Wet van 26 september 2018 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met mogelijk maken van experimenten met geautomatiseerde systemen in motorrijtuigen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat regels gesteld worden voor experimenten op de weg met motorrijtuigen waarvan de bestuurder zich buiten het motorrijtuig bevindt;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I (WIJZIGING WEGENVERKEERSWET 1994)
De Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd als volgt:
A
Het opschrift van Hoofdstuk VII komt te luiden:
B
In artikel 149a, eerste lid, wordt «artikel 149b» vervangen door: de artikelen 149aa en 149b.
C
Na artikel 149a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 149aa
1.
Voor het uitvoeren van een experiment op de weg met motorrijtuigen waarvoor op grond van de krachtens artikel 21 gestelde regels een voorlopige of tijdelijke goedkeuring is vereist en waarvan de bestuurder zich niet in het motorrijtuig bevindt, is een vergunning vereist van Onze Minister na overleg met Onze Minister van Justitie en Veiligheid.2.
Artikel 149a, tweede lid, is niet van toepassing.3.
Bij de vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan voor zover noodzakelijk voor het uitvoeren van een experiment ontheffing worden verleend van een of meer bepalingen van:- deze wet, met uitzondering van de artikelen 5 en 6,
- overige wetten voor zover het bepalingen betreft die betrekking hebben op door de bestuurder of kentekenhouder van het motorrijtuig uit te voeren taken,
- de op de wetten, bedoeld in de onderdelen a en b, berustende regelingen.
4.
Een vergunning met een ontheffing als bedoeld in het derde lid wordt verleend in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat.5.
De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd als:- het experiment niet strekt tot de bescherming van de belangen, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
- het experiment naar het oordeel van Onze Minister niet of niet voldoende bijdraagt aan innovatie op het gebied van verkeersveiligheid, duurzaamheid of doorstroming van het verkeer, of
- de ontheffing, bedoeld in het derde lid, ook onder de voorschriften en beperkingen die daaraan worden verbonden, niet verenigbaar is met het doel van het wettelijke voorschrift waarvan beoogd wordt ontheffing te verlenen.
6.
De vergunning wordt aan de Dienst Wegverkeer, de toezichthouders, bedoeld in artikel 159, onder a, en de betrokken wegbeheerders gezonden.7.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over bij welk bestuursorgaan de aanvraag wordt ingediend, de wijze waarop de aanvraag geschiedt, de door de aanvrager bij de aanvraag te verstrekken gegevens en bescheiden, de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist en over de toezending, bedoeld in het zesde lid.8.
De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag om en de verlening van de vergunning, alsmede de kosten die samenhangen met het verrichten van onderzoeken en met daarbij behorende afgifte van documenten ten behoeve van de vergunningverlening worden ten laste gebracht van de aanvrager.Artikel 149ab
1.
De vergunning voor een experiment als bedoeld in artikel 149aa, eerste lid, wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie jaar.2.
Bij de vergunning wordt in ieder geval bepaald:- een beschrijving van het experiment,
- op welke wegen of weggedeelten het experiment wordt uitgevoerd,
- gedurende welke periode het experiment wordt uitgevoerd,
- bij welke weersomstandigheden en op welke tijdstippen van de dag het experiment mag worden uitgevoerd,
- van welke regels, bedoeld in artikel 149aa, derde lid, ontheffing is verleend en, voor zover relevant, onder welke voorschriften en beperkingen die ontheffing geldt,
- welke veiligheidsmaatregelen voor de uitvoering van het experiment worden getroffen met het oog op de belangen, bedoeld in artikel 2, eerste lid,
- hoe Onze Minister in de gelegenheid wordt gesteld om het experiment te monitoren en te evalueren,
- voorschriften voor de handhaving en opsporing, waaronder in ieder geval wie de bestuurder van het motorrijtuig is en waar de bestuurder zich bevindt, en
- hoeveel motorrijtuigen de bestuurder tegelijkertijd mag besturen.
3.
Onze Minister kan onverminderd artikel 149b, vijfde lid, de vergunning intrekken indien de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet naleeft en als naar zijn oordeel de verkeersveiligheid als gevolg van of mede als gevolg van het experiment in gevaar komt.4.
Onze Minister evalueert het experiment en stelt daarvan een verslag op.D
Artikel 149b wordt gewijzigd als volgt:
5.
De Dienst Wegverkeer respectievelijk Onze Minister trekt verleende ontheffingen of vergunningen in of wijzigt deze voor zover de door de wegbeheerder ingevolge het eerste lid verstrekte gegevens of andere door hem aan de Dienst Wegverkeer of Onze Minister verstrekte informatie daartoe aanleiding geeft.E
Artikel 150 wordt gewijzigd als volgt:
F
In artikel 177, eerste lid, onder a, wordt na «134, vierde lid, » ingevoegd «149aa, eerste lid, ».
Artikel 149aa
Artikel 149ab
ARTIKEL II (EVALUATIEBEPALING)
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL III (INWERKINGTREDING)
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.