Besluit van 23 november 2015 tot wijziging van het Besluit Participatiewet in verband met enkele aanpassingen aan het verdeelmodel en de vangnetuitkering en enkele technische verbeteringen
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2015, nr. 201-168624;
Gelet op de artikelen 40, eerste lid, 69, derde lid, 73, tweede lid, en 74, zesde lid, van de Participatiewet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 5 augustus 2015, no.W12.15.0243/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 november 2015 , nr. 2015-0000248318,
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Besluit Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 2, tweede lid, onderdeel e, wordt na «artikel 10c» toegevoegd: , zoals dat artikel luidde op 31 december 2014.
C
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1.
Voor een gemeente met meer dan 15.000 en minder dan 40.000 inwoners wordt de budgetgrondslag bepaald aan de hand van de volgende formule:G = m × (O + DTI) + (1-m) × (BL)waarbij:- G de budgetgrondslag van de gemeente is;
- m het aantal inwoners in de gemeente is, verminderd met 15.000 en vervolgens gedeeld door 25.000;
- O de objectief vastgestelde kosten voor algemene bijstand en uitkeringen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet zijn, waaronder de objectief vastgestelde kosten voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004 en de kosten van de loonkostensubsidies, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
- DTI het deel is van de budgetgrondslag ten behoeve van dak- en thuislozen en instellingsbewoners;
- BL het budget voor een gemeente is wanneer de budgetverdeling volledig wordt gebaseerd op historische lasten.
2.
Het deel van de budgetgrondslag ten behoeve van dak- en thuislozen en instellingsbewoners, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:DTI = GU/TGU * (TB + TBMAU)waarbij:- GU staat voor de gemeentelijke netto uitgaven voor uitkeringen aan dak- en thuislozen en instellingsbewoners;
- TGU staat voor de totale gemeentelijke netto uitgaven aan uitkeringen Pw, IOAW en IOAZ van alle gemeenten;
- TB het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand en uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waaronder begrepen het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004, en voor kosten van loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
- TBMAU het totale bedrag is dat in een jaar nodig is voor de meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014.
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
G = O + DTIwaarbij:- G de budgetgrondslag van de gemeente is;
- O de objectief vastgestelde kosten voor algemene bijstand en uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet zijn, waaronder de objectief vastgestelde kosten voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004 en de kosten van de loonkostensubsidies, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
- DTI het deel is van de budgetgrondslag ten behoeve van dak- en thuislozen en instellingsbewoners.
2.
Het deel van de budgetgrondslag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt berekend aan de hand van de volgende formule:DTI = GU/TGU * (TB + TBMAU)waarbij:- GU staat voor de gemeentelijke netto uitgaven voor uitkeringen aan dak- en thuislozen en instellingsbewoners;
- TGU staat voor de totale gemeentelijke netto uitgaven aan uitkeringen Pw, IOAW en IOAZ van alle gemeenten;
- TB het totale bedrag is dat beschikbaar is voor algemene bijstand en uitkeringen als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waaronder begrepen het totale bedrag dat beschikbaar is gesteld voor algemene bijstand ten behoeve van startende ondernemers op grond van het Bbz 2004, en voor kosten van loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel b, van de wet;
- TBMAU het totale bedrag is dat in een jaar nodig is voor de meerjarige aanvullende uitkeringen, bedoeld in artikel 10c, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014.
E
Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de artikelen 2 tot en met 5, en het objectief verdeelmodel, dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit, ter voorkoming van onvoorziene en ongewenste verdeeleffecten.F
Het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden:
G
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1.
De vangnetuitkering over de jaren 2015 en 2016 wordt slechts toegekend voor zover:2.
De hoogte van de vangnetuitkering over de jaren 2015 en 2016 is:- vijftig procent van het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het uitkeringsjaar en 105% van de verstrekte uitkering, voor zover de netto lasten de verstrekte uitkering met meer dan vijf maar niet meer dan tien procent overstijgen;
- honderd procent van het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het uitkeringsjaar en 110% van de verstrekte uitkering, voor zover de netto lasten de verstrekte uitkering met meer dan tien procent overstijgen.
3.
Indien dit voor een gemeente tot een gunstiger resultaat leidt, wordt de vangnetuitkering over het jaar 2016 in afwijking van het tweede en het vierde lid berekend aan de hand van de volgende formule:V = NL – U – ERwaarbij:- V staat voor de vangnetuitkering voor de gemeente in 2016;
- NL staat voor de netto-lasten van de gemeente in het jaar waarop de vangnetuitkering ziet;
- U staat voor de aan de gemeente toegekende uitkering in dat jaar; en
- ER staat voor het gedeelte van het tekort dat voor rekening van de gemeente blijft, dat wordt berekend aan de hand van de volgende formule:
4.
Indien het college over het jaar 2015 of over de jaren 2015 en 2016 op grond van de artikelen 10a tot en met 10d van het Besluit WWB 2007, zoals die artikelen luidden op 31 december 2014, een meerjarige aanvullende uitkering zou ontvangen waarbij op grond van artikel 10c, derde lid, van dat Besluit percentages van 102,5% of 105% gelden, is het tweede lid niet van toepassing en wordt de hoogte van de uitkering vastgesteld op het verschil tussen de in aanmerking komende netto lasten over het jaar 2015 of, indien van toepassing, over het jaar 2016 en het percentage van de verstrekte uitkering dat op grond van artikel 10c, derde lid, van dat Besluit, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014, van toepassing was voor de hoogte van de meerjarige aanvullende uitkering die ziet op het jaar 2015 of 2016.H
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
5.
Een verzoek tot een aanvullende uitkering wordt in ieder geval afgewezen, indien Onze Minister een aanwijzing als bedoeld in artikel 76 van de wet heeft gegeven en het verzoek betrekking heeft op het kalenderjaar waarin de aanwijzing is gegeven of op het daaraan voorafgaande kalenderjaar.I
Artikel 11, eerste lid, komt te luiden:
1.
Voor de verlening van bijstand op grond van de wet aan de belanghebbende die niet is ingeschreven als ingezetene met een woonadres of briefadres worden aangewezen de gemeenten opgenomen in Bijlage 29xx-c van het Besluit decentralisatie- en integratie-uitkeringen.ARTIKEL II
De bijlage behorende bij artikel 6 van het Besluit Participatiewet wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.