Besluit van 23 juni 2017 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de vermindering van emissies van gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw en open teelten
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 februari 2017, nr. IENM/BSK-2016/237046, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Staatssecretaris van Economische Zaken;
Gelet op artikel 6.6, eerste lid, van de Waterwet, de artikelen 8.40 en 8.42 van de Wet milieubeheer en de artikelen 78 en 80, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (26 april 2017, nr. W14.17.0050/IV );
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 15 juni 2017, nr. IenM/BSK-2017/128706 Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Staatssecretaris van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 3.57, tweede lid, vervalt de zinsnede «buiten de donkerteperiode».
C
In artikel 3.58, tweede lid, wordt de zinsnede «een ander percentage dan het percentage in het eerste lid, onder b,» vervangen door: een ander percentage dan het percentage in het eerste lid, onder a en b,.
D
Na artikel 3.64 worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 3.64a
1.
Drainwater, drainagewater of het spoelwater van filters van een waterdoseringsinstallatie, dat gewasbeschermingsmiddelen bevat, wordt voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening geleid die ten minste 95% van de werkzame stoffen die bestaan uit organische verbindingen, uit het water verwijdert.2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het water na de lozing wordt geleid door een zuiveringsvoorziening die, of een zuiveringtechnisch werk dat, ten minste 95% van de werkzame stoffen die bestaan uit organische verbindingen, uit het water verwijdert.3.
De werking van de zuiveringsvoorziening of het zuiveringtechnisch werk wordt aangetoond volgens een bij ministeriële regeling aangewezen testmethode.4.
De hoeveelheid van het, in het eerste lid bedoelde, water dat wordt geloosd, wordt gemeten en geregistreerd.5.
De resultaten van de metingen en registraties worden gedurende vijf jaren bewaard.6.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het meten en registreren, bedoeld in het vierde lid.7.
Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift afwijken van het eerste lid voor lozingen van drainagewater, afkomstig van de teelt waarbij gewassen op materiaal groeien dat in verbinding staat met de ondergrond, indien door kwel of inzijgend water het ondoelmatig is om ten minste 95% van de werkzame stoffen, die bestaan uit organische verbindingen, uit het afvalwater te verwijderen.Artikel 3.64b
1.
Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen dat artikel 3.64a, eerste lid, niet van toepassing is indien naar zijn oordeel aannemelijk is dat uiterlijk op 1 januari 2021 het water, bedoeld in artikel 3.64a, eerste lid, wordt geleid door een collectieve zuiveringsvoorziening die of een collectief zuiveringtechnisch werk dat ten minste 95% van de werkzame stoffen die bestaan uit organische verbindingen, uit het water verwijdert.2.
Het maatwerkvoorschrift wordt verleend tot de collectieve zuiveringsvoorziening, bedoeld in het eerste lid, is gerealiseerd of tot uiterlijk 1 januari 2021.E
In artikel 3.70 wordt de zinsnede «de artikelen 3.56 tot en met 3.64» vervangen door: 3.56 tot en met 3.64b.
F
In artikel 3.78, eerste lid, vervalt de zinsnede «binnen een afstand van 14 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam».
G
Na artikel 3.78 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.78a
1.
Bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen bij de teelt van gewassen en op braakliggend land in de open lucht wordt een techniek gebruikt die een driftreductie bereikt van ten minste 75%, ten opzichte van een bij ministeriële regeling aangewezen referentietechniek.2.
De driftreductie van de techniek, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond volgens een bij ministeriële regeling aangewezen testmethode.H
Artikel 3.80 wordt als volgt gewijzigd:
- ten minste 100 centimeter, indien een techniek wordt gebruikt waarmee een driftreductie wordt bereikt van ten minste 90%, ten opzichte van een bij ministeriële regeling aangewezen referentietechniek, of
3.
De teeltvrije zone bedraagt bij de teelt van appelen, peren en overige pit- en steenvruchten:- ten minste 450 centimeter, of
- ten minste 300 centimeter, indien:
- een techniek wordt gebruikt waarmee een driftreductie wordt bereikt van ten minste 90%, ten opzichte van een bij ministeriële regeling aangewezen referentietechniek, of
- een biologische productiemethode wordt toegepast.
5.
De driftreductie van een techniek, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid, onderdeel b, onder 1°, wordt aangetoond volgens een bij ministeriële regeling aangewezen testmethode.I
Na artikel 3.80 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.80a
1.
Tot 1 januari 2021 geldt artikel 3.78a, niet voor de teelt van in opwaartse of zijwaartse richting te bespuiten boomkwekerijgewassen.2.
Tot 1 januari 2021 geldt artikel 3.80, derde lid, niet voor de teelt van appelen, peren en overige pit- en steenvruchten waarbij een teeltvrije zone van 3 meter wordt gehanteerd, en:- langs het oppervlaktewater een vanggewas is geplaatst dat voldoet aan ministeriële eisen;
- of, gebruik wordt gemaakt van een tunnelspuit.
J
Artikel 3.81 wordt als volgt gewijzigd:
K
Artikel 3.83 komt te luiden:
Artikel 3.83
1.
Het gebruik van veldspuitapparatuur is verboden, tenzij:- de buitenste in gebruik zijnde spuitdop aan de zijde van het oppervlaktewaterlichaam een kantdop is die aan de zijde van het oppervlaktewaterlichaam een verticale of nagenoeg verticale neerwaartse richting van de spuitvloeistof bewerkstelligt, en
- de apparatuur zodanig is ingesteld dat de spuitdoppen zich niet hoger dan 50 cm boven het gewas bevinden.
2.
Bij het gebruik van veldspuitapparatuur wordt de spuitdruk geregistreerd door een drukregistratievoorziening.3.
Bij het op- en zijwaarts spuiten van appelen, peren en overige pit- en steenvruchten met een axiaal- of dwarsstroomspuit, waarbij spuitdoppen worden gebruikt die uitsluitend zijn aangewezen voor het gebruik bij een spuitdruk lager dan 5 bar, wordt de spuitdruk geregistreerd door een drukregistratievoorziening.4.
Een drukregistratievoorziening als bedoeld in het tweede en derde lid, voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.5.
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is verboden bij een windsnelheid groter dan 5 meter per seconde, gemeten op:- twee meter boven het grondoppervlak bij neerwaartse bespuiting;
- of, een meter boven de gemiddelde boomhoogte bij op- en neerwaartse bespuiting;
6.
Het gebruik van een spuitgeweer dat is voorzien van een werveldop of dat gebruik maakt van een werkdruk van 5 bar of meer is verboden.7.
Het eerste tot en met vijfde lid is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met een overkapte beddenspuit.8.
Het tweede tot en met vierde lid zijn tot 1 januari 2019 niet van toepassing op veldspuitapparatuur die niet is voorzien van een drukregistratievoorziening als bedoeld in die leden.L
Artikel 3.85, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
M
In artikel 3.152, derde lid, onderdeel c, wordt de zinsnede «op spuitdophoogte» vervangen door: op twee meter boven het grondoppervlak.
N
Bijlage 1 vervalt.
O
Het achtste lid van artikel 3.83 vervalt op 1 januari 2019.
Artikel 3.64a
Artikel 3.64b
Artikel 3.78a
Artikel 3.80a
Artikel 3.83
ARTIKEL II
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.