Besluit van 17 februari 2016 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende de invoering van bijzondere procedurele bepalingen die kunnen worden toegepast in situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen en enkele andere wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 18 december 2015, nr. 717478
Gelet op de artikel 37, eerste lid, van de Vw 2000;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 januari 2016, nr. W03.15.0450/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 16 februari 2016, nr. 732592;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3.109c wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.109ca
1.
Indien de aanvraag vermoedelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Wet of vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard met toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, zijn de artikelen 3.109 en 3.110 tot en met 3.116 niet van toepassing.2.
Na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 3.108c, eerste lid, kan onderzoek plaatsvinden naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling en naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden.3.
Van de vreemdeling worden door Onze Minister een gezichtsopname gemaakt en vingerafdrukken afgenomen en opgeslagen. De vreemdeling verleent hieraan zijn medewerking.4.
De vreemdeling wordt zo spoedig mogelijk door Onze Minister aan een gehoor onderworpen. Daarbij worden vragen gesteld omtrent zijn personalia, zijn geboorteplaats en geboortedatum, zijn nationaliteit en etnische afkomst, de datum van zijn vertrek uit het land van herkomst, de datum van zijn aankomst in Nederland, eventueel verblijf in derde landen, het bezit van een paspoort en identiteitsdocumenten en de personalia en verblijfplaats van familieleden. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren met toepassing van artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Wet, wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn standpunt uiteen te zetten over de toepassing van deze grond op zijn specifieke omstandigheden. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag kennelijk ongegrond te verklaren met toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, wordt de vreemdeling tevens in de gelegenheid gesteld zijn asielmotieven uiteen te zetten.5.
Het afschrift van het in het vierde lid bedoelde gehoor wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de vreemdeling gebracht.6.
Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond te verklaren op de in het eerste lid bedoelde gronden, wordt het schriftelijk voornemen daartoe zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling toegezonden of uitgereikt.7.
Indien na het in het vierde lid bedoelde gehoor niet voldoende duidelijk is dat kan worden besloten tot niet-ontvankelijkverklaring of tot kennelijk ongegrondverklaring op de in het eerste lid bedoelde gronden, wordt voor de verdere behandeling van de aanvraag alsnog de in paragraaf 2 van deze Afdeling beschreven procedure gevolgd.8.
De vreemdeling brengt zijn zienswijze op het in het zesde lid bedoelde voornemen schriftelijk naar voren uiterlijk binnen twee dagen na de dag waarop het voornemen is uitgereikt of toegezonden.9.
De schriftelijke zienswijze is tijdig bij Onze Minister ingediend, indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.10.
Onze Minister houdt rekening met een na afloop van de termijn ontvangen schriftelijke zienswijze, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt en de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Het ontbreken van de schriftelijke zienswijze, na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren kan brengen, staat aan het geven van de beschikking niet in de weg.11.
De beschikking wordt uiterlijk op de achtste dag na het in het vierde lid bedoelde gehoor genomen en wordt bekendgemaakt door uitreiking of toezending ervan.B
Artikel 3.110 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Bij ministeriële regering kunnen, in afwijking van het derde lid, weekeinden of dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen, worden aangewezen als dagen die wel meetellen voor de termijnen, genoemd in het eerste en tweede lid. Die aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde dagen van het weekeinde, tot bepaalde weekeinden, tot bepaalde dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen, of tot bepaalde aanmeldcentra.C
Na 3.123 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
D
In artikel 4.17b, tweede lid, wordt «vier weken» vervangen door: zes maanden.
Artikel 3.109ca
Artikel 3.123a
Artikel 3.123b
Artikel 3.123c
Artikel 3.123d
Artikel 3.123e
Artikel 3.123f
Artikel 3.123g
Artikel 3.123h
Artikel 3.123i
Indien de termijnen, bedoeld in de artikelen 3.123f, eerste en derde lid, of 3.123g, eerste en zesde lid, dan wel de op grond van artikel 3.123h, eerste lid, verlengde termijn, zijn overschreden, bedraagt de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren brengt vier weken, tenzij een met redenen omkleed verzoek om verlenging van deze termijn wordt ingewilligd. Artikel 3.116, derde tot zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL II
Artikel 3.109ca van het Vreemdelingenbesluit 2000 blijft buiten toepassing in zaken waarin het onderzoek naar de aanvraag ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit reeds is gestart.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2016.