Part of Smart Yellow Suite

WGK006645
Erfgoedwet

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum uitgave 17 december 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Wijziging Wet op het specifiek cultuurbeleid in verband met een nieuw stelsel van subsidie voor musea

Samenvatting

Met dit wetsvoorstel worden verschillende bestaande wettelijke regelingen betreffende het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geïntegreerd. Ook bevat het voorstel een aantal nieuwe onderdelen. Zo komt er een regeling voor het vervreemden van cultuurgoederen en verzamelingen die in eigendom zijn van de Rijksoverheid of van gemeentelijke of provinciale overheden, wordt de zorg voor de Rijkscollectie op uniforme wijze ingericht en wordt het vergunningstelsel voor het verrichten van archeologische opgravingen vervangen door een stelsel van wettelijk geregelde certificering.

Documenten

stb-2015-511 (PDF)

Wet van 9 december 2015, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de wetgeving op het terrein van cultureel erfgoed te bundelen, te structureren en te vereenvoudigen, en tevens om onder meer de omgang met museale collecties wettelijk vorm te geven, het vervreemden van cultuurgoederen in bezit van overheden te regelen en het stelsel van kwaliteitsborging in de archeologie te moderniseren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 1.2. Reikwijdte

De bepalingen van hoofdstuk 5 zijn van toepassing in de aansluitende zone, bedoeld in artikel 1 van de rijkswet instelling aansluitende zone.

Artikel 1.3. Rapportage staat van het cultureel erfgoed

Onze Minister brengt ten minste eenmaal in de vier jaar een wetenschappelijk rapport uit, waarin de ontwikkeling van de staat van het cultureel erfgoed in Nederland wordt beschreven.

Artikel 2.1. In goede staat houden

Onze Minister wie het aangaat, een college van staat of een instelling zorgt dat museale cultuurgoederen van de Staat in beheer in goede staat zijn.

Artikel 2.2. Toegankelijkheid

Onze Minister wie het aangaat, een college van staat of een instelling bevordert de toegankelijkheid van museale cultuurgoederen van de Staat in beheer.

Artikel 2.3. Veilig stellen

Artikel 2.4. Registratie en administratie

Onze Minister wie het aangaat, een college van staat of een instelling zorgt voor:

Artikel 2.5. Beëindigen van het beheer

Onze Minister wie het aangaat of een college van staat beëindigt het beheer van een museaal cultuurgoed van de Staat of het verstrekken van middelen aan een instelling ten behoeve daarvan slechts na overleg met Onze Minister.

Artikel 2.6. Rol Minister van OCW

Artikel 2.7. Nadere regels

Artikel 2.8. Belasten met een taak

Artikel 2.9. Te beheren cultuurgoederen

Artikel 2.10. Planmatig beleid

Artikel 2.11. Intrekken taak

Artikel 3.1. Aanwijzing als rijksmonument

Artikel 3.2. UOV van toepassing

Artikel 3.3. Rijksmonumentenregister

Artikel 3.4. Wijziging rijksmonumentenregister

Artikel 3.5. Wijziging kadastrale aanduiding

De bewaarder van het kadaster en de openbare registers doet binnen veertien dagen mededeling van een wijziging in de kadastrale aanduiding van een rijksmonument aan Onze Minister, die deze wijziging overneemt in het rijksmonumentenregister.

Artikel 3.6. Openbare registers leidend

Ingeval het rijksmonumentenregister niet gelijkluidend is aan een afschrift van dat register in de openbare registers, bedoeld in artikel 1, onder e, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, bepaalt het afschrift in de openbare registers of een monument of archeologisch monument wordt aangemerkt als rijksmonument.

Artikel 3.7. Aanwijzing als beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling

Artikel 3.8. Spoedaanwijzing als beschermde verzameling

Artikel 3.9. Toestemming eigenaar nodig voor aanwijzing

Artikel 3.10. Niet-aanwijzing

Artikel 3.11. Register beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen

Artikel 3.12. Wijziging in aanwijzing

Artikel 3.13. Aanwijzing als ensemble

Onze Minister kan ambtshalve besluiten een rijksmonument tezamen met cultuurgoederen aan te wijzen als ensemble, indien het geheel van rijksmonument en de cultuurgoederen in onderlinge samenhang van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis is.

Artikel 3.14. Informatiesysteem en rijksmonumentenregister

Artikel 3.15. Wijziging in aanwijzing

Artikel 3.16. Gemeentelijk erfgoed

Artikel 3.17. Provinciaal erfgoed

Artikel 3.18. Aanwijzing als cultuurgoed UNESCO-verdrag 1970 en Richtlijn 2014/60/EU

Als cultuurgoederen als bedoeld in artikel 6.1, onder c, en artikel 2, onder 1, van Richtlijn 2014/60/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2014, L 159) worden voor Nederland aangewezen:

Artikel 4.1. Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder handeling: handeling als bedoeld in artikel 4.4, onder a tot en met g.

Artikel 4.2. Mededelingsplicht eigenaar

De eigenaar van een beschermd cultuurgoed deelt degene aan wie hij het cultuurgoed vervreemdt of aan wie hij met betrekking tot het cultuurgoed rechten verleent vooraf mee dat het cultuurgoed is aangewezen als beschermd cultuurgoed.

Artikel 4.3. Medewerking aan toezicht

Degene die een beschermd cultuurgoed onder zich heeft, toont het desgevraagd aan de inspecteur en meldt deze onverwijld de vermissing of het tenietgaan van het cultuurgoed.

Artikel 4.4. Verbod op handeling zonder melding

Zonder voorafgaande schriftelijke melding aan de inspecteur is het verboden een beschermd cultuurgoed:

Artikel 4.5. Verbod op handeling zonder toestemming

Artikel 4.6. Verbod op handeling na bedenkingen

Artikel 4.7. Voorschriften bij bedenkingen

Artikel 4.8. Geen bedenkingen

Artikel 4.9. Kennisgeving bedenkingen in Staatscourant

Artikel 4.10. Aanmelding van mogelijke kopers; aanbod tot aankoop door Staat

Artikel 4.11. Uitzondering bij voorschriften

De artikelen 4.9 en 4.10 zijn niet van toepassing indien Onze Minister bij het aanvoeren van bedenkingen een mededeling heeft gedaan als bedoeld in artikel 4.7, eerste lid.

Artikel 4.12. Opschorten termijn

De in artikel 4.10, vierde lid, bedoelde termijn wordt opgeschort, zolang over een aanbod van de Staat tot aankoop van een beschermd cultuurgoed:

Artikel 4.13. Minister treedt in onderhandeling

Onze Minister treedt onverwijld na aanvang van de termijn, bedoeld in artikel 4.10, vierde lid, met de eigenaar in onderhandeling over de koopprijs en de overige verkoopvoorwaarden.

Artikel 4.14. Rechtbank Den Haag stelt prijs vast

Artikel 4.15. Afzien van bedenkingen of handeling

Artikel 4.16. Vergoeding uitgaven door Minister

Artikel 4.17. Bekendmaking voornemen tot vervreemding

Artikel 4.18. Advies bij vervreemding cultuurgoed of verzameling

Over een besluit tot vervreemding van een cultuurgoed of verzameling wordt door Onze Minister, gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon advies gevraagd aan een commissie van onafhankelijke deskundigen, indien:

Artikel 4.19. Reikwijdte advies

De commissie adviseert over de vraag of de voorgenomen vervreemding een cultuurgoed of verzameling betreft van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis dat of die onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit.

Artikel 4.20. Adviescommissie

Artikel 4.21. Verplichting om Minister te informeren

Indien het advies van de commissie de strekking heeft dat het een cultuurgoed of verzameling betreft van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis dat of die onvervangbaar en onmisbaar is voor het Nederlands cultuurbezit, wordt daarvan, onder toezending van een afschrift van het advies, aan Onze Minister melding gedaan door gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon ten minste dertien weken voordat wordt overgegaan tot vervreemding aan een andere partij dan de Staat, een provincie, gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

Artikel 4.22. Verbod op buiten Nederland brengen zonder toestemming

Artikel 4.23. Verbod op uitvoer buiten EU zonder vergunning

Artikel 5.1. Opgravingsverbod

Artikel 5.2. Certificerende instellingen

Artikel 5.3. Verstrekken certificaat

Een certificerende instelling verstrekt een certificaat slechts indien de aanvrager voldoende aantoont opgravingen en de daarbij behorende handelingen, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, op professionele wijze te zullen verrichten.

Artikel 5.4. Voorwaarden certificaat

Artikel 5.5. Nadere regels rond de certificering

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:

Artikel 5.6. Melden opgraving en overdragen vondsten en rapporten

Artikel 5.7. Eigendom van archeologische vondsten

Een archeologische vondst die is aangetroffen bij een opgraving en waarop niemand zijn recht van eigendom kan bewijzen, is eigendom van:

Artikel 5.8. In stand houden depots

Artikel 5.9. Opslag archeologische vondsten

Artikel 5.10. Archeologische toevalsvondst

Artikel 5.11. Waarneming

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze Minister.

Artikel 5.12. Informatiesysteem

Artikel 5.13. Wijze van melding

Onze Minister kan regels stellen over de wijze waarop een melding als bedoeld in artikel 5.6, 5.10 of 5.11 plaatsvindt.

Artikel 6.1. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 6.2. Uitvoering verplichtingen Unesco-verdrag 1970

Artikel 6.3. Verbod binnenbrengen onrechtmatig uitgevoerde of ontvreemde cultuurgoederen

Het is verboden een cultuurgoed binnen Nederland te brengen dat:

Artikel 6.4. In bewaring nemen

Artikel 6.5. Op schrift stellen inbewaringneming

Artikel 6.6. Eindigen van de inbewaringneming

Artikel 6.7. Vordering tot teruggave

Van een cultuurgoed dat in strijd met het verbod, bedoeld in artikel 6.3, binnen Nederland is gebracht, kan met inachtneming van de artikelen 1011a tot en met 1011d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teruggave worden gevorderd door de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is of door de rechthebbende op dat cultuurgoed.

Artikel 6.8. Beperking toepassing

Deze paragraaf is niet van toepassing, wanneer de schending van de in artikel 6.3, onder a, bedoelde bepalingen dan wel de in artikel 6.3, onder b, bedoelde ontvreemding vóór 1 juli 2009 heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.9. Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 6.10. Verbod binnenbrengen of onder zich houden cultuurgoed uit bezet gebied

Het is verboden om een cultuurgoed dat afkomstig is uit een bezet gebied Nederland binnen te brengen of in Nederland onder zich te houden.

Artikel 6.11. In bewaring nemen cultuurgoed uit bezet gebied

Artikel 6.12. Op schrift stellen inbewaringneming

Artikel 6.13. Kosten inbewaringneming cultuurgoed uit bezet gebied

Artikel 6.14. Eindigen van de inbewaringneming

Artikel 6.15. Vordering tot teruggave

Artikel 7.1. Algemene grondslag

Onze Minister kan ten behoeve van het behoud van cultureel erfgoed subsidie verstrekken.

Artikel 7.2. Beheer collecties

Onze Minister verstrekt subsidie aan een instelling die is belast met een taak als bedoeld in artikel 2.8 voor de zorg voor het beheer van museale cultuurgoederen van de Staat of andere cultuurgoederen.

Artikel 7.3. Instandhouding monumenten

Artikel 7.4. Begrotingsvoorbehoud

Artikel 7.5. Subsidieplafonds

Artikel 7.6. Weigeringsgrond subsidie instandhouding rijksmonument

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt ten behoeve van een rijksmonument in ieder geval geen subsidie verleend indien voor de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd een lening op grond van artikel 7.8 is verstrekt en de werkzaamheden waarvoor de lening is verstrekt nog niet zijn afgerond.

Artikel 7.7. Nadere regels

Artikel 7.8. Lening

Artikel 8.1. Handhavingstaak

Onze Minister is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Deze taak omvat:

Artikel 8.2. Last onder bestuursdwang

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Artikel 8.3. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit door Onze Minister aangewezen inspecteurs en andere bij besluit van Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren.

Artikel 8.4. Opsporingsambtenaren

Artikel 8.5. Plaatsing in de Staatscourant

Van een besluit als bedoeld in artikel 8.3 of artikel 8.4, eerste lid, onder a, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 8.6. Bijzondere bevoegdheden

Artikel 8.7. Bijzondere bepalingen voor toezicht op beheer collecties

Artikel 8.8. Opsporen beschermde cultuurgoederen lidstaten EU

Artikel 9.1. Omgevingswet

Artikel 9.2. Beschermde zaken

Artikel 9.3. Eerbiedigende werking Monumentenwet 1988

Artikel 9.4. Eerbiedigende werking Wet tot behoud van cultuurbezit

Artikel 9.5. Besluiten tot inbewaringneming

Besluiten tot inbewaringneming van cultuurgoederen op grond van de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied of de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen worden geacht te zijn genomen op grond van deze wet.

Artikel 9.6. Opgravingsvergunning

Artikel 10.1. Intrekking

De volgende wetten worden ingetrokken:

Artikel 10.2. Nieuwe grondslag

Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de volgende regelingen op artikel 7.7, eerste lid, van deze wet:

Artikel 10.3. Algemene douanewet

De Algemene douanewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:3, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, wordt «Wet tot behoud van cultuurbezit» vervangen door: Erfgoedwet.

B

Onderdeel B van de bijlage wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10.4. Algemene wet bestuursrecht

In bijlage 1 behorende bij de Algemene wet bestuursrecht vervalt het onderdeel «Monumentenwet 1988: artikel 29».

Artikel 10.5. Burgerlijk Wetboek Boek 3

Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 86a, tweede lid komt te luiden:

2.
Artikel 86 kan evenmin worden tegengeworpen aan degene die als eigenaar een roerende zaak opeist, die op het tijdstip waarop hij het bezit daarvan verloor, krachtens de Erfgoedwet als beschermd cultuurgoed was aangewezen of waarvan het buiten Nederland brengen op grond van artikel 4.22 van die wet verboden is. Degene die toen in het register, bedoeld in artikel 3.11 van die wet of op een inventarislijst, bedoeld in artikel 4.22, tweede lid, van die wet, als eigenaar werd vermeld, wordt vermoed toen eigenaar van de zaak geweest te zijn.
B

In de artikelen 86b, eerste lid, en 310c, eerste lid, wordt telkens «artikel 4 van de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen» vervangen door: artikel 6.7 van de Erfgoedwet.

C

In de aanhef van artikel 87a, eerste lid, wordt «artikel 1 onder d van de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen» vervangen door: artikel 6.1, onder c, van de Erfgoedwet.

D

Artikel 99, tweede lid, komt te luiden:

2.
Lid 1 geldt niet voor roerende zaken die krachtens de Erfgoedwet als beschermd cultuurgoed zijn aangewezen of deel uitmaken van een openbare collectie of van een inventarislijst als bedoeld in artikel 4.22, tweede lid, van die wet, mits het bezit na die aanwijzing of gedurende dit deel uitmaken is begonnen.
E

In de artikelen 238, vierde lid, en 291, derde lid, wordt telkens «artikel 7 van de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied» vervangen door: artikel 6.15 van de Erfgoedwet.

F

In artikel 310b, eerste lid, wordt «krachtens de Wet tot behoud van cultuurbezit als beschermd voorwerp is aangewezen of deel uitmaakt van een openbare collectie of van een inventarislijst als bedoeld in artikel 14a, tweede lid, van die wet» vervangen door: krachtens de Erfgoedwet als beschermd cultuurgoed is aangewezen of deel uitmaakt van een openbare collectie of van een inventarislijst als bedoeld in artikel 4.22, tweede lid, van die wet.

Artikel 10.6. Comptabiliteitswet 2001

Artikel 38, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 vervalt.

Artikel 10.7. Crisis- en herstelwet

Artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10.8. Ontgrondingenwet

Artikel 3, derde lid, van de Ontgrondingenwet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10.9. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

B

In artikel 2.1, eerste lid, onder f, wordt telkens «beschermd monument» vervangen door: rijksmonument.

C

In artikel 3.2a wordt «een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Monumentenwet 1988» vervangen door: een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

D

In artikel 3.3, vijfde lid, artikel 5.13, onder b, en artikel 6.2a wordt telkens na «Monumentenwet 1988» een zinsnede ingevoegd die luidt: zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet.

E

In artikel 5.1 wordt na «Monumentenwet 1988» een zinsnede ingevoegd die luidt: voor zover van kracht overeenkomstig artikel 9.1 van de Erfgoedwet.

Artikel 10.10. Wet inkomstenbelasting 2001

In artikel 6.31, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «een van de registers, bedoeld in artikel 6 of artikel 7 van de Monumentenwet 1988» vervangen door: het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet.

Artikel 10.11. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onder b, onderdelen 2 en 3, komt te luiden:

B

In artikel 15, tweede lid, onder c, wordt «een onroerend monument als beschermd monument in het register, bedoeld in artikel 6, eerste lid, of artikel 7, derde lid, van de Monumentenwet 1988, heeft plaatsgevonden» vervangen door: een monument of archeologisch monument als rijksmonument in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, heeft plaatsgevonden.

Artikel 10.12. Wet milieubeheer

Artikel 4.9, vierde lid, van de Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10.13. Wet op de economische delicten

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel 1a, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10.14. Wet op het specifiek cultuurbeleid

Artikel 2c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid komt te luiden:

Artikel 2c
1.
Ter voorbereiding van adviezen kan de Raad tijdelijke commissies instellen die in afwijking van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges geheel of gedeeltelijk kunnen bestaan uit andere personen dan leden van de Raad.
2.
Op de in het eerste lid bedoelde commissieleden zijn de artikelen 11 tot en met 14 van de Kaderwet adviescolleges van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze leden door Onze Minister worden benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 2c

Artikel 10.15. Wet tot oprichting van de naamloze vennootschap De Nederlandse Munt N.V.

In artikel 3, derde lid, van de Wet van 27 april 1994, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap De Nederlandse Munt N.V. en tot wijziging van de Muntwet 1987 (Stb. 1994, 336) wordt «Artikel 4 van de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten» vervangen door: Artikel 2.6, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 10.16. Wetboek van burgerlijke rechtsvordering

Artikel 1011a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 10.17. Wet waardering onroerende zaken

In artikel 17, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken wordt «een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten» vervangen door: het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet.

Artikel 10.18. Monumentenwet 1988

Aan artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 wordt voor de punt aan het slot van de zin een zinsnede toegevoegd, luidende:

, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 11.1. Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Erfgoedwet.

Artikel 11.2. Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

stb-2016-14 (PDF)

Besluit van 22 december 2015, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Erfgoedwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2015, nr. WJZ/827661 (6645), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 11.2 van de Erfgoedwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Erfgoedwet treedt in werking met ingang van 1 juli 2016, met uitzondering van artikel 1.1, paragraaf 2.2, artikel 7.2 en paragraaf 7.2, die in werking treden met ingang van 8 februari 2016.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.