Besluit van 18 mei 2017 tot wijziging van onder meer het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de vouchers in het kader van het studievoorschot hoger onderwijs en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het nieuwe stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en in verband met een aantal wijzigingen van de Wet studiefinanciering BES
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 4 juli 2016, nr. WJZ/773171 (6627), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, 11.1, eerste lid, 12.15, vierde lid, en 12.21 van de Wet studiefinanciering 2000, de artikelen 2.2, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, en 11.1, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, artikel 6, vierde lid, van de Les- en cursusgeldwet en artikel 6.1, vierde lid, van de Wet studiefinanciering BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 september 2016, nr. W05.16.0173/l);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 mei 2017, nr. WJZ/1065415 (6627), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT STUDIEFINANCIERING 2000
Het Besluit studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden onder vervanging van «, en» aan het slot van de begripsomschrijving van «richtlijn 2004/38/EG» door een komma drie begripsbepalingen ingevoegd in de alfabetische rangschikking, luidende:
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a. Omhangbepaling
1.
Artikel 3 berust op artikel 2.2, eerste lid, onderdeel c, van de Wet studiefinanciering 2000.2.
Artikel 3a berust op artikel 2.2, tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000.C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Met een Nederlander wordt gelijkgesteld de vreemdeling die in Nederland rechtmatig verblijf heeft:- op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van artikel 8, onderdelen g of h, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover hij reeds studiefinancieringsgenietende is; of
- op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 die is verleend onder een beperking:
- verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een Nederlander of van een vreemdeling als bedoeld in onderdeel a, of dit onderdeel, of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden;
- verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden;
- als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden; of
- verband houdend met afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet als bedoeld in artikel 3.17a, onderdeel b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden.
2.
Met een Nederlander wordt eveneens gelijkgesteld de vreemdeling ten behoeve van wie of aan wie een tegemoetkoming is verstrekt als bedoeld in de hoofdstukken 3 of 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.D
Artikel 3a komt te luiden:
Artikel 3a. Tegemoetkoming voor niet-economisch actieve EU-studerenden en hun familieleden
1.
Artikel 2.2, tweede lid, van de wet is van toepassing op een persoon die:- een nationaliteit heeft van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland;
- niet het duurzaam verblijfsrecht, bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG, heeft verworven; en
- geen:
- werknemer;
- zelfstandige;
- persoon die de status van werknemer of zelfstandige heeft behouden; of
- familie van een persoon als bedoeld in onderdeel 1° tot en met 3° is.
2.
Artikel 2.2, tweede lid, van de wet is eveneens van toepassing op familieleden van een persoon als bedoeld in het eerste lid.3.
Voor deelnemers wordt de tegemoetkoming op grond van het eerste en tweede lid verstrekt in de vorm van een gift ter hoogte van het bedrag van de basisbeurs voor een thuiswonende deelnemer, genoemd in artikel 3.18, overzicht 2, onder A, van de wet. De tegemoetkoming wordt toegekend in één bedrag per studiejaar. Indien de aanspraak gedurende een studiejaar ontstaat bestaat de aanspraak uit een twaalfde van het bedrag per studiejaar maal het aantal resterende maanden van dat studiejaar.4.
Voor studenten wordt de tegemoetkoming op grond van het eerste en tweede lid verstrekt in de vorm van een aanspraak op het collegegeldkrediet, bedoeld in artikel 3.16a, van de wet.5.
Op de tegemoetkoming is artikel 3.21, derde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.E
Artikel 3b vervalt.
F
In artikel 4 komen de onderdelen a tot en met c te vervallen en worden de onderdelen d tot en met f geletterd a tot en met c.
G
In artikel 6, tweede lid, aanhef, wordt «betrekking heeft op» vervangen door: betrekking heeft op:.
H
In artikel 8 wordt «een afschrift van de beschikking van de rechtbank» vervangen door: een afschrift van de beschikking van de rechtbank te worden overlegd.
I
In de artikelen 9 en 10 wordt «een verklaring van een ter zake deskundige» vervangen door: een verklaring van een ter zake deskundige te worden overlegd.
J
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11. Onbekende verblijfplaats ouder
Artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel e, is van toepassing indien de studerende de verblijfplaats van de ouder niet kent en die verblijfplaats niet wordt achterhaald na onderzoek van Onze Minister gedurende ten hoogste 3 maanden onderscheidenlijk ten hoogste 6 maanden in geval van onderzoek in het buitenland.K
In artikel 12 wordt «een notariële akte» vervangen door: een notariële akte te worden overlegd.
L
In artikel 13, tweede lid, wordt «verrekent de Onze Minister» vervangen door: verrekent Onze Minister.
M
In artikel 16, laatste volzin, wordt «hoe de overdracht van informatie moet plaatsvinden» vervangen door: hoe de overdracht van informatie plaatsvindt.
N
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onze minister past het bedrag genoemd in artikel 3.17, vierde lid, van de wet, per 1 januari van ieder kalenderjaar zodanig aan dat het gelijk is aan het in artikel 3.18, overzicht 2, onder A, van de wet genoemde bedrag van de maximale aanvullende beurs voor een thuiswonende deelnemer vermeerderd met een twaalfde deel van het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet.O
Hoofdstuk 7 vervalt.
P
Vóór hoofdstuk 9 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Q
Na artikel 25 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 26. Verstrekken van gegevens
De instelling voor hoger onderwijs die een opleiding aanbiedt die de student met gebruikmaking van de voucher volgt of wil volgen is verplicht desgevraagd aan Onze Minister de gegevens te verstrekken die voor de toekenning van de voucher van belang zijn. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.R
De artikelen 30a, 31 en 32 vervallen.
S
In artikel 33 wordt in het opschrift na «Afwijking van» ingevoegd: voormalig.
T
Artikel 34 vervalt.
Artikel 1a. Omhangbepaling
Artikel 3a. Tegemoetkoming voor niet-economisch actieve EU-studerenden en hun familieleden
Artikel 11. Onbekende verblijfplaats ouder
Artikel 6, eerste lid, aanhef en onderdeel e, is van toepassing indien de studerende de verblijfplaats van de ouder niet kent en die verblijfplaats niet wordt achterhaald na onderzoek van Onze Minister gedurende ten hoogste 3 maanden onderscheidenlijk ten hoogste 6 maanden in geval van onderzoek in het buitenland.
Artikel 19. Waarde voucher
Artikel 20. Aanvraag voucher
Artikel 21. Inschrijving opleiding
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de inschrijving, bedoeld in artikel 12.15, tweede lid, onderdeel c, van de wet, verband houdend met de aanvraag van een voucher.
Artikel 22. Toekenning voucher
Artikel 23. Verrekening voucher met verschuldigde collegegeld
De instelling voor hoger onderwijs brengt het vouchertegoed in mindering op het door de student te betalen bedrag voor de toegang tot het onderwijs.
Artikel 24. Voortijdige beëindiging van de inschrijving en overlijden student
Artikel 25. Terugvordering vouchers bij ondoelmatige aanwending
Artikel 26. Verstrekken van gegevens
De instelling voor hoger onderwijs die een opleiding aanbiedt die de student met gebruikmaking van de voucher volgt of wil volgen is verplicht desgevraagd aan Onze Minister de gegevens te verstrekken die voor de toekenning van de voucher van belang zijn. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.
ARTIKEL II. WIJZIGING BESLUIT TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
Het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 vervalt.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1.
De vreemdeling die een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 of 5 van de wet aanvraagt, wordt met een Nederlander gelijkgesteld indien die vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijf heeft:- op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;
- op grond van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8, onder d, van de Vreemdelingenwet 2000; of
- op grond van artikel 8, onderdelen g of h, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover er aan hem reeds tegemoetkoming is verstrekt.
- op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 die is verleend onder een beperking:
- verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een Nederlander of van een vreemdeling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c of dit onderdeel, of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden;
- verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden;
- als bedoeld in artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden; of
- verband houdende met afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet als bedoeld in artikel 3.17a, onderdeel b, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 of hiermee verband houdende niet-tijdelijke humanitaire gronden.
C
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1.
Artikel 2.2, tweede lid, van de wet is van toepassing op een persoon die:- een nationaliteit heeft van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel van Zwitserland;
- niet het duurzaam verblijfsrecht, bedoeld in artikel 16 van richtlijn 2004/38/EG, heeft verworven; en
- geen:
- werknemer;
- zelfstandige;
- persoon die de status van werknemer of zelfstandige heeft behouden; of
- familie van een persoon als bedoeld in onderdeel 1° tot en met 3° is.
2.
Artikel 2.2, tweede lid, van de wet is eveneens van toepassing op familieleden van een persoon als bedoeld in het eerste lid.D
In artikel 5, tweede lid, vervalt «3.5,».
E
In artikel 6 wordt in het opschrift «artikelen 2 en 3» vervangen door: nationaliteitseis.
F
Artikel 6a vervalt.
ARTIKEL III. WIJZIGING UITVOERINGSBESLUIT LES- EN CURSUSGELDWET 2000
In artikel 15, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 vervallen de onderdelen d en e, onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel b door «, en» en onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel c door een punt.
ARTIKEL IV. WIJZIGINGEN BESLUIT STUDIEFINANCIERING BES
Het Besluit studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 vervalt.
B
In artikel 3, eerste lid, wordt voor de slotpunt een zinsnede ingevoegd, luidende: , tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald.