlijke omstandigheden, of medische redenen, de militair hebben verhinderd vakantieverlof te genieten.
3.
Indien medische redenen de militair hebben verhinderd om vakantieverlof op te nemen legt de militair een schriftelijke verklaring van de behandelend arts van de militair geneeskundige dienst, of een andere arts indien geen arts van de militaire geneeskundige dienst voorhanden is, over aan de commandant.
4.
Het tweede lid is niet van toepassing ten aanzien van op 31 december 1996 nog niet verleend vakantieverlof.
5.
Het niet genoten vakantieverlof toegekend voor 1 januari 2019, wordt uiterlijk voor of op 31 december 2023 genoten. Op 1 januari 2024 vervalt de aanspraak op het niet genoten verlof van voor 1 januari 2019.
D

Artikel 71a wordt als volgt gewijzigd:

E

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

  1. in geval geen arbeid is verricht wegens ziekte;
F

In artikel 76, tweede lid wordt het getal «120» vervangen door het getal 152 en het getal «80» wordt vervangen door het getal 76.

G

Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80 Niet verleend vakantieverlof
1.
Niet verleend vakantieverlof wordt overgeboekt naar het volgende kalenderjaar.
2.
Het overgeboekte vakantieverlof, als bedoeld in het eerste lid, vervalt op 31 december van dat volgende kalenderjaar. Deze vervaldatum wordt met een kalenderjaar uitgesteld indien operationele omstandigheden de commandant hebben verhinderd vakantieverlof te verlenen, of naar het oordeel van de commandant gewichtige persoonlijke omstandigheden of medische redenen de militair hebben verhinderd het vakantieverlof te genieten.
3.
Indien medische redenen de militair hebben verhinderd om vakantieverlof op te nemen, legt de militair een schriftelijke verklaring van de behandelend arts van de militair geneeskundige dienst, of een andere arts indien geen arts van de militaire geneeskundige dienst voorhanden is, over aan de commandant.
4.
Het tweede lid is niet van toepassing ten aanzien van op 31 december 1996 nog niet verleend vakantieverlof.
5.
Het niet genoten vakantieverlof toegekend voor 1 januari 2019, wordt uiterlijk voor of op 31 december 2023 genoten. Op 1 januari 2024 vervalt de aanspraak op het niet genoten verlof van voor 1 januari 2019.
H

Artikel 80b wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 71 Niet verleend vakantieverlof

Artikel 80 Niet verleend vakantieverlof

ARTIKEL II WIJZIGING INKOMSTENBESLUIT MILITAIREN

Het Inkomstenbesluit militairen wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL III WIJZIGING BURGERLIJK AMBTENARENREGLEMENT DEFENSIE

Het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

8.
Niet opgenomen vakantieverlof wordt overgeboekt naar het volgende kalenderjaar.
9.
Het overgeboekte vakantieverlof als bedoeld in het achtste lid vervalt op 31 december van het volgende kalenderjaar. Deze vervaldatum wordt met een kalenderjaar uitgesteld indien operationele omstandigheden de commandant hebben verhinderd vakantie te verlenen, of naar het oordeel van de commandant gewichtige persoonlijke omstandigheden of medische redenen de ambtenaar hebben verhinderd vakantie op te nemen
10.
Indien medische redenen de ambtenaar hebben verhinderd om vakantie op te nemen, legt de ambtenaar een schriftelijke verklaring van de behandelend arts over aan de commandant.
11.
Het niet genoten vakantieverlof toegekend voor 1 januari 2019, wordt uiterlijk voor of op 31 december 2023 genoten. Op 1 januari 2024 vervalt de aanspraak op het niet genoten verlof van voor 1 januari 2019.
C

Artikel 34, eerste lid komt te luiden:

1.
Indien de ambtenaar op de datum van zijn ontslag nog aanspraak heeft op vakantie, wordt hem voor ieder uur vakantie dat hij niet heeft opgenomen een vergoeding toegekend ten bedrage van het salaris per uur verhoogd met 8 procent vakantie-uitkering als bedoeld in artikel 43, eerste lid en de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren dat de ambtenaar direct voorafgaand aan zijn ontslag genoot. De vergoeding wordt berekend over ten hoogste twee maal de aanspraak op vakantie over een vol kalenderjaar, uitgaande van het salaris en de arbeidsduur waarvoor hij is aangesteld zoals die direct voorafgaand aan het ontslag voor de ambtenaar golden en de leeftijd welke hij bereikt in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking wordt beëindigd.
D

Artikel 37, het opschrift komt te luiden:

ARTIKEL IV WIJZIGING BESLUIT DIENSTREIZEN DEFENSIE

Het Besluit dienstreizen defensie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel g, komt als volgt te luiden:

B

Artikel 15 tweede lid komt als volgt te luiden:

2.
De aanspraak op vergoeding vervalt indien de dienstreiziger de reisdeclaratie niet heeft ingediend binnen zesentwintig weken na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.
C

In artikel 16 wordt de zinsnede «artikelen 12 en 13» vervangen door: artikelen 12, 13 en 15, tweede lid.

D

Artikel 17 komt te vervallen.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking op een bij Koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit kan worden bepaald dat dit besluit terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.