Wet van 26 april 2016 tot wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, kennis en deskundigheid van de rijksoverheid op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, de daarmee samenhangende crisisvoorbereiding, alsmede beveiliging en waarborgen zoveel mogelijk te bundelen in een onafhankelijke autoriteit ter bevordering van de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, de daarmee samenhangende crisisvoorbereiding, alsmede beveiliging en waarborgen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, tweede lid, 26, eerste lid, onderdeel c, 35, eerste volzin, 58, tweede lid, wordt «Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» vervangen door: Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
B
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, eerste lid, onderdeel g, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
De aanduiding «Hoofdstuk II. De Commissie Reactorveiligheid» vervalt.
D
Na artikel 2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
E
In de artikelen 13, derde lid, 15aa, 18a, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, en 20a, eerste en derde lid, wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: De Autoriteit.
F
In de artikelen 15, aanhef, 15b, tweede lid, 15d, tweede lid, 19, tweede tot en met het vierde lid, 20, tweede lid, 29, eerste lid, 29a, tweede lid, onderdeel c, en 70, tweede en derde lid, wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: de Autoriteit.
G
In artikel 15b, eerste lid, vervalt onderdeel d en worden de onderdelen e en f geletterd d en e.
H
In artikel 15f, eerste lid, wordt «Onze Ministers van Economische Zaken en van Financiën» vervangen door: Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Financiën.
I
In artikel 21, zesde lid, wordt «Onze Ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen» vervangen door: Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen.
J
De artikelen 22 en 33 worden als volgt gewijzigd:
2.
De Autoriteit geeft van de gedane aangifte kennis aan de burgemeester van de gemeente, waar die goederen zich bevinden.K
In artikel 22, derde lid, wordt «De krachtens artikel 58, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd» vervangen door: De Autoriteit is bevoegd.
L
In de artikelen 26, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, 37a, eerste en tweede lid, en 38, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
M
Artikel 32, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:
N
In artikel 33, derde lid, wordt «De krachtens artikel 58, eerste lid, aangewezen ambtenaren zijn bevoegd» vervangen door: De krachtens artikel 58, eerste lid, onderdeel b, aangewezen ambtenaren en de Autoriteit zijn bevoegd.
O
In artikel 35 vervalt de derde volzin.
P
In artikel 36, derde lid, wordt «Onze betrokken Ministers» vervangen door: de Autoriteit.
Q
Artikel 37b wordt als volgt gewijzigd:
R
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
Ra
Na artikel 43a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 43b
1.
De Autoriteit draagt er zorg voor dat de Nederlandse bevolking op passende wijze, in ieder geval langs elektronische weg op een algemeen toegankelijke wijze, informatie wordt verstrekt over ongewone gebeurtenissen binnen inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, en, voor zover daarover informatie beschikbaar is, over ongewone gebeurtenissen binnen vergelijkbare buitenlandse inrichtingen in de nabijheid van Nederland.2.
De Autoriteit bericht Onze Minister jaarlijks vóór 1 juli over de ongewone gebeurtenissen die in het voorgaande jaar hebben plaatsgevonden.3.
Bij de informatieverstrekking en het bericht wordt in ieder geval ingegaan op de oorzaak, omvang en gevolgen van de ongewone gebeurtenissen, alsmede op de bij de ongewone gebeurtenissen genomen maatregelen.S
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
T
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
U
In artikel 49b, tweede lid, wordt «en de commissaris van de Koning» vervangen door: de commissaris van de Koning en de Autoriteit.
V
In artikel 49c wordt «en aan de commissaris van de Koning» vervangen door: de commissaris van de Koning en de Autoriteit.
W
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:- de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren die deel uitmaken van het personeel, bedoeld in artikel 10;
- de bij besluit van Onze Ministers, wie het aangaat, aangewezen ambtenaren.
X
In artikel 65, eerste lid, wordt «Onze Ministers, wie het aangaat, kunnen» vervangen door: De Autoriteit kan.
Y
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
Z
De artikelen 69a tot en met 69d vervallen.
Aa
Artikel 76, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1.
Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 4, 14, 15c, 15f, 16, 17, 17a, 18a, 21, 29, 32, 34, 37, 38a, 67, 68, 73 of 75 wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal en in de Staatscourant bekendgemaakt. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden binnen een bij die bekendmaking vast te stellen termijn van ten minste vier weken opmerkingen over het ontwerp schriftelijk ter kennis te brengen van Onze Ministers van Infrastructuur en Milieu, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en, behoudens ingeval het een maatregel krachtens artikel 21 betreft, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt de bezoldiging of schadeloosstelling van leden van de Autoriteit vast.
Artikel 8
De Autoriteit stelt procedures vast ter voorkoming of oplossing van belangenconflicten bij de uitoefening van haar taken.
Artikel 9
Artikel 10
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt ten behoeve van de uitvoering van haar taken, voldoende en gekwalificeerd personeel ter beschikking aan de Autoriteit.
Artikel 11
Onverminderd artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zendt de Autoriteit het jaarverslag, naast aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, tevens aan Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie.
Artikel 12
Artikel 12a
In afwijking van artikel 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandig bestuursorganen kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu geen beleidsregels vaststellen met betrekking tot de taakuitoefening door de Autoriteit.
Artikel 12b
Artikel 12c
Artikel 12d
Indien de Autoriteit haar taak ernstig verwaarloost, kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu na overleg met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die de taakverwaarlozing aangaat of aangaan de noodzakelijke voorzieningen treffen.
Artikel 12e
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt het verslag, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, op na overleg met Onze Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 43b
ARTIKEL II
In de artikelen 5, derde lid, en 5a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen wordt «Onze Minister van Economische Zaken» vervangen door: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
ARTIKEL III
In artikel 1a, onder 3, van de Wet economische delicten wordt de zinsnede met betrekking tot de Kernenergiewet «de artikelen 36, eerste lid, en – voor zover aangeduid als strafbare feiten – 73» vervangen door: de artikelen 4, eerste lid, 36, eerste lid, en – voor zover aangeduid als strafbare feiten – 73.
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gesteld met betrekking tot de gevolgen van de inwerkingtreding van deze wet voor zover de artikelen IV en V daarin niet voorzien. Deze regels gelden uiterlijk tot en met 31 december van het kalenderjaar na dat waarin zij in werking zijn getreden. Van het vaststellen van deze regels wordt kennis gegeven aan de beide kamers der Staten-Generaal.
ARTIKEL VII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.