Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten aan te passen om een aantal beleidsvoornemens uit de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap 2011–2015 «Kwaliteit in verscheidenheid» te kunnen realiseren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGINGEN IN DE WHW
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 1.9 wordt als volgt gewijzigd:
- de vooropleidings-, selectie- of toelatingseisen,.
C
Artikel 1.12, eerste lid, komt te luiden:
1.
Aan de met goed gevolg afgelegde examens van initiële opleidingen en daarbinnen uitgevoerde Ad-programma’s, verzorgd door rechtspersonen voor hoger onderwijs, is een graad als bedoeld in artikel 7.10a onderscheidenlijk artikel 7.10b verbonden.D
In de eerste volzin van artikel 1.18, derde lid, wordt na «de kwaliteit van de opleidingen» ingevoegd: , daaronder begrepen de Ad-programma’s.
E
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
F
In artikel 2.9 wordt na het eerste lid een nieuw lid 1a ingevoegd, luidende:
1a.
Indien na de goedkeuring van Onze minister, bedoeld in artikel 7.8a, derde lid, de uitvoering van een Ad-programma gedeeltelijk wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kan het instellingsbestuur in verband daarmee een deel van de rijksbijdrage overdragen aan die instelling.G
Artikel 5a.2 wordt als volgt gewijzigd:
2a.
Het accreditatieorgaan toetst bij de accreditatie en de toets nieuwe opleiding van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs tevens:- de door een instellingsbestuur voorgestelde toevoeging aan een graad als bedoeld in artikel 7.10a, tweede en derde lid, op internationale herkenbaarheid aan de hand van een referentielijst die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld;
- of de door het instellingsbestuur gehanteerde naam van de opleiding voldoende inzicht biedt in de inhoud van de opleiding en aansluit bij hetgeen gebruikelijk is binnen de visitatiegroep of sector waartoe de opleiding behoort.
H
Artikel 5a.2a, eerste lid, wordt na «toets nieuwe opleiding» ingevoegd: , toets nieuw Ad-programma.
I
Aan het eerste lid van artikel 5a.11 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een toets nieuwe opleiding is niet vereist in het geval sprake is van het ongedaan maken van een samenvoeging als bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid.
J
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
- het verzorgen van een nieuwe opleiding,
- het samenvoegen van bestaande opleidingen,
- het verzorgen van een Ad-programma binnen een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder a, of
- het verzorgen van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 7.3a, tweede lid, onder b,
3.
Met inachtneming van de aanvraag kan Onze minister zijn instemming voor het verzorgen van een nieuwe opleiding beperken tot het verzorgen van een voltijdse, deeltijdse of duale opleiding. Onze minister kan zijn instemming ook onder andere beperkingen verlenen.4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan de aanvraag om instemming.5.
Indien sprake is van het samenvoegen van bestaande opleidingen kan Onze minister bij het verlenen van de instemming desgevraagd bepalen dat het instellingsbestuur uiterlijk bij de aanvang van het zesde studiejaar nadat de samenvoeging heeft plaatsgevonden deze ongedaan kan maken zonder dat daarvoor instemming als bedoeld in het eerste lid noodzakelijk is.6.
Ingeval van een nieuwe opleiding in een van de openbare lichamen BES wordt bij de beoordeling gelet op de voorzieningen op het gebied van hoger onderwijs in Nederland en Aruba, Curaçao en Sint Maarten.K
Artikel 6.5 wordt als volgt gewijzigd:
L
In het opschrift van artikel 6.6 wordt na «opleidingen» toegevoegd: en Ad-programma’s.
L1
Aan artikel 6.7a wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3.
Het instellingsbestuur selecteert de gegadigden uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria bedraagt ten minste twee.M
Na artikel 6.7d wordt een nieuw artikel 6.8 ingevoegd, luidende:
Artikel 6.8. Toestemming hoger collegegeld voor excellente opleidingen
1.
Het instellingsbestuur kan Onze minister verzoeken toestemming te verlenen om voor een opleiding een collegegeld vast te stellen dat hoger is dan het volledige wettelijke collegegeld dat op grond van artikel 7.45, eerste lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.2.
Onze minister kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend verlenen indien:- de opleiding het eindoordeel excellent, bedoeld in artikel 5a.10, eerste lid, onderdeel c, heeft verkregen,
- de toestemming geen afbreuk doet aan de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, en
- het instellingsbestuur garandeert dat studenten die voor de opleiding zijn ingeschreven op het moment dat de toestemming wordt verleend hun opleiding binnen een daarvoor te stellen redelijke termijn tegen het wettelijke collegegeld kunnen afronden.
3.
Onze minister kan bij de behandeling van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, naast de in het tweede lid onder a tot en met c genoemde elementen ook andere aspecten in zijn afwegingen betrekken. Onze minister kan ter zake een beleidsregel vaststellen.4.
Onze minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het indienen van verzoeken als bedoeld in het eerste lid en de daarbij over te leggen gegevens en bescheiden.5.
Het hogere collegegeld, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste vijf maal het volledige wettelijke collegegeld dat op grond van artikel 7.45, eerste lid, bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld en op de wijze daarin bepaald is geïndexeerd.6.
Aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, is de verplichting voor het instellingsbestuur verbonden tot het vaststellen van een regeling voor de criteria en de procedure voor dispensatie van betaling van het hogere collegegeld.7.
Onze minister kan ook andere verplichtingen verbinden aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid.8.
De toestemming, bedoeld in het eerste lid, vervalt zodra de opleiding het eindoordeel excellent, bedoeld in artikel 5a.10, eerste lid, onderdeel c, heeft verloren.9.
Onze minister kan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, intrekken, indien:- de kwaliteit of de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komt, of
- het instellingsbestuur de verplichtingen niet nakomt die hem zijn opgelegd op grond van het zesde of het zevende lid.
M1
Aan artikel 6.9, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:
Onze minister wijst het verzoek om graden te mogen verlenen in ieder geval af indien de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, in onvoldoende mate zijn gewaarborgd. Onze minister neemt binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een besluit.N
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Onze minister kan besluiten dat aan een opleiding of aan alle opleidingen, onderscheidenlijk een Ad-programma of alle Ad-programma’s, verzorgd door een rechtspersoon voor hoger onderwijs, de rechten, genoemd in artikel 1.12, eerste lid, worden ontnomen, indien de continuïteit van de desbetreffende rechtspersoon of de naleving van artikel 1.12, tweede en derde lid, niet of niet langer is gewaarborgd.O
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
- of Onze minister toestemming heeft verleend voor het vaststellen van een hoger collegegeld als bedoeld in artikel 6.8,
- of binnen de opleiding een Ad-programma wordt aangeboden en of dat programma een voltijds, deeltijds of duaal karakter heeft,
- of binnen de opleiding een versneld traject wordt aangeboden als bedoeld in artikel 7.9a,
- de toevoeging, bedoeld in artikel 7.10a, tweede lid, die aan een graad is verbonden.
P
Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Indien Onze minister constateert dat de gegevens in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs onvolledig of onjuist zijn of de indeling niet passend is voor de opleiding, kunnen de gegevens of de indeling door Onze minister aangepast worden. Onze minister heeft dezelfde bevoegdheid voor zover het betreft het onvolledig of onjuist zijn van de gegevens voor het Ad-programma.Q
Het eerste lid van artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
R
Artikel 7.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
S
In artikel 7.3 wordt na het vierde lid een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5.
Het instellingsbestuur kan de naam van een opleiding wijzigen in het kader van het verlenen van accreditatie of tussentijds als daarmee wordt bereikt dat de naam beter aansluit bij wat binnen de visitatiegroep of de sector gebruikelijk is. Tussentijdse wijziging kan slechts plaatsvinden na instemming door het accreditatieorgaan. Het accreditatieorgaan stemt in als wordt voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 5a.2, lid 2a, onder b.T
Artikel 7.3a wordt als volgt gewijzigd:
U
2.
Een opleiding wordt zodanig ingericht dat een student in staat is het aantal studiepunten te behalen waarop de studielast voor een studiejaar gebaseerd is.3.
Het instellingsbestuur bepaalt de jaarlijkse studielast van deeltijdopleidingen.V
Artikel 7.8a wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onze minister kan op verzoek van een instellingsbestuur goedkeuren dat een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van die wet.4.
Indien Onze minister goedkeuring als bedoeld in het derde lid heeft verleend, wordt ten minste de helft van het programma, waaronder in ieder geval de afstudeerfase en het afsluitend examen, verzorgd door de instelling voor hoger onderwijs. Indien een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is artikel 7.34, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.5.
Een persoon aan wie een graad als bedoeld in artikel 7.10b, eerste lid, is verleend, heeft het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen. Een instellingsbestuur kan daarbij in de onderwijs- en examenregeling voorschrijven welke onderwijseenheden binnen de desbetreffende bacheloropleiding nog moeten gevolgd.4.
De artikelen 7.8b, 7.53, 7.54 en 7.56 zijn van overeenkomstige toepassing.W
Artikel 7.9a komt te luiden:
Artikel 7.9a. Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma
1.
Een instellingsbestuur kan binnen een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs een versneld traject aanbieden dat toegankelijk is voor studenten met een diploma als bedoeld in artikel 7.24, tweede lid, onder a of b dan wel een op grond van artikel 7.28, tweede lid, bij ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan tenminste gelijkwaardig diploma. Een student die aan de in de eerste zin bedoelde voorwaarde en de overige voorwaarden voor inschrijving voldoet, wordt voor een versneld traject ingeschreven indien hij daarom verzoekt.2.
Het instellingsbestuur kan besluiten ook een andere student dan degene, bedoeld in het eerste lid, tot het versnelde traject toe te laten indien hij naar het oordeel van het instellingsbestuur blijk heeft gegeven van geschiktheid voor dat traject.3.
In afwijking van artikel 7.4b, eerste lid, bedraagt de studielast voor een versneld traject 180 studiepunten.X
Artikel 7.9c vervalt.
Y
Artikel 7.10a wordt als volgt gewijzigd:
Afhankelijk van het vakgebied waarin het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een bacheloropleiding onderscheidenlijk het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen van een masteropleiding is afgelegd, wordt aan de verleende graad de toevoeging verbonden die op grond van artikel 5a.2, lid 2a, onder a, met positief resultaat is getoetst.4.
Het instellingsbestuur kan de graad en de toevoeging aanvullen met de vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft.Z
In artikel 7.10b vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
AA
Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:
3.
In de onderwijs- en examenregeling wordt aangegeven hoe een persoon het recht zijn bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs te vervolgen, bedoeld in artikel 7.8a, vijfde lid, kan effectueren en aan welke eisen hij daarvoor moet voldoen.AB
Artikel 7.15, eerste lid, komt te luiden:
1.
Het instellingsbestuur verstrekt zodanige informatie aan studenten en aspirant-studenten over:- de instelling,
- het te volgen onderwijs in algemene zin,
- de differentiatie in het opleidingenaanbod,
- de selectie van studenten, en
- de opleidingsnamen,
AC
Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Voorafgaand aan het nemen van een instemmingsbesluit als bedoeld in het tweede lid stelt Onze minister de daarvoor in aanmerking komende instellingen in de gelegenheid hun zienswijze te geven op de aanvraag.AD
Artikel 7.17a wordt als volgt gewijzigd:
AE
Artikel 7.19a wordt als volgt gewijzigd:
- Bachelor of Master met een andere toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, derde volzin,;
- Bachelor of Master met een toevoeging als bedoeld in artikel 7.10a, tweede lid, tweede volzin.
3a.
Indien artikel 7.10a, tweede lid, tweede volzin, is toegepast, wordt de afkorting van de desbetreffende graden met toevoegingen bij ministeriële regeling vastgesteld.AF
Artikel 7.24 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Voor de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, aan de Open Universiteit gelden geen vooropleidingseisen, tenzij het een gezamenlijke opleiding betreft als bedoeld in artikel 7.3c. Indien geen vooropleidingseisen gelden, staat de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid, behorend tot een opleiding, open voor ieder die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.4.
Voor de inschrijving voor een opleiding tot leraar basisonderwijs kunnen bijzondere nadere vooropleidingseisen worden gesteld als bedoeld in de artikelen 7.25a en 7.25b.AG
Artikel 7.25 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld om te worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs in verband met de gewenste aansluiting van het diploma van:- een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d, onderscheidenlijk e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs; of
- een bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.24, tweede lid, onder g, aangewezen vakopleiding op een opleiding of een groep van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs.
4.
De vertegenwoordigers van de hogescholen en van de instellingen, bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, kunnen gezamenlijk voorstellen doen over de gewenste invulling van de aansluiting, bedoeld in het derde lid.6.
Artikel 7.24, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.AH
Na artikel 7.25 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7.25a. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs
1.
Voor de opleiding tot leraar basisonderwijs kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als voorwaarde voor de inschrijving tot die opleiding bijzondere nadere vooropleidingseisen worden gesteld. Indien uitvoering is gegeven aan de eerste volzin, is artikel 7.25, tweede en derde lid, niet van toepassing op de opleiding tot leraar basisonderwijs.2.
De bijzondere nadere vooropleidingseisen, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op onderdelen of kennisgebieden als bedoeld in artikel 9, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs. Op basis van die eisen toont de aspirant-student voor de inschrijving bij de opleiding tot leraar basisonderwijs aan, te beschikken over voldoende kennis om te kunnen deelnemen aan die opleiding.3.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald met welke vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, de kennis, bedoeld in het tweede lid, kan worden aangetoond. Bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur wordt het niveau van de kennis vastgesteld dat anders is dan het niveau van het examen, bedoeld in de eerste volzin.Artikel 7.25b. Toetsing bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs
1.
De aspirant-student, bedoeld in artikel 7.25a, tweede lid, kan aantonen over de kennis, bedoeld in dat artikel, te beschikken door middel van:- het overleggen van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, en wat betreft de vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van dat diploma, de bij het diploma behorende cijferlijst of resultatenlijst waaruit blijkt dat hij over de desbetreffende kennis beschikt, of
- in voorkomende gevallen, al dan niet in aanvulling op het overleggen van een diploma als bedoeld in onderdeel a, het overleggen van een of meer certificaten als bedoeld in artikel 7.4.11, vijfde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs waaruit blijkt dat hij over de desbetreffende kennis beschikt.
2.
Indien de aspirant-student niet voldoet aan het eerste lid, kan hij aantonen over de kennis, bedoeld in artikel 7.25a, te beschikken door het met goed gevolg afleggen van een toets.3.
Het instellingsbestuur stelt de aspirant-student in de gelegenheid een toets af te leggen en stelt met betrekking tot de toets regels van procedurele aard vast.AI
Artikel 7.26 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Bij de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens voorschriften van procedurele aard worden vastgesteld.AJ
Aan artikel 7.26a, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De selectiecriteria kunnen uitsluitend eisen bevatten die direct verband houden met de gronden, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.
AK
Artikel 7.28 wordt als volgt gewijzigd:
1a.
Het instellingsbestuur kan met het oog op de inschrijving voor een bacheloropleiding aan een universiteit van de bezitter van een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een hogeschool die niet in het bezit is van een diploma als bedoeld in artikel 7.24, eerste lid, dan wel een op grond van het tweede lid bij ministeriële regeling als ten minste gelijkwaardig aangemerkt onderscheidenlijk naar het oordeel van het instellingsbestuur daaraan ten minste gelijkwaardig diploma eisen dat hij aantoont over kennis, inzicht en vaardigheden te beschikken om de bedoelde bacheloropleiding met goed gevolg af te ronden.AL
Artikel 7.30a vervalt.
AM
Artikelen 7.30b komt te luiden:
Artikel 7.30b. Toelatingseisen masteropleidingen
1.
Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs geldt als toelatingseis:- het bezit van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs; of
- het bezit van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs.
2.
Het instellingsbestuur kan naast de eisen, bedoeld in het eerste lid, kwalitatieve toelatingseisen vaststellen. Deze eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.3.
Het instellingsbestuur laat degenen die aan de gestelde eisen voldoen toe tot een masteropleiding. Indien het instellingsbestuur een maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen heeft vastgesteld, geldt als extra toelatingseis dat dit aantal door de toelating niet wordt overschreden.4.
Het instellingsbestuur maakt tijdig de procedure bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten voor een masteropleiding het maximumaantal, bedoeld in het derde lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast.5.
Indien er sprake is van kwalitatieve toelatingseisen van studenten bedraagt het aantal soorten daarvan ten minste twee.6.
Indien afgestudeerden van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs zich niet kunnen of dreigen te kunnen inschrijven bij een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs, kan Onze minister een of meer instellingsbesturen van universiteiten verplichten een of meer masteropleidingen aan te wijzen waaraan bedoelde afgestudeerden zich kunnen inschrijven.AM1
Artikel 7.30d wordt als volgt gewijzigd:
- artikel 7.30b, met uitzondering van de eisen, bedoeld in het tweede lid, en.
AN
In artikel 7.30e wordt «de artikelen 7.30a tot en met 7.30c» vervangen door: de artikelen 7.30b of 7.30c.
AO
Artikel 7.31 vervalt.
AP
Onder vernummering van hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1, tot hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 1a, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
AQ
Aan het derde lid van artikel 7.32 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Een student die een Ad-programma wil volgen, schrijft zich in voor de opleiding en het Ad-programma.
AR
Aan artikel 7.34 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5.
Een student die een Ad-programma volgt dat voor een deel wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs heeft gedurende de tijd dat hij aan het programma deelneemt recht op toegang tot alle relevante onderwijsvoorzieningen van die instelling.AS
Artikel 7.37 wordt als volgt gewijzigd:
AT
Artikel 7.38 vervalt.
AU
Artikel 7.39 wordt als volgt gewijzigd:
AV
In artikel 7.42, derde lid, wordt «artikel 7.37, vijfde of zesde lid» vervangen door: artikel 7.37, vierde of vijfde lid.
AV1
In het eerste lid van artikel 7.45a vervalt onderdeel b onder toevoeging van het woord «en» aan het slot van onderdeel a en verlettering van onderdeel c tot onderdeel b.
AW
Artikel 7.50, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
AX
Artikel 7.53 komt te luiden:
Artikel 7.53. Beperking inschrijving op grond van beschikbare onderwijscapaciteit
1.
Het instellingsbestuur kan per opleiding in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit het maximum aantal studenten vaststellen dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. De vaststelling geschiedt voor een studiejaar.2.
Het instellingsbestuur selecteert de aspirant-studenten in verband met de beschikbare onderwijscapaciteit uitsluitend op grond van kwalitatieve criteria. Het aantal soorten kwalitatieve selectiecriteria bedraagt ten minste twee.3.
Het instellingsbestuur maakt tijdig de kwalitatieve selectiecriteria en de selectieprocedure bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten het maximum aantal, bedoeld in het eerste lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast. Bij het vaststellen van het reglement houdt het instellingsbestuur rekening met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba onderscheidenlijk Aruba, Curaçao en Sint Maarten.4.
Het instellingsbestuur schrijft niet meer studenten in dan het maximum aantal dat het instellingsbestuur in verband met de beschikbare capaciteit heeft vastgesteld.5.
Indien ten aanzien van een opleiding een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.56 is vastgesteld, blijft dit artikel buiten toepassing.6.
Voor 1 december van het kalenderjaar voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de eerste vaststelling geschiedt, doet het instellingsbestuur hiervan mededeling aan Onze minister. Voor een opleiding die na deze datum voor de eerste maal is opgenomen in het register, bedoeld in artikel 6.13, en waarvan het onderwijs zal aanvangen met ingang van het daaropvolgende studiejaar, geldt 1 april als uiterste datum voor de mededeling aan Onze minister van de onderwijscapaciteit van die opleiding.7.
Bij ministeriële regeling kunnen in ieder geval voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot:- de aanmeldingsdatum voor selectie; en
- indien een opleiding door meer dan één instelling als bedoeld in artikel 1.2, onder a, wordt verzorgd, het aantal selectieprocedures van een bepaalde opleiding waaraan een gegadigde in hetzelfde studiejaar kan deelnemen.
AY
Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Indien het aanbod van afgestudeerden van een bepaalde opleiding de behoefte daaraan op de arbeidsmarkt in aanmerkelijke mate overtreft of dreigt te overtreffen en in andere situaties waarin dit in verband met beheersing van de arbeidsmarkt wenselijk wordt geacht, kan bij ministeriële regeling het aantal personen worden vastgesteld dat voor de twee studiejaren na vaststelling van de ministeriële regeling ten hoogste voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor het eerste studiejaar van de desbetreffende opleiding aan alle universiteiten of hogescholen waaraan deze is verbonden waarbij een verdeling kan worden gemaakt van dat aantal over elk van de bedoelde instellingen.2.
Artikel 7.53, tweede lid, derde lid, vijfde lid en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.AZ
Artikel 7.57 wordt als volgt gewijzigd:
BA
Hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt.
BB
Artikel 7.57i wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien de omvang van de ondersteuning, bedoeld in het eerste lid, overeenkomt met een studielast van 30 studiepunten of minder kan het instellingsbestuur daarvoor een vergoeding vragen ter hoogte van maximaal een proportioneel deel van het wettelijk collegegeld. Indien de studielast overeenkomt met meer dan 30 studiepunten maar niet meer bedraagt dan 60 studiepunten kan het instellingsbestuur voor het aantal studiepunten boven de 30 een vergoeding vragen van maximaal een proportioneel deel van twee maal het wettelijk collegegeld.3.
Indien de studielast overeenkomt met meer dan 60 studiepunten stelt het instellingsbestuur het tarief van de vergoeding vast voor het resterende gedeelte.4.
Een student die gebruik maakt van de ondersteuning terwijl hij een opleiding volgt waarvoor hij wettelijk collegegeld verschuldigd is, wordt vrijgesteld van het betalen van een vergoeding voor de ondersteuning.5.
Een student die gebruik maakt van de ondersteuning en, in afwijking van artikel 7.32, derde lid, alleen met dat oogmerk is ingeschreven voor een opleiding, betaalt gedurende de periode dat hij ondersteuning ontvangt in plaats van collegegeld een vergoeding voor de ondersteuning.BC
Artikel 7.61, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
BC1
In artikel 9.32, vierde lid, wordt «alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen» vervangen door: alsmede de inschakeling van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.
BD
Artikel 9.33a wordt als volgt gewijzigd:
- de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de studiekeuzeadviezen en studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, vierde lid.
BE
Artikel 9.38, onderdeel b, komt te luiden:
- de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a tot en met g en v, alsmede het vierde lid, en met uitzondering van de eisen, bedoeld in de artikelen 7.28, vierde en vijfde lid, en 7.30b, tweede lid.
BF
Aan artikel 10.17 wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:
8.
Voor de toepassing van het eerste lid kan het Ad-programma worden beschouwd als een organisatorische eenheid waaraan een deelraad als bedoeld in artikel 10.25 is verbonden. Indien een deel van het Ad-programma wordt uitgevoerd door een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt het personeel van die instelling voor de toepassing van het derde en het vijfde lid beschouwd als personeel van de hogeschool.BF1
In artikel 10.19, vierde lid, wordt «alsmede de inschakeling van gehandicapten en allochtonen» vervangen door: alsmede de inschakeling van personen met een handicap of chronische ziekte en allochtonen.
BG
In artikel 10.20, onderdeel e, wordt «onder a tot en met g» vervangen door: onder a tot en met g en w, alsmede het derde lid.
BH
Artikel 10.20a wordt als volgt gewijzigd:
- de regels die het instellingsbestuur vaststelt met betrekking tot de studiekeuzeadviezen en studiekeuzeactiviteiten, bedoeld in artikel 7.31b, vierde lid.
BI
Artikel 11.13 wordt als volgt gewijzigd:
BI1
Artikel 18.32c, derde lid, komt te luiden als volgt:
3.
Een besluit tot het verlenen van accreditatie of toets nieuwe opleiding in het kader van het invoeringsregime vervalt in afwijking van artikel 5a.9, zevende lid, onderscheidenlijk artikel 5a.11, zesde lid, onder a, na vier jaar.BJ
In hoofdstuk 18 wordt na titel 14 een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.8. Toestemming hoger collegegeld voor excellente opleidingen
Artikel 7.9a. Toelating tot versneld traject gericht op studenten met een VWO-diploma
Artikel 7.25a. Bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs
Artikel 7.25b. Toetsing bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs
Artikel 7.30b. Toelatingseisen masteropleidingen
Artikel 7.31a. Aanmelding uiterlijk op 1 mei
Artikel 7.31b. Rechten en verplichtingen bij aanmelding uiterlijk op 1 mei
Artikel 7.31c. Aanmelding na 1 mei voor een andere bacheloropleiding
Artikel 7.31d. Aanmelding na 1 mei voor de eerste keer
Artikel 7.31e. Te verstrekken persoonsgebonden nummer bij aanmelding
Artikel 7.31f. Aanmelding bij Open Universiteit
De artikelen 7.31a tot en met 7.31d zijn niet van toepassing op de Open Universiteit.
Artikel 7.53. Beperking inschrijving op grond van beschikbare onderwijscapaciteit
Artikel 18.85. Overgangsbepaling recht op inschrijving
Aspirant-studenten die op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AW, onderscheidenlijk onderdeel AX, van de Wet van 10 juli 2013 (Stb. 2013, 298) beschikken over een bewijs van toelating als bedoeld in de artikelen 7.57c en 7.57d, zoals die artikelen luidden op de dag voordat het desbetreffende onderdeel in werking treedt, behouden hun recht op inschrijving voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding.
Artikel 18.86. Overgangsbepaling selectie door instellingen bij opleidingen met een toelatingsbeperking
Tot het moment dat hoofdstuk 7, titel 3, paragraaf 4a vervalt, komt artikel 7.57e, tweede lid, te luiden:
2.
Indien het instellingsbestuur toepassing geeft aan het eerste lid, maakt het tijdig bekend:- de kwalitatieve selectiecriteria die het in aanmerking wil nemen, waarvan het aantal ten minste twee bedraagt,
- de regels van administratieve aard, voorzover niet voortvloeiend uit het vierde lid,
- het percentage, bedoeld in het eerste lid, en
- of gegadigden een, twee dan wel drie maal tot deelname aan de selectieprocedure kunnen worden toegelaten.
ARTIKEL II WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS
In artikel 8.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt na lid 1a een nieuw lid 1b ingevoegd, luidende:
1b.
Voor de student die zich heeft ingeschreven voor een Ad-programma als bedoeld in artikel 7.8a, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek geldt niet de verplichting, bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, om gebruik te kunnen maken van de onderwijsvoorzieningen.ARTIKEL III WIJZIGING WET VAN 14 JUNI 2007
Artikel IV, onderdeel D, van de Wet van 14 juni 2007 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer de uitvoerbaarheid van die wet en de invoering van een kopopleiding in het hoger onderwijs, alsmede van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer Associate-degreeprogramma’s en masteropleidingen op het gebied van het hoger onderwijs komt te luiden:
Artikel 5a.13. Toets nieuw Ad-programma
1.
De toets nieuw Ad-programma wordt verleend op aanvraag van het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur vermeldt daarbij de opleiding waarbinnen het programma zal worden uitgevoerd. Een aanvraag kan niet worden ingediend indien en voor zolang ten aanzien van die opleiding artikel 5a.12a is toegepast onderscheidenlijk van toepassing is.2.
Het accreditatieorgaan neemt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit. In dit besluit geeft het accreditatieorgaan aan welk onderdeel van het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, naar zijn oordeel voor de opleiding passend is.3.
Het besluit tot het verlenen van een toets nieuw Ad-programma vervalt indien het instellingsbestuur het Ad-programma niet binnen tien maanden heeft laten registreren in het in het tweede lid bedoelde register als het Ad-programma binnen een bekostigde opleiding zal worden verzorgd en indien het instellingsbestuur het Ad-programma niet binnen zes maanden in dat register heeft laten registreren als het Ad-programma binnen een niet-bekostigde opleiding zal worden verzorgd.4.
Het besluit waaruit blijkt dat de toets nieuw Ad-programma met positief gevolg is ondergaan, vervalt eveneens op het moment dat de geldigheid van het laatst genomen accreditatiebesluit of het besluit toets nieuwe opleiding vervalt met betrekking tot de bacheloropleiding waarvan het Ad-programma onderdeel uitmaakt.5.
De artikelen 5a.9, negende lid, 5a.10, 5a.11, vierde lid, en 5a.12b zijn van overeenkomstige toepassing.Artikel 5a.13. Toets nieuw Ad-programma
ARTIKEL IV CITEERTITEL
Deze wet wordt aangehaald als: Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs.
ARTIKEL V INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.