Besluit van 23 april 2015, houdende voorwaarden waaronder de transitievergoeding niet verschuldigd is (Besluit overgangsrecht transitievergoeding)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 februari 2015, nr. 2015-0000017201;
Gelet op artikel XXII, zevende lid, van de Wet werk en zekerheid;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 maart 2015, No.12.15.0019/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 april 2015, nr. 2015-0000102230;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1 Begripsbepaling
In dit besluit wordt verstaan onder:
Artikel 2 Geen transitievergoeding bij lopende collectieve afspraken met verenigingen van werknemers
Artikel 3 Keuze voor transitievergoeding of overige lopende afspraken
Artikel 4 Overgangsbepaling in verband met het vervallen van artikel 2
Artikel 2, zoals dat luidde op 30 juni 2016, blijft van toepassing, indien de arbeidsovereenkomst eindigt na die dag, en het verzoek om toestemming, bedoeld in artikel 671a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of het verzoek om ontbinding, bedoeld in artikel 671b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is gedaan voor 1 mei 2016.
Artikel 5 Wijziging artikel 1
Met ingang van 1 januari 2020 wordt in artikel 1 «de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 673 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 6 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit overgangsrecht transitievergoeding.
Artikel 7 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.