Part of Smart Yellow Suite

WGK007429
Wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 ivm landelijke werking OV-chipkaart

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Infrastructuur en Waterstaat
Datum uitgave 5 juni 2018
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de landelijke werking van de OV-chipkaart en enkele technische wijzigingen alsmede tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 23 september 2015 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer (Stb. 2015, 346)

Samenvatting

Dit besluit heeft tot doel om het reizigers mogelijk te maken om in verschillende concessiegebieden te kunnen vertrouwen op één OV-betaalsysteem, de OV-chipkaart. Tevens is het besluit een waarborg voor een ordelijke overgang naar andere betaalwijzen in het OV. Om die reden wordt in het Bp2000 een verplichting opgenomen voor concessieverleners om in hun concessies op te nemen dat reizigers met de OV-chipkaart toegang moeten krijgen tot en kunnen betalen voor het OV, tenzij dat per auto wordt uitgevoerd.

Documenten

stb-2018-343 (PDF)

Besluit van 25 september 2018 tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 in verband met de landelijke werking van de OV-chipkaart en enkele technische wijzigingen alsmede tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 23 september 2015 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer (Stb. 2015, 346)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 11 juni 2018, nr. IenW/BSK-2018/115288, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikelen 2, tweede lid, 30, tweede lid, 32, vierde lid, en 74, tweede lid, van de Wet personenvervoer 2000, artikel 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en artikel IV van de Wet van 23 september 2015 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer (Stb. 2015, 346);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 juni 2018, nr. W17.18.0141/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 19 september 2018, nr. IenW/BSK-2018/145823, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5
De artikelen 45, eerste lid, onderdeel a, en 46 zijn niet van toepassing op openbaar vervoer per trein.
C

In artikel 6, eerste lid, vervalt: met uitzondering van de artikelen 41, 42, 43 en 50.

D

In artikel 7, eerste lid, wordt «de artikelen 10 en 11, hoofdstuk 4, met uitzondering van de artikelen 41, 42, 43 en 50,» vervangen door: de artikelen 10 en 11 en hoofdstuk 4.

E

Na artikel 35 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35a
1.
Aan een concessie als bedoeld in artikel 19 van de wet die wordt verleend of gewijzigd wordt het voorschrift verbonden dat de concessiehouder verplicht om reizigers in staat te stellen een OV-chipkaart die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde regels als elektronisch vervoerbewijs te gebruiken op het openbaar vervoer dat de concessiehouder aanbiedt.
2.
Het voorschrift, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van door de concessiehouder aangeboden openbaar vervoer per auto, internationale passagiersvervoersdiensten en bij ministeriële regeling aangewezen soorten openbaar vervoer die daarmee gelijkenis vertonen, tenzij de desbetreffende concessieverlener anders voorschrijft.
F

Paragraaf 1 van hoofdstuk 4 vervalt.

G

In artikel 47, tweede lid, onderdeel a, vervalt: een nationaal elektronisch vervoerbewijs of.

H

Artikel 50 vervalt.

Artikel 5

De artikelen 45, eerste lid, onderdeel a, en 46 zijn niet van toepassing op openbaar vervoer per trein.

Artikel 35a

ARTIKEL II

In artikel 22a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt «artikel 1, onder h, van het Besluit personenvervoer 2000» vervangen door: artikel 1 van het Besluit personenvervoer 2000.

ARTIKEL III

Dit besluit en de wet van 23 september 2015 tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met de invoering van delegatiebepalingen voor de regulering van het systeem van vervoersbewijzen, betaalwijzen en betaaldienstverlening in het openbaar vervoer (Stb. 2015, 346) treden in werking op 1 januari 2019.

stb-2019-343 (PDF)

Wet van 27 september 2019, houdende wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 (slotwet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de noodzaak is gebleken van een wijziging van de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI), van de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie, alle voor het jaar 2018;

Zo is het, dat Wij met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

De departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2018 wordt gewijzigd, zoals blijkt uit de desbetreffende bij deze wet behorende staat.

Artikel 2

De begrotingsstaat inzake de agentschappen voor het jaar 2018 wordt gewijzigd, zoals blijkt uit de desbetreffende bij deze wet behorende staat.

Artikel 3

De vaststelling van de begrotingsstaten geschiedt in duizenden euro’s.

Artikel 4

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 december van het onderhavige begrotingsjaar.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.