Part of Smart Yellow Suite

WGK007480
Overige fiscale maatregelen 2017

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Financiën
Datum uitgave 29 augustus 2016
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017).

Samenvatting

De fiscale wetgeving is constant aan veranderingen onderhevig. Dit vergt voortdurend inhoudelijke wijzigingen en technisch onderhoud van de fiscale wetgeving. De maatregelen in het onderhavige wetsvoorstel bevatten wijzigingen die geen of nauwelijks gevolgen hebben voor het budgettaire en koopkrachtbeeld voor 2017.

Documenten

stb-2016-545 (PDF)

Wet van 21 december 2016 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2017)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2017 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of technische reparaties aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

0A

Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3.111, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste volzin wordt onder een woning in aanbouw mede verstaan een bouwkavel ter zake waarvan concrete stappen zijn gezet voor het in gang zetten van bouwkundige werkzaamheden voor de realisatie van een eigen woning. Ingeval de bouwkundige werkzaamheden zijn gestart, wordt voor de toepassing van de tweede volzin aangenomen dat de concrete stappen, bedoeld in die volzin, in ieder geval zes maanden voor de start van de bouwkundige werkzaamheden zijn gezet.

B

Aan artikel 3.119a wordt een lid toegevoegd, luidende:

8.
Indien de belastingplichtige een eigen woning heeft als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt voor de toepassing van het eerste lid als een schuld van de belastingplichtige mede aangemerkt een schuld waarvan de belastingplichtige op grond van het krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik gehouden is de kosten en lasten te dragen.
C

In artikel 3.119aa wordt, onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid, na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

7.
In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, wordt een vervreemdingssaldo eigen woning bij vervreemding van een woning die geheel of gedeeltelijk op grond van artikel 3.111, eerste lid, aanhef en onderdeel b, als eigen woning wordt aangemerkt niet toegevoegd aan de eigenwoningreserve voor zover dit vervreemdingssaldo betrekking heeft op het deel van de woning waarop het recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik, bedoeld in dat onderdeel, is gevestigd.
D

In artikel 3.119c wordt, onder vernummering van het tiende lid tot elfde lid, na het negende lid een lid ingevoegd, luidende:

10.
Indien een schuld op grond van artikel 3.119a, achtste lid, tot de eigenwoningschuld behoort, en de belastingplichtige, bedoeld in dat lid, de partner van de erflater was, blijft het aflossingsschema van de erflater voor deze schuld van toepassing.
E

In artikel 3.120a worden, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid, na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

3.
Indien de vervreemde eigen woning, bedoeld in het tweede lid, voor de belastingplichtige een eigen woning was als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt voor de toepassing van het tweede lid als een schuld die de belastingplichtige had mede aangemerkt een schuld waarvan de belastingplichtige op grond van het krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik gehouden was de kosten en lasten te dragen.
4.
Een schuld die op grond van het derde lid als restschuld van de belastingplichtige wordt aangemerkt, wordt voor de toepassing van dit artikel niet als restschuld aangemerkt van degene op wiens schuld het recht van vruchtgebruik, het recht van bewoning of het recht van gebruik, bedoeld in het derde lid, betrekking had.
F

Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:

7.
Tot het vermogen van de onderneming, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt niet gerekend een belang in een ander lichaam.
G

In artikel 4.17c, derde lid, wordt «derde tot en met zesde lid» vervangen door: derde tot en met zevende lid.

H

In artikel 4.21, vijfde lid, wordt «aanslagen» vervangen door: belastingaanslagen.

I

Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:

J

Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Tot de schulden behoren niet schulden die deel uitmaken van een algemeenheid waarop een vruchtgebruik als bedoeld in het derde lid rust of is gevestigd.
K

Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:

17.
De functie van bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam wordt:
  1. voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, steeds geacht te zijn vervuld met behulp van een vaste inrichting in Nederland;
  2. voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b en c, steeds geacht te zijn vervuld in Nederland.
L

In artikel 7.6, derde en vierde lid, wordt «indien artikel 26 van de Invorderingswet 1990 is toegepast» vervangen door: indien de artikelen 25 of 26 van de Invorderingswet 1990 zijn toegepast.

M

Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:

N

Artikel 10.5 wordt als volgt gewijzigd:

O

Artikel 10bis.1 wordt als volgt gewijzigd:

8.
Indien de belastingplichtige de partner van de erflater was, wordt als een bestaande eigenwoningschuld als bedoeld in het eerste lid van de belastingplichtige tot uiterlijk het tijdstip waarop de termijn van 30 jaar, bedoeld in artikel 10bis.10, bij de erflater zou zijn verstreken mede aangemerkt een schuld voor een eigen woning waarvan de belastingplichtige op grond van een krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik gehouden is de kosten en lasten te dragen en die bij de erflater een bestaande eigenwoningschuld was.
P

Artikel 10bis.6 wordt als volgt gewijzigd:

3.
De in het eerste lid, onderdeel b, genoemde voorwaarde geldt mede niet indien:
  1. het partnerschap van de belastingplichtige is geëindigd en de kapitaalverzekering in het kader van de financiële afwikkeling daarvan tot uitkering komt;
  2. de belastingplichtige schuldhulpverlening wordt geboden als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;
  3. de belastingplichtige een eigen woning heeft vervreemd en hem op het moment direct na die vervreemding nog steeds of opnieuw een eigen woning ter beschikking staat, of
  4. Onze Minister heeft vastgesteld dat de belastingplichtige financiële problemen heeft en als gevolg daarvan niet meer in staat is de lasten met betrekking tot zijn eigen woning te voldoen of die lasten naar verwachting binnen afzienbare tijd niet meer zal kunnen voldoen.
11.
Voor zover een uitkering uit kapitaalverzekering eigen woning in een situatie als bedoeld in het derde lid heeft gediend als aflossing van een schuld die heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning, wordt mede geacht te zijn voldaan aan de voorwaarde, genoemd in het eerste lid, onderdeel a.
Q

In artikel 10bis.7, onderdeel b, wordt «artikel 10bis.6, achtste en negende lid» vervangen door: artikel 10bis.6, negende en tiende lid.

R

In artikel 10bis.11, derde lid, wordt «artikel 10bis.6, zesde lid» vervangen door: artikel 10bis.6, zevende lid.

Ra

Aan artikel 10a.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.
Artikel 9, elfde en twaalfde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige toepassing.
S

Na artikel 10a.16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a.17 Overgangsbepaling buitenlandse bronbelasting als voorheffing
Artikel 9.2, eerste lid, onderdeel d, achtste lid en tiende lid, en de daarop gebaseerde bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen op 31 december 2015 luidden, zijn van overeenkomstige toepassing op geheven bronbelasting over rentebetalingen die zijn gedaan na 31 december 2015.

Artikel 10a.17 Overgangsbepaling buitenlandse bronbelasting als voorheffing

Artikel 9.2, eerste lid, onderdeel d, achtste lid en tiende lid, en de daarop gebaseerde bepalingen, zoals dat artikel en die bepalingen op 31 december 2015 luidden, zijn van overeenkomstige toepassing op geheven bronbelasting over rentebetalingen die zijn gedaan na 31 december 2015.

ARTIKEL IA

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10bis.4, tweede lid, onderdeel b, vervalt: ten minste 15 jaar, of tot het overlijden van de verzekerde,.

B

Artikel 10bis.5 wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 10bis.6 wordt als volgt gewijzigd:

D

Artikel 10bis.7, eerste volzin, komt te luiden: Met betrekking tot het voordeel uit spaarrekening eigen woning of het voordeel uit beleggingsrecht eigen woning geldt een vrijstelling waarvan de omvang wordt berekend met overeenkomstige toepassing van artikel 10bis.6, met dien verstande dat artikel 10bis.6, achtste en negende lid, slechts toepassing vindt bij een continuering als bedoeld in artikel 10bis.5, vierde lid, onderdeel f.

E

In artikel 10bis.11, derde lid, wordt «artikel 10bis.6, zevende lid» vervangen door: artikel 10bis.6, zesde lid.

F

Artikel 10bis.12 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL II

Indien vóór 1 januari 2017 een eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is vervreemd waarbij het bedrag van de eigenwoningschuld onmiddellijk na vervreemding van die eigen woning lager was dan het bedrag van de eigenwoningschuld van die woning onmiddellijk voorafgaande aan die vervreemding, is artikel 10bis.6, vijfde lid, tweede volzin, van die wet van overeenkomstige toepassing indien de uitkering vóór 1 juli 2017 plaatsvindt.

ARTIKEL IIA

In artikel II wordt «artikel 10bis.6, vijfde lid» vervangen door: artikel 10bis.6, vierde lid.

ARTIKEL III

In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2, artikel I, als volgt gewijzigd:

A

Aan onderdeel AM worden twee leden toegevoegd, luidende:

7.
In afwijking in zoverre van het eerste lid zijn de minimumtermijnen voor het jaarlijks voldoen van premies, bedoeld in artikel 26a, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals dat luidde op 31 december 2000, niet van toepassing indien:
  1. het partnerschap van de belastingplichtige is geëindigd en de kapitaalverzekering in het kader van de financiële afwikkeling daarvan tot uitkering komt;
  2. de belastingplichtige schuldhulpverlening wordt geboden als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;
  3. de belastingplichtige een eigen woning heeft vervreemd en hem op het moment direct na die vervreemding nog steeds of opnieuw een eigen woning ter beschikking staat, of
  4. Onze Minister heeft vastgesteld dat de belastingplichtige financiële problemen heeft en hij als gevolg daarvan niet meer in staat is de lasten met betrekking tot zijn eigen woning te voldoen of die lasten naar verwachting binnen afzienbare tijd niet meer zal kunnen voldoen.
8.
Het zevende lid is alleen van toepassing indien de uitkering zo veel als mogelijk heeft gediend als aflossing van de eigenwoningschuld, bedoeld in artikel 3.119a van de Wet inkomstenbelasting 2001, of als aflossing van een schuld die heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa, eerste lid, van die wet.
B

Onderdeel AP wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL IIIBIS

In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2, artikel I, als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel AM, zevende en achtste lid, vervalt.

B

Onderdeel AP wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL IIIA

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

6.
Artikel 9, elfde en twaalfde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 23, achtste lid, wordt «zonder de verminderingen als bedoeld in dat onderdeel» vervangen door: met uitzondering van eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31 van die wet.

B

Artikel 25, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  1. aannemelijk is dat ter verkrijging van de S&O-verklaring of bij het doen van de mededeling, bedoeld in artikel 24, tweede lid, gegevens of bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat een andere beslissing zou zijn genomen indien de juiste en volledige gegevens zouden zijn verstrekt;.
C

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Bij overtreding van het bij of krachtens artikel 24, tweede, derde of vierde lid, bepaalde, legt Onze Minister van Economische Zaken aan de S&O-inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete op ter hoogte van maximaal € 2500.
4.
Bij het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het tweede lid vindt artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht geen toepassing.

ARTIKEL V

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8e wordt een lid toegevoegd, luidende:

9.
Het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, is niet van toepassing voor zover:
  1. de activiteiten, bedoeld in dat onderdeel, bestaan uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen; en
  2. die vermogensbestanddelen bij het privaatrechtelijke overheidslichaam waaraan die ter beschikking worden gesteld, worden aangewend ten behoeve van activiteiten waarvan de voordelen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de winst.
B

Artikel 8f wordt als volgt gewijzigd:

  1. activiteiten verricht voor:
    1. de publiekrechtelijke rechtspersoon tot wie dat privaatrechtelijke overheidslichaam in een relatie staat als bedoeld in artikel 8e, zesde lid, of voor een ander privaatrechtelijk overheidslichaam van die publiekrechtelijke rechtspersoon; of
    2. een publiekrechtelijke rechtspersoon of een privaatrechtelijk overheidslichaam in het kader van een dienstverleningsovereenkomst, indien de voordelen uit deze activiteiten bij die publiekrechtelijke rechtspersoon of dat privaatrechtelijke overheidslichaam bij het bepalen van de winst buiten aanmerking zouden blijven indien deze activiteiten door die rechtspersoon of dat lichaam zelf zouden zijn verricht en bij die publiekrechtelijke rechtspersoon of dat privaatrechtelijke overheidslichaam sprake zou zijn van activiteiten als bedoeld in onderdeel b.
3.
Het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, is niet van toepassing voor zover:
  1. de activiteiten, bedoeld in dat onderdeel, bestaan uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen; en
  2. die vermogensbestanddelen bij de publiekrechtelijke rechtspersoon of het privaatrechtelijke overheidslichaam waaraan die ter beschikking worden gesteld, worden aangewend ten behoeve van activiteiten waarvan de voordelen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de winst.

ARTIKEL VI

Voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden mede aangemerkt als binnenlandse belastingplichtige die is onderworpen aan de vennootschapsbelasting:

alsmede lichamen waarin deze rechtspersonen een belang hebben en de lichamen waarvan deze rechtspersonen een bestuurder kunnen benoemen of ontslaan.

ARTIKEL VII

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12, derde lid, onderdeel 2°, wordt «het schenkingsrecht» vervangen door: de schenkbelasting.

B

In artikel 33, onderdeel 12°, wordt «schenkingsrecht» vervangen door: schenkbelasting.

C

Aan artikel 33a wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
Ingeval in de aangifte een beroep is gedaan op de vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, of onderdeel 7°, voor een schenking als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de in artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vermelde termijn van drie jaren verlengd met twee jaren.
D

Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:

6.
Tot het vermogen van de onderneming, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt niet gerekend een belang in een ander lichaam.
E

In artikel 82a, eerste lid, wordt «De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder a» vervangen door «De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder a en b». Voorts wordt «onder b en c» vervangen door: onder c.

ARTIKEL VIII

In de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt in artikel 25a, eerste en derde lid, «Artikel 25, zesde lid» vervangen door: artikel 25, zesde en zevende lid.

ARTIKEL IX

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 11d wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 71h komt te luiden:

Artikel 71h
1.
Op verzoek wordt teruggaaf van accijns verleend voor motorbrandstof die geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
  1. biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de Richtlijn hernieuwbare energie indien die biobrandstof voldoet aan duurzaamheidscriteria als bedoeld in artikel 17 van die richtlijn, blijkend uit een audit uitgevoerd door een onafhankelijk deskundige of uit een andere wijze als bedoeld in artikel 18 van die richtlijn;
  2. hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 9.7.1.1 van de Wet milieubeheer waarvoor een verklaring van de verificateur hernieuwbare brandstof als bedoeld in artikel 9.7.4.4, tweede lid, van die wet is afgegeven.
2.
Teruggaaf van accijns wordt slechts verleend:
  1. over de hoeveelheid biobrandstof of hernieuwbare brandstof in motorbrandstof als bedoeld in het eerste lid, mits die biobrandstof of hernieuwbare brandstof een lagere energie-inhoud heeft dan de gelijkwaardige motorbrandstof waarvan het accijnstarief van toepassing is; en
  2. indien 10 percent of meer van de in de motorbrandstof aanwezige energie afkomstig is van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof, bedoeld in het eerste lid.
3.
De teruggaaf van accijns bedraagt een percentage van het accijnstarief van de gelijkwaardige motorbrandstof, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. Dit percentage is gelijk aan het verschil in energie-inhoud van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van de gelijkwaardige motorbrandstof, uitgedrukt als percentage van de energie-inhoud van de gelijkwaardige motorbrandstof.
4.
Voor de vaststelling van de energie-inhoud per volume van de biobrandstof of hernieuwbare brandstof en die van de gelijkwaardige motorbrandstof wordt voor zover mogelijk uitgegaan van hetgeen hiertoe is opgenomen in bijlage III van de Richtlijn hernieuwbare energie.
5.
De teruggaaf wordt verleend aan degene die de accijns ter zake van de uitslag tot verbruik verschuldigd is geworden.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorwaarden en beperkingen worden gesteld waaronder de teruggaaf, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
D

Aan artikel 83 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6.
De inspecteur kan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, gebruikmaken van de benodigde apparatuur of dieren.

Artikel 71h

ARTIKEL X

In de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt artikel 9 als volgt gewijzigd:

12.
Indien de CO2-uitstoot niet is gemeten overeenkomstig de bijlage, genoemd in het elfde lid, maar is gemeten volgens een methode die blijkens een rechtshandeling van de Europese Commissie als rechtsopvolger moet worden beschouwd van die bijlage, wordt voor de toepassing van dit artikel de gemeten CO2-uitstoot herrekend naar een CO2-uitstoot zoals deze zou zijn vastgesteld bij toepassing van die bijlage. Deze herrekening geschiedt overeenkomstig de daartoe vastgestelde rechtshandeling van de Europese Commissie.

ARTIKEL XA

In de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt in artikel 23b, tweede lid, «Artikel 9, elfde lid» vervangen door: Artikel 9, elfde en twaalfde lid.

ARTIKEL XI

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

0A

In artikel 2, tweede lid, wordt «eerste lid, onderdeel b» vervangen door: eerste lid, onderdeel c.

A

Artikel 22, eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

Aa

In artikel 64, derde en vierde lid, wordt «de levering van» vervangen door: de levering of het verbruik van.

B

In artikel 91, eerste lid, wordt «70, eerste tot en met derde lid» vervangen door: 70, eerste tot en met derde lid, 70a, eerste lid.

ARTIKEL XII

De Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.16, tweede lid, wordt «inslag» vervangen door: in- of uitslag.

B

Artikel 2.78 wordt als volgt gewijzigd:

  1. ingeval een bestuurlijke boete bij afzonderlijke beschikking is opgelegd: uiterlijk 10 dagen nadat de beschikking is uitgereikt bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs.
C

In artikel 2.86 wordt na het derde lid, onder vernummering van het vierde tot en met tiende lid tot het vijfde tot en met elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4.
Indien de belanghebbende in zijn bezwaarschrift het verlangen daartoe te kennen geeft, wordt hij vóór de uitspraak door de inspecteur gehoord. Alle oproepingen worden gedaan op een termijn van ten minste zeven dagen.
D

In artikel 2.87, eerste lid, wordt «artikel 2.86, vierde lid» vervangen door: artikel 2.86, vijfde lid.

E

In artikel 2.119, vierde lid, wordt «derde, onderscheidenlijk vierde lid» vervangen door: tweede, onderscheidenlijk derde lid.

F

Aan artikel 3.137, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. materieel ten behoeve van het houden van rampenoefeningen.
G

In artikel 3.138, eerste lid, wordt «artikel 3.137, eerste lid, onderdelen a tot en met c» vervangen door: artikel 3.137, eerste lid, onderdelen a tot en met f.

H

In artikel 3.145, tweede lid, wordt «zes maanden» vervangen door: vijf jaren.

I

In artikel 4.23, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «vervaardigd» vervangen door: vervaardigd of verwerkt.

ARTIKEL XIII

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7.
Indien een voorschot is verleend op de voet van artikel 16 en vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar, wordt het bedrag van de tegemoetkoming ten minste gesteld op het bedrag van het verleende voorschot.
B

In artikel 16, vijfde lid, wordt «kan het voorschot herzien» vervangen door: kan het voorschot herzien, met dien verstande dat het voorschot daarbij niet kan worden verlaagd indien op het tijdstip van de herziening ten minste vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar.

C

Artikel 38a wordt als volgt gewijzigd:

2.
De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorganen waarmee op basis van een convenant wordt samengewerkt de gegevens waarvan bij die algemene maatregel van bestuur is bepaald dat verstrekking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak van het betreffende bestuursorgaan.

ARTIKEL XIV

De Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

B

Hoofdstuk IA vervalt.

C

Artikel 6a vervalt.

D

In artikel 14, vijfde lid, wordt «bedoeld in de artikelen 6a, 6b en 6c» vervangen door: bedoeld in de artikelen 6b en 6c.

E

Na artikel 34 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Artikel 34a

ARTIKEL XV

In de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit komt het in artikel III, onderdeel C, opgenomen artikel 16, achtste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen te luiden:

8.
De Belastingdienst/Toeslagen kan afzien van het verlenen van een voorschot indien een aanvraag wordt ingediend door een belanghebbende die een vergrijp heeft begaan of wiens partner een vergrijp heeft begaan waarvoor hem of zijn partner een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van deze wet of op grond van de artikelen 67cc, 67d of 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of waarvoor hem of zijn partner een strafrechtelijke sanctie wegens een daaraan soortgelijk misdrijf is opgelegd, mits de bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie binnen een periode van vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onherroepelijk is geworden. Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is, kan de Belastingdienst/Toeslagen eveneens afzien van het verlenen van een voorschot indien een aanvraag wordt ingediend door een belanghebbende wiens medebewoner een vergrijp heeft begaan of een strafrechtelijke sanctie opgelegd heeft gekregen als bedoeld in de eerste volzin.

ARTIKEL XVI

In het Belastingplan 2015 komt artikel XXXVII, achtste lid, te luiden:

8.
In afwijking van het eerste lid treedt artikel XV, onderdeel F, onder 3, en onderdeel Ic, in werking op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip, waarbij kan worden bepaald dat genoemde onderdelen van artikel XV in werking treden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015.

ARTIKEL XVII

De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.32 wordt «artikel 10a.16» vervangen door «artikel 10a.17» en wordt «Artikel 10a.17» vervangen door: Artikel 10a.18.

B

In artikel 3.33 wordt «artikel 10a.17» vervangen door: artikel 10a.18.

ARTIKEL XVIII

In de Wet uitwerking Autobrief II vervalt artikel XXIX.

ARTIKEL XVIIIA

Wanneer de rechtshandelingen, bedoeld in artikel 9, twaalfde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, door de Europese Commissie zijn vastgesteld en zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt dat artikel bij ministeriële regeling gewijzigd in die zin dat in dat artikel wordt verwezen naar die rechtshandelingen. Die ministeriële regeling kan voor zover nodig terugwerken tot en met de dag waarop die rechtshandelingen in werking zijn getreden.

ARTIKEL XIX

ARTIKEL XX

Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2017.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.