Besluit van 10 februari 2017, houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 juni 2016, kenmerk 984324-152495-WJZ;
Gelet op de artikelen 2.6.5, tweede lid, en 2.6.6, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 november 2016, no. W13.16.0218/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 februari 2017, kenmerk 1055311-152495-WJZ;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Na artikel 5.3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.4
1.
De gemeenteraad regelt bij verordening als bedoeld in artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet, in ieder geval dat het college, voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet, vaststelt:- een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met de derde; of
- een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en
- de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
2.
Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:- overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en
- rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
3.
Bij verordening als bedoeld in artikel 2.6.6, eerste lid, van de wet wordt geregeld dat de vaste prijs of de reële prijs voor een dienst ten minste is gebaseerd op de volgende kostprijselementen:- de kosten van de beroepskracht;
- redelijke overheadkosten;
- kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- reis en opleidingskosten;
- indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en
- overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
4.
Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.5.
Het college beslist met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat. Hieronder wordt verstaan een aanbieder, te weten een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die jegens het college gehouden is een voorziening te leveren.Artikel 5.4
ARTIKEL II
Het recht zoals dat gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijft van toepassing op een overeenkomst, voor het leveren van een voorziening door een aanbieder, die voor dat tijdstip is gesloten of die is gesloten naar aanleiding van een aankondiging van een overheidsopdracht als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, die voor dat tijdstip is bekendgemaakt, tenzij deze overeenkomst na dat tijdstip door het college of de aanbieder wordt verlengd.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.