Part of Smart Yellow Suite

WGK006973
Besluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resoluties 2015-I en -II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Algemene Maatregel van Bestuur
Fase Bekendmaking
Ministerie Infrastructuur en Waterstaat
Datum uitgave 15 september 2016
Datum inwerkingtreding -
Per KB Nee

Opschrift

Besluit tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resoluties 2015-I en -II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Samenvatting

Halfjaarlijkse actualisering van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 aan de voor- en najaarsresoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. Met deze wijziging worden de resoluties 2015-I en -II geïmplementeerd. Deze betreffen hoofdzakelijk het ankeren en het gebruik van zogenoemde spudpalen op de Rijn, de omzetting van een tijdelijke verkeersregeling voor het riviergedeelte tussen Oberwesel en St. Goar in een definitieve, de omzetting van tijdelijke voorschriften met betrekking tot de ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen, duwstellen en andere samenstellen in definitieve voorschriften en enkele daarmee samenhangende wetstechnische aanpassingen.

Documenten

stb-2016-382 (PDF)

Besluit van 10 oktober 2016 tot wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 ter implementatie van de resoluties 2015-I en -II van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 5 september 2016, nr. IenM/BSK-2016/170452, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de op 17 oktober 1868 te Mannheim tot stand gekomen Herziene Rijnvaartakte, de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van respectievelijk 3 juni en 3 december 2015 (protocollen 2015-I-14 en -15 respectievelijk 2015-II-17) en de artikelen 4, eerste lid, onderdelen a en b, en 19 van de Scheepvaartverkeerswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 september 2016, nr. No.W14.16.0268/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 6 oktober 2016, nr. IenM/BSK-2016/207327, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Rijnvaartpolitiereglement wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.06 wordt «11.01, 11.02, 11.03, 11.04 en 11.05» vervangen door: 11.01 en 11.02.

B

Artikel 7.03 komt te luiden:

Artikel 7.03 Ankeren en het gebruik van spudpalen
1.
Een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting mogen niet ankeren en geen gebruik maken van spudpalen:
  1. op een gedeelte van de vaarweg waar bij algemene regeling ankeren is verboden;
  2. in een vak aangeduid door het teken A.6 (bijlage 7), aan de zijde van de vaarweg waar het teken is aangebracht.
2.
Op een gedeelte van de vaarweg waar ankeren en het gebruik van spudpalen ingevolge het eerste lid, onder a, verboden zijn, mogen een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting evenwel ankeren in een vak aangeduid door het teken E.6 (bijlage 7), aan de zijde van de vaarweg waar het teken is aangebracht.
3.
Op een gedeelte van de vaarweg waar ankeren en het gebruik van spudpalen ingevolge het eerste lid, onder a, verboden zijn, mogen een schip, een drijvend voorwerp en een drijvende inrichting evenwel spudpalen gebruiken, in een vak aangeduid door het teken E.6.1 (bijlage 7), aan de zijde van de vaarweg waar het teken is aangebracht.
C

Artikel 9.07 derde lid, onder c, komt te luiden:

  1. De schipper van een schip of een samenstel met een lengte van meer dan 110 m moet zich overeenkomstig artikel 12.03, tweede lid en zesde lid, onder b, melden.
D

Artikel 9.08 komt te luiden:

Artikel 9.08 Nachtvaart op het riviergedeelte Bingen – St. Goar
Tussen Bingen (km 530,00) en St. Goar (km 556,00) mag des nachts een schip slechts varen indien het gebruik maakt van marifoon op kanaal 10 (schip-schip) en kanaal 18 respectievelijk 24, en moet een afvarend schip gebruik maken van radar.
E

De artikelen 11.01 en 11.02 komen te luiden:

Artikel 11.01 Ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen
1.
De grootste lengte van een schip mag niet meer bedragen dan 135 m en de grootste breedte mag niet meer bedragen dan 22,80 m. De breedte van een schip mag niet meer bedragen dan:
  1. 17,70 m op het riviergedeelte tussen Bingen (kmr 528,50) en St. Goar (kmr 556,00) en
  2. 15 m op het riviergedeelte tussen Pannerden (kmr 867,46) en het Lekkanaal (kmr 949,40).
2.
De voor het betreffende riviergedeelte bevoegde autoriteiten mogen met betrekking tot de breedte een vergunning afgeven voor het bevaren van dat gedeelte.
3.
Een schip met een lengte van meer dan 110 m mag slechts varen, wanneer zich aan boord een persoon bevindt, die houder is van een radargetuigschrift, dan wel van een ander volgens het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn afgegeven of als gelijkwaardig erkend diploma.
4.
Een schip, met uitzondering van een passagiersschip, met een lengte van meer dan 110 m, mag alleen dan bovenstrooms van Mannheim varen indien het aan de vereisten van artikel 22a.05, tweede lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voldoet. Een passagiersschip met een lengte van meer dan 110 m, mag alleen dan bovenstrooms van Mannheim varen indien het aan de vereisten van artikel 22a.05, derde lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voldoet.De door de bevoegde autoriteiten voor het te bevaren riviergedeelte tussen Bazel en Mannheim reeds verleende vergunningen voor schepen met een lengte tussen 110 m en 135 m, die op 30 september 2001 geldig waren, blijven onder de voorwaarden die in verband met de veiligheid gesteld zijn, op het betreffende riviergedeelte van kracht.
Artikel 11.02 Ten hoogste toegelaten afmetingen van duwstellen en gekoppelde samenstellen
1.
Een duwstel en een gekoppeld samenstel mogen de in het tweede en derde lid genoemde afmetingen niet overschrijden. Zij mogen slechts met de toegelaten afmetingen varen indien deze zijn vermeld in het certificaat van onderzoek met opgave van de toegelaten formatie en de toegelaten belading voor de van toepassing zijnde vaarrichting.
2.
De bevoegde autoriteit kan duwstellen en gekoppelde samenstellen met grotere afmetingen, dan die welke volgens het derde lid zijn toegelaten, met ander wijzen van aandrijving en vermogen en bij andere waterstanden bij wijze van proef voor het te bevaren gedeelte toelaten.
3.
Voor de betreffende riviergedeelten zijn in op- en afvaart de volgende afmetingen van toepassing:
F

De artikelen 11.03 tot en met 11.05 vervallen.

G

Artikel 12.02 komt te luiden:

Artikel 12.02 Functie van de waarschuwingsposten op het riviergedeelte Oberwesel – St. Goar
1.
Het riviergedeelte dat door de districtscentrale Oberwesel wordt gewaarschuwd (riviergedeelte met waarschuwingsposten), bevindt zich in de sector van km 548,50 tot km 555,43 (bijlage 9).
2.
In het riviergedeelte Oberwesel–St. Goar zijn de volgende waarschuwingsposten opgesteld:Post A: km 550,57, linkeroever, bij de Ochsenturm te Oberwesel;Post B: km 552,80, linkeroever, bij de Kammereck;Post C: km 553,61, linkeroever, bij de Betteck;Post D: km 554,34, linkeroever, tegenover de Loreley («Die Lützelsteine»);Post E: km 555,43, linkeroever, bij Die Bank.
3.
De nadering van afvaart, met uitzondering van kleine schepen, wordt aan de opvaart aangekondigd door de waarschuwingsposten A, C, D en E.Op de betreffende gedeelten toont elke waarschuwingspost zijn lichttekens aan de opvaart, op boven elkaar geplaatste borden als volgt:
4.
De door de waarschuwingsposten gegeven tekens hebben voor de betreffende gedeelten de volgende betekenis:
  1. drie witte lichtstrepen in de vorm van een driehoek (fig. 1): op het gedeelte bevindt zich afvarend ten minste één samenstel met een lengte van meer dan 110 m.
  2. twee witte lichtstrepen in de vorm van een dak (fig. 2): op het gedeelte bevindt zich afvarend ten minste één samenstel met een lengte van niet meer dan 110 m, of één schip met een lengte van meer dan 110 m of met een breedte van meer dan 15 m.
  3. een naar rechts neigende witte lichtstreep (fig. 3): op het gedeelte bevindt zich afvarend ten minste één schip met een lengte van niet meer dan 110 m.
  4. een horizontale witte lichtstreep (fig. 4): op het gedeelte bevindt zich geen afvaart.
5.
De waarschuwingsposten kunnen bovendien de volgende tekens geven:
  1. op post A:
    1. een alleen voor de afvaart zichtbaar wit licht: aan de afvaart wordt aangeduid dat de waarschuwingspost in bedrijf is.
    2. aanvullend een alleen voor de afvaart zichtbaar wit knipperlicht: een samenstel met een lengte van meer dan 110 m vaart bij de Tauberwerth (gedeelte 3) stroomopwaarts.
  2. op post B:een alleen voor de afvaart zichtbaar wit knipperlicht: een opvarend gekoppeld samenstel of een duwstel, waarvan de lengte meer dan 110 m bedraagt, vaart om de Betteck heen.
6.
Wanneer de afvaart moet stilhouden, wordt zulks door twee, slechts voor haar zichtbare, rode lichten boven elkaar op de posten A of B aangeduid. Wanneer de opvaart moet stilhouden, wordt zulks door twee, slechts voor haar zichtbare, rode lichten boven elkaar op de posten D of E aangeduid.
H

In hoofdstuk 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.03 Bijzondere vaarregels voor het riviergedeelte met waarschuwingsposten
1.
Bij de Bankeck (km 555,60 tot km 555,20), bij de Betteck (km 553,61 tot km 553,30) en bij de Jungferngrund (km 551,20 tot km 550,60) is het in bepaalde verkeerssituaties verboden te ontmoeten. Het verbod tot ontmoeten geldt:
  1. voor een opvarend schip of samenstel met een lengte van niet meer dan 110 m, met uitzondering van een klein schip, indien op post A, C of E in het onderste veld een lichtsein overeenkomstig artikel 12.02, vierde lid, onder a, aan dit schip of samenstel wordt getoond,
  2. voor een opvarend schip met een lengte van meer dan 110 m, indien op post A, C of E in het onderste veld een lichtsein overeenkomstig artikel 12.02, vierde lid, onder a of b, aan dit schip wordt getoond,
  3. voor een opvarend samenstel met een lengte van meer dan 110 m, indien op post A, C of E in het onderste veld een lichtsein overeenkomstig artikel 12.02, vierde lid, onder a, b of c, aan dit samenstel wordt getoond.
Bij een verbod tot ontmoeten als bedoeld in de eerste volzin moet een opvarend schip beneden de Bankeck, de Betteck dan wel de Tauberwerth stilhouden, tot de afvarende schepen respectievelijk km 555,60, km 553,60 dan wel km 551,20 zijn voorbijgevaren.
2.
Een opvarend schip, met uitzondering van een klein schip, moet bij het naderen van de Bankeck, de Betteck dan wel de Tauberwerth de afvarende schepen via de marifoon oproepen en hun verzoeken hun categorie, hun naam, hun positie en hun vaarrichting op te geven.
3.
Na overschrijding van het hoogwaterpeil I op de peilschaal bij Kaub (4,60 m) geldt voor alle schepen en samenstellen, met uitzondering van kleine schepen, bij de Bankeck (km 555,60 tot km 555,20), bij de Betteck (km 553,60 tot km 553,30) en bij de Jungferngrund (km 551,20 tot km 550,60) een verbod tot ontmoeten en voorbijlopen.
4.
Een afvarend schip met een breedte van 15 m en meer moet bij km 548,00 op kanaal 18 «Oberwesel Wahrschau» oproepen en zijn categorie, zijn naam, zijn positie, zijn breedte en zijn vaarrichting opgeven.
5.
Een schip, met uitzondering van een klein schip, dat binnen het riviergedeelte dat met waarschuwingsposten geregeld wordt aanlegt of afvaart dan wel keert en weer terug vaart, moet dit per marifoon op kanaal 18 meedelen aan de districtscentrale via de oproepcode «Oberwesel Wahrschau».
6.
Is de waarschuwingspost buiten bedrijf, gelden, behalve voor een klein schip, de volgende voorschriften:
  1. De voorschriften onder het eerste en het tweede lid gelden voor alle opvarende schepen en samenstellen.Indien er zich geen afvarend schip meldt, mag een opvarend schip de Bankeck, de Betteck dan wel de Jungferngrund niet voorbijvaren dan nadat het op kanaal 10 een lage toon met een tijdsduur van één seconde heeft ontvangen. Deze toon dient ter controle van het op juiste wijze functioneren van de marifoon op het riviergedeelte tussen Oberwesel en St. Goar.
  2. Een afvarend schip moet bij het voorbijvaren van km 548,50 boven de haven van Oberwesel, van de bovenstroomse splitsingston bij de Geisenrücken (km 552,00) en van de Betteck (km 553,60) zijn categorie, zijn naam, zijn positie en zijn vaarrichting opgeven. Het moet dezelfde inlichtingen geven wanneer het daartoe door een opvarend schip wordt opgeroepen. Na iedere melding moet het opnieuw op de marifoon uitluisteren.
I

In bijlage 7, afdeling I, onderdeel E (aanwijzingstekens) wordt na teken E 6 een teken ingevoegd, luidende:

J

Bijlage 9 komt te luiden:

Artikel 7.03 Ankeren en het gebruik van spudpalen

Artikel 9.08 Nachtvaart op het riviergedeelte Bingen – St. Goar

Tussen Bingen (km 530,00) en St. Goar (km 556,00) mag des nachts een schip slechts varen indien het gebruik maakt van marifoon op kanaal 10 (schip-schip) en kanaal 18 respectievelijk 24, en moet een afvarend schip gebruik maken van radar.

Artikel 11.01 Ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen

Artikel 11.02 Ten hoogste toegelaten afmetingen van duwstellen en gekoppelde samenstellen

Artikel 12.02 Functie van de waarschuwingsposten op het riviergedeelte Oberwesel – St. Goar

Artikel 12.03 Bijzondere vaarregels voor het riviergedeelte met waarschuwingsposten

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 december 2016.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.