Besluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de uitvoer van de Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L353) en in verband met nieuw overgangsrecht voor bestaande gasturbines en bestaande gasmotoren
Dit besluit strekt tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Abm). Met dit besluit wordt:
1)artikel 2.30, eerste en tweede lid, van het Abm geactualiseerd in verband met het vervallen van R(isk)- en S(afety)-zinnen;
2) geregeld, dat het bevoegd gezag bij een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer, de in artikel 3.10d opgenomen NOx-emissiegrenswaarde die voor bestaande gasturbines vanaf 1 januari 2017 of 1 januari 2019 gaat gelden, voor bestaande gasturbines kan verhogen;
3)geregeld, dat het bevoegd gezag bij een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 8.42, eerste lid, van de Wet milieubeheer, de in artikel 3.10f opgenomen CxHy-emissiegrenswaarde die voor bestaande gasmotoren vanaf 1 januari 2017 of 1 januari 2019 gaat gelden, kan verhogen;
4)uitgewerkt overgangsrecht ingetrokken.
Besluit van 13 juni 2016 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L353) en in verband met nieuw overgangsrecht voor bestaande gasturbines en gasmotoren
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 2 februari 2016, nr. IenM/BSK-2015/229580, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 61, vierde lid, en 62, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PbEU 2008, L353) en de artikelen 8.40 en 8.42 van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 maart 2016, nr. W14.16.0022/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 24 mei 2016, nr. IenM/BSK-2016/60364, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.30 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3.10q wordt als volgt gewijzigd:
1.
In afwijking van de artikelen 3.10, 3.10d, 3.10e of 3.10f, voldoet het rookgas van een stookinstallatie die voor 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen, voor zover die zich binnen de Nederlandse exclusieve economische zone bevindt dan wel deel uitmaakt van een inrichting waarin kooldioxide (CO2), afkomstig van een andere inrichting, wordt ingezet ten behoeve van de bemesting van gewassen teneinde het gebruik van brandstof te verminderen, tot 1 januari 2019 aan de emissiegrenswaarden die op 31 maart 2010 voor die installatie golden ingevolge het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B of het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A, dan wel aan de daarvan afwijkende emissiegrenswaarden, die voor die stookinstallatie golden op grond van een daarvoor verleende omgevingsvergunning.2.
Het rookgas van een stookinstallatie als bedoeld in het eerste lid voldoet met ingang van 1 januari 2019 aan de in de artikelen 3.10, 3.10d, 3.10e of 3.10f genoemde emissiegrenswaarden.C
In artikel 3.10s wordt «eerste of derde lid» vervangen door «eerste lid» en vervalt «1 januari 2017 onderscheidenlijk».
D
In artikel 3.10t wordt «eerste of derde lid» vervangen door: eerste lid.
E
Na artikel 3.10u worden aan paragraaf 3.2.1 twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 3.10v
In afwijking van artikel 3.10d, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift een emissiegrenswaarde voor stikstofoxiden van ten hoogste 225 milligram per normaal kubieke meter, teruggerekend naar de ISO-luchtcondities vaststellen voor een gasturbine die voor 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen, indien deze gasturbine is uitgerust met een stoom- of waterinjectie.Artikel 3.10w
In afwijking van artikel 3.10f, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift een hogere emissiegrenswaarde voor onverbrande koolwaterstoffen vaststellen voor een gasmotor met een thermisch vermogen van 2,5 megawatt of groter die voor 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen en waarin brandstof anders dan vergistinggas wordt verbrand, indien met een motorzijdige aanpassing onvoldoende reductie van koolwaterstoffen kan worden bereikt. In het maatwerkvoorschrift wordt een einddatum opgenomen.Artikel 3.10v
In afwijking van artikel 3.10d, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift een emissiegrenswaarde voor stikstofoxiden van ten hoogste 225 milligram per normaal kubieke meter, teruggerekend naar de ISO-luchtcondities vaststellen voor een gasturbine die voor 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen, indien deze gasturbine is uitgerust met een stoom- of waterinjectie.
Artikel 3.10w
In afwijking van artikel 3.10f, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift een hogere emissiegrenswaarde voor onverbrande koolwaterstoffen vaststellen voor een gasmotor met een thermisch vermogen van 2,5 megawatt of groter die voor 1 april 2010 is geplaatst of in gebruik is genomen en waarin brandstof anders dan vergistinggas wordt verbrand, indien met een motorzijdige aanpassing onvoldoende reductie van koolwaterstoffen kan worden bereikt. In het maatwerkvoorschrift wordt een einddatum opgenomen.
ARTIKEL II
Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter implementatie van de richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (implementatie richtlijn Europees onderzoeksbevel)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken ter implementatie in de Nederlandse wetgeving op te nemen in het Wetboek van Strafvordering;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vernummering van de Titel 4 tot de Titel 8, en onder vernummering van de artikelen van 5:4:1 tot en met 5:4:17 tot de artikelen 5.8.1 tot en met 5.8.17, komt Titel 4 van het Vijfde Boek te luiden:
B
In artikel 5.8.5, onder b, wordt «artikel 5:4:3» vervangen door: artikel 5.8.3.
C
In artikel 5.8.6, derde lid, wordt «artikel 5:4:3, onder b,» vervangen door: artikel 5.8.3, onder b, .
D
In artikel 5.8.7, eerste lid, wordt «artikel 5:4:6, eerste lid,» vervangen door: artikel 5.8.6, eerste lid, .
E
Artikel 5.8.8 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Indien de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat het Europees beschermingsbevel heeft gewijzigd, en het gewijzigde verbod of de gewijzigde beperking ressorteren niet onder de in artikel 5.8.3, onder a, bedoelde verboden of beperkingen, of indien met het Europees beschermingsbevel overeenkomstig artikel 5.8.3, onder b, verstrekte informatie onvolledig is of niet binnen de door de officier van justitie overeenkomstig artikel 5.8.4, vierde lid, is aangevuld, dan weigert de officier van justitie voor zover nodig dit verbod of deze beperking te handhaven.F
Artikel 5.8.9 wordt als volgt gewijzigd:
G
In artikel 5.8.11, eerste lid, onder b, wordt «artikel 5:4:3, onder a» vervangen door: artikel 5.8.3, onder a, .
H
In artikel 5.8.12, eerste tot en met derde lid, wordt «artikel 5:4:11, eerste lid» telkens vervangen door: artikel 5.8.11, eerste lid.
I
In artikel 5.8.15 wordt «artikel 5:4:3» vervangen door: artikel 5.8.3.
Artikel 5.4.1 (Europees onderzoeksbevel)
Artikel 5.4.2 (Ontvangst, erkenning en uitvoering van het bevel)
Artikel 5.4.3 (Vatbaarheid voor erkenning)
Artikel 5.4.4 (Weigeringsgronden)
Artikel 5.4.5 (Uitvoering van het bevel)
Artikel 5.4.6 (Opschorting van erkenning en uitvoering)
Artikel 5.4.7 (Toepassing bevoegdheden ter uitvoering van Europees onderzoeksbevel)
Artikel 5.4.8 (Rechter-commissaris)
Artikel 5.4.9 (Overdracht resultaten)
Artikel 5.4.10 (Kennisgeving rechtsmiddelen)
Artikel 5.4.11 (Aansprakelijkheid)
Artikel 5.4.12 (Kosten)
Artikel 5.4.13 (Verhoor per videoconferentie of met andere audiovisuele transmissiemiddelen)
Artikel 5.4.14 (Tijdelijke overbrenging van een Nederlandse gedetineerde naar de uitvaardigende staat ter uitvoering van een bevoegdheid)
Artikel 5.4.15 (Tijdelijke overbrenging van een buitenlandse gedetineerde naar Nederland ter uitvoering van een bevoegdheid ten behoeve van de buitenlandse autoriteit)
Artikel 5.4.16 (Doortocht)
De officier van justitie kan toestemming geven om een persoon die in een andere lidstaat van zijn vrijheid is beroofd en ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel wordt overgebracht naar een derde lidstaat, over Nederlands grondgebied te vervoeren. De artikelen 51 en 52 van de Overleveringswet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.4.17 (Opnemen van telecommunicatie)
Artikel 5.4.18 (Kennisgeving aan de lidstaat waar de persoon op wie het opnemen van telecommunicatie betrekking heeft, zich bevindt wanneer geen technische bijstand is vereist)
Artikel 5.4.19 (Vordering verstrekking toekomstige gegevens, gecontroleerde aflevering, infiltratie)
Artikel 5.4.20 (Bevriezing)
Artikel 5.4.21 (Uitvaardiging Europees onderzoeksbevel)
Artikel 5.4.22 (Inhoud en taal uitgevaardigd Europees onderzoeksbevel)
Artikel 5.4.23 (Toezending aan de buitenlandse uitvoerende autoriteit)
Artikel 5.4.24 (Uitvaardiging Europees onderzoeksbevel inzake bevriezing)
Artikel 5.4.25 (Uitvaardiging Europees onderzoeksbevel ter zake van verhoor per videoconferentie)
Artikel 5.4.26 (Tijdelijke terbeschikkingstelling van een buitenlandse gedetineerde aan Nederland)
Artikel 5.4.27 (Tijdelijke terbeschikkingstelling van gedetineerde aan buitenland ten behoeve van uitvoering Europees onderzoeksbevel uitgevaardigd door Nederland)
Artikel 5.4.28 (Uitvaardiging Europees onderzoeksbevel tot opnemen van telecommunicatie)
Artikel 5.4.29 (Opnemen van telecommunicatie zonder bijstand buitenlandse autoriteiten)
Artikel 5.4.30 (Algemene maatregel van bestuur)
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitvaardiging, erkenning en uitvoering van Europese onderzoeksbevelen.
Artikel 5.4.31 (Ministeriële regeling)
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld over het verzamelen en verstrekken van gegevens over de uitvoering van de bepalingen van deze Titel.
ARTIKEL II
A
De artikelen 5.4.1 tot en met 5.4.31 van het Wetboek van Strafvordering treden in de relatie met een andere lidstaat van de Europese Unie in de plaats van de artikelen 552h tot en met 552q, en 552jj tot en met 552vv van het Wetboek van Strafvordering voor zover ze handelen over hetzelfde onderwerp.
B
De artikelen 5.4.1 tot en met 5.4.31 van het Wetboek van Strafvordering treden in de relatie met de lidstaten van de Europese Unie, in de plaats van corresponderende bepalingen uit:
C
De onderdelen A en B blijven buiten toepassing in relatie tot een andere lidstaat van de Europese Unie voor zover en voor zolang die lidstaat niet de maatregelen heeft getroffen die noodzakelijk zijn om richtlijn 2014/41/EU uit te voeren.
D
Voor zover de Raad van de Europese Unie een besluit neemt dat afwijkt van de onderdelen A of B kan daaraan bij algemene maatregel van bestuur uitvoering worden gegeven.
E
De artikelen 552h tot en met 552q, en 552jj tot en met 552vv van het Wetboek van Strafvordering en de in onderdeel B genoemde verdragen blijven van toepassing op de behandeling van een verzoek om rechtshulp en op de in verband daarmede te nemen beslissingen, in gevallen waarin de stukken betreffende dat verzoek vóór het tijdstip van het in werking treden van deze wet zijn ontvangen door de officier van justitie.
F
Een Europees onderzoeksbevel kan met toepassing van de artikelen 5.4.3, zesde lid, en 5.4.22, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden uitgevaardigd ter aanvulling van een eerder uitgevaardigd bevel tot inbeslagneming als bedoeld in de artikelen 552jj en 552rr van het Wetboek van Strafvordering.
ARTIKEL IIA
De artikelen 552jj tot en met 552hhh van het Wetboek van Strafvordering komen te vervallen.
ARTIKEL III
Artikel 53, tweede lid, van de Overleveringswet, komt te luiden:
2.
Op het verhoor zijn de artikelen 5.4.8 en 5.4.13 van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.ARTIKEL IV (SAMENLOOP)
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 juni 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering met het oog op het moderniseren van de regeling van internationale samenwerking in strafzaken (herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken) Kamerstuknummer 34 493 tot wet is verheven en die wet eerder in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel I, aanhef, van deze wet de zinsnede «Onder vernummering van de Titel 4 tot de Titel 8, en onder vernummering van de artikelen 5:4:1 tot en met 5:4:17 tot de artikelen 5.1.8 tot en met 5.8.17, komt Titel 4 van het Vijfde Boek te luiden:» vervangen door: Titel 4 van het Vijfde Boek komt te luiden: .
ARTIKEL V (INWERKINGTREDING)
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.