Rijkswet van 23 augustus 2016, houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het licht van de gewijzigde staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk en met het oog op de naleving van de internationale verplichtingen van het Koninkrijk en het tegengaan van illegale immigratie wenselijk is harmonisatie van de visumverlening voor de toegang tot de afzonderlijke landen van het Koninkrijk te bevorderen door het regelen van de hoofdlijnen van het visumbeleid in een rijkswet op basis van artikel 3, eerste lid, onderdelen b en g, van het Statuut voor het Koninkrijk;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
Artikel 2
Artikel 3
De bevoegde autoriteit van elk van de landen neemt bij de uitoefening van haar bevoegdheden het door Onze Minister van Buitenlandse Zaken gevoerde beleid inzake de buitenlandse betrekkingen, daaronder begrepen het visumbeleid, in acht.
Artikel 4
De hoofden van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van het Koninkrijk zijn belast met de behandeling van visumaanvragen namens de bevoegde autoriteiten. In overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken kunnen de bevoegde autoriteiten van de landen aan de hoofden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het Koninkrijk aanwijzingen geven over de uitvoering van deze wet ten aanzien van het desbetreffende land door de ambtenaren werkzaam op die vertegenwoordiging.
Artikel 5
Artikel 6
Een voor toegang tot een van de landen of openbare lichamen verleend visum geldt mede als visum voor de toegang tot de overige landen en openbare lichamen, tenzij de bevoegde autoriteit van een van de overige landen of openbare lichamen uit oogpunt van openbare orde of nationale veiligheid geen medegelding toestaat. In het geval geen medegelding wordt toegestaan, verbindt de bevoegde autoriteit die op de aanvraag beslist een territoriale beperking aan het visum.
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Indien het belang van de internationale betrekkingen betrokken kan zijn bij een besluit van de bevoegde autoriteit inzake visumverlening stelt de bevoegde autoriteit Onze Minister van Buitenlandse Zaken in de gelegenheid om zijn zienswijze aan de bevoegde autoriteit kenbaar te maken. De bevoegde autoriteit neemt diens zienswijze in acht bij zijn besluit.
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Het Besluit afschaffing binnenlandse paspoorten en verdere reglementaire bepalingen ten aanzien van binnen- en buitenlandse paspoorten wordt ingetrokken.
Artikel 17
Artikel 18
Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor invoering van de verschillende artikelen of onderdelen voor de afzonderlijke landen of openbare lichamen verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 19
Deze rijkswet wordt aangehaald als: Rijksvisumwet.