Wet van 10 juni 2020, houdende regels in verband met de uitbreiding van het toezicht op nieuwe zorgaanbieders (Wet toetreding zorgaanbieders)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat elke nieuwe zorgaanbieder zich meldt voordat hij aanvangt met de zorgverlening, zodat het toezicht op nieuwe zorgaanbieders effectiever kan worden vormgegeven en wordt gewaarborgd dat de zorgaanbieder vooraf kennis heeft genomen van de eisen die gelden vanaf het moment waarop hij zorg gaat verlenen en voorts dat het wenselijk is dat bepaalde zorgaanbieders die een instelling zijn een vergunning aanvragen waarbij, naast eisen omtrent de bedrijfsvoering en de bestuursstructuur, ook gekeken wordt naar voorwaarden voor een goede kwaliteit van zorg;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Artikel 2
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
Artikel 8
Artikel 9
Onze Minister kan persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken voor zover die verwerking noodzakelijk is voor de weigering dan wel de intrekking van de toelatingsvergunning.
Artikel 10
De Inspectie gezondheidszorg en jeugd en de Nederlandse zorgautoriteit verstrekken Onze Minister uit eigen beweging of desgevraagd alle gegevens, waaronder persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9, die voor Onze Minister van belang zijn voor de weigering dan wel intrekking van een toelatingsvergunning.
Artikel 11
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, eerste lid, 3 en 4, eerste tot en met derde lid, zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 12
Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 en 4, eerste en tweede lid.
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Artikel 18
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders) (Kamerstukken 34 768) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
Artikel 19
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 april 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg (Kamerstukken 34 445) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel HH, van die wet in werking is getreden of treedt, wordt in de artikelen 5, tweede lid, en 7, eerste lid, van deze wet «artikel 35, eerste, tweede, zesde of zevende lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg» vervangen door «artikel 56a, eerste, tweede, achtste of negende lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg».
Artikel 20
Onze Minister zendt binnen 4 jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 21
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 22
Deze wet wordt aangehaald als: Wet toetreding zorgaanbieders.