Besluit van 26 juni 2017 tot wijziging van het Besluit inburgering en enkele andere besluiten in verband met het toevoegen van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 maart 2017, nr. 2017-0000033082;
Gelet op de artikelen 8, 12a, tweede lid, en 18, derde lid, van de Wet inburgering, 18b, twaalfde lid, van de Participatiewet, en 16, tweede lid, 16a, tweede lid, 21, zesde lid, en 34, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2017, No.W12.17.0067/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 juni 2017, nr. 2017-0000104470,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I BESLUIT INBURGERING
Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.8, eerste lid, wordt «artikel 6, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 6, eerste lid.
B
Artikel 2.8b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
C
Na artikel 2.10 wordt in hoofdstuk 2, afdeling 6, een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.10a
De inburgeringsplichtige verwerft in het participatieverklaringstraject kennis van de Nederlandse kernwaarden.D
In artikel 2.11 wordt «De termijn, genoemd in artikel 7, eerste lid, van de wet wordt» vervangen door: De termijnen genoemd in de artikelen 7a, eerste lid, en 7b, eerste lid, van de wet worden.
E
In artikel 2.12, eerste en tweede lid, wordt «geldende termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid» vervangen door: geldende termijnen, bedoeld in de artikelen 7a, eerste lid, en 7b, eerste lid.
F
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Onze Minister stelt het inburgeringsexamen vast.2.
Het inburgeringsexamen wordt wat betreft het onderdeel, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de wet, afgenomen door het college en wat betreft de onderdelen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, afgenomen door Onze Minister.G
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Degene die wenst te worden toegelaten tot het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de wet, meldt zich daartoe schriftelijk bij het college aan voor deelname aan het participatieverklaringstraject op een van de door het college vastgestelde data.3.
Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld omtrent de toepassing van het tweede lid.H
Artikel 3.3 komt te luiden:
Artikel 3.3
Onze minister bepaalt voor welke onderdelen van het af te leggen inburgeringsexamen, welke doelgroepen inburgeringsplichtigen welk bedrag aan examengeld zijn verschuldigd en op welke wijze het verschuldigde examengeld wordt voldaan.I
In artikel 3.5, eerste lid, wordt na «Onze Minister» ingevoegd: dan wel het college.
J
Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het inburgeringsexamen bestaat wat betreft het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de wet, uit de volgende onderdelen:- een inleiding op de Nederlandse kernwaarden;
- de ondertekening van de participatieverklaring.
K
In artikel 3.9a wordt onder vernummering van het eerste tot en met vierde lid tot tweede tot en met vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
1.
Het participatieverklaringstraject wordt wat betreft het onderdeel inleiding op de Nederlandse kernwaarden afgelegd door het deelnemen aan een door of namens het college aangeboden inleiding op de Nederlandse kernwaarden en wat betreft het onderdeel ondertekenen van de participatieverklaring door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring.L
Artikel 3.9b wordt als volgt gewijzigd:
1.
Bij het participatieverklaringstraject worden door het college de aanwezigheid van de inburgeringsplichtige bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden, aanwezigheid bij de ondertekeningsbijeenkomst en de ondertekening van de participatieverklaring geregistreerd.M
Na artikel 3.13 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
N
Artikel 4.1a wordt als volgt gewijzigd:
O
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
- overeenkomstig artikel 16, eerste lid, tweede zin, van de wet geen of niet langer aanspraak heeft op een lening.
P
Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:
5.
In afwijking van het tweede lid, vangt de terugbetalingsperiode voor een persoon die, overeenkomstig artikel 16, eerste lid, tweede zin, van de wet, niet langer aanspraak heeft op een lening aan zes maanden nadat is vastgesteld dat de desbetreffende persoon niet langer aanspraak heeft op een lening.Q
Artikel 4.13, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
- het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de wet, binnen de termijn, genoemd in artikel 7a, eerste lid, van de wet, of binnen de met toepassing van artikel 7a, derde lid, van de wet of de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet gestelde regels verlengde termijn is afgerond en de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de wet, binnen de termijn, genoemd in artikel 7b, eerste lid, van de wet, of de met toepassing van artikel 7b, derde lid, van de wet of de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de wet gestelde regels verlengde termijn zijn behaald; of.
R
In artikel 4.15 wordt na «artikel 17, eerste» ingevoegd: of tweede.
S
Hoofdstuk 5 komt te luiden:
T
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
- het college.
U
Het onderdeel getiteld «Onderdelen a en e (inburgeringsplichtigen, gewezen inburgeringsplichtigen en personen ten aanzien van wie op redelijke gronden kan worden vermoed dat zij inburgeringsplichtig zijn)» van de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, komt te luiden:
Artikel 2.10a
De inburgeringsplichtige verwerft in het participatieverklaringstraject kennis van de Nederlandse kernwaarden.
Artikel 3.3
Onze minister bepaalt voor welke onderdelen van het af te leggen inburgeringsexamen, welke doelgroepen inburgeringsplichtigen welk bedrag aan examengeld zijn verschuldigd en op welke wijze het verschuldigde examengeld wordt voldaan.
Artikel 3a.1
Als instelling die een keurmerk als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet kan afgeven, kan worden aangewezen de instelling die:
Artikel 5.1
ARTIKEL II BESLUIT TAALTOETS PARTICIPATIEWET
In artikel 3, eerste lid, van het Besluit taaltoets Participatiewet wordt «artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering» vervangen door: artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering.
ARTIKEL III VREEMDELINGENBESLUIT 2000
Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.80a wordt als volgt gewijzigd:
- niet inburgeringsplichtig is op grond van de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering niet heeft afgerond maar wel de overige examenonderdelen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van die wet, heeft behaald.
B
Artikel 3.96a wordt als volgt gewijzigd:
- niet inburgeringsplichtig is op grond van de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering niet heeft afgerond maar wel de overige examenonderdelen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van die wet, heeft behaald.
C
Artikel 3.107a wordt als volgt gewijzigd:
ARTIKEL IV INWERKINGTREDING
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.