Wet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van het vaststellen van het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief na overeenstemming met de ouders
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat met ouders overeenstemming bereikt moet worden bij het vaststellen van het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 40a wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid, wordt het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding, bedoeld in artikel 8, vierde lid, vastgesteld nadat hierover overeenstemming bereikt is tussen het bevoegd gezag en de ouders.B
In artikel 43, tweede lid, wordt «artikel 40a, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 40a, eerste, tweede en vijfde lid».
ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 40b, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 41a, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 41a, eerste, tweede en vijfde lid.
B
In artikel 41, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 41a, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 41a, eerste, tweede en vijfde lid.
C
Artikel 41a wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid, wordt het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding van de leerling vastgesteld na advies van de commissie voor begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat hierover overeenstemming bereikt is tussen het bevoegd gezag en de ouders dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling.6.
In afwijking van het vijfde lid kan het bevoegd gezag het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding van de leerling bijstellen na advies van de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek en nadat overeenstemming bereikt is met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, met de leerling.D
In artikel 45, tweede lid, wordt «artikel 41a, eerste en vierde lid» vervangen door: artikel 41a, eerste, tweede en vijfde lid.
ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid, wordt het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding, bedoeld in artikel 17b, eerste lid, vastgesteld nadat overeenstemming bereikt is tussen het bevoegd gezag en de ouders.B
In artikel 27c, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 26, eerste lid en vierde lid» vervangen door: artikel 26, eerste, tweede en vijfde lid».
ARTIKEL IIIa. WIJZIGING VAN DE WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN
Aan artikel 3, vierde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen worden de volgende volzinnen toegevoegd: Voor zover het betreft een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra is een van de leden een ouder van een leerling van een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, die wordt ondersteund door die instelling. De in de vorige volzin bedoelde ouder wordt gekozen door de ouders van de in de vorige volzin bedoelde leerlingen.
ARTIKEL IV EVALUATIEBEPALING
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL V INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.