Besluit van 28 november 2017 tot wijziging van het Besluit geluid milieubeheer en het Besluit geluidhinder in verband met aanpassingen aan het doelmatigheidscriterium en enkele kleine wijzigingen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 18 september 2017, nr. IENM/BSK-2017/220788, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 11.22, derde lid, 11.29, vierde lid, 11.38, vijfde lid, 11.39, tweede lid, 11.42, eerste lid, en 11.64, zesde lid, van de Wet milieubeheer, de artikelen 104, 107, 114a, tweede lid, en 174 van de Wet geluidhinder en artikel XI, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Invoeringswet geluidproductieplafonds;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 november 2017, nr. W14.17.0309/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 23 november 2017, nr. IENM/BSK-2017/280768, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit geluid milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
- geen geluidbeperkende maatregelen aanwezig zijn;.
3.
Indien de financiële doelmatigheid van een geluidbeperkende maatregel wordt bepaald in het kader van artikel 11.47 van de wet, bestaat een cluster, in afwijking van het eerste lid, uit een of meer bijeengelegen geluidsgevoelige objecten als bedoeld in artikel 11.47, tweede lid, van de wet die een relevante verlaging van de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg zouden kunnen ondervinden van een aaneengesloten geluidbeperkende maatregel.B
In artikel 29, tweede lid, vervalt «en het een geluidproductieplafond als bedoeld in artikel 11.45, eerste lid, van de wet betreft».
C
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6.
In afwijking van het eerste lid is bij de toepassing van artikel 11.42 van de wet een geluidbeperkende maatregel of een deel daarvan niet financieel doelmatig indien de maatregel of het deel daarvan uitsluitend wordt afgewogen in het kader van artikel 11.42, tweede lid, van de wet en het aantal maatregelpunten, behorende bij de maatregel of het deel daarvan, hoger is dan het aantal reductiepunten, behorende bij de saneringsobjecten waarvoor de maatregel of het deel daarvan wordt afgewogen.D
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
E
In artikel 34, eerste lid, wordt «geluidsgevoelige objecten» vervangen door: woningen.
F
Na artikel 34 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 34a
Ten behoeve van de toepassing van artikel 32, artikel 34, eerste lid, en tabel 1 van bijlage 1 wordt gelijkgesteld aan een woning:- elke vijftien strekkende meter geluidsbelaste gevel van een geluidsgevoelig object, niet zijnde een woning, per bouwlaag;
- een standplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag;
- een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
G
Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 36a
Bij de wijziging van een geluidproductieplafond wordt het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 11.42 van de wet buiten toepassing gelaten indien:- als gevolg van de wijziging van het geluidproductieplafond geen saneringsobjecten ontstaan;
- als gevolg van de wijziging van het geluidproductieplafond de geluidsbelasting op de saneringsobjecten bij volledige benutting van het geluidproductieplafond niet toeneemt, en
- een gecombineerde realisatie van in aanmerking komende geluidbeperkende maatregelen, gericht op het voldoen aan de waarde, bedoeld in artikel 11.30, tweede lid, respectievelijk artikel 11.42, tweede lid, van de wet, geen aanmerkelijke voordelen biedt.
H
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
I
Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 37a
1.
Geluidsgevoelige objecten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, komen niet voor het aanbrengen van geluidwerende maatregelen in aanmerking indien de verwachting bestaat dat zij binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van een besluit tot vaststelling of wijziging van een geluidproductieplafond waarin toepassing is gegeven aan artikel 11.30, vierde of vijfde lid, van de wet of een besluit tot vaststelling van een saneringsplan als bedoeld in artikel 11.60 van de wet, zullen worden onteigend of dat de bewoning of het gebruik als geluidsgevoelig object om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt.2.
Indien een geluidsgevoelig object op grond van het eerste lid niet in aanmerking komt voor het aanbrengen van geluidwerende maatregelen, wordt de eigenaar van het object hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.J
In Bijlage 5 vervalt in de tabel «Saneringsprojecten vanwege rijkswegen»:
Artikel 34a
Ten behoeve van de toepassing van artikel 32, artikel 34, eerste lid, en tabel 1 van bijlage 1 wordt gelijkgesteld aan een woning:
Artikel 36a
Bij de wijziging van een geluidproductieplafond wordt het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 11.42 van de wet buiten toepassing gelaten indien:
Artikel 37a
ARTIKEL II
Het Besluit geluidhinder wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.4 en 2.5 wordt «artikel 1.1, onderdeel e» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid, onderdeel d.
B
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien waarvan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is verleend waarbij voor de duur van ten hoogste tien jaar is afgeweken van het bestemmingsplan.C
In artikel 3.5, tweede lid, onderdeel b, wordt «tabellen 3 en 4» vervangen door: tabel 4.
D
Artikel 3.10, eerste en tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
E
Aan artikel 4.13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op woningen ten aanzien waarvan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is verleend waarbij voor de duur van ten hoogste tien jaar is afgeweken van het bestemmingsplan.F
In artikel 4.16, derde lid, onderdeel b, wordt «tabellen 3 en 4» vervangen door: tabel 5.
G
Aan artikel 4.18 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien waarvan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is verleend waarbij voor de duur van ten hoogste tien jaar is afgeweken van het bestemmingsplan.H
In de artikelen 4.24, vierde lid, en 4.25, eerste en tweede lid, wordt «artikel 1.1, onderdeel e» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid, onderdeel d.
I
In artikel 6.3 wordt «op de hoogste gesteld» vervangen door: op de hoogte gesteld.
J
In artikel 6.4 vervalt «en bewoners».
K
Artikel 6.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw met de mate van geluidwering die is behaald vanwege van rijkswege aangebrachte geluidwerende voorzieningen waarvan is gebleken dat deze zijn verwijderd of waarvan anderszins de werking ervan teniet is gedaan.
L
In artikel 6.7, eerste lid, wordt na «bedoeld in artikel 6.6,» ingevoegd: tweede lid,.
M
Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Aan de eigenaren, bedoeld in artikel 6.8, eerste lid, wordt verzocht binnen twee weken na het onherroepelijk worden van het aanbod en, indien van toepassing, de overeenkomst, door middel van ondertekening schriftelijk te verklaren dat:.4.
Indien de eigenaar of de bewoner van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw zijn medewerking aan het akoestisch en bouwtechnisch onderzoek of het treffen van maatregelen onthoudt, wordt de eigenaar meegedeeld dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht.ARTIKEL III
Het Besluit geluid milieubeheer en het Besluit geluidhinder, zoals deze golden voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op de onderstaande besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden:
ARTIKEL IV
Onze Minister kan besluiten dat het Besluit geluid milieubeheer, met uitzondering van Bijlage 5 bij dat besluit, en het Besluit geluidhinder, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaande aan inwerkingtreding van dit besluit, worden toegepast op de vaststelling van een besluit op grond van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder of de Tracéwet ten behoeve van de projecten, genoemd in de bijlage bij dit besluit, en de eventueel daarmee samenhangende overschrijdingsbesluiten en besluiten tot vaststelling van een saneringsplan, totdat deze besluiten onherroepelijk zijn geworden.
ARTIKEL V
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.