Part of Smart Yellow Suite

WGK007099
Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum uitgave 30 oktober 2018
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wet van 27 januari 2021 tot wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (Stb. 2021, 57)

Samenvatting

In de Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020 worden de verwijzingen in andere wetten naar de WVO en de WVO BES omgezet in verwijzingen naar de nieuwe 'Wet voortgezet onderwijs 2020' (ID 6638). Materieel uitgewerkt overgangsrecht met betrekking tot het voortgezet onderwijs wordt ingetrokken. Tevens worden nog geldende bepalingen met overgangsrecht en nog geldende evaluatiebepalingen op het gebied van het voortgezet onderwijs uit diverse wijzigingswetten op de WVO in hoofdstuk 12 respectievelijk hoofdstuk 13 van de WVO 2020 geplaatst.

Documenten

stb-2021-57 (PDF)

Wet van 27 januari 2021 tot wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat diverse overgangsbepalingen in wetten tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES materieel zijn uitgewerkt en dus kunnen komen te vervallen en dat overgangsbepalingen die nog niet zijn uitgewerkt een plaats dienen te krijgen in de Wet voortgezet onderwijs 2020;

dat de invoering van de Wet voortgezet onderwijs 2020 bovendien noodzaakt tot het treffen van invoerings- en overgangsvoorzieningen, op te nemen in die wet;

dat voorts als gevolg van het tot stand brengen van die Wet voortgezet onderwijs 2020 verwijzingen naar de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in andere wetten vervangen moeten worden door verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen in de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020

De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

B

In artikel 2.11, tweede lid, onderdeel c, wordt «deelnemers» vervangen door «leerlingen».

C

Artikel 2.47, achttiende lid, komt te luiden:

18.
Bevoegde gezagsorganen van tot dezelfde richting behorende scholen en scholen als bedoeld in de WEC waaraan voortgezet speciaal onderwijs behorend tot cluster 3 en 4 wordt verzorgd kunnen aangesloten blijven of kunnen zich aansluiten bij een landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 oktober 2020. Op een landelijk samenwerkingsverband zijn het tweede, vierde, vijfde, zevende tot en met zeventiende en negentiende lid van overeenkomstige toepassing. Indien een bevoegd gezag scholen heeft met ten minste de richting van de scholen die behoren tot het landelijk samenwerkingsverband bepaalt het bevoegd gezag eenmalig of aansluiting bij het landelijk samenwerkingsverband wordt gevraagd. Het landelijk samenwerkingsverband beslist over de aansluiting.
D

In artikel 2.52, tweede lid, onderdeel c, wordt «deelnemers» vervangen door «leerlingen».

E

In artikel 2.74, tweede lid, onderdeel c, wordt «deelnemers» vervangen door «kandidaten».

F

Aan het slot van artikel 2.92, eerste lid, onderdeel f, wordt voor de puntkomma ingevoegd «en dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteiten».

G

Artikel 2.93, vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  1. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en.
H

Artikel 2.95 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Op een schoolsoort of leerweg die minder dan 2 schooljaren wordt bekostigd en waarvan de kwaliteit van het onderwijs in deze periode zeer zwak is, bedoeld in artikel 2.94, eerste lid, zijn het eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing, indien het bevoegd gezag:
  1. tekortschiet in de naleving van drie of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, en dientengevolge
  2. tekortschiet in het zorgdragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 3.40, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid.
I

In artikel 2.101, tweede lid, wordt «deelnemer in de zin van de WEB of WEB BES» vervangen door «mbo-student of vavo-student».

J

In artikel 2.107b, tweede lid, onderdeel i, wordt «deelnemers» vervangen door «mbo-studenten».

K

In artikel 2.107d, vijfde lid, wordt «deelnemer» vervangen door «mbo-student».

L

In artikel 2.107e, tweede lid, wordt «deelnemer» vervangen door «mbo-student».

M

In artikel 2.107j, vierde lid, wordt «deelnemer» vervangen door «mbo-student».

N

In artikel 3.17, eerste lid, wordt «en onderwijs van een of meer richtingen» vervangen door «en bijzonder onderwijs».

O

In artikel 3.30, derde lid, onderdeel a, wordt « vanuit het oogpunt van richting, pedagogisch-didactische aanpak of schoolsoort» vervangen door «waaronder schoolsoort».

P

In artikel 3.38, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 2.78» vervangen door «artikel 2.87».

Q

Artikel 4.2 komt te luiden:

Artikel 4.2. Nieuwe school of scholengemeenschap
1.
Onze Minister brengt een openbare of bijzondere school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze school zal worden bezocht door ten minste:
    1. 390 leerlingen voor een school voor vwo;
    2. 325 leerlingen voor een school voor havo en 130 leerlingen voor een afdeling voor havo;
    3. 260 leerlingen voor een school voor mavo;
    4. 260 leerlingen voor een school voor vbo met 1 profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid;
    5. 160 leerlingen voor elk profiel van een school voor vbo indien meer dan 1 profiel binnen de school voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
    6. 120 leerlingen voor een school voor praktijkonderwijs; en
  2. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
2.
Onze Minister brengt een openbare of bijzondere scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid, onder a, genoemde aantal; en
  2. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
3.
Onze Minister brengt een school of scholengemeenschap die ontstaat na splitsing van een school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien wordt voldaan aan de verplichtingen die zijn vastgesteld:
  1. in artikel 4.5, eerste lid, aanhef en onderdeel d, tweede en derde lid, en artikel 4.5a, eerste lid, tweede lid, onderdelen b, c en d, en derde lid; en
  2. bij ministeriële regeling, waarin deze verplichtingen in elk geval betrekking hebben op:
    1. het aantal leerlingen op de teldatum in het jaar voorafgaand aan de aanvraag van de te splitsen school of van een of meer van de samenstellende scholen van de te splitsen scholengemeenschap;
    2. het aantal leerlingen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze na de splitsing de scholen of de samenstellende scholen van de scholengemeenschap zal bezoeken; en
    3. de wijze waarop op basis van de statistische gegevens, onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, aannemelijk wordt gemaakt dat op 1 januari van het elfde jaar na indiening van de aanvraag de scholen die na splitsing ontstaan, worden bezocht door ten minste het voor de desbetreffende schoolsoort geldende aantal leerlingen.
4.
Onze Minister brengt een openbare school of scholengemeenschap waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste of tweede lid, is ingediend voor bekostiging in aanmerking, indien voldaan is aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid, met uitzondering van een document waaruit blijkt dat de gemeente van de beoogde plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap is gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging. Artikel 4.7 is van overeenkomstige toepassing.
R

Na artikel 4.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.2a. Nieuwe nevenvestiging
1.
Onze Minister brengt een nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a, voor bekostiging in aanmerking indien:
  1. het bevoegd gezag met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat de nevenvestiging ten minste zal worden bezocht door:
    1. 195 leerlingen voor een nevenvestiging voor vwo;
    2. 195 leerlingen voor een nevenvestiging voor havo;
    3. 130 leerlingen voor een nevenvestiging voor mavo;
    4. 130 leerlingen voor een nevenvestiging voor vbo met 1 profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid; of
    5. 80 leerlingen voor elk profiel voor vbo indien meer dan 1 profiel binnen de nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
  2. het onderwijs op de school waaraan de nevenvestiging wordt verbonden niet zeer zwak is als bedoeld in artikel 2.94, eerste en derde lid, of door de inspectie ingevolge artikel 11 WOT als onvoldoende is beoordeeld; en
  3. het bevoegd gezag voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
2.
Onze Minister brengt een nevenvestiging van een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a, voor bekostiging in aanmerking indien:
  1. het bevoegd gezag met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid, onder a, genoemde aantal;
  2. het onderwijs op de scholengemeenschap waaraan de nevenvestiging is verbonden niet zeer zwak is als bedoeld in artikel 2.94, eerste en derde lid, of door de inspectie ingevolge artikel 11 WOT als onvoldoende is beoordeeld; en
  3. het bevoegd gezag voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
3.
Van het aantal leerlingen voor de nieuwe nevenvestiging, en van de leerlingen van 1 van de al bestaande vestigingen van de school of scholengemeenschap is ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage afkomstig uit dezelfde postcodegebieden.
S

Artikel 4.3 komt te luiden:

Artikel 4.3. Toevoegen profiel vbo of school
1.
Onze Minister brengt een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat dit profiel zal worden bezocht door ten minste:
    1. 160 leerlingen indien de school geen deel uitmaakt van een scholengemeenschap; of
    2. 120 leerlingen indien de school deel uitmaakt van een scholengemeenschap; en
  2. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
2.
Onze Minister brengt een nieuw te vormen school die wordt toegevoegd aan een al bekostigde school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nieuwe school zal worden bezocht door ten minste drie kwart van het daarvoor in artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, genoemde aantal leerlingen; en
  2. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 4.5, eerste en tweede lid, en 4.5a, eerste en tweede lid.
3.
De artikelen 4.6 en 4.7 zijn van overeenkomstige toepassing.
T

Artikel 4.5 komt te luiden:

Artikel 4.5. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap, profiel vbo, nevenvestiging of school door splitsing
1.
Het bevoegd gezag dient voor 1 november bij Onze Minister een aanvraag in om voor bekostiging in aanmerking te brengen:
  1. een school;
  2. een scholengemeenschap;
  3. een nevenvestiging van een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.12, aanhef en onderdeel a;
  4. een school of scholengemeenschap die zal ontstaan na splitsing van een school of scholengemeenschap; of
  5. een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo.
2.
Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in te dienen, meldt het bevoegd gezag dit aan Onze Minister voor 1 juli voorafgaand aan die voorgenomen aanvraag. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop deze melding plaatsvindt en kan een model voor de melding worden vastgesteld.
3.
De inspectie adviseert Onze Minister of de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.5a, tweede lid, onderdeel b.
4.
Onze Minister controleert of de belangstellingsmeting juist en volledig is en besluit voor 1 juni:
  1. met inachtneming van artikel 4.2, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de school, scholengemeenschap of school of scholengemeenschap na splitsing met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
  2. met inachtneming van artikel 4.2a, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de nevenvestiging met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;
  3. met inachtneming van artikel 4.3, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of het nieuw te vormen profiel met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
  4. met inachtneming van artikel 4.2, vierde lid, op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid of tweede lid, of de openbare school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.
5.
Onverminderd artikel 4:35 Awb kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien deze is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een gemeente, die voorafgaande aan de aanvraag een of meer scholen in stand heeft gehouden waarop artikel 2.95, eerste lid, van toepassing is geweest of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke school in stand heeft gehouden, welke toepassing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 2.95, eerste lid.
6.
Onverminderd artikel 4:35 Awb kan Onze Minister de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een gemeente, die reeds een of meer scholen in stand houdt en die een aanwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke aanwijzing heeft ontvangen welke aanwijzing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 3.38, eerste lid.
7.
Onverminderd artikel 3:41 Awb wordt van de besluiten, bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid mededeling gedaan in de Staatscourant.
8.
Voor uitsluitend de controle of de gegevens uit de ouderverklaringen, bedoeld in artikel 4.6, vierde lid, juist en volledig zijn, maakt Onze Minister gebruik van het burgerservicenummer, van een van de ouders en de leerling waarop de ouderverklaring betrekking heeft.
9.
Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie een kader vast waarin de werkwijze voor het advies, bedoeld in het derde lid, is vastgelegd. Deze werkwijze omvat in ieder geval een gesprek over de aanvraag met het bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend. Dit kader wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
10.
Burgemeester en wethouders van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kunnen voor de datum, genoemd in het eerste lid, bij Onze Minister een zienswijze naar voren brengen.
U

Na artikel 4.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.5a. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging
1.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, vermeldt:
  1. de schoolsoort of schoolsoorten;
  2. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en
  3. de beoogde plaats van vestiging van de school, scholen, scholengemeenschap, scholengemeenschappen of nevenvestiging.
2.
De aanvraag gaat vergezeld van:
  1. een belangstellingsmeting;
  2. een beschrijving van het voorgenomen beleid over de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel, bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, zal worden gevoerd, voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke voorschriften voor:
    1. de inrichting van het onderwijs, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid;
    2. het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 2.38 zal worden geprogrammeerd;
    3. de inhoud van een in onderwijstijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, geldend voor de schoolsoort en leerweg, bedoeld in de artikelen 2.12 tot en met 2.17, 2.19 tot en met 2.27 en 2.37, en de referentieniveaus, bedoeld in artikel 2 van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, voor zover deze schoolsoort of leerweg van toepassing is op de aanvraag;
    4. de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.2;
    5. leerlingen die extra ondersteuning behoeven, bedoeld in artikel 2.41;
    6. de scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop, bedoeld in artikel 3.1 en, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 7.5, een beschrijving van de over te dragen taken;
  3. een document waaruit blijkt dat de gemeente van de beoogde plaats van vestiging, het samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en vestigingen binnen het voedingsgebied van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging zijn gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging; en
  4. een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen en die op het tijdstip van het doen van de aanvraag niet ouder is dan zes maanden.
3.
De aanvraag bevat tevens:
  1. een beschrijving van het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;
  2. een beschrijving van de beoogde samenstelling van de formatie van de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel;
  3. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van de leraren, onderwijsondersteunende functionarissen, de rector, directeur, conrector of adjunct-directeur;
  4. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen op de school, scholengemeenschap of nevenvestiging;
  5. een meerjarenbegroting over de eerste drie schooljaren die gebaseerd is op de bekostiging die de school, scholengemeenschap of nevenvestiging zal ontvangen gegeven het aantal te verwachten leerlingen in die periode;
  6. de verwachtingen met betrekking tot de huisvesting;
  7. informatie over de hoogte van en het beleid ten aanzien van de vrijwillige geldelijke bijdrage die van de ouders zal worden gevraagd en het jaarlijks verwachte totaalbedrag van die bijdragen;
  8. informatie over de wijze waarop het bevoegd gezag uitvoering zal geven aan de afspraken, bedoeld in artikel 3.42; en
  9. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de WMS.
4.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld aan de wijze waarop de aanvraag plaatsvindt en wordt een model voor de aanvraag vastgesteld.
5.
In afwijking van het tweede lid, onderdeel c, bevat een aanvraag voor een school voor praktijkonderwijs een document waaruit blijkt dat deze aanvraag in overeenstemming is met de bevoegde gezagsorganen in het samenwerkingsverband waarvan de school deel gaat uitmaken en wordt deze ingediend na overleg met de gemeente van de beoogde plaats van vestiging.
V

Artikel 4.6 komt te luiden:

Artikel 4.6. Belangstellingsmeting
1.
De belangstellingsmeting wordt uitgevoerd aan de hand van hetzij ouderverklaringen dan wel, in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen, een marktonderzoek.
2.
De belangstellingsmeting:
  1. geeft inzicht in het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid; en
  2. vindt plaats binnen het voedingsgebied dat een gebied omvat dat bestaat uit viercijferige postcodegebieden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen een straal van vijftien kilometer van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging.
3.
Het te verwachten aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt berekend overeenkomstig de formule q = (y/x *100%) * w * z, waarbij:
  1. voor de ouderverklaring geldt:y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in de ouderverklaring is aangegeven belangstelling te hebben voor de school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 januari van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b;w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid, onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor;
  2. voor het marktonderzoek geldt:y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar ten aanzien van wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling is voor de school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen;w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid, onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.
De aanvraag bevat de berekeningen die tot de uitkomsten van de formules, bedoeld onder a, of b, hebben geleid.
4.
De ouderverklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op één leerling in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 november van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan en wordt ingediend door de ouder van deze leerling.
5.
Het marktonderzoek, bedoeld in het eerste lid:
  1. heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar;
  2. wordt afgenomen onder de ouders van leerlingen, bedoeld in onderdeel a, op een wetenschappelijk verantwoorde manier door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat aantoonbaar werkt volgens een door een brancheorganisatie opgestelde gedragscode met betrekking tot de uitvoering van marktonderzoek;
  3. wordt uitgevoerd aan de hand van een aselecte steekproef uit de leerlingen, bedoeld in onderdeel a, die aantoonbaar representatief is voor die leerlingen; en
  4. mag niet ouder zijn dan 24 maanden voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de aanvraag.
6.
Indien uit de belangstellingsmeting van meer dan één aanvraag blijkt dat de betrokken postcodegebieden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, elkaar overlappen en daardoor de som van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied groter is dan het totaal aantal leerlingen in de overlappende voedingsgebieden, worden de aantallen van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied naar evenredigheid verminderd tot de som van het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied voor wie belangstelling is aangetoond gelijk is aan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de uitvoering van de belangstellingsmeting over:
  1. de wijze waarop de belangstellingsmeting wordt uitgevoerd; en
  2. de omvang van het marktonderzoek in relatie tot de minimale verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de formule voor de belangstellingsmeting, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
W

Artikel 4.7 komt te luiden:

Artikel 4.7. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging
1.
De bekostiging vangt aan op 1 augustus.
2.
De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 4.2, 4.2a en 4.3 vervalt, indien uiterlijk op de eerste schooldag na 1 augustus in het tweede kalenderjaar na het besluit van Onze Minister geen onderwijs aan de nieuwe school, scholengemeenschap, nevenvestiging of in het nieuwe profiel wordt gegeven. Indien door het bevoegd gezag een aanvraag tot bekostiging is gedaan met ingang van 1 augustus van het eerste kalenderjaar na het besluit van Onze Minister, vervalt de aanspraak op bekostiging voor dat schooljaar indien op de eerste schooldag geen onderwijs wordt gegeven.
3.
In afwijking van het tweede lid en op aanvraag van het bevoegd gezag of de gemeente van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan Onze Minister besluiten in bijzondere gevallen de aanspraak op bekostiging voor een jaar te handhaven.
X

Artikel 4.9 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Onze Minister brengt voor bekostiging in aanmerking een school die wordt opgericht door omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige openbare school.
Y

In artikel 4.14, eerste lid, wordt «een school als bedoeld in artikel 4.20, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 4.2a».

Z

Artikel 4.20 wordt als volgt gewijzigd:

AA

In artikel 4.22, eerste lid, wordt «artikel 4.20, eerste lid, onderdelen a en b» vervangen door «artikel 4.20, eerste lid, onderdeel a».

BB

Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:

CC

Artikel 4.26 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Het eerste lid is niet van toepassing op een profiel dat met ingang van 1 augustus 2016 voor bekostiging in aanmerking is gebracht op grond van artikel 118bb in samenhang met artikel 118cc, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die wet op die datum luidde.
DD

In artikel 5.42 wordt «deelnemer» vervangen door «mbo-student of vavo-student».

EE

In artikel 6.20, zesde lid, wordt na «artikel 28 van de Overgangswet W.V.O.» ingevoegd «, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen,».

FF

Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:

GG

In artikel 7.24, vierde lid, wordt «studenten» vervangen door «ho-studenten» en wordt «deelnemers aan de beroepsbegeleidende leerweg» vervangen door «mbo-studenten in de beroepsbegeleidende leerweg».

HH

Artikel 7.42 wordt als volgt gewijzigd:

II

Artikel 7.43 wordt als volgt gewijzigd:

JJ

In artikel 8.19, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt na «geldige reden» ingevoegd «, waaronder in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, worden verstaan,».

KK

Aan artikel 8.20 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onder geldige reden worden in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, verstaan.

LL

Artikel 8.30 wordt als volgt gewijzigd:

5.
Onder afwezigheid met een geldige reden als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan afwezigheid wegens:
  1. ziekte van de leerling, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
  2. zwangerschap of bevalling van de leerling, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van 16 weken die, indien de leerling dat wenst, 6 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of gedurende een periode van 20 weken die, indien de leerling dat wenst, 10 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, of
  3. bijzondere familieomstandigheden.
6.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat de periode, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, wordt verlengd als dit naar zijn oordeel passend is.
MM

Na artikel 8.31 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.32. Deelname leerlingen aan extra activiteiten
1.
De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 8.8, zevende lid.
2.
Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:
  1. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 2.13, of eindtermen en eindexamenprogramma’s langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,
  2. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en
  3. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.
NN

In artikel 11.1 vervalt de begripsbepaling van het begrip «deelnemers».

OO

In artikel 11.16, derde lid, wordt «leerlingen en deelnemers» vervangen door «leerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten».

PP

In artikel 11.17, tweede lid, onderdelen d en e, wordt «leerlingen en deelnemers» vervangen door «leerlingen, vavo-studenten en mbo-studenten».

QQ

De artikelen 11.42 tot en met 11.45 worden vervangen door 7 artikelen, luidende:

Artikel 11.42. Toepassing nieuwe school, scholengemeenschap of profiel
In plaats van de artikelen 4.2, 4.2a, 4.3 en 4.5 tot en met 4.7 zijn de artikelen 11.44 tot en met 11.45c van toepassing.
Artikel 11.43. Nieuwe school, scholengemeenschap of nevenvestiging
1.
Onze Minister brengt een openbare of bijzondere school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze school, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze wet wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden; en
  2. voldoet aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en 11.45a, eerste en tweede lid.
2.
Onze Minister brengt een openbare of bijzondere scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat het aantal leerlingen van elk van de samenstellende scholen ten minste drie kwart zal bedragen van het daarvoor in het eerste lid bedoelde aantal; en
  2. voldoet aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en 11.45a, eerste en tweede lid.
3.
Onze Minister brengt een openbare school of scholengemeenschap waarvoor een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste of tweede lid, is ingediend voor bekostiging in aanmerking, indien voldaan is aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid en artikel 11.45a, eerste en tweede lid, met uitzondering van een document waaruit blijkt dat het openbaar lichaam van het eiland van de beoogde plaats van vestiging is gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging. Artikel 11.45c is van overeenkomstige toepassing.
4.
Onze Minister brengt een openbare of bijzondere nevenvestiging van een school voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nevenvestiging, mede gelet op de hoogte van de bekostiging die krachtens deze titel wordt verstrekt, zal worden bezocht door een aantal leerlingen dat voldoende is om een school van voldoende kwaliteit in stand te houden; en
  2. voldoet aan de verplichtingen in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en 11.45a, eerste en tweede lid.
Artikel 11.44. Toevoegen profiel vbo of school
1.
Artikel 11.43, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een bekostigde school voor vbo.
2.
Onze Minister brengt een nieuw te vormen school die wordt toegevoegd aan een al bekostigde school of scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking indien het bevoegd gezag:
  1. met de belangstellingsmeting aannemelijk maakt dat deze nieuwe school zal worden bezocht door ten minste drie kwart van het daarvoor in artikel 11.43, eerste lid, bedoelde aantal; en
  2. voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 11.45, eerste en tweede lid, en artikel 11.45a, eerste en tweede lid.
Artikel 11.45. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap of profiel vbo
1.
Het bevoegd gezag dient voor 1 november bij Onze Minister een aanvraag in om voor bekostiging in aanmerking te brengen:
  1. een school;
  2. een scholengemeenschap; of
  3. een nieuw te vormen profiel als bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, aan een al bekostigde school voor vbo.
2.
Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, in te dienen, meldt het bevoegd gezag dit aan Onze Minister voor 1 juli voorafgaand aan die voorgenomen aanvraag. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop deze melding plaatsvindt en kan een model voor de melding worden vastgesteld.
3.
De inspectie adviseert Onze Minister of de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 11.45a, tweede lid, onderdeel b.
4.
Onze Minister controleert of de belangstellingsmeting juist en volledig is en besluit voor 1 juni:
  1. met inachtneming van artikel 11.43, eerste, tweede en vierde lid, en 11.44, op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, of de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of nieuw te vormen profiel met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of
  2. met inachtneming van artikel 11.43, derde lid, op een aanvraag als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid of tweede lid, of de openbare school of scholengemeenschap met ingang van 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit van Onze Minister voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.
5.
Van de besluiten, bedoeld in het vierde en achtste lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
6.
Voor uitsluitend de controle of de gegevens uit de ouderverklaringen, bedoeld in artikel 11.45b, vijfde lid, onderdeel a, juist en volledig zijn, maakt Onze Minister gebruik van het burgerservicenummer van een van de ouders en het kind waarop de ouderverklaring betrekking heeft.
7.
Onze Minister stelt op voordracht van de inspectie een kader vast waarin de werkwijze voor het advies, bedoeld in het derde lid, is vastgelegd. Deze werkwijze omvat in ieder geval een gesprek over de aanvraag met het bevoegd gezag dat de aanvraag heeft ingediend. Dit kader wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
8.
Onze Minister kan de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien de aanvraag is ingediend door een rechtspersoon, niet zijnde een openbaar lichaam, die reeds een of meer scholen of scholengemeenschappen in stand houdt en die een aanwijzing heeft ontvangen als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, of waarvan een of meer van de bestuurders of toezichthouders deel uitmaakte of uitmaakt van een andere rechtspersoon die een dergelijke aanwijzing heeft ontvangen, welke aanwijzing onherroepelijk is geworden en ten tijde van de aanvraag nog geen vijf jaren oud is gerekend vanaf de ontvangst van het besluit tot toepassing van artikel 3.38, eerste lid.
9.
Het bestuurscollege van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan voor de datum, genoemd in het eerste lid, bij Onze Minister een zienswijze naar voren brengen.
Artikel 11.45a. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging
1.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 11.45, eerste lid, vermeldt:
  1. de schoolsoort of schoolsoorten;
  2. of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft; en
  3. de beoogde plaats van vestiging van de school of scholengemeenschap.
2.
De aanvraag gaat vergezeld van:
  1. een belangstellingsmeting;
  2. een beschrijving van het voorgenomen beleid over de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school, scholengemeenschap, nevenvestiging of het profiel, bedoeld in artikel 2.26, tweede lid, zal worden gevoerd, voor zover dit betreft de uitwerking van de wettelijke voorschriften voor:
    1. de inrichting van het onderwijs, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid;
    2. het totaal aantal uren en het soort activiteiten dat als onderwijstijd als bedoeld in artikel 2.38 zal worden geprogrammeerd;
    3. de inhoud van een in onderwijstijd verzorgd samenhangend onderwijsprogramma, geldend voor de schoolsoort en leerweg, bedoeld in de artikelen 2.12 tot en met 2.14, 2.19 tot en met 2.27, en 2.37, voor zover deze schoolsoort of leerweg van toepassing is op de aanvraag;
    4. de inhoud van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.2; en
    5. de scheiding tussen de functies van bestuur en het toezicht daarop, bedoeld in artikel 3.1 en, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 7.5, een beschrijving van de over te dragen taken;
  3. een document waaruit blijkt dat het openbaar lichaam van het eiland van de beoogde plaats van vestiging en de bevoegd gezagsorganen binnen het voedingsgebied van de school of scholengemeenschap zijn gevraagd om te overleggen over het voornemen tot het doen van een aanvraag om bekostiging; en
  4. een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen en die op het tijdstip van het doen van de aanvraag niet ouder is dan zes maanden.
3.
De aanvraag bevat tevens:
  1. een beschrijving van het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs;
  2. een beschrijving van de beoogde samenstelling van de formatie van de school of scholengemeenschap;
  3. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van voorschriften die worden gesteld aan de bekwaamheid van de leraren, onderwijsondersteunende functionarissen, de rector, directeur, conrector of adjunct-directeur;
  4. een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg voor de sociale, psychische en fysieke veiligheid van leerlingen op school of scholengemeenschap;
  5. een meerjarenbegroting over de eerste drie schooljaren die gebaseerd is op de bekostiging die de school of scholengemeenschap zal ontvangen gegeven het aantal te verwachten leerlingen in die periode;
  6. de verwachtingen met betrekking tot de huisvesting;
  7. informatie over de hoogte van en het beleid ten aanzien van de vrijwillige geldelijke bijdrage die van de ouders zal worden gevraagd en het jaarlijks verwachte totaalbedrag van die bijdragen; en
  8. een beschrijving van de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de medezeggenschap, bedoeld in artikel 11.36.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de wijze waarop de aanvraag plaatsvindt en kan een model voor de aanvraag worden vastgesteld.
Artikel 11.45b. Belangstellingsmeting
1.
De belangstellingsmeting wordt uitgevoerd aan de hand van hetzij:
  1. ouderverklaringen; dan wel
  2. in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen, een marktonderzoek.
2.
De belangstellingsmeting:
  1. geeft inzicht in het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 11.45, eerste lid; en
  2. vindt plaats binnen het voedingsgebied dat het eiland omvat van de beoogde plaats van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging.
3.
Het te verwachten aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt berekend overeenkomstig de formule q = (y/x *100%) * w * z, waarbij:
  1. voor de ouderverklaring geldt:y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in de ouderverklaring is aangegeven belangstelling te hebben voor de beoogde school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 januari van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b;w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.
  2. voor het marktonderzoek geldt:y = aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar van wie in het marktonderzoek is aangegeven belangstelling te hebben voor de beoogde school, scholengemeenschap of nevenvestiging in de aanvraag;x = totaal aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar die aan het marktonderzoek heeft deelgenomen;w = het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar in het voedingsgebied, bedoeld in het tweede lid onder b, op 1 januari van het elfde jaar na de indiening van de aanvraag, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling te bepalen aantal verblijfsjaren, die de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 weergeeft van de schoolsoort, schoolsoorten of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft;z = een bij ministeriële regeling te bepalen correctiefactor.De aanvraag bevat de berekeningen die tot de uitkomsten van de formules, bedoeld onder a, of b, hebben geleid.
4.
De ouderverklaring, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op één leerling in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar op 1 november van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt gedaan en wordt ingediend door de ouder van deze leerling.
5.
Het marktonderzoek, bedoeld in het eerste lid:
  1. heeft betrekking op leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar;
  2. wordt afgenomen onder de ouders van leerlingen, bedoeld in onderdeel a, op een wetenschappelijk verantwoorde manier door een onafhankelijk onderzoeksbureau dat aantoonbaar werkt volgens een door een brancheorganisatie opgestelde gedragscode met betrekking tot de uitvoering van marktonderzoek;
  3. wordt uitgevoerd aan de hand van een aselecte steekproef uit de leerlingen, bedoeld in onderdeel a, die aantoonbaar representatief is voor die leerlingen; en
  4. mag niet ouder zijn dan 24 maanden voorafgaand aan de uiterste indieningsdatum van de aanvraag.
6.
Indien uit de belangstellingsmeting van meer dan één aanvraag blijkt dat de voedingsgebieden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, elkaar overlappen en daardoor de som van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied groter is dan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied, worden de aantallen van de leerlingen voor wie belangstelling is aangetoond in het overlappende voedingsgebied naar evenredigheid verminderd tot de som van het totaal leerlingen in het overlappende voedingsgebied voor wie belangstelling is aangetoond gelijk is aan het totaal aantal leerlingen in het overlappende voedingsgebied.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan de uitvoering van de belangstellingsmeting over:
  1. de wijze waarop de belangstellingsmeting wordt uitgevoerd; en
  2. de omvang van het marktonderzoek in relatie tot de minimale verhoudingen tussen de verschillende onderdelen van de formule voor de belangstellingsmeting, bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
Artikel 11.45c. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging
1.
De bekostiging vangt aan op 1 augustus.
2.
De aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen 11.43 en 11.44 vervalt indien uiterlijk op de eerste schooldag na 1 augustus in het tweede kalenderjaar na het besluit van Onze Minister geen onderwijs aan de nieuwe school, scholengemeenschap, nevenvestiging of in het nieuwe profiel wordt gegeven.
3.
In afwijking van het tweede lid en op aanvraag van het bevoegd gezag of het openbaar lichaam van het eiland van vestiging van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging kan Onze Minister besluiten in bijzondere gevallen de aanspraak op bekostiging voor een jaar te handhaven.
RR

Artikel 11.50 wordt als volgt gewijzigd:

2.
Een nevenvestiging komt tot stand door:
  1. een samenvoeging als bedoeld in artikel 11.47; of
  2. door vorming van een nieuwe nevenvestiging als bedoeld in artikel 11.43, vierde lid.
SS

Aan artikel 11.53 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
Het tweede lid blijft buiten toepassing, indien de school of scholengemeenschap nog niet wordt bekostigd gedurende het aantal jaren van de cursusduur. In afwijking van het derde lid en de eerste volzin van dit lid eindigt de bekostiging van de school of scholengemeenschap met ingang van het vierde schooljaar indien op deze school in het derde schooljaar van de bekostiging niet ten minste een bij ministeriële regeling te bepalen aantal leerlingen zijn ingeschreven.
TT

In artikel 11.97, eerste lid, onderdeel c, onder 1°, wordt na «geldige reden» ingevoegd «, waaronder in ieder geval de redenen, bedoeld in artikel 8.30, vijfde lid, worden verstaan,».

UU

Artikel 11.99 wordt als volgt gewijzigd:

VV

Hoofdstuk 12 komt te luiden:

WW

In artikel 13.1, eerste lid, wordt «dan wel 9.1, tweede lid, of 9.2» vervangen door «artikel 9.1, tweede lid, of artikel 9.2».

XX

De artikelen 13.2, 13.3 en 13.4 worden vernummerd tot artikelen 13.5, 13.6 en 13.9.

YY

Na artikel 13.1 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13.2. Evaluatie bekostigingsstelsel exploitatiekosten (Stb. 1999, 172)
Onze Minister zendt, gerekend vanaf 1 augustus 2014 telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 5.7 in de praktijk.
Artikel 13.3. Evaluatie regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Stb. 2001, 636)
Onze Minister zendt na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Justitie en Veiligheid, gerekend vanaf 1 januari 2016 telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 8.19 en 8.21 tot en met 8.26 in de praktijk. Uit dit verslag blijkt tevens of het voor die doeltreffendheid wenselijk moet worden geacht, de door de gemeentebesturen behaalde resultaten te betrekken bij de berekening van de hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 8.24, eerste lid.
Artikel 13.4. Evaluatie om niet ter beschikking stellen lesmaterialen (Stb. 2008, 206)
Onze Minister zendt, gerekend vanaf 1 augustus 2016 telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 206). Hierin wordt in ieder geval aandacht besteed aan:
  1. de ontwikkeling van de kosten van het lesmateriaal in relatie tot de hoogte van het bedrag per leerling;
  2. de ontwikkeling van de bijkomende schoolkosten voor de ouders;
  3. de beoogde verbetering van de marktwerking op de educatieve boekenmarkt;
  4. de keuzevrijheid op scholen tot het voorschrijven van lesmateriaal; en
  5. de gevolgen van Europese aanbestedingen in het kader van die wet.
ZZ

Na artikel 13.6 (nieuw) worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13.7. Evaluatie Wet lerarenregister en registervoorportaal (Stb. 2017, 85)
Onze Minister zendt binnen zes jaar na 1 augustus 2017 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 7.8 en 7.45 tot en met 7.64 in de praktijk.
Artikel 13.8. Evaluatie Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (Stb. 2017, 327)
Onze Minister zendt binnen drie jaar na 1 januari 2018 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 3.22 tot en met 3.26 in de praktijk.
AAA

Na artikel 13.9 (nieuw) worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13.10. Evaluatie Wet gelijke kans op doorstroom naar havo en vwo (Stb. 2020, 121)
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 augustus 2020 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 8.9a in de praktijk.
Artikel 13.11. Evaluatie Wet sterk beroepsonderwijs (Stb. 2020, 157)
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 augustus 2020 aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en de effecten van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Leerplichtwet 1969 in verband met de versterking van het beroepsonderwijs, door het wettelijk mogelijk maken van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (sterk beroepsonderwijs) (Stb. 2020, 157) in de praktijk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de effecten van die wet op de voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten.
Artikel 13.12. Evaluatie Wet meer ruimte voor nieuwe scholen (Stb. 2020, 160)
Onze Minister zendt na vijf, tien en vijftien jaar na 1 november 2020 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) in de praktijk. Daarbij wordt in ieder geval gelet op de effecten op de segregatie.
Artikel 13.13. Evaluatie Wet tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten (Stb. 2020, 318)
Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zendt binnen drie jaar na 1 augustus 2021 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 2.92, eerste lid, onderdeel f, en 8.32 in de praktijk.

Artikel 4.2. Nieuwe school of scholengemeenschap

Artikel 4.2a. Nieuwe nevenvestiging

Artikel 4.3. Toevoegen profiel vbo of school

Artikel 4.5. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap, profiel vbo, nevenvestiging of school door splitsing

Artikel 4.5a. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging

Artikel 4.6. Belangstellingsmeting

Artikel 4.7. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging

Artikel 8.32. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

Artikel 11.42. Toepassing nieuwe school, scholengemeenschap of profiel

In plaats van de artikelen 4.2, 4.2a, 4.3 en 4.5 tot en met 4.7 zijn de artikelen 11.44 tot en met 11.45c van toepassing.

Artikel 11.43. Nieuwe school, scholengemeenschap of nevenvestiging

Artikel 11.44. Toevoegen profiel vbo of school

Artikel 11.45. Aanvraagprocedure nieuwe school, scholengemeenschap of profiel vbo

Artikel 11.45a. Verplichtingen voor aanvraag bekostiging

Artikel 11.45b. Belangstellingsmeting

Artikel 11.45c. Aanvang bekostiging en vervallen aanspraak bekostiging

Artikel 12.1. Omzetting lopende aanvragen toelating tot praktijkonderwijs

Aanvragen voor de toelaatbaarheid tot praktijkonderwijs op grond van artikel 10g, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.30, tweede lid.

Artikel 12.2. Omzetting lopende aanvragen tot het zijn aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs

Aanvragen tot het zijn aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs op grond van artikel 10e, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.43, eerste lid.

Artikel 12.3. Omzetting lopende aanvragen tot aanwijzing school met examenbevoegdheid

Aanvragen om te worden aangewezen als school met examenbevoegdheid op grond van artikel 56, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 112, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, beide zoals luidend onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wetten zijn vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.67.

Artikel 12.4. Omzetting lopende aanvragen tot aanwijzing vso-school met examenbevoegdheid

Aanvragen om te worden aangewezen als vso-school met examenbevoegdheid op grond van artikel 59a, eerste lid, in samenhang met artikel 56, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wet is vervallen, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 2.71, eerste lid, in samenhang met artikel 2.67.

Artikel 12.5. Handhaving erkenning leerbedrijven

Artikel 12.6. Omzetting lopende aanwijzingen in geval van wanbeheer

Een aanwijzing wegens wanbeheer, gegeven op grond van artikel 103g van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 183 van de Wet voortgezet onderwijs BES, beide zoals luidend onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop die wetten zijn vervallen, waarover bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, wordt aangemerkt als te zijn gegeven op grond van artikel 3.38, eerste lid.

Artikel 12.7. Aanspraak op bekostiging

Artikel 12.8. Voorzieningenplanning

Artikel 12.9. Voortzetting dienstverband personeel

Artikel 12.10. Aanvangsmoment herzieningstermijn bekwaamheidseisen leraren

De termijn van zes jaren, bedoeld in artikel 7.10, vierde lid, vangt aan op het moment waarop voor de laatste maal toepassing is gegeven aan artikel 36, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.10.

Artikel 12.11. Invoeringsrecht benoembaarheid leidinggevend personeel en onderwijsondersteunende werkzaamheden

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van bekwaamheidseisen, vastgesteld op grond van artikel 7.23, vierde lid, of 7.24, tweede lid, aan een school werkzaamheden van onderwijskundig-leidinggevende aard verricht, respectievelijk onderwijsondersteunende werkzaamheden, wordt aangemerkt als op dat tijdstip aan die bekwaamheidseisen te voldoen.

Artikel 12.12. Omzetting lopende aanvragen geschiktheidsonderzoek zij-instroom

Aanvragen tot het uitvoeren van een geschiktheidsonderzoek, op grond van artikel 118l van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 198 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 7.27.

Artikel 12.13. Omzetting geschiktheidsverklaringen

Op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel nog geldige geschiktheidsverklaringen, afgegeven op grond van artikel 118k, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 197, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, gelden vanaf die inwerkingtreding als te zijn afgegeven op grond van artikel 7.28, eerste lid, indien deze verklaringen vanaf dat tijdstip geldig zouden zijn geweest.

Artikel 12.14. Omzetting bevoegdheid geschiktheidsonderzoek zij-instroom

Instellingen voor hoger onderwijs die bij inwerkingtreding van dit artikel bevoegd zijn tot het verrichten van het geschiktheidsonderzoek als bedoeld in artikel 118n van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 200 van de Wet voortgezet onderwijs BES, zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 7.29, worden aangemerkt als instellingen met een erkenning als bedoeld in artikel 7.29.

Artikel 12.15. Omzetting lopende aanvragen bevoegdheid tot uitvoeren geschiktheidsonderzoek zij-instroom

Aanvragen tot het mogen uitvoeren van geschiktheidsonderzoeken, op grond van artikel 118n van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 200 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 7.29.

Artikel 12.16. Omzetting melding zij-instroom

Een gedane melding onder overlegging van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 118p, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of artikel 202, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES, zoals die artikelen luidden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, geldt als te zijn gedaan op grond van artikel 7.32, eerste lid.

Artikel 12.17. Omzetting lopende aanvragen bevoegdheid tot uitvoeren scholing, begeleiding en bekwaamheidsonderzoek zij-instroom

Aanvragen tot het mogen uitvoeren van scholing, begeleiding en het bekwaamheidsonderzoek bij zij-instroom, op grond van artikel 118p van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 202 van de Wet voortgezet onderwijs BES, waarop bij inwerkingtreding van deze wet nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 7.32.

Artikel 12.18. Omzetting lopende experimenten

Algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op grond van artikel 118t van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 205a van de Wet voortgezet onderwijs BES, met betrekking tot experimenten waarvan de duur op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9.1 nog niet is verstreken, berusten met ingang van dat tijdstip op artikel 9.1 of, indien van toepassing, op artikel 9.2.

Artikel 12.19. Sancties

Besluiten van Onze Minister, genomen op grond van artikel 104 van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 184 van de Wet voortgezet onderwijs BES, berusten met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10.1 op dat artikel.

Artikel 12.20. Aanvragen, bezwaren en beroepen over periode voor inwerkingtreding WVO 2020

Artikel 12.21. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 12.22. Reikwijdtebepaling hoofdstuk 12, paragraaf 2

Deze paragraaf is alleen van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 12.23. Overgangsrecht voorziening in de huisvesting in Caribisch Nederland

Artikel 12.24. Overgangsgrondslag bekostiging Caribisch Nederland

Artikel 12.25. Benoembaarheid bevoegde leraren Caribisch Nederland

Onverminderd artikel 7.3, kunnen in afwijking van artikel 7.9, eerste lid, en artikel 7.11, eerste lid, aan scholen in een openbaar lichaam leraren worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming, die op 31 juli 2011 bevoegd waren tot het geven van onderwijs op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs.

Artikel 12.26. Benoembaarheid leidinggevend personeel Caribisch Nederland

Onverminderd de artikelen 7.3 en 7.23 kan in afwijking van artikel 7.11, eerste lid, aan een school in een openbaar lichaam tot rector, directeur, conrector of adjunct-directeur worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming degene die op 31 juli 2011, bevoegd was tot het geven van onderwijs op grond van de Landsverordening voortgezet onderwijs.

Artikel 12.27. Vergoeding restantboekwaarde van investeringen gedaan door bevoegd gezag voor 1997, bij einde gebruik gebouw

Artikel 12.28. Overgangsrecht voorziening verticale scholengemeenschap met vakinstelling

Artikel 6.22 is van overeenkomstige toepassing op de school of scholengemeenschap die samen met een vakinstelling als bedoeld in de WEB als scholengemeenschap in de zin van de artikelen 2.6 en 12.2.3 van die wet is aangemerkt.

Artikel 12.29. Overgangsrecht bestaande bewijzen van bekwaamheid en bestaande bevoegdheden

Degene die op 1 augustus 2006 in het bezit was van een bewijs van bekwaamheid tot het geven van onderwijs ingevolge de wettelijke voorschriften zoals luidend op 31 juli 2006, wordt aangemerkt als aan de van toepassing zijnde bekwaamheidseisen voor leraren te voldoen.

Artikel 12.30. Overgangsrecht voor het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs en voor het verrichten van onderwijsondersteunende werkzaamheden daarvoor

Artikel 12.31. Overgangsbepaling bevoegdheden combinatievakken

Degene die op 1 augustus 2006 op grond van artikel 9b van de Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O., zoals luidend op 31 juli 2006, bevoegd was voor een van de in dat artikel genoemde combinaties van vakken, blijft bevoegd voor de desbetreffende combinatie.

Artikel 12.32. Invoering onderhoudsplicht bekwaamheid

Artikel 2.90, onderdeel a, vindt, wat het onderhouden van de bekwaamheid betreft, voor een bepaalde personeelscategorie voor het eerst toepassing met ingang van het tijdstip waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden.

Artikel 12.33. Overgangsrecht aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak

Een bevoegd gezag dat op grond van de Regeling aanvullende personele bekostiging nevenvestigingen met spreidingsnoodzaak VO voor 1 augustus 2008 aanspraak had op aanvullende personele bekostiging op grond van artikel 85a van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 juli 2008, behoudt deze aanspraak zo lang wordt voldaan aan de voorwaarden die op 31 juli 2008 waren opgenomen in die regeling.

Artikel 12.34. Tijdelijke geschillencommissie toelating en verwijdering

Artikel 12.35. Overgangsrecht Wet op de beroepen in het onderwijs inzake brede benoembaarheid leraren omgangskunde

Artikel 12.36. Kerndoelen Friese taal en cultuur

Tot het tijdstip waarop voor het eerst kerndoelen Friese taal en cultuur in werking treden die zijn vastgesteld door provinciale staten van Fryslân volgens de procedure daarvoor in de artikelen 2.16 en 2.17, zijn in afwijking van artikel 2.16 de kerndoelen Friese taal en cultuur van toepassing zoals opgenomen in onderdeel II van de bijlage behorende bij artikel 1 bij het Besluit kerndoelen onderbouw VO, zoals dat luidde op 31 juli 2014.

Artikel 12.37. Indicatie door regionale verwijzingscommissie

Artikel 12.38. Bekostiging kosten voor personeel en exploitatie leerwegondersteunend onderwijs

Artikel 12.39. Overgangsrecht invoering profielen vmbo

Artikel 12.40. Overgangsrecht in verband met onderwijsvoorzieningen die op grond van een regionaal plan onderwijsvoorzieningen voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht

Artikel 12.41. Overgangsrecht informele samenwerkingsscholen

Artikel 12.42. Overgangsrecht lopende aanvragen

Op aanvragen die voor 1 november 2020 zijn ingediend op grond van de artikelen 67, eerste lid, en 74b, eerste lid, onderdelen b en c, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die artikelen luidden op 31 oktober 2020, blijft Titel III van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals die titel luidde op laatstgenoemde datum van toepassing.

Artikel 12.43. Overgangsrecht lopende geschillen in fase bezwaar en beroep

Geschillen die in bezwaar, beroep of hoger beroep aanhangig zijn of binnen de bezwaar- dan wel beroepstermijn dan wel verschoonbaar daarbuiten aanhangig worden gemaakt tegen besluiten van Onze Minister die zijn genomen voor 1 november 2020 op grond van de artikelen 67, vijfde en zevende lid, en 74b, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals luidend op 31 oktober 2020, worden behandeld op grond van de regelingen zoals deze golden op die datum. De eerste volzin is hangende het bezwaar, beroep of hoger beroep van overeenkomstige toepassing op de bevoegdheid tot het intrekken en vervangen van besluiten die tot de aldaar bedoelde geschillen hebben geleid.

Artikel 12.44. Overgangsrecht fusietoets

Artikel 12.45. Overgangsrecht afschaffing rekentoets eindexamens

Artikel 12.46. Overgangsrecht afschaffing rekentoets staatsexamen

Artikel 13.2. Evaluatie bekostigingsstelsel exploitatiekosten (Stb. 1999, 172)

Onze Minister zendt, gerekend vanaf 1 augustus 2014 telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 5.7 in de praktijk.

Artikel 13.3. Evaluatie regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (Stb. 2001, 636)

Onze Minister zendt na overleg met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Justitie en Veiligheid, gerekend vanaf 1 januari 2016 telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 8.19 en 8.21 tot en met 8.26 in de praktijk. Uit dit verslag blijkt tevens of het voor die doeltreffendheid wenselijk moet worden geacht, de door de gemeentebesturen behaalde resultaten te betrekken bij de berekening van de hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 8.24, eerste lid.

Artikel 13.4. Evaluatie om niet ter beschikking stellen lesmaterialen (Stb. 2008, 206)

Onze Minister zendt, gerekend vanaf 1 augustus 2016 telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 206). Hierin wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

Artikel 13.7. Evaluatie Wet lerarenregister en registervoorportaal (Stb. 2017, 85)

Onze Minister zendt binnen zes jaar na 1 augustus 2017 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 7.8 en 7.45 tot en met 7.64 in de praktijk.

Artikel 13.8. Evaluatie Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (Stb. 2017, 327)

Onze Minister zendt binnen drie jaar na 1 januari 2018 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 3.22 tot en met 3.26 in de praktijk.

Artikel 13.10. Evaluatie Wet gelijke kans op doorstroom naar havo en vwo (Stb. 2020, 121)

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 augustus 2020 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel 8.9a in de praktijk.

Artikel 13.11. Evaluatie Wet sterk beroepsonderwijs (Stb. 2020, 157)

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 augustus 2020 aan de Staten-Generaal een verslag van de doeltreffendheid en de effecten van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Leerplichtwet 1969 in verband met de versterking van het beroepsonderwijs, door het wettelijk mogelijk maken van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (sterk beroepsonderwijs) (Stb. 2020, 157) in de praktijk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de effecten van die wet op de voorkoming en bestrijding van voortijdig schoolverlaten.

Artikel 13.12. Evaluatie Wet meer ruimte voor nieuwe scholen (Stb. 2020, 160)

Onze Minister zendt na vijf, tien en vijftien jaar na 1 november 2020 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) in de praktijk. Daarbij wordt in ieder geval gelet op de effecten op de segregatie.

Artikel 13.13. Evaluatie Wet tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten (Stb. 2020, 318)

Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zendt binnen drie jaar na 1 augustus 2021 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 2.92, eerste lid, onderdeel f, en 8.32 in de praktijk.

ARTIKEL II INTREKKING OVERGANGSWET W.V.O.

De Overgangswet W.V.O. wordt ingetrokken.

ARTIKEL III INTREKKING VAN DE WET VAN 9 SEPTEMBER 1970 (STB. 1970, 417)

De Wet van 9 september 1970 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Lager-onderwijswet 1920 (Stb. 1970, 417) wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV INTREKKING VAN DE WET VAN 28 MEI 1975 (STB. 1975, 386)

De Wet van 28 mei 1975 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1975, 386) wordt ingetrokken.

ARTIKEL V INTREKKING VAN DE WET VAN 4 APRIL 1979 (STB. 1979, 203)

De Wet van 4 april 1979 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1979, 203) wordt ingetrokken.

ARTIKEL VI INTREKKING VAN DE WET INVOERING M.D.G.O.

De Wet invoering m.d.g.o. wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII INTREKKING VAN DE WET VAN 14 OKTOBER 1982 (STB. 1982, 589)

De Wet van 14 oktober 1982, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende regeling en invoering van de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs (Stb. 1982, 589) wordt ingetrokken.

ARTIKEL VIII INTREKKING VAN DE WET VAN 19 APRIL 1985 (STB. 1985, 256)

De Wet van 19 april 1985 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het basisonderwijs, houdende de verplichting voor het bevoegd gezag om toekomstige leraren als schoolpracticumstudenten tot de school toe te laten (Stb. 1985, 256) wordt ingetrokken.

ARTIKEL IX INTREKKING VAN DE WET VAN 7 NOVEMBER 1985 (STB. 1985, 612)

De Wet van 7 november 1985, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, regelende de mogelijkheid om afdelingen voor hoger algemeen voortgezet onderwijs te verbinden aan scholen voor middelbaar beroepsonderwijs (Stb. 1985, 612) wordt ingetrokken.

ARTIKEL X INTREKKING VAN DE WET VAN 18 APRIL 1991 (STB. 1991, 226)

De Wet van 18 april 1991, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de overdracht van het bestuur van rijksscholen (Stb. 1991, 226) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XI INTREKKING VAN DE WET VAN 27 FEBRUARI 1992 (STB. 1992, 112)

De Wet van 27 februari 1992, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de herziening van het bekostigingsstelsel voor scholen voor v.w.o., a.v.o., l.b.o. en m.b.o. (regeling herziening bekostigingsstelsel voortgezet onderwijs) (Stb. 1992, 112) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XII INTREKKING VAN DE WET VAN 27 MEI 1992 (STB. 1992, 270)

De Wet van 27 mei 1992, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het basisonderwijs in verband met de invoering van basisvorming in het voortgezet onderwijs, de invoering van kerndoelen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs en de invoering van het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 1992, 270) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIII INTREKKING VAN DE WET VAN 29 JANUARI 1993 (STB. 1993, 74)

De Wet van 29 januari 1993, tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en van de Wet medezeggenschap onderwijs (leerlingenstatuut) (Stb. 1993, 74) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIV INTREKKING VAN DE WET VAN 9 JULI 1994 (STB. 1994, 454)

De Wet van 9 juni 1994, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer verruiming van de mogelijkheid van nevenvestigingen (Stb. 1994, 454) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XV INTREKKING VAN DE WET VAN 31 MEI 1995 (STB. 1995, 318)

De Wet van 31 mei 1995, houdende wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van lump-sum-bekostiging voor de personeels- en exploitatiekosten van scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs en voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede in verband met decentralisatie van de rechtspositieregeling bij die scholen, behoudens een aantal op centraal niveau vast te stellen onderwerpen (regeling lump sum en decentralisatie rechtspositieregeling v.w.o.-a.v.o.-v.b.o.) (Stb. 1995, 318) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XVI INTREKKING VAN DE WET VAN 4 JULI 1996 (STB. 1996, 402)

De Wet van 4 juli 1996, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen (Stb. 1996, 402) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XVII INTREKKING VAN DE WET VAN 25 MEI 1998 (STB. 1998, 337)

De Wet van 25 mei 1998 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerwegen in de hogere leerjaren van het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs) (Stb. 1998, 337) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XVIII INTREKKING VAN DE WET VAN 3 APRIL 1999 (STB. 1999, 172)

De Wet van 3 april 1999 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met vervanging van de tijdelijke regeling van de vergoeding voor de exploitatiekosten door een in die wet zelf neergelegde regeling (regeling nieuw bekostigingsstelsel exploitatiekosten voortgezet onderwijs) (Stb. 1999, 172) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XIX INTREKKING VAN DE WET VAN 13 DECEMBER 2000 (STB. 2000, 637)

De Wet van 13 december 2000 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs onder meer in verband met de stichtings- en opheffingsnormen van afdelingen en scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs en wijziging van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en moeilijk lerende kinderen (Stb. 2000, 637) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XX WIJZIGING VAN DE WET VAN 6 DECEMBER 2001 (STB. 2001, 636)

De Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) (Stb. 2001, 636) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel IV vervalt.

B

Artikel V wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XXI WIJZIGING VAN DE WET VAN 6 DECEMBER 2001 (STB. 2001, 681)

De Wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2001, 681) wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen III, XIa, XII tot en met XV en XXVII vervallen.

B

In artikel XXX vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

ARTIKEL XXII INTREKKING VAN DE WET VAN 30 MEI 2002 (STB. 2002, 288)

De Wet van 30 mei 2002 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en een aantal andere wetten in verband met onder meer de invoering van een regeling voor de bekostiging van het leerwegondersteunend onderwijs en het praktijkonderwijs en een regionaal zorgbudget (Stb. 2002, 288) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXIII INTREKKING VAN DE WET VAN 17 DECEMBER 2003 (STB. 2004, 16)

De Wet van 17 december 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs (Stb. 2004, 16) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXIV INTREKKING VAN DE WET VAN 3 APRIL 2003 (STB. 2003, 187)

De Wet van 3 april 2003 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs, in hoofdzaak in verband met uitzendkrachten in het onderwijs (regeling uitzendkrachten in het onderwijs) (Stb. 2003, 187) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXV INTREKKING VAN DE WET VAN 26 JUNI 2003 (STB. 2003, 292)

De Wet van 26 juni 2003 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met leer-werktrajecten in de basisberoepsgerichte leerweg van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (regeling leer-werktrajecten vmbo) (Stb. 2003, 292) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXVI INTREKKING VAN DE WET VAN 18 MAART 2004 (STB. 2004, 139)

De Wet van 18 maart 2004 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de huisvesting van verticale scholengemeenschappen alsmede wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs teneinde nevenvestigingen aan categoriale scholen mogelijk te maken (Stb. 2004, 139) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXVII INTREKKING VAN DE WET VAN 24 MEI 2004 (STB. 2004, 253)

De Wet van 24 mei 2004 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, onder meer in verband met de beëindiging van de bekostiging van het onderwijs in allochtone levende talen (Stb. 2004, 253) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXVIII INTREKKING VAN DE WET VAN 23 DECEMBER 2004 (STB. 2004, 713)

De Wet van 23 december 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs vanwege overheveling taak en budget voor aanpassingen in onderwijshuisvesting van gemeente naar school, alsmede wijziging van die wet, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra met het oog op het jaarlijks bedrag voor huisvestingskosten van andere dan gemeentelijke of niet door de gemeente in stand gehouden scholen (Stb. 2004, 713) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXIX INTREKKING VAN DE WET VAN 6 JULI 2004 (STB. 2005, 14)

De Wet van 6 juli 2004 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer vereenvoudiging van de bekostigingsbepalingen (Stb. 2005, 14) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXX INTREKKING VAN DE WET VAN 12 MEI 2005 (STB. 2005, 288)

De Wet van 12 mei 2005 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met decentralisatie van de vervangingsuitgaven en van de wachtgelduitgaven (decentralisatie vervangingsuitgaven en wachtgelduitgaven vo) (Stb. 2005, 288) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXI INTREKKING VAN DE WET VAN 8 SEPTEMBER 2005 (STB. 2005, 512)

De Wet van 8 september 2005, houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs om meer ruimte te scheppen voor samenwerking tussen in die wetten geregelde onderwijsinstellingen (Stb. 2005, 512) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXII INTREKKING VAN DE WET VAN 27 APRIL 2006 (STB. 2006, 251)

De Wet van 27 april 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs ter aanpassing van de profielen in de tweede fase van het vwo en het havo (aanpassing profielen tweede fase vwo en havo) (Stb. 2006, 251) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXIII INTREKKING VAN DE WET VAN 29 MEI 2006 (STB. 2006, 281)

De Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (regeling onderbouw VO) (Stb. 2006, 281) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXIV INTREKKING VAN DE WET VAN 7 JULI 2006 (STB. 2006, 340)

De Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met wijzigingen in het onderwijsachterstandenbeleid (Stb. 2006, 340) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXV INTREKKING VAN DE WET VAN 29 MEI 2008 (STB. 2008, 206)

De Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs (Stb. 2008, 206) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXVI INTREKKING VAN DE WET VAN 11 JULI 2008 (STB. 2008, 296)

De Wet van 11 juli 2008 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs ter modernisering, vereenvoudiging en beperking van de wettelijke regels over de voorzieningenplanning bij scholen (Stb. 2008, 296) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXVII INTREKKING VAN DE WET VAN 4 FEBRUARI 2010 (STB. 2010, 80)

De Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht (Stb. 2010, 80) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXVIII INTREKKING VAN DE WET VAN 27 JANUARI 2011 (STB. 2011, 95)

De Wet van 27 januari 2011 tot wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs)(Stb. 2011, 95) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXXIX INTREKKING VAN DE WET VAN 6 JULI 2011 (STB. 2011, 371)

De Wet van 6 juli 2011 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Arbeidstijdenwet in verband met de invoering van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Stb. 2011, 371) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XL INTREKKING VAN DE WET VAN 28 JUNI 2012 (STB. 2012, 339)

De Wet van 28 juni 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onderwijskwaliteit, onderwijstijd en vakanties (Stb. 2012, 339) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XLI WIJZIGING VAN DE WET VAN 11 OKTOBER 2012 (STB. 2012, 533)

De artikelen I, onderdeel SS, onder 2, IX tot en met XII, XV tot en met XXIII en XXV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) vervallen.

ARTIKEL XLII INTREKKING VAN DE WET VAN 11 OKTOBER 2012 (STB. 2012, 545)

De Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 2012, 545) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XLIII INTREKKING VAN DE WET VAN 7 FEBRUARI 2013 (STB. 2013, 88)

De Wet van 7 februari 2013 tot wijziging van diverse wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om wetstechnische gebreken te herstellen, om de mogelijkheid tot afwijking van de wet bij lagere regelgeving in bepaalde gevallen te beëindigen, om uitgewerkte overgangsbepalingen te schrappen en het nog geldend overgangsrecht over te brengen naar de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en om de naamgeving van de ministeries aan te passen (Stb. 2013, 88) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XLIV WIJZIGING VAN DE WET VAN 7 MEI 2014 (STB. 2014, 185)

In artikel X van de Wet van 7 mei 2014 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het onderwijs in de Friese taal (Stb. 2014, 185) wordt «artikel I, artikel II, artikel III onderscheidenlijk artikel V» vervangen door «artikel I, artikel III onderscheidenlijk artikel V» en vervalt de zinsnede «en de kerndoelen Friese taal en cultuur».

ARTIKEL XLV INTREKKING VAN DE WET VAN 19 JUNI 2014 (STB. 2014, 245)

De Wet van 19 juni 2014 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het vervangen van de verplichte maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het invoeren van de vakbenaming Latijnse en Griekse taal en cultuur en het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijk deel van de vwo-profielen (Stb. 2014, 245) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XLVI WIJZIGING VAN DE WET VAN 16 APRIL 2015 (STB. 2015, 170)

Artikel VII van de Wet van 16 april 2015 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake overgang van de wettelijke taken van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (Stb. 2015, 170) wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL XLVII WIJZIGING EXPERIMENTENWET ONDERWIJS

In artikel 1 van de Experimentenwet onderwijs, in de begripsomschrijving van het begrip «onderwijswetten», wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de Wet voortgezet onderwijs 2020 of de Wet primair onderwijs BES».

ARTIKEL XLVIII WIJZIGING LEERPLICHTWET 1969

De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 1a1 wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 2, vierde en vijfde lid, vervalt.

D

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikel 3b, derde lid, wordt «de artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.12 tot en met 2.14 en 2.18 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

F

Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:

G

In artikel 4c, eerste lid, wordt «respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 10b10, tweede lid, 10b21, tweede lid, 25a, derde lid, onderdeel d, of 58a, derde lid, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid, of 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 respectievelijk het onderwijsprogramma dat is vormgegeven volgens een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.100, eerste lid, of 2.109, derde lid, van die wet».

ARTIKEL XLIX WIJZIGING LEERPLICHTWET BES

De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  1. een ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen bijzondere school voor voortgezet onderwijs, in een openbaar lichaam;.
B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

D

In artikel 9, tweede lid, wordt «artikelen 33 tot en met 36 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikelen 2.12 tot en met 2.14 en 2.18 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

F

In artikel 13, eerste lid, wordt «respectievelijk het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, 27l, tweede lid, 62, derde lid, onderdeel d, of 114a, derde lid, onderdeel d, van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «, het onderwijsprogramma, bedoeld in artikel 2.107b, tweede lid, of 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 respectievelijk het onderwijsprogramma dat is vormgegeven volgens een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 2.100, eerste lid, of 2.109, derde lid, van die wet».

ARTIKEL L WIJZIGING LES- EN CURSUSGELDWET

Artikel 1 van de Les- en cursusgeldwet wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL LI WIJZIGING WET COLLEGE VOOR TOETSEN EN EXAMENS

De Wet College voor toetsen en examens wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 8, tweede lid, onder b, wordt «artikel 60 van de WVO» vervangen door «hoofdstuk 2, paragraaf 7, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LII WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.2.1, eerste lid, wordt «de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

In artikel 1.3.3, eerste lid, wordt «artikel 10b, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.26, tweede lid, onderdeel i, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

C

Artikel 1.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

D

Artikel 1.4a.2 wordt als volgt gewijzigd:

E

In artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «artikel 10b, derde lid, onderdeel i, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.26, tweede lid, onderdeel i, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

F

In artikel 2.1.8, onderdeel c, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

G

In artikel 2.2.1, derde lid, onderdeel l, wordt «artikel 6e van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.110 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

H

Artikel 2.2.5 wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 2.2a.2, tweede lid, onderdelen b en c, wordt «de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

J

Artikel 2.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

K

Artikel 2.6aa wordt als volgt gewijzigd:

L

In artikel 7.1.2, derde lid, wordt «de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

M

In artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

N

In artikel 7.4.6a, tweede lid, onderdeel c, wordt «dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

O

Aan artikel 7.4.11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7.
Hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 is, met uitzondering van de artikelen 2.59, 2.62 en 2.63, van overeenkomstige toepassing op de examens van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, met dien verstande dat daarbij onder «bevoegd gezag» wordt verstaan hetgeen daaronder in deze wet wordt verstaan en dat het eindexamen of deeleindexamen wordt afgenomen door de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.5.
P

In artikel 8.0.2, eerste lid, wordt «een diploma van onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een diploma van onderwijs als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

Q

In artikel 8.0.3, vierde lid, wordt «een diploma als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 7 respectievelijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of artikel 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

R

In artikel 8.1.8, eerste lid, onderdeel b, wordt «in artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «in artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

S

In artikel 8.2.2, tweede lid, wordt «de artikelen 10, 10b en 10d van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.25, 2.26 en 2.27 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

T

In artikel 8.2.2a, eerste lid, wordt «het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, of scholen en instellingen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra» vervangen door «het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, of het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in de Wet op de expertisecentra».

U

Artikel 8.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

V

In artikel 8.3.2, tweede lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

W

Artikel 8.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

X

Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

Y

Artikel 8.4.3 wordt als volgt gewijzigd:

Z

Artikel 8.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

AA

Artikel 8.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

BB

Artikel 8.5.3 wordt als volgt gewijzigd:

CC

Artikel 8.5.4 wordt als volgt gewijzigd:

DD

Artikel 8.5a.1 komt te luiden:

Artikel 8.5a.1. Begripsbepaling
In deze titel wordt verstaan onder school: school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7 van die wet.
EE

In artikel 8.5a.2, tweede lid, wordt «een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een diploma vmbo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

FF

In artikel 8.5a.3, tweede en derde lid, wordt «artikel 10b11, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.107b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

GG

In artikel 8.5a.10, eerste lid, wordt «de artikelen 9 en 10a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 2.6, derde lid, en 2.7, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

HH

Artikel 8.5a.11 wordt als volgt gewijzigd:

II

Artikel 8.5a.12 wordt als volgt gewijzigd:

JJ

In artikel 8.5a.13 wordt «artikel 33, lid 5a en 5b, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 7.13a van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

KK

In artikel 8a.1.3, derde lid, wordt «een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020», wordt «een school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «die school voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs» vervangen door «die school voor mavo».

LL

In artikel 11.1, vierde lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

MM

In artikel 11a.1, zevende lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «van titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling II, van die wet» vervangen door «van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wet».

NN

In artikel 12.2.3 wordt «artikel 76v.1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 6.22 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

OO

Artikel 12.2.5 vervalt.

Artikel 8.5a.1. Begripsbepaling

In deze titel wordt verstaan onder school: school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7 van die wet.

ARTIKEL LIII WIJZIGING WET EDUCATIE BEROEPSONDERWIJS BES

De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.4.3 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 2.1.1, tweede lid, onderdeel f, wordt «Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

C

In artikel 2.2.2, zesde lid, wordt «bedoeld in tweede lid» vervangen door «bedoeld in het tweede lid» en wordt «artikel 123 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

D

In artikel 2.2.6 wordt «de artikelen 129 tot en met 147 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «hoofdstuk 11, paragraaf 6, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

E

In artikel 2.3.4, achtste lid, wordt «artikel 27l van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

F

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

G

Artikel 5.1, derde lid, komt te luiden:

3.
Indien een beroepsopleiding wordt verzorgd aan een scholengemeenschap als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, zijn de artikelen 11.33 tot en met 11.35 van die wet van toepassing.
H

In artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel a, wordt «de artikelen 13 tot en met 15 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de artikelen 2.4 tot en met 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

I

In artikel 7.4.8a, tweede lid, onderdeel c, wordt «dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

J

Aan artikel 7.4.13 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7.
Hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van de artikelen 2.59, 2.62 en 2.63, is van overeenkomstige toepassing op de examens van opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, met dien verstande dat daarbij onder «bevoegd gezag» wordt verstaan hetgeen daaronder in deze wet wordt verstaan en dat het eindexamen of deeleindexamen wordt afgenomen door de examencommissie, bedoeld in artikel 7.4.7.
K

Artikel 8.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

L

Artikel 8.1.2a wordt als volgt gewijzigd:

M

In artikel 8.1.8, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 13 onderscheidenlijk 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

N

In artikel 8.2.2, tweede lid, wordt «de artikelen 16, 18 en 29 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de artikelen 2.25, 2.26 en 2.27 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

O

In artikel 8.2.2a, eerste lid, wordt «het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs BES, of scholen en instellingen als bedoeld in de Wet op de expertisecentra BES» vervangen door «het voortgezet onderwijs, bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020».

P

Artikel 8.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

Q

Artikel 8.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

R

Artikel 8.4.3 wordt als volgt gewijzigd:

S

Artikel 8.4a.1 komt te luiden:

Artikel 8.4a.1. Begripsbepaling
In deze titel wordt verstaan onder school: school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7 van die wet.
T

In artikel 8.4a.2, tweede lid, wordt «een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «een diploma vmbo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

U

In artikel 8.4a.3, tweede en derde lid, wordt «artikel 27b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 2.107b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

V

In artikel 8.4a.10, eerste lid, wordt «de artikelen 15 en 17 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de artikelen 2.6, derde lid, en 2.7, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

W

Artikel 8.4a.11 wordt als volgt gewijzigd:

X

Artikel 8.4a.12 wordt als volgt gewijzigd:

Y

In artikel 8.4a.13 wordt «artikel 80, negende en tiende lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 7.13a van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

Z

In artikel 10a.1, zevende lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs BES» telkens vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «van titel II, afdeling I, hoofdstuk I en van titel III, afdeling III, van die wet» vervangen door «van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, de hoofdstukken 4, 6 en 9 en hoofdstuk 11, paragrafen 4 en 6, van die wet».

AA

In artikel 11.1b, eerste lid, wordt «de artikelen 136 tot en met 147 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de artikelen 11.69 tot en met 11.80 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

BB

Artikel 11.6a vervalt.

Artikel 8.4a.1. Begripsbepaling

In deze titel wordt verstaan onder school: school voor mavo als bedoeld in artikel 2.6 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of school voor vbo als bedoeld in artikel 2.7 van die wet.

ARTIKEL LIV WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a. Toepassingsbereik WMS
Deze wet is niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
C

In artikel 4, eerste lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

D

In artikel 4a, tweede lid, wordt «artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

F

In artikel 10, eerste lid, onderdeel h, wordt «artikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 3.31 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

G

In artikel 11, eerste lid, onderdeel r, wordt «artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

H

In artikel 13, tweede lid, wordt «artikel 6g, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.38, eerste tot en met vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

I

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

J

In artikel 14a, eerste lid, wordt «artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

K

In artikel 18, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 40a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 7.35 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

L

In artikel 20, tweede en vijfde lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

M

In artikel 24, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikel 48, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 8.3 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

N

Artikel 40, eerste lid, vervalt.

Artikel 1a. Toepassingsbereik WMS

Deze wet is niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

ARTIKEL LV WIJZIGING WET OP DE ERKENDE ONDERWIJSINSTELLINGEN

De Wet op de erkende onderwijsinstellingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Reikwijdte wet
1.
Deze wet is van toepassing op het onderwijs dat niet volledig en rechtstreeks uit ’s Rijks kas wordt bekostigd, gericht op het afleggen van een van de volgende examens:
  1. een staatsexamen als bedoeld in artikel 2.72 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en
  2. een eindexamen als bedoeld in artikel 2.51, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2.
Deze wet is niet van toepassing op het onderwijs, aangewezen op grond van artikel 2.66 of artikel 2.71 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, op onderwijs verricht in het kader van contractactiviteiten als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en op het onderwijs in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
B

Artikel 7, tweede lid, komt te luiden:

2.
Onder onderwijswet bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Experimentenwet onderwijs.

Artikel 2. Reikwijdte wet

ARTIKEL LVI WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, in de begripsbepaling van het begrip «school voor voortgezet onderwijs» wordt «school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «school als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door «de Wet voortgezet onderwijs 2020».

D

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

2.
Op het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn de voorschriften, gegeven bij of krachtens de artikelen 2.12 tot en met 2.27, 2.32, 2.37 tot en met 2.39, 2.88 tot en met 2.91 en 2.102 tot en met 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020 van overeenkomstige toepassing. Bij dat onderwijs worden de eindexamenprogramma’s vastgesteld op grond van artikel 2.54 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 in acht genomen, met dien verstande dat:.
  1. provinciale staten van Fryslân bij verordening kerndoelen Friese taal en cultuur kunnen vaststellen in afwijking van de kerndoelen Friese taal en cultuur die zijn vastgesteld op grond van artikel 11e van de Wet op het voortgezet onderwijs, zoals dat luidde op 31 juli 2014, met dien verstande dat op die verordening artikel 2.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 van overeenkomstige toepassing is; en.
E

In artikel 14f, eerste lid, wordt «artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.58 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

F

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

G

In artikel 26, derde lid wordt «artikel 6g1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.39 van de Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «op grond van die bepaling van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «op grond van die bepaling van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

H

Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 32, vijfde lid, wordt «artikel 56, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.66, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

J

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

K

In artikel 40b, tweede lid, onderdeel d, wordt «artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

L

In de artikelen 41, tweede lid, onderdeel a, 43, eerste lid, 45, eerste lid, 50, eerste lid, 51, eerste lid, 66, eerste lid, onderdeel c, 69, eerste lid, onderdeel a, 143, tweede lid, onderdeel b, en 162b, tweede lid, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

M

In artikel 47a, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 7 onderscheidenlijk artikel 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

N

Artikel 116a wordt als volgt gewijzigd:

O

Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:

P

In artikel 143a wordt «artikel 10b11, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.107b, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020», wordt «artikel 10b10, tweede lid, van die wet» vervangen door «artikel 2.107a, tweede lid, van die wet» en wordt «artikel 10b21, tweede lid, van die wet» vervangen door «artikel 2.107l, tweede lid, van die wet».

Q

Artikel 162a wordt als volgt gewijzigd:

R

Artikel 164a wordt als volgt gewijzigd:

S

Artikel 171, zevende lid komt te luiden:

7.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school of instelling als bedoeld in artikel 1, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van hoofdstuk I, titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1 en titel IV, afdeling 4 tot en met 7 en afdeling 8, paragrafen 2, 3, 6 en 7, van de Wet op het primair onderwijs, en van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op het primair onderwijs, of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
T

Artikel 178a vervalt.

ARTIKEL LVII WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.7a, zesde lid, wordt «een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

In artikel 2.18, eerste lid, wordt «18 en 138a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «2.46 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

C

Artikel 7.6, vierde lid, komt te luiden:

4.
Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van opleidingen die leiden tot een getuigschrift als bedoeld in artikel 7.12 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
D

Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:

1.
Onverminderd het derde lid geldt voor de inschrijving voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als opleidingseis het bezit van het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
  1. het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
  2. het diploma havo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,.
E

Artikel 7.25, eerste lid, komt te luiden:

1.
Bij ministeriële regeling wordt het profiel of worden de profielen, bedoeld in artikel 2.20 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen waarop de hierna te noemen diploma’s betrekking moeten hebben om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde bij die ministeriële regeling aangewezen opleiding of groep van opleidingen:
  1. het diploma vwo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, of
  2. het diploma havo, bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
F

In artikel 7.26, eerste lid, wordt «bedoeld in de wet op het voortgezet onderwijs en in de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020».

G

In artikel 7a.1, onderdeel b, wordt «artikel 118o van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 201 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «of artikel 7.31 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

H

In artikel 7a.2 wordt «artikel 118p van de Wet op het voortgezet onderwijs of artikel 202 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «of artikel 7.32 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

I

In artikel 16.16a, eerste lid, wordt «een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LVIII WIJZIGING WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

D

Artikel 11a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

E

Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

G

Artikel 15c, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

H

In artikel 15f, eerste lid, wordt «de Wet College voor toetsen en examens, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de Wet College voor toetsen en examens en de Wet voortgezet onderwijs 2020».

I

In artikel 15n, eerste lid, wordt «de artikelen 1.5.1 van de Wet educatie en 10b4 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «de artikelen 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en 2.107 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

J

In artikel 20, zesde lid, wordt «artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.94, eerste en derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LIX WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 vervalt de begripsbepaling van het begrip «school voor voortgezet onderwijs».

B

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt «artikel 36, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 7.10, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

C

In artikel 18a, negende lid, wordt «artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.47, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

D

In de artikelen 42, eerste en tweede lid, 43, eerste lid, 47, eerste lid, 48, eerste lid, 64, eerste lid, onderdeel c, 68, eerste lid, onderdeel a, en 148, tweede lid, onderdeel b, wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» telkens vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

E

Artikel 176k, zevende lid, komt te luiden:

7.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, een school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school of instelling kan voor die school of instelling respectievelijk worden afgeweken van titel I, artikelen 1 en 2, titel II, afdeling 1, en titel IV, afdelingen 4 tot en met 6 en afdeling 7, paragrafen 2, 3, 6 en 7 van de Wet op de expertisecentra, en van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, en de hoofdstukken 4, 6 en 9 van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, de Wet op de expertisecentra of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.

ARTIKEL LX WIJZIGING WET PRIMAIR ONDERWIJS BES

De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, in de begripsbepaling van het begrip «school voor voortgezet onderwijs» wordt «een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, in een openbaar lichaam».

B

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, wordt «artikel 86, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 7.10, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

C

Artikel 145a, zevende lid, komt te luiden:

7.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een samenwerkingsverband van een school met een school als bedoeld in artikel 1, of een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020. Bij samenwerking met een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020 kan worden afgeweken van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van hoofdstuk 3, paragrafen 7 en 10, de hoofdstukken 4, 6 en 9, en hoofdstuk 11, paragrafen 4 en 6, van die wet. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt geregeld welke bij of krachtens de wet, of de Wet voortgezet onderwijs 2020 vastgestelde voorschriften van toepassing of van overeenkomstige toepassing zijn op de samenwerking.
D

Artikel 167b vervalt.

ARTIKEL LXI WIJZIGING WET REFERENTIENIVEAUS NEDERLANDSE TAAL EN REKENEN

In artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen wordt «artikel 5, onderdelen a tot en met d, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «de artikelen 10, 10b en 10d van die wet» vervangen door «artikel 2.22, eerste lid, van die wet».

ARTIKEL LXII WIJZIGING WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS

De Wet register onderwijsdeelnemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 5, tweede lid, onderdeel g, wordt «de WVO, de WPO BES en de WVO BES» vervangen door «de WVO 2020 en de WPO BES».

C

Artikel 15, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

D

In artikel 18, derde lid, wordt «WVO» vervangen door «WVO 2020».

E

In artikel 20, vierde lid, onderdeel c, wordt «als bedoeld in de WVO of de WVO BES» vervangen door «als bedoeld in de WVO 2020».

ARTIKEL LXIII WIJZIGING WET SOCIALE KANSTRAJECTEN JONGEREN BES

De Wet sociale kanstrajecten jongeren BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, in onderdeel d, onder 2°, van de begripsbepaling «voortijdig schoolverlater», wordt «een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «een school als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

In artikel 12a, eerste lid, wordt «artikel 67 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 11.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXIV WIJZIGING WET SUBSIDIËRING LANDELIJKE ONDERWIJSONDERSTEUNENDE ACTIVITEITEN 2013

In artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 wordt «de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs BES» vervangen door «de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXV WIJZIGING WET TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:

C

In artikel 2.12 wordt «artikel 118k WVO» vervangen door «artikel 7.28 WVO 2020».

D

In artikel 4.6 wordt «WVO» telkens vervangen door «WVO 2020».

E

In artikel 4.12, derde lid, wordt «artikel 27a, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 8.30, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

F

In artikel 4.14, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 27a, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 8.30, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXVI WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

C

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

Wet voortgezet onderwijs 2020, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7.34, voor zover het besluiten van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreft.

ARTIKEL LXVII WIJZIGING BOEK 7 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK

In artikel 671, eerste lid, onderdeel h, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt «artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXVIII WIJZIGING AMBTENARENWET 2017

Artikel 2, tweede lid, van de Ambtenarenwet 2017 wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL LXIX WIJZIGING GEMEENTEWET

In bijlage I, onderdeel E, onder 2, van de Gemeentewet wordt «Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXX WIJZIGING WET ALGEMENE REGELS HERINDELING

De Wet algemene regels herindeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 58 wordt «artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

In artikel 69, eerste lid, wordt «artikel 89 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 5.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «het op de datum van herindeling lopende vijfjarige tijdvak, bedoeld in artikel 88, tweede lid, van die wet» vervangen door «de op de datum van herindeling lopende periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 5.26, eerste lid, van die wet».

ARTIKEL LXXI WIJZIGING WET NORMERING TOPINKOMENS

Bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL LXXII WIJZIGING WET PRIVATISERING ABP

Artikel 2 van de Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:

ARTIKEL LXXIII WIJZIGING WET OP BELASTINGEN VAN RECHTSVERKEER

In artikel 15, eerste lid, onderdeel k, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt «en de artikelen 42c, 50 en 76n, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «, de artikelen 3.33 en 6.13, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «de artikelen 76q, tweede lid, en 98, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 6.16, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXIV WIJZIGING WET OP DE VENNOOTSCHAPSBELASTING 1969

In artikel 6b, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt «artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 4.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXV WIJZIGING WET INVOERING T-RIJBEWIJS

Artikel VI van de Wet van 3 december 2014 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) (Stb. 2015, 10) vervalt.

ARTIKEL LXXVI WIJZIGING MEDEDINGINGSWET

In artikel 25h, eerste lid, onderdeel a, van de Mededingingswet wordt «artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXVII WIJZIGING ARBEIDSTIJDENWET

In artikel 3:2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de Arbeidstijdenwet wordt «maatschappelijke stage als bedoeld in artikel 6f van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door »maatschappelijke stage als bedoeld in artikel 2.32 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXVIII WIJZIGING PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6, eerste lid, onderdeel d, wordt «artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

In artikel 10d, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXIX WIJZIGING WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

In artikel 4a, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt «artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXX WIJZIGING WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

In artikel 4a, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt «artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXXI WIJZIGING JEUGDWET

De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.2, derde lid, wordt «artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

In artikel 2.7, eerste lid, wordt «artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

ARTIKEL LXXXII WIJZIGING VAN DE WET VAN 29 MEI 2006 (STB. 2006, 288)

Artikel III, onderdeel B, punt 1, onder b, van de Wet van 29 mei 2006 tot wijziging van diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 2006, 288) vervalt.

ARTIKEL LXXXIII. SAMENLOOP MET DE WET VAN 26 JUNI 2013 (STB. 2013, 288)

ARTIKEL VI WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020

De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, in de begripsbepaling van het begrip «entreeopleiding», vervalt «assistentopleiding als bedoeld in».

B

In artikel 2.102, eerste lid, wordt «de artikelen 7.2.6 en 8.1.1, zesde lid, WEB BES» vervangen door «de artikelen 7.2.6 en 8.1.1, vijfde lid, WEB BES».

ARTIKEL LXXXIV WIJZIGING WET GELIJKE KANS OP DOORSTROOM NAAR HAVO EN VWO (STB. 2020, 121)

Artikel IIa van de Wet van 8 april 2020 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het faciliteren van een gelijke kans op doorstroom van leerlingen met een diploma voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs in de theoretische of gemengde leerweg naar het hoger algemeen voortgezet onderwijs (Wet gelijke kans op doorstroom vmbo-havo) (Stb. 2020, 121) vervalt.

ARTIKEL LXXXV. WIJZIGING VAN DE WET STERK BEROEPSONDERWIJS (STB. 2020, 157)

In artikel XI, eerste tot en met derde lid, van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Leerplichtwet 1969 in verband met de versterking van het beroepsonderwijs, door het wettelijk mogelijk maken van doorlopende leerroutes vmbo-mbo (sterk beroepsonderwijs) (Stb. 2020, 157) wordt in de aanhef telkens «artikel 13.5» vervangen door «artikel 14.1».

ARTIKEL LXXXVI. SAMENLOOP MET DE WET MEER RUIMTE VOOR NIEUWE SCHOLEN (STB. 2020, 160)

  1. 60 leerlingen voor praktijkonderwijs;.

ARTIKEL LXXXVII. WIJZIGING VAN DE WET AFSCHAFFING REKENTOETS VO (STB. 2020, 233)

In artikel VA van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van onder andere de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de afschaffing van de rekentoets in het voortgezet onderwijs (afschaffing rekentoets vo) (Stb. 2020, 233) wordt in de aanhef «artikel 13.5, eerste lid» vervangen door «artikel 14.1, eerste lid».

ARTIKEL LXXXVIII. SAMENLOOP MET WET ACTUALISERING DEUGDELIJKHEIDSEISEN FUNDEREND ONDERWIJS (STB. 2020, 235)

Indien artikel II van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) (Stb. 2020, 235) in werking is getreden of treedt, wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.9, vierde lid, vervalt.

B

In artikel 2.25, tweede lid, onderdeel d, wordt «landbouw» vervangen door «groen».

C

In artikel 2.88, vijfde lid, wordt «onmiddellijk» vervangen door «zo spoedig mogelijk».

D

Artikel 2.90, onderdeel d, komt te luiden:

  1. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities; en.
E

Artikel 2.92 wordt als volgt gewijzigd:

4.
Het bevoegd gezag stelt de schoolgids zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, de medezeggenschapsraad en de inspectie.
F

Artikel 2.98, vierde lid, komt te luiden:

4.
Het bevoegd gezag stelt de actuele versie van het leerlingenstatuut voor de leerlingen beschikbaar.
G

Na artikel 5.43 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.43a. Beheer van de middelen
Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd.
H

Artikel 5.46, wordt als volgt gewijzigd:

  1. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen; en.
7.
Het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband maakt het jaarverslag openbaar.
8.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
I

Artikel 5.47, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

J

Na artikel 5.48 wordt aan hoofdstuk 5 een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 5.49. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging
1.
Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de WOT kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2.
Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3.
Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4.
Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 5.46, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 5.46, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 Awb.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6.
Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.
K

Artikel 7.2, vijfde lid, komt te luiden:

5.
Het bevoegd gezag stelt jaarlijks het beleid vast met betrekking tot de formatie van de verschillende categorieën personeel van de school.
L

Artikel 7.6, derde lid, komt te luiden:

3.
Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
M

Artikel 7.7 komt te luiden:

Artikel 7.7. Evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities
Het bevoegd gezag streeft evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities na.
N

Artikel 7.16, derde lid, vervalt.

O

In artikel 7.20, derde lid, wordt «de artikelen 7.14, 7.15, 7.18 en artikel 7.24, derde lid» vervangen door «de artikelen 7.14, 7.15 en 7.18».

P

In artikel 7.33, tweede lid, wordt «Steeds na zes maanden zenden de besturen aan de inspectie een overzicht van» vervangen door «Op verzoek van de inspectie zendt het bestuur een overzicht van».

Q

In artikel 7.42, vijfde lid, vervalt «en aan de inspectie».

R

In artikel 13.1, eerste lid, wordt voor «artikel 7.46, eerste of tweede lid,» ingevoegd «artikel 5.49, vijfde lid,».

Artikel 5.43a. Beheer van de middelen

Het bevoegd gezag beheert de middelen van de school op zodanige wijze dat het voortbestaan van de school is verzekerd.

Artikel 5.49. Onderzoek vanwege de minister en correctie bekostiging

Artikel 7.7. Evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities

Het bevoegd gezag streeft evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities na.

ARTIKEL LXXXIX. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL WET OPEN OVERHEID (KAMERSTUKKEN 33 328 EN 35 112)

ARTIKEL XC. SAMENLOOP MET INITIATIEFWETSVOORSTEL AFSCHAFFING LERARENREGISTER EN REGISTERVOORPORTAAL (KAMERSTUKKEN 35 145)

Indien het bij koninklijk besluit van 18 februari 2019 ingediende voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal (Kamerstukken 35 145) tot wet is of wordt verheven en in werking is getreden of treedt, wordt de Wet voortgezet onderwijs 2020 als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 vervallen de begripsbepalingen «lerarenregister», «registervoorportaal» en «basisgegevens».

B

Artikel 7.8, vierde lid, vervalt.

C

In artikel 7.21 vervalt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

D

In artikel 7.44 wordt «7.21, eerste lid, en 7.45 tot en met 7.64» vervangen door «en 7.21».

E

In hoofdstuk 7 vervallen de paragrafen 10 en 11.

F

Artikel 11.84 vervalt.

G

Artikel 11.88 vervalt.

ARTIKEL XCI. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT EN ENKELE ANDERE WETTEN IN VERBAND MET HET NIEUWE OMGEVINGSRECHT EN NADEELCOMPENSATIERECHT (KAMERSTUKKEN 35 256)

Artikel 4.32

De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2.70, onderdeel d, en 10.1, derde lid, wordt «artikel 5:20 Awb» vervangen door «artikel 5:20, eerste lid, Awb».

B

Artikel 11.21 wordt als volgt gewijzigd:

3.
Onze Minister is bevoegd tot overeenkomstige toepassing van artikel 5:20, derde lid, Awb ten aanzien van het in het eerste lid bedoelde toezicht.

ARTIKEL XCII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL WET MODERNISERING ELEKTRONISCH BESTUURLIJK VERKEER (KAMERSTUKKEN 35 261)

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet houdende Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer) (Kamerstukken 35 261) tot wet is of wordt verheven en artikel XXVIII van die wet:

Artikel 3.43. Verzending berichten aan bevoegd gezag

Artikel 2:13, eerste lid, Awb is niet van toepassing in het verkeer tussen ouders of leerlingen en het bevoegd gezag.

ARTIKEL XXVIII

De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 3.42 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.43. Verzending berichten aan bevoegd gezag
Artikel 2:13, eerste lid, Awb is niet van toepassing in het verkeer tussen ouders of leerlingen en het bevoegd gezag.
B

Artikel 7.53 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 3.43. Verzending berichten aan bevoegd gezag

Artikel 2:13, eerste lid, Awb is niet van toepassing in het verkeer tussen ouders of leerlingen en het bevoegd gezag.

ARTIKEL XCIII. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL VERDUIDELIJKING BURGERSCHAPSOPDRACHT AAN SCHOLEN IN HET FUNDEREND ONDERWIJS (KAMERSTUKKEN 35 352)

2.
In onderdeel b wordt «de artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzin» vervangen door «de artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzin».
2.
In onderdeel b wordt «in de artikelen 2.11 en 2.87, eerste volzin» vervangen door «in de artikelen 2.2, 2.11 en 2.87, eerste volzin».

ARTIKEL XCIV. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL VEREENVOUDIGING GRONDSLAGEN BEKOSTIGING VO-SCHOLEN (KAMERSTUKKEN 35 354)

Artikel 5.4. Bekostiging scholen en scholengemeenschappen

Artikel 5.5. Aanvullende bekostiging scholen met leerwegondersteunend onderwijs en scholen voor praktijkonderwijs

Artikel 5.6. Bepalen van de hoogte van de bekostiging

Artikel 5.8. Teldatum aantal leerlingen en vestigingen voor berekening bekostiging

Artikel 5.9. Verstrekken aanvullende bekostiging bij bijzondere ontwikkelingen

Artikel 5.10. Aanvraag en verstrekken aanvullende bekostiging bij bijzondere omstandigheden

Artikel 11.56. Bekostiging scholen

Artikel 12.47. Overgangsrecht toegroeien naar nieuwe bekostiging

Artikel 13.14. Evaluatie Wet vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen (Stb. 2020, 437)

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na 1 oktober 2021, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de artikelen 5.4 tot en met 5.10, 5.25, 5.27, 5.28 en 11.56 in de praktijk.

ARTIKEL XCV. SAMENLOOP MET WETSVOORSTEL SCHOOLDIPLOMA PRAKTIJKONDERWIJS (KAMERSTUKKEN 35 580)

Artikel IV Wijziging van de Leerplichtwet 1969

In artikel 4a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 wordt «een getuigschrift praktijkonderwijs» vervangen door «een verklaring».

Artikel V Wijziging van de Leerplichtwet BES

In artikel 11, tweede lid, van de Leerplichtwet BES wordt «een getuigschrift praktijkonderwijs» vervangen door «een verklaring».

ARTIKEL XCVI. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan, en voor het Europese deel van Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XCVII. CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020.

stb-2021-599 (PDF)

Besluit van 29 november 2021, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020 en de Wet voortgezet onderwijs 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 25 november 2021, nr. WJZ/30021986 (7099), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel XCVI van de Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020 en artikel 14.2 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020

Artikel 2. Wet voortgezet onderwijs 2020

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.