Besluit van 16 september 2020 tot aanvulling en wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit, de intrekking en wijziging van andere besluiten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringsbesluit Omgevingswet)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Milieu en Wonen van 20 februari 2020, nr. 2020-0000071964, Constitutionele Zaken en Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Defensie, Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Justitie en Veiligheid, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op de bio-verordening, de grondwaterrichtlijn, de kaderrichtlijn afvalstoffen, de kaderrichtlijn water, de mer-richtlijn, de nec-richtlijn, de nitraatrichtlijn, de richtlijn autowrakken, de richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden, de richtlijn energie-efficiëntie, de richtlijn industriële emissies, de richtlijn middelgrote stookinstallaties, de richtlijn milieustrafrecht, de richtlijn offshore veiligheid, de richtlijn omgevingslawaai, de richtlijn overstromingsrisico’s, de richtlijn prioritaire stoffen, de richtlijn storten afvalstoffen, de richtlijn toegang tot milieu-informatie, de richtlijn winningsafval, het SEA-protocol, de Seveso-richtlijn en de smb-richtlijn, de Algemene Ouderdomswet, de Arbeidsomstandighedenwet, de Drank- en Horecawet, de Drinkwaterwet, de Erfgoedwet, de Gemeentewet, de Grondwet, de Huurprijzenwet woonruimte, artikel 3.1 van de Invoeringswet Omgevingswet, de Kaderwet subsidies I en M, de Kernenergiewet, de Meststoffenwet, de Mijnbouwwet, de artikelen 1.5, tweede lid, 1.7a, tweede lid, 2.7, 2.11, tweede lid, 2.12, tweede lid, 2.15, eerste lid, 2.20, eerste lid, 2.21a, tweede lid, 2.24, eerste lid, 2.39, vierde lid, 3.10, tweede lid, 4.3, eerste tot en met derde lid, 5.1, eerste en tweede lid, 5.10, eerste en derde lid, 5.11, eerste lid, 5.12, tweede en derde lid, 5.13, eerste lid, 5.18, eerste lid, 5.26, vierde lid, 5.31, eerste lid, 5.34, tweede lid, 5.36, vierde lid, 5.38, derde lid, 5.40, eerste en tweede lid, 5.42, eerste en derde lid, 5.44b, tweede lid, 5.47, tweede en vijfde lid, 5.52, tweede en derde lid, 12.1, eerste lid, 13.3a, eerste lid, 13.3d, 13.4a, vijfde lid, 13.4b, vierde lid, 13.5, eerste, tweede en derde lid, 15.7, vierde lid, 15.8, vierde lid, 16.1, 16.7, tweede lid, 16.15, eerste lid, 16.16, eerste lid, 16.17, eerste lid, 16.20, tweede lid, 16.36, zesde lid, 16.42, 16.42a, 16.43, eerste lid, 16.44, vierde lid, 16.45, derde lid, 16.46, derde lid, 16.47, tweede lid, 16.52, eerste lid, 16.53a, 16.55, eerste lid, 16.65, eerste lid, 16.88, eerste lid, 17.3, 17.5, derde lid, 17.6, 18.2, vierde en zesde lid, 18.3, 18.19, eerste lid, 18.22, 18.25, tweede en derde lid, 19.12, vierde lid, 20.1, derde lid, 20.2, eerste, vierde en vijfde lid, 20.6, eerste lid, 20.8, eerste lid, 20.10, eerste lid, 20.13, eerste lid, 20.14, derde, vierde, en vijfde lid, 20.16, eerste lid, 20.21, derde lid, 20.22, eerste lid, 20.24, eerste lid, 20.25, eerste lid, 20.26, eerste lid, en 23.1 van de Omgevingswet, de Spoorwegwet, de Waterwet, de Wet basisregistratie ondergrond, de Wet controle op rechtspersonen, de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken, de Wet infrastructuurfonds, de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, de Wet milieubeheer, de Wet veiligheidsregio’s, het Wetboek van Strafvordering, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Woningwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 juni 2020, nr. W04.20.0033/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 september 2020, uitgebracht mede namens Onze Minister van Defensie, Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Justitie en Veiligheid, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Onze Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1.1 (Besluit activiteiten leefomgeving)
Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 wordt «Bijlage I bij dit besluit bevat begrippen en definities» vervangen door «Bijlage I bevat begripsbepalingen».
B
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1a (grondslag)
1.
Dit besluit berust op de artikelen 1.5, tweede lid, 1.7a, tweede lid, 2.24, eerste lid, 4.3, eerste tot en met derde lid, 5.1, eerste en tweede lid, 5.18, eerste lid, en 20.6, eerste lid, van de wet.2.
Dit besluit berust ook op:- de artikelen 6, eerste lid, 7, eerste lid, 16 en 20 van de Arbeidsomstandighedenwet;
- de artikelen 31, vierde lid, 48, zesde lid, en 49, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s; en
- artikel 19.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
C
In artikel 1.2 wordt «is van toepassing» vervangen door «is ook van toepassing».
D
In artikel 2.1 wordt «of een zuiveringtechnisch werk» vervangen door «en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk».
E
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
2.
De regels in de hoofdstukken 2 tot en met 5 over lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk zijn gesteld met het oog op:- het voorkomen en beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
- het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen; en
- het beschermen van de doelmatige werking van het zuiveringtechnisch werk.
F
In artikel 2.4, aanhef, wordt «of een zuiveringtechnisch werk in beheer bij een waterschap» vervangen door «in beheer bij een waterschap en een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk».
G
Artikel 2.6 komt te luiden:
Artikel 2.6 (bevoegd gezag Minister van Infrastructuur en Waterstaat)
1.
Voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk en het exploiteren van een buisleiding met gevaarlijke stoffen, bedoeld in paragraaf 3.4.3, is Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat het bevoegd gezag:- waaraan een melding wordt gedaan;
- dat een maatwerkvoorschrift kan stellen; of
- dat beslist op een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen.
2.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is ook het bevoegd gezag voor een milieubelastende activiteit die geheel of in hoofdzaak wordt verricht:- in de territoriale zee die buiten een gemeente of provincie ligt;
- in de exclusieve economische zone;
- op een locatie als bedoeld in artikel 5.28, onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving; of
- op een militair terrein of een terrein met een militair object als bedoeld in artikel 5.150, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
H
In artikel 2.7 wordt «exploiteren van een mijnbouwwerk» vervangen door «het exploiteren van een mijnbouwwerk».
I
Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:
Degene die een milieubelastende activiteit, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 2.2, is verplicht:.J
Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Een maatwerkregel kan worden gesteld over artikel 2.11, afdeling 2.7 en de hoofdstukken 3 tot en met 5, met uitzondering van bepalingen waarin activiteiten worden aangewezen als milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk.K
Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:
- waarin activiteiten als milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk worden aangewezen; en.
5.
Op het stellen van een maatwerkvoorschrift over een milieubelastende activiteit zijn de beoordelingsregels en de bepalingen over vergunningvoorschriften in de artikelen 8.9 tot en met 8.25a, 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit van overeenkomstige toepassing.6.
Op het stellen van een maatwerkvoorschrift over een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam en een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk zijn de beoordelingsregels en de bepalingen over vergunningvoorschriften in de artikelen 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33, 8.84, 8.88, 8.92 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit van overeenkomstige toepassing.L
In artikel 2.14, onder a tot en met c, wordt «het uitvoeren» vervangen door «uitoefening».
M
Artikel 2.15 komt te luiden:
Artikel 2.15 (afwijken van aanwijzing vergunningplichtige gevallen: aanvullende vergunningplichten)
1.
In afwijking van de bepalingen in hoofdstuk 3 waarin vergunningplichtige gevallen van milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk worden aangewezen, kan een aanvullend verbod worden gesteld om een activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.2.
Het aanvullende verbod kan worden opgenomen in:- het omgevingsplan, vanwege uitoefening van taken op het gebied van het beheer van watersystemen en het waterketenbeheer, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder a, van de wet, en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de wet;
- de waterschapsverordening, vanwege uitoefening van taken op het gebied van het beheer van watersystemen en het waterketenbeheer, bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, onder a, van de wet; of
- de omgevingsverordening, vanwege uitoefening van taken op het gebied van het voorkomen of beperken van geluidhinder, het beschermen van de kwaliteit van het grondwater, het beheer van watersystemen en het zwemwaterbeheer, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder b, c en d, van de wet, of de zorg voor een gesloten stortplaats, bedoeld in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer.
N
In artikel 2.16, aanhef, wordt «artikel 3.18» vervangen door «artikel 3.19».
O
In artikel 2.19, eerste en tweede lid, wordt «daardoor gewijzigde gegevens» vervangen door «gewijzigde gegevens».
P
In artikel 2.20 wordt «gezien ontwikkelingen» vervangen door »gezien de ontwikkelingen».
Q
In artikel 2.22, onder d, wordt «genomen» vervangen door «getroffen».
R
Artikel 3.1 komt te luiden:
Artikel 3.1 (aanwijzing lozingsactiviteiten)
1.
Het lozen van stoffen, water of warmte op een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in dit hoofdstuk is een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2.1.2.
Het lozen van stoffen, water of warmte op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in dit hoofdstuk is een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in artikel 2.1.S
In het opschrift van artikel 3.2 wordt «voor» vervangen door «over».
T
In artikel 3.3 wordt «van de wet om» vervangen door «van de wet, om».
U
Paragraaf 3.2.1 komt te luiden:
V
In artikel 3.8, eerste lid, vervalt «het exploiteren van».
W
Artikel 3.12 vervalt.
X
Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:
Y
In artikel 3.14 vervalt «het opwekken van elektriciteit met».
Z
Artikel 3.15 wordt als volgt gewijzigd:
- een gefluoreerd broeikasgas als bedoeld in de verordening gefluoreerde broeikasgassen; of
- een gereguleerde stof als bedoeld in de verordening ozonlaag afbrekende stoffen.
AA
Artikel 3.17, eerste lid, komt te luiden:
1.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.15, wordt voldaan aan de regels over een koelinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.33, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.16, eerste lid.AB
Artikel 3.19 wordt als volgt gewijzigd:
AC
Artikel 3.21 wordt als volgt gewijzigd:
AD
Artikel 3.22 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het verbod geldt niet voor:- het opslaan van LPG, bedoeld in artikel 4.472, tweede lid; of
- het opslaan van vloeibaar gemaakt vergistingsgas, bedoeld in paragraaf 4.88.
AE
Artikel 3.23, tweede lid, komt te luiden:
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.22, eerste lid.AF
Artikel 3.24 wordt als volgt gewijzigd:
- van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 4.2;
- van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 4.3;.
AG
In artikel 3.25, eerste lid, worden, onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot d tot en met h, twee onderdelen ingevoegd, luidende:
- van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 4.2;
- van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 4.3;.
AH
Artikel 3.26 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.25, eerste of derde lid.AI
Artikel 3.27 wordt als volgt gewijzigd:
- de milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in de artikelen 3.21, 3.24 en 3.36; en.
AJ
Artikel 3.28 wordt als volgt gewijzigd:
AK
Artikel 3.33, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- het opslaan van airbags of gordelspanners.
AL
Artikel 3.34 wordt als volgt gewijzigd:
AM
In artikel 3.38 wordt «als ten hoogste 100.000 kg vaste minerale anorganische meststoffen van meststoffengroep 2 of ten hoogste 50 kg vaste minerale anorganische meststoffen van meststoffengroep 3 of 4 van PGS 7 wordt opgeslagen» vervangen door «als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.37».
AN
Artikel 3.39 wordt als volgt gewijzigd:
- het op de locatie van productie mengen van gevaarlijke afvalstoffen met afvalstoffen die vallen onder een andere categorie van afvalstoffen als bedoeld in bijlage II dan de categorie waartoe de gevaarlijke afvalstoffen behoren;.
- het op de locatie van productie mengen van bedrijfsafvalstoffen met afvalstoffen die vallen onder een andere categorie van afvalstoffen als bedoeld in bijlage II dan de categorie waartoe de gevaarlijke stoffen behoren, als het gescheiden houden en gescheiden afgeven gelet op de hoeveelheden en de manier van vrijkomen van deze afvalstoffen en de kosten van het gescheiden houden en gescheiden afgeven op grond van het Landelijk afvalbeheerplan kan worden gevergd;
- het mengen van afvalstoffen binnen een van de categorieën 10, 11, 110 of 111 van bijlage II;.
AO
In artikel 3.40, derde lid, wordt «dit hoofdstuk» vervangen door «dit artikel».
AP
Na artikel 3.40 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.40a (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.39 wordt voldaan aan de regels over het opslaan van afvalstoffen, bedoeld in paragraaf 4.32, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk.AQ
De paragrafen 3.2.14 en 3.2.15 komen te luiden:
AR
Paragraaf 3.2.16 vervalt.
AS
In het opschrift van paragraaf 3.2.17 wordt «Zelfstandige afvalwaterzuivering» vervangen door «Zuiveringsvoorziening voor ingezameld of afgegeven afvalwater».
AT
Artikel 3.41 wordt als volgt gewijzigd:
- het exploiteren van een zuiveringsvoorziening voor het zuiveren van ingezameld of afgegeven afvalwater, anders dan voor het uitoefenen van de taken, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder 1°, 2° en 3°, en derde lid, van de wet.
AU
Artikel 3.43 komt te luiden:
Artikel 3.43 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.41, wordt voldaan aan de regels over:- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het behandelen van afvalwater, bedoeld in categorie 6.11 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies; en
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het behandelen van afvalwater, bedoeld in categorie 6.11 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.
AV
Artikel 3.46, tweede lid, onder b tot en met d, komt te luiden:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.45; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.45.
AW
Voor artikel 3.49 wordt ingevoegd:
AX
Artikel 3.50 wordt als volgt gewijzigd:
- het buiten een Seveso-inrichting voor het vervoer van stoffen of goederen opslaan van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger;
- het buiten een Seveso-inrichting exploiteren van een buisleiding voor gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, met de voorzieningen die daarbij horen;.
AY
In artikel 3.52, onder b, vervalt «het exploiteren van».
AZ
De artikelen 3.56 en 3.59 komen te luiden:
Artikel 3.56 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.54, wordt voldaan aan de regels over:- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
Artikel 3.59 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.57, wordt voldaan aan de regels over:- een clausinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.6; en
- een benzineterminal, bedoeld in paragraaf 4.105.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
BA
Artikel 3.62 wordt als volgt gewijzigd:
BB
In artikel 3.63, tweede lid, wordt na «omvat ook» ingevoegd «andere».
BC
De artikelen 3.65 en 3.68 komen te luiden:
Artikel 3.65 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.63, wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het vergassen of vloeibaar maken van steenkool, bedoeld in categorie 1.4, onder a, van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
Artikel 3.68 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.66, wordt voldaan aan de regels over een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34.2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 2.1 tot en met 2.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
BD
In artikel 3.69, eerste lid, onder f en g, wordt «minerale stoffen, en het maken» vervangen door «minerale stoffen en het maken».
BE
De artikelen 3.71 en 3.74 komen te luiden:
Artikel 3.71 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.69, wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 3.1 tot en met 3.4 of 6.8 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
Artikel 3.74 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.72, wordt voldaan aan de regels over:- een titaandioxide-installatie, bedoeld in paragraaf 4.5; en
- een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
BF
In het opschrift van paragraaf 3.3.9 wordt «houtindustrie, en textielindustrie» vervangen door «houtindustrie en textielindustrie».
BG
In artikel 3.75, eerste lid, onder a, wordt «papierstof, papierpulp, papier, karton, of oriented strand board» vervangen door «papierpulp, papier, karton, oriented strand board».
BH
De artikelen 3.77 en 3.80 komen te luiden:
Artikel 3.77 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.75, wordt voldaan aan de regels over een oplosmiddeleninstallatie, bedoeld in paragraaf 4.34.2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
Artikel 3.80 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.78, wordt voldaan aan de regels over het shredderen van autowrakken, bedoeld in paragraaf 4.31.2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om:
- het nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen als per dag 10 ton of meer gevaarlijke afvalstoffen worden ontvangen; en
- het verwijderen van niet-gevaarlijke afvalstoffen bij een capaciteit van 50 ton of meer per dag;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
BI
Artikel 3.83 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1; en.
BJ
Artikel 3.86 wordt als volgt gewijzigd:
BK
Artikel 3.89 komt te luiden:
Artikel 3.89 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.87, wordt voldaan aan de regels over:- een grote stookinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.3, als geen andere afvalstoffen worden verbrand dan rie-biomassa;
- een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4;
- een kleine of middelgrote stookinstallatie voor standaard brandstoffen, bedoeld in paragraaf 4.126, als geen andere afvalstoffen worden verbrand dan rie-biomassa; en
- een middelgrote stookinstallatie voor niet-standaard brandstoffen, bedoeld in paragraaf 4.127, als geen andere afvalstoffen worden verbrand dan rie-biomassa.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie;
- de kosten-batenanalyse energie-efficiëntie, bedoeld in paragraaf 5.2.3;
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
BL
Artikel 3.92 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4.
BM
In artikel 3.93, eerste en tweede lid, wordt «bewerken» vervangen door «bereiden».
BN
In artikel 3.94 wordt «artikel 3.93» vervangen door «artikel 3.93, eerste lid».
BO
In artikel 3.96, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
BP
In het opschrift van paragraaf 3.4.2 wordt «Gasdrukregelstation of gasdrukmeetstation» vervangen door «Behandelen, regelen en meten van aardgas».
BQ
Artikel 3.97 komt te luiden:
Artikel 3.97 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
1.
Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen:- het behandelen van aardgas;
- het regelen van aardgasdruk; en
- het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas.
2.
De aanwijzing omvat ook andere milieubelastende activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie die dat behandelen, regelen of meten functioneel ondersteunen.3.
Onder de aanwijzing vallen niet de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, die worden verricht in een installatie:- met een ontwerpcapaciteit van ten hoogste 10 Nm3/u en een werkdruk aan de inlaatzijde van ten hoogste 1.600 kPa; of
- met een ontwerpcapaciteit van ten hoogste 650 Nm3/u en een werkdruk aan de inlaatzijde van ten hoogste 10 kPa.
BR
In artikel 3.98, aanhef, wordt «milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.97, voor zover het gaat om een gasdrukregelstation en gasdrukmeetstation» vervangen door «milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.97, voor zover deze worden verricht in een installatie».
BS
Artikel 3.99 komt te luiden:
Artikel 3.99 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.97, wordt voldaan aan de regels over het regelen en meten van aardgas, bedoeld in paragraaf 4.29, als de activiteiten niet als vergunningplichtig zijn aangewezen in artikel 3.98.2.
Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.98.BT
In artikel 3.100, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
BU
Artikel 3.101, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- andere stoffen dan aardgas, met een uitwendige diameter van ten minste 70 mm of een binnendiameter van ten minste 50 mm en een druk van ten minste 1.600 kPa, als het gaat om gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse:
- ontvlambare gassen, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij de CLP-verordening; of
- ontvlambare vloeistoffen, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij de CLP-verordening;
- gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening;.
- warmte, als onderdeel van een warmtenet; of
- koude, als onderdeel van een koudenet.
BV
Artikel 3.102 komt te luiden:
Artikel 3.102 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onder a tot en met d, wordt voldaan aan de regels over een buisleiding met gevaarlijke stoffen, bedoeld in paragraaf 4.108.2.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onder e of f, wordt voldaan aan de regels over de kosten-batenanalyse energie-efficiëntie, bedoeld in paragraaf 5.2.3.BW
Artikel 3.103 wordt als volgt gewijzigd:
BX
In het opschrift van artikel 3.104 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: ippc-installatie».
BY
Artikel 3.105 wordt als volgt gewijzigd:
- het behandelen van het oppervlak van metalen met een bad met een inhoud van ten minste 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1 of vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening.
BZ
Artikel 3.106 wordt als volgt gewijzigd:
CA
Artikel 3.107 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het verbod geldt ook voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.103, voor zover het gaat om het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het verwerken van metalen door het samenvoegen van plaatmaterialen, profielmaterialen, stafmaterialen of buismaterialen door smeden, klinken, lassen of monteren, waarvan de niet in een gesloten gebouw ondergebrachte productieoppervlakte daarvoor ten minste 2.000 m2 is.CB
Artikel 3.109 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 2.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.104 en 3.105;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.104 tot en met 3.108; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.104 tot en met 3.108.
CC
In artikel 3.110, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
CD
Artikel 3.111 wordt als volgt gewijzigd:
- het maken van producten van steen.
CE
In het opschrift van artikel 3.112 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: ippc-installatie».
CF
In het opschrift van artikel 3.113 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: asfalt, asfaltproducten, kalkzandsteen en cellenbeton».
CG
In het opschrift van artikel 3.114 wordt «alleen vanwege mer-beoordeling» vervangen door «: andere milieubelastende installatie voor keramische producten».
CH
In het opschrift van artikel 3.115 wordt «vanwege geluidemissie» vervangen door «: andere milieubelastende installatie overig».
CI
Artikel 3.116 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 3.5 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.112 en 3.113;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.112 tot en met 3.115; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.112 tot en met 3.115.
CJ
In artikel 3.117, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
CK
In artikel 3.118, tweede lid, vervalt «onder a tot en met e,».
CL
Artikel 3.120, derde lid, komt te luiden:
3.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.119;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.119; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.119.
CM
In artikel 3.121, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
CN
Artikel 3.122 wordt als volgt gewijzigd:
CO
In het opschrift van artikel 3.123 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: ippc-installatie».
CP
In het opschrift van artikel 3.124 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: conserveren hout».
CQ
In het opschrift van artikel 3.125 wordt «alleen vanwege mer-beoordeling» vervangen door «: andere milieubelastende installatie».
CR
Artikel 3.126 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 6.3 of 6.10 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies of het exploiteren van een PRTR-installatie voor het maken van multiplex of andere primaire houtproducten;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.123 en 3.124;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.123 tot en met 3.125; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.123 tot en met 3.125.
CS
In artikel 3.127, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
CT
Artikel 3.128 wordt als volgt gewijzigd:
CU
Artikel 3.129 wordt als volgt gewijzigd:
CV
In het opschrift van artikel 3.130 wordt «alleen vanwege mer-beoordeling» vervangen door «: andere milieubelastende installatie».
CW
In het opschrift van artikel 3.131 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: voedingsmiddelen voor landbouwhuisdieren».
CX
Artikel 3.132 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 6.4 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.129 en 3.131;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.129 tot en met 3.131; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.129 tot en met 3.131.
CY
In artikel 3.133, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
CZ
Artikel 3.134 wordt als volgt gewijzigd:
- het verwerken van polyesterhars, waarbij 1 kg of meer organische peroxiden van ADR-klasse 5.2 aanwezig is; en.
DA
In het opschrift van artikel 3.135 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: ippc-installatie».
DB
In het opschrift van artikel 3.136 wordt na «vergunningplichtige gevallen» ingevoegd «: blazen, expanderen of schuimen van kunststof».
DC
In het opschrift van artikel 3.137 wordt «alleen vanwege mer-beoordeling» vervangen door «: andere milieubelastende installatie».
DD
Artikel 3.138 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor een activiteit als bedoeld in categorie 2.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.135 en 3.136;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.135 tot en met 3.137; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.135 tot en met 3.137.
DE
In artikel 3.139, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DF
Artikel 3.142 wordt als volgt gewijzigd:
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1; en
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.141.
DG
In artikel 3.143, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DH
Artikel 3.144 wordt als volgt gewijzigd:
- het onderhouden, repareren en schoonmaken van vaartuigen of drijvende werktuigen, als dat geheel of gedeeltelijk op de wal of in een drijvend dok gebeurt; en.
DI
Artikel 3.145 wordt als volgt gewijzigd:
DJ
Artikel 3.146 wordt als volgt gewijzigd:
- het kleinschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen, bedoeld in paragraaf 4.42;
- het grootschalig tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen, bedoeld in paragraaf 4.43;.
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het maken of het verven of het verwijderen van verf van vaartuigen of drijvende werktuigen van ten minste 100 m lang;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.145;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.145; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.145.
DK
In artikel 3.147, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DL
Artikel 3.148 wordt als volgt gewijzigd:
DM
Artikel 3.150 wordt als volgt gewijzigd:
DN
In artikel 3.151, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DO
In het opschrift van artikel 3.153 vervalt «alleen vanwege mer-beoordeling».
DP
In artikel 3.154, eerste lid, onder l, wordt «schepen» vervangen door «vaartuigen of drijvende werktuigen».
DQ
In artikel 3.155, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DR
In artikel 3.157, eerste lid, onder i, wordt na «gemotoriseerde voertuigen» ingevoegd «, vliegtuigen».
DS
In artikel 3.158, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DT
Artikel 3.161 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1.DU
In artikel 3.162, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DV
In het opschrift van artikel 3.164 vervalt «alleen vanwege mer-beoordeling».
DW
Artikel 3.165 wordt als volgt gewijzigd:
- het shredderen van autowrakken, bedoeld in paragraaf 4.31;.
3.
Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1.DX
In artikel 3.166, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
DY
Artikel 3.168 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1.DZ
In artikel 3.169, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
EA
Artikel 3.170, eerste lid, komt te luiden:
1.
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het bieden van gelegenheid om op een daarvoor ingerichte locatie afvalstoffen af te geven, als dat in ieder geval het afgeven van grove huishoudelijke afvalstoffen door particuliere huishoudens omvat.EB
In artikel 3.172, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
EC
In artikel 3.174 wordt «voor zover het gaat om het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk met een capaciteit van meer dan 150.000 inwonerequivalenten» vervangen door «eerste lid».
ED
Artikel 3.175 vervalt.
EE
In artikel 3.176, tweede lid, onder a, wordt «het PRTR-verslag» vervangen door «PRTR».
EF
In artikel 3.177, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
EG
Paragraaf 3.5.8 komt te luiden:
EH
De paragrafen 3.5.9 en 3.5.10 vervallen.
EI
In artikel 3.184, derde lid, onder j, wordt «bijkomstig is aan» vervangen door «hoort bij».
EJ
Artikel 3.185 wordt als volgt gewijzigd:
EK
In artikel 3.187, tweede lid, wordt «bedrijfsafvalstof is, het passief ontwateren» vervangen door «bedrijfsafvalstof is of het passief ontwateren».
EL
In artikel 3.188, tweede lid, onder b, wordt «die zijn uitgevoerd» vervangen door «die zijn verricht».
EM
In artikel 3.193, tweede lid, wordt «die worden verdicht, niet als vergunningplichtig» vervangen door «die worden verdicht niet als vergunningplichtig».
EN
In artikel 3.194, tweede lid, onder b, wordt «het demonteren bedoeld in» vervangen door «het demonteren, bedoeld in».
EO
Artikel 3.195, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
EP
In artikel 3.196, derde lid, wordt na «categorie van afvalstoffen» ingevoegd «, met uitzondering van de categorieën 11 en 110».
EQ
Artikel 3.197 wordt als volgt gewijzigd:
ER
Artikel 3.198 wordt als volgt gewijzigd:
- het shredderen van autowrakken, bedoeld in paragraaf 4.31;
- het opslaan van afvalstoffen, bedoeld in paragraaf 4.32, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk;.
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om:
- het nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen als per dag 10 ton of meer gevaarlijk afval wordt ontvangen; en
- het verwijderen van niet-gevaarlijke afvalstoffen bij een capaciteit van 50 ton of meer per dag;
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.185 tot en met 3.197;
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.185 tot en met 3.197; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in de artikelen 3.185 tot en met 3.197.
ES
In artikel 3.199 wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
ET
In artikel 3.200, derde lid, vervalt «onder a en b,».
EU
Artikel 3.201 komt te luiden:
Artikel 3.201 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: ippc-installatie)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.200, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in categorie 6.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.EV
Artikel 3.202 wordt als volgt gewijzigd:
EW
Artikel 3.203 wordt als volgt gewijzigd:
- PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een PRTR-installatie voor het houden van pluimvee of varkens als bedoeld in categorie 6.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies; en
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.201.
EX
In artikel 3.204, derde lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
EY
Na artikel 3.204 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.204a (overgangsrecht vergunningplicht pelsdieren)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt tot 1 januari 2024 voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.200, voor zover het gaat om het houden van pelsdieren.EZ
Artikel 3.206 wordt als volgt gewijzigd:
FA
In artikel 3.207, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
FB
In artikel 3.208, derde lid, vervalt «onder a en b,».
FC
Artikel 3.209, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
FD
Artikel 3.210 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de activiteit wordt verricht op landbouwgronden.FE
Artikel 3.212 vervalt.
FF
Artikel 3.213, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
FG
In artikel 3.214, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
FH
Artikel 3.216, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
FI
In artikel 3.217, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
FJ
Artikel 3.218 wordt als volgt gewijzigd:
FK
Artikelen 3.219, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
FL
In artikel 3.220, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
FM
In artikel 3.221, derde lid, vervalt «onder a tot en met c,».
FN
Artikel 3.223 komt te luiden:
Artikel 3.223 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.221, wordt voldaan aan de regels over PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een PRTR-installatie voor intensieve aquacultuur, met een productiecapaciteit van 1.000 ton vis of schelpdieren per jaar of meer.FO
Artikel 3.224 wordt als volgt gewijzigd:
FP
Artikel 3.226, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- het verbranden van dierlijke meststoffen; of
- het composteren van dierlijke meststoffen.
FQ
Artikel 3.227 wordt als volgt gewijzigd:
- een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in paragraaf 4.4;.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.226; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.226.
FR
Artikel 3.228 wordt als volgt gewijzigd:
FS
In artikel 3.229, eerste lid, onder b, wordt na «schoonmaken van» ingevoegd «gemotoriseerde».
FT
Artikel 3.230, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
FU
In de artikelen 3.231, tweede lid, en 3.234, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
FV
In artikel 3.237, tweede lid, vervalt «, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk».
FW
In de artikelen 3.238, tweede lid, en 3.241, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
FX
Artikel 3.242 wordt als volgt gewijzigd:
FY
Artikel 3.243 vervalt.
FZ
Artikel 3.244 komt te luiden:
Artikel 3.244 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.242, wordt voldaan aan de regels over een laboratorium, bedoeld in paragraaf 4.55.GA
In artikel 3.245, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GB
Artikel 3.246, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
- ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat op grond van artikel 2.2 of 2.8 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 in de categorie van fysische inperking, bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van dat besluit, zijn ingeschaald in S-I.
GC
In artikel 3.247 wordt «voor zover» vervangen door «als» en wordt na «Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013» ingevoegd «waarop inperkingsniveau IV als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, van dat besluit van toepassing is».
GD
Artikel 3.248 komt te luiden:
Artikel 3.248 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.246, wordt voldaan aan de regels over ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen, bedoeld in paragraaf 4.53.GE
In artikel 3.249, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GF
In artikel 3.250, eerste lid, onder b, wordt na «schoonmaken van» ingevoegd «gemotoriseerde».
GG
Artikel 3.251, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
GH
Artikel 3.252 wordt als volgt gewijzigd:
GI
In artikel 3.253, eerste lid, wordt «werktuigen met een verbrandingsmotor» vervangen door «gemotoriseerde werktuigen».
GJ
In artikel 3.254, eerste lid, onder f, wordt na «gemotoriseerde voertuigen» ingevoegd «, vliegtuigen».
GK
In artikel 3.255, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GL
In artikel 3.256, eerste lid, wordt «medisch specialistische» vervangen door «medisch-specialistische».
GM
In artikel 3.257, eerste lid, onder a, wordt «traumahelikopters» vervangen door «een traumahelikopter».
GN
In artikel 3.258, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GO
Artikel 3.261 komt te luiden:
Artikel 3.261 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.259, wordt voldaan aan de regels over zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.260.GP
In artikel 3.262, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GQ
Paragraaf 3.7.11 vervalt.
GR
In artikel 3.265, eerste lid, onder b, wordt na «schoonmaken van» ingevoegd «gemotoriseerde».
GS
In artikel 3.266, onder a, wordt na «gemotoriseerde voertuigen» ingevoegd «, vliegtuigen».
GT
In artikel 3.267, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GU
Artikel 3.268, derde lid, vervalt.
GV
Artikel 3.269 komt te luiden:
Artikel 3.269 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.268, voor zover het gaat om milieubelastende activiteiten met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c, die worden verricht op dezelfde locatie als een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.16, 3.22, 3.25, 3.28, 3.31, 3.34 of 3.37.GW
Artikel 3.270 wordt als volgt gewijzigd:
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.269; en
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.269.
GX
In artikel 3.271, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
GY
Artikel 3.272 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het bieden van gelegenheid voor het tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen:- bij een bunkerstation; of
- vanaf de wal met een vaste installatie voor het tanken.
GZ
In artikel 3.273, onder b, c en d, wordt na «vaartuigen» ingevoegd «of drijvende werktuigen».
HA
Artikel 3.274 wordt als volgt gewijzigd:
- het tanken en opslaan van LNG, bedoeld in paragraaf 4.36;
- het tanken van CNG, bedoeld in paragraaf 4.37;.
HB
In artikel 3.275, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
HC
In het opschrift van paragraaf 3.8.4 wordt «autowasstraat,» vervangen door «autowasstraat en».
HD
Artikel 3.276 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onder de aanwijzing vallen niet de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, als deze alleen bestaan uit:- het voor derden of voor verhuur onderhouden en repareren van werktuigen voor agrarische activiteiten, bedoeld in paragraaf 3.6.6;
- het onderhouden, repareren en schoonmaken van autobussen of spoorvoertuigen, bedoeld in paragraaf 3.8.7; of
- het voor derden onderhouden, repareren, schoonmaken of ombouwen van elektrische tweewielige voertuigen of het bieden van gelegenheid voor het schoonmaken van elektrische tweewielige voertuigen.
HE
Artikel 3.277 vervalt.
HF
Artikel 3.278 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1.HG
In artikel 3.279, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
HH
Artikel 3.281 komt te luiden:
Artikel 3.281 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.280, voor zover het gaat om:- het proefdraaien van straalmotoren of straalturbines; of
- het proefdraaien met testbanken van motoren, turbines of reactoren.
HI
Artikel 3.282 vervalt.
HJ
Artikel 3.283 wordt als volgt gewijzigd:
- energiebesparing, bedoeld in paragraaf 5.4.1, tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.281; en
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.281.
HK
In artikel 3.284, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
HL
Artikel 3.285 wordt als volgt gewijzigd:
- opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c.
HM
Artikel 3.286 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het verbod geldt ook voor andere milieubelastende activiteiten met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c, die worden verricht:- op dezelfde locatie als de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met k; of
- op dezelfde locatie als een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.16, 3.22, 3.25, 3.28, 3.31, 3.34 of 3.37.
HN
Artikel 3.287 wordt als volgt gewijzigd:
HO
In artikel 3.288, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
HP
In het opschrift van paragraaf 3.8.7 wordt «bus» vervangen door «autobus».
HQ
Artikel 3.289 wordt als volgt gewijzigd:
HR
Artikel 3.290, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
HS
In artikel 3.291, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
HT
Artikel 3.292 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen het onderhouden, repareren, schoonmaken en tanken van gemotoriseerde vliegtuigen.HU
In het opschrift van artikel 3.293 vervalt «alleen vanwege mer-beoordeling».
HV
Artikel 3.294 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.293.HW
In artikel 3.295, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
HX
Paragraaf 3.8.9 komt te luiden:
HY
In artikel 3.296, eerste lid, wordt «voertuigen» vervangen door «voertuigen of werktuigen».
HZ
Artikel 3.297 wordt als volgt gewijzigd:
IA
In artikel 3.298, tweede lid, wordt «als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk» vervangen door «tenzij de activiteit of een deel van de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.297».
IB
In artikel 3.299, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
IC
In de artikelen 3.300, eerste lid, onder a, en 3.301, eerste lid, onder a, wordt «stonden, of de verpakkingen» vervangen door «stonden of waarop de verpakkingen»
ID
Artikel 3.302, onder a en b, komt te luiden:
- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.301; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.301.
IE
In artikel 3.303, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
IF
In artikel 3.304, eerste lid, wordt «voertuigen met een verbrandingsmotor» vervangen door «gemotoriseerde voertuigen».
IG
In het opschrift van artikel 3.305 vervalt «vanwege geluidemissie».
IH
In artikel 3.306, onder a, wordt na «gemotoriseerde voertuigen» ingevoegd «, vliegtuigen».
II
In artikel 3.307, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
IJ
Artikel 3.309 wordt als volgt gewijzigd:
IK
In de artikelen 3.310, tweede lid, 3.313, tweede lid, 3.316, tweede lid, en 3.319, tweede lid, wordt «voor de begrenzing wijzigt» vervangen door «voordat de begrenzing wijzigt».
IL
Artikel 3.320 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 worden aangewezen het aanleggen en het exploiteren van een mijnbouwwerk.IM
Artikel 3.321, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- het stimuleren van een voorkomen via een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk.
IN
Artikel 3.322 komt te luiden:
Artikel 3.322 (algemene regels)
1.
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.320, wordt voldaan aan de regels over werkzaamheden met een verplaatsbaar mijnbouwwerk, bedoeld in paragraaf 4.109, voor zover het gaat om:- het aanleggen, aanpassen, testen, onderhouden, repareren of buiten gebruik stellen van een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk; of
- het stimuleren van een voorkomen via een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over:- zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.321, eerste lid; en
- emissies in de lucht, bedoeld in paragraaf 5.4.4, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.321, eerste lid.
IO
Artikel 3.325 wordt als volgt gewijzigd:
- een laboratorium, bedoeld in paragraaf 4.55;
- een jachthaven, bedoeld in paragraaf 4.58;
- het vullen van gasflessen met propaan of butaan, bedoeld in paragraaf 4.101;
- het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104;
- het opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen, bedoeld in paragraaf 4.106; en
- het laden en lossen van vaartuigen of drijvende werktuigen, bedoeld in paragraaf 4.107.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.324.IP
Artikel 3.328 wordt als volgt gewijzigd:
- een laboratorium, bedoeld in paragraaf 4.55;
- het vullen van gasflessen met propaan of butaan, bedoeld in paragraaf 4.101;
- het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104; en
- het opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen, bedoeld in paragraaf 4.106.
2.
Ook wordt voldaan aan de regels over zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.327.IQ
Artikel 3.330 wordt als volgt gewijzigd:
- het opslaan van goederen, bedoeld in paragraaf 4.104.
IR
In artikel 3.331 wordt «die stoffen en voorwerpen» vervangen door «die stoffen of voorwerpen».
IS
In artikel 3.334 wordt «voorwerpen, die behoren tot ADR-klasse 1» vervangen door «voorwerpen van ADR-klasse 1».
IT
Artikel 3.335 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor het brengen van ontplofbare stoffen en voorwerpen in een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.334.IU
In artikel 3.336 vervalt «het exploiteren van».
IV
In artikel 3.338 vervalt «het houden van».
IW
In artikel 4.2, tweede lid, wordt «een gevaarlijke stof» vervangen door «gevaarlijke stof».
IX
Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Als in deze paragraaf wordt verwezen naar een bijlage bij de Seveso-richtlijn, zijn voor de toepassing van die bijlage de definities, bedoeld in artikel 3 van die richtlijn, van toepassing.IY
Artikel 4.4 komt te luiden:
Artikel 4.4 (regels over arbeidsomstandigheden)
1.
De regels in deze paragraaf die zijn gesteld met het oog op de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de in de Seveso-inrichting werkzame werknemers, zijn van overeenkomstige toepassing op:- de werkgever;
- de werkgever die zelf arbeid verricht in de Seveso-inrichting en de zelfstandige; en
- degene die de controle heeft over de Seveso-inrichting.
2.
Om naleving van die regels te waarborgen, werken de in het eerste lid genoemde peronen samen met degene die de activiteit verricht.IZ
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
JA
Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:
JB
In artikel 4.7, eerste lid, aanhef, wordt «heeft plaatsgevonden worden zo spoedig mogelijk» vervangen door «heeft plaatsgevonden, worden zo spoedig mogelijk».
JC
In artikel 4.9, tweede lid, wordt «ieder moment» vervangen door «elk moment».
JD
Artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:
JE
In artikel 4.11, derde lid, onder c, wordt «die getroffen worden» vervangen door «die worden getroffen».
JF
Artikel 4.13, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
JG
Artikel 4.14 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Het veiligheidsrapport bevat ook:- een schatting van de kans op en de omvang van de gevolgen van een zwaar ongeval dat door een Seveso-inrichting als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, wordt veroorzaakt;
- een schatting van de kans op en de omvang van de gevolgen van een aardbeving, overstroming of andere natuurlijke oorzaak als bedoeld in bijlage II, onder 4, onder iii, bij de Seveso-richtlijn; en
- een beschrijving van de maatregelen die zijn getroffen om de gevolgen, bedoeld onder a en b, te beperken.
JH
Artikel 4.15 wordt als volgt gewijzigd:
JI
Artikel 4.16 wordt als volgt gewijzigd:
- de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 100.000 en 1 op de 1.000.000 per jaar is;
- de berekende afstand in meters voor het brandaandachtsgebied, explosieaandachtsgebied en gifwolkaandachtsgebied, bedoeld in artikel 5.12 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;.
JJ
In artikel 4.17, onder d, wordt «inrichting» vervangen door «locatie waarop een of meer milieubelastende activiteiten worden verricht».
JK
Artikel 4.18 wordt als volgt gewijzigd:
JL
In artikel 4.22, vierde lid, wordt «bijgewerkt wordt» vervangen door «bijgewerkt, wordt» en wordt «overheid, en veranderingen» vervangen door «overheid en veranderingen».
JM
Artikel 4.23 wordt als volgt gewijzigd:
JN
In artikel 4.26 komen de onderdelen a en b te luiden:
- dat artikel van toepassing is geworden omdat de Seveso-inrichting in werking wordt gesteld of omdat de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die aanwezig is, wijzigt; of
- de Seveso-inrichting voor inwerkingtreding van dit besluit een inrichting als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 was.
JO
In de artikelen 4.27 en 4.28, komen de onderdelen a en b te luiden:
- dat artikel van toepassing is geworden omdat de Seveso-inrichting in werking wordt gesteld of omdat de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die aanwezig is, wijzigt; of
- de Seveso-inrichting voor inwerkingtreding van dit besluit een hogedrempelinrichting als bedoeld in het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 was.
JP
Artikel 4.29 wordt als volgt gewijzigd:
JQ
Artikel 4.30 komt te luiden:
Artikel 4.30 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.29, wordt voldaan aan de regels over het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1.JR
In artikel 4.33 wordt «door de schoorsteen afgevoerd» vervangen door «afgevoerd door een schoorsteen».
JS
In artikel 4.34 wordt «zwaveldioxide, de waarden» vervangen door «zwaveldioxide de waarden».
JT
In tabel 4.34, tweede en derde rij, wordt «met een totaal» vervangen door «bij een totaal».
JU
In artikel 4.35, onder c, wordt «gestookt wordt» vervangen door «wordt gestookt».
JV
In artikel 4.36 wordt «stikstofoxiden, de waarden» vervangen door «stikstofoxiden de waarden».
JW
Tabel 4.36 komt te luiden:
JX
In artikel 4.38 wordt «koolmonoxide, de waarden» vervangen door «koolmonoxide de waarden».
JY
In tabel 4.38, derde rij, wordt «brandstoffen gestookt in gasturbines» vervangen door «brandstoffen: gasturbine».
JZ
In artikel 4.39 wordt «totaal stof, de waarden» vervangen door «totaal stof de waarden».
KA
In tabel 4.39, tweede en derde rij, wordt «brandstoffen bij een» vervangen door «brandstoffen:».
KB
In artikel 4.40, eerste lid, tweede lid, aanhef, en derde lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
KC
Artikel 4.41 wordt als volgt gewijzigd:
KD
Artikel 4.44 wordt als volgt gewijzigd:
KE
In artikel 4.45 vervalt «de» voor «verontreiniging».
KF
In artikel 4.47 wordt «, waarbij de stookinstallatie geheel of gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld of met een weinig vervuilende brandstof in bedrijf wordt gehouden, als bedoeld in artikel 4.46, daarover geïnformeerd» vervangen door «daarover geïnformeerd, waarbij de stookinstallatie geheel of gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld of met een weinig vervuilende brandstof in bedrijf wordt gehouden als bedoeld in artikel 4.45».
KG
In artikel 4.48, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
KH
Artikel 4.49 wordt als volgt gewijzigd:
KI
In artikel 4.50, derde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
KJ
Artikel 4.51 wordt als volgt gewijzigd:
KK
Artikel 4.55 wordt als volgt gewijzigd:
KL
In artikel 4.56, aanhef, wordt «waarmee de emissiegrenswaarde van zwaveldioxide, bedoeld in artikel 4.55, eerste lid, wordt verhoogd voor een bestaande grote stookinstallatie» vervangen door «waarmee voor een bestaande grote stookinstallatie de emissiegrenswaarde voor zwaveldioxide, bedoeld in artikel 4.55, eerste lid, wordt verhoogd».
KM
In artikel 4.57 wordt «de emissiegrenswaarden, bedoeld in artikel 4.34, niet kunnen worden nageleefd» vervangen door «niet kan worden voldaan aan de emissiegrenswaarden, bedoeld in artikel 4.34.
KN
In artikel 4.58 wordt «door een ernstig tekort aan die brandstoffen, waardoor de emissiegrenswaarden niet kunnen worden nageleefd, als bedoeld in artikel 4.57» vervangen door «als bedoeld in artikel 4.57, waardoor niet kan worden voldaan aan de emissiegrenswaarden, bedoeld in artikel 4.34».
KO
In artikel 4.60 wordt «bedoeld in artikel» vervangen door «bedoeld in de artikelen».
KP
In artikel 4.61 wordt na «gasvormige brandstof,» ingevoegd «bedoeld in artikel 4.60,» en vervalt «, als bedoeld in artikel 4.60».
KQ
Artikel 4.62 wordt als volgt gewijzigd:
KR
Artikel 4.63 wordt als volgt gewijzigd:
- stookinstallaties bij een veehouderij met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van ten hoogste 5 MW, die als brandstof alleen onverwerkte mest van gevogelte als bedoeld in artikel 9, onder a, van de verordening dierlijke bijproducten gebruiken.
KS
Artikel 4.64 komt te luiden:
Artikel 4.64 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.63, wordt voldaan aan de regels over het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1.KT
Artikel 4.69, vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
KU
In artikel 4.72 wordt «door de schoorsteen afgevoerd» vervangen door «afgevoerd door een schoorsteen».
KV
Artikel 4.73 wordt als volgt gewijzigd:
KW
Artikel 4.75 wordt als volgt gewijzigd:
KX
Artikel 4.76, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
KY
In artikel 4.77, tweede lid, wordt «de stoffen opgenomen in tabel 4.77 wordt» vervangen door «de stoffen, opgenomen in tabel 4.77, wordt».
KZ
Artikel 4.78 wordt als volgt gewijzigd:
LA
Artikel 4.81 wordt als volgt gewijzigd:
- de afvalstoffen die worden verbrand of worden meeverbrand alleen bestaan uit bepaalde gesorteerde brandbare fracties ongevaarlijke afvalstoffen die niet recyclebaar zijn, en daarbij aan de hand van informatie over de kwaliteit van die afvalstoffen en over monitoring van de emissies wordt aangetoond dat de emissies in de lucht van de stoffen, bedoeld in het eerste lid, onder alle omstandigheden aanmerkelijk lager liggen dan de emissiegrenswaarden die van toepassing zijn.
LB
Artikel 4.82 wordt als volgt gewijzigd:
LC
Artikel 4.83 wordt als volgt gewijzigd:
LD
Artikel 4.84 wordt als volgt gewijzigd:
LE
Artikel 4.85 wordt als volgt gewijzigd:
LF
In artikel 4.86, derde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
LG
In artikel 4.87, derde lid, wordt «ten hoogste» vervangen door «uiterlijk».
LH
In artikel 4.88, eerste lid, wordt «deelmetingen verminderd» vervangen door «deelmetingen, verminderd» en wordt «per kubieke meter» vervangen door «per normaal kubieke meter».
LI
Tabel 4.89 komt te luiden:
LJ
In artikel 4.90, vijfde lid, wordt «voldaan als» vervangen door «voldaan, als».
LK
Artikel 4.92 komt te luiden:
Artikel 4.92 (lucht: overschrijding emissiegrenswaarden)
1.
Het is toegestaan dat voor de emissie in de lucht bij een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie de emissiegrenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.73, 4.75 en 4.77, of de emissiegrenswaarden, berekend volgens artikel 4.76, worden overschreden, als de overschrijding het rechtstreeks gevolg is van technisch onvermijdelijke:- stilleggingen van de afgasreinigingsapparatuur of meetapparatuur;
- storingen; of
- defecten aan de afgasreinigingsapparatuur of meetapparatuur.
2.
Als voor de emissie in de lucht bij een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie de emissiegrenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.73, 4.75, 4.76 en 4.77 worden overschreden, kan de thermische behandeling van afvalstoffen niet langer dan 4 uur ononderbroken worden gecontinueerd.3.
Als voor de emissie in de lucht bij een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie de emissiegrenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.73, 4.75, 4.76 en 4.77 worden overschreden, de ovens verbonden zijn met dezelfde afgasreinigingsinstallatie en:- afvalstoffen thermisch worden behandeld, zijn de ovens niet meer dan 60 uur per kalenderjaar in werking; en
- afvalstoffen niet thermisch worden behandeld, zijn de ovens niet meer dan 120 uur per kalenderjaar in werking, verminderd met het aantal uur in het kalenderjaar dat de verbrandingsstraten onder de omstandigheid, bedoeld onder a, in werking zijn.
4.
Bij een omstandigheid als bedoeld in het tweede of derde lid:- zijn de artikelen 4.73, 4.75, 4.76 en 4.77, met uitzondering van de in die artikelen opgenomen emissiegrenswaarden voor koolmonoxide en gasvormige en vluchtige organische stoffen, in de periode dat die omstandigheid zich voordoet, niet van toepassing; en
- is de halfuurgemiddelde emissiegrenswaarde van totaal stof 150 mg/Nm3.
5.
Bij een defect van de afgasreinigingsapparatuur wordt de activiteit zo spoedig mogelijk verminderd of stilgelegd totdat normale werking opnieuw mogelijk is.LL
Artikel 4.95 wordt als volgt gewijzigd:
LM
Artikel 4.96 wordt als volgt gewijzigd:
LN
In artikel 4.97 wordt «na te gaan welke» vervangen door «na te gaan wat».
LO
Artikel 4.98 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Een afvalverbrandingsinstallatie is zo uitgerust en gebouwd en wordt zo geëxploiteerd dat, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden het bij het proces ontstane gas, na de laatste toevoer van verbrandingslucht, twee seconden op beheerste en homogene wijze wordt verhit tot een temperatuur, gemeten dichtbij de binnenwand of op een ander representatief punt van de verbrandingskamer, van:- ten minste 850 °C; of
- ten minste 1.100 °C als gevaarlijke afvalstoffen met een gehalte dat hoger is dan 1% gehalogeneerde organische verbindingen, uitgedrukt in chloor, thermisch worden behandeld.
4.
Bij het exploiteren van een afvalverbrandingsinstallatie wordt een automatisch systeem gebruikt dat de toevoer van afvalstoffen voorkomt:- totdat bij het in werking stellen de temperatuur die op grond van het derde lid is vereist, is bereikt; en
- als de vereiste temperatuur niet blijft gehandhaafd.
LP
In artikel 4.99, tweede lid, wordt «in werking stelling» vervangen door «inwerkingstelling».
LQ
Artikel 4.100 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een afvalmeeverbrandingsinstallatie is zo ontworpen, uitgerust en gebouwd en wordt zo geëxploiteerd dat, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden, het door de meeverbranding van afvalstoffen ontstane gas, twee seconden op beheerste en homogene wijze wordt verhit tot een temperatuur, van:- ten minste 850 °C; of
- ten minste 1.100 °C als gevaarlijke afvalstoffen met een gehalte dat hoger is dan 1% gehalogeneerde organische stoffen, uitgedrukt in chloor, worden meeverbrand.
LR
In artikel 4.101 wordt «de maatregelen, bedoeld» vervangen door «maatregelen als bedoeld» en wordt «4.99 of 4.100» vervangen door «4.99 en 4.100».
LS
Artikel 4.108 wordt als volgt gewzijgd:
LT
Artikel 4.109 wordt als volgt gewijzigd:
LU
In artikel 4.110, vierde lid, onder a, wordt «NEN-ISO 10523» vervangen door «NEN-EN-ISO 10523».
LV
In artikel 4.113 wordt «titaandioxide, de waarden» vervangen door «titaandioxide de waarden».
LW
In artikel 4.114 wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
LX
In artikel 4.115, eerste lid, tweede lid, aanhef, en derde lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
LY
Artikel 4.116, tweede lid, onder c, komt te luiden:
- als het sulfaatproces wordt gebruikt: een continue meting van de emissieconcentratie van gasvormig zwaveldioxide en zwaveltrioxide afkomstig van de ontsluiting en roosting uit installaties voor de concentratie van afvalzuren; en.
LZ
Artikel 4.117 wordt als volgt gewijzigd:
MA
In artikel 4.118, tweede lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
MB
In artikel 4.121, tweede lid, wordt «het veranderen of veranderen van» vervangen door «het veranderen of het veranderen van».
MC
In artikel 4.127, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
MD
In tabel 4.127 wordt in de derde kolom, vierde rij (Stikstofoxiden, berekend als stikstofdioxiden) «1. 000» vervangen door «1.000».
ME
Artikel 4.129 wordt als volgt gewijzigd:
MF
In artikel 4.130, tweede lid, onder a, wordt «artikel 4.128, eerste lid wordt» vervangen door artikel 4.128, eerste lid, wordt».
MG
Artikel 4.131 wordt als volgt gewijzigd:
MH
Artikel 4.132 wordt als volgt gewijzigd:
MI
In artikel 4.133, vierde lid, vervalt «uitmakende» en wordt «voor die certificatieregeling» vervangen door «voor die Deelregeling».
MJ
Artikel 4.135 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.MK
Artikel 4.140 wordt als volgt gewijzigd:
ML
In artikel 4.141, tweede lid, wordt «steekmonster en» vervangen door «steekmonster, en».
MM
Artikel 4.142 vervalt.
MN
In artikel 4.145 wordt «in stuifklassen» vervangen door «in de stuifklassen».
MO
In artikel 4.146 wordt «stuifklasse S1 in» vervangen door «stuifklasse S1, in».
MP
In artikel 4.148, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
MQ
Artikel 4.150 wordt als volgt gewijzigd:
MR
Artikel 4.153 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.MS
Artikel 4.156 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Betonproducten in bekisting, waaruit ontkistingsmiddelen kunnen lekken, worden opgeslagen boven een aaneengesloten bodemvoorziening, tenzij het opslaan plaatsvindt bij een bouwplaats.MT
Artikel 4.158 wordt als volgt gewijzigd:
MU
In artikel 4.159 wordt «is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 100 mg/l,» vervangen door «, is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 100 mg/l».
MV
Artikel 4.160 vervalt.
MW
In artikel 4.163, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
MX
In artikel 4.164, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
MY
In artikel 4.169, tweede lid, aanhef, wordt «opgenomen» vervangen door «beschreven».
MZ
Artikel 4.170, eerste lid, komt te luiden:
1.
Met het oog op het beperken van verontreiniging van het afvalwater geldt bij zeefdrukken:- dat bij het reinigen van zeefdrukramen inkt in stappen wordt verwijderd; en
- dat het verwijderen van inkt en het strippen van het sjabloon procesmatig worden gescheiden.
NA
In artikel 4.175, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
NB
In artikel 4.176 wordt «een maatregel, bedoeld in» vervangen door «een maatregel als bedoeld in».
NC
Artikel 4.177 wordt als volgt gewijzigd:
ND
In artikel 4.179 wordt «lagen» vervangen door «anorganische deklagen, metaallagen of conversielagen».
NE
In artikel 4.180, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
NF
In artikel 4.182 wordt «voorkomen dat zeer zorgwekkende stoffen in het milieu terechtkomen,» vervangen door «beschermen van het milieu».
NG
In artikel 4.185, eerste lid, wordt «elektrolytisch of stroomloos metaallagen» vervangen door «metaallagen elektrolytisch of stroomloos».
NH
In artikel 4.186, eerste lid, wordt «thermisch metaallagen» vervangen door «metaallagen thermisch».
NI
In artikel 4.187, tweede lid, wordt «opgenomen» vervangen door «beschreven» en wordt «op welke manier» vervangen door «de manier waarop».
NJ
Artikel 4.189 wordt als volgt gewijzigd:
NK
In artikel 4.192 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
NL
In artikel 4.193, tweede lid, wordt «geschooperd» vervangen door «geschoopeerd» en vervalt «optimale».
NM
In artikel 4.195, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
NN
Artikel 4.196 wordt als volgt gewijzigd:
NO
Artikel 4.197 wordt als volgt gewijzigd:
NP
In artikel 4.198, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
NQ
Artikel 4.199 wordt als volgt gewijzigd:
NR
Artikel 4.200 wordt als volgt gewijzigd:
NS
In artikel 4.201, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
NT
In artikel 4.203, eerste lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
NU
In artikel 4.204, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
NV
In artikel 4.207 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
NW
In het opschrift en de aanhef van artikel 4.209 wordt «dioxines» vervangen door «dioxinen».
NX
Artikel 4.210 wordt als volgt gewijzigd:
NY
In artikel 4.211, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
NZ
Artikel 4.212 wordt als volgt gewijzigd:
OA
In artikel 4.216, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
OB
In artikel 4.219, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
OC
In het opschrift van artikel 4.221 wordt na «voorziening» ingevoegd «bij vloeibare straalmiddelen».
OD
In het opschrift van artikel 4.222 wordt na «voorziening» ingevoegd «bij vaste straalmiddelen».
OE
In artikel 4.226 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
OF
In artikel 4.228, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
OG
Artikel 4.229 wordt als volgt gewijzigd:
OH
In artikel 4.231, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
OI
In artikel 4.234, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
OJ
In artikel 4.236 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
OK
In artikel 4.239, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
OL
Artikel 4.241 wordt als volgt gewijzigd:
OM
Artikel 4.242 wordt als volgt gewijzigd:
ON
Artikel 4.243 wordt als volgt gewijzigd:
OO
In artikel 4.244, tweede lid, wordt «de artikelen» vervangen door «artikel».
OP
In artikel 4.245, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
OQ
In artikel 4.247, eerste lid, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.246» vervangen door «de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.246,».
OR
In artikel 4.248, aanhef, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.246» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.246,».
OS
Artikel 4.252 wordt als volgt gewijzigd:
OT
In tabel 4.252 wordt in de tiende rij (Tin), vijfde kolom (Vanaf 200) «0,2» vervangen door «2,0».
OU
Artikel 4.255 vervalt.
OV
Artikel 4.257 wordt als volgt gewijzigd:
OW
In artikel 4.258, eerste lid, en tweede lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
OX
In artikel 4.260, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
OY
In artikel 4.263, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
OZ
Artikel 4.264 wordt als volgt gewijzigd:
PA
In artikel 4.267, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
PB
In artikel 4.268, onder d, wordt «of elektrostatisch filter» vervangen door «of een geschikt elektrostatisch filter».
PC
Artikel 4.269 wordt als volgt gewijzigd:
PD
In artikel 4.271, eerste lid, en tweede lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
PE
In artikel 4.273, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
PF
In artikel 4.276, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
PG
In artikel 4.277 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
PH
In artikel 4.280, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
PI
Aan het slot van artikel 4.281, onder a, wordt «en» vervangen door «of».
PJ
Artikel 4.283 wordt als volgt gewijzigd:
PK
In artikel 4.284, eerste en tweede lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
PL
In artikel 4.286, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
PM
In artikel 4.289, eerste lid, wordt «een activiteit» vervangen door «een milieubelastende activiteit».
PN
Artikel 4.291 komt te luiden:
Artikel 4.291 (bodem: bodembeschermende voorziening)
1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met olie, smeermiddel en koelvloeistof wordt metaal spaanloos of verspanend bewerkt, thermisch bewerkt, of afgewerkt boven een aaneengesloten bodemvoorziening, als daarbij olie, smeermiddel of koelvloeistof wordt gebruikt.2.
Het scheiden van afvalstoffen door ze te laten uitlekken, bedoeld in artikel 4.303a, vindt plaats boven een lekbak.PO
In artikel 4.293 wordt «metalen, geloosd» vervangen door «metalen geloosd».
PP
Artikel 4.294 wordt als volgt gewijzigd:
PQ
Artikel 4.299 wordt als volgt gewijzigd:
PR
In tabel 4.299, vierde rij, wordt «uitgezonderd» vervangen door «met uitzondering van».
PS
In artikel 4.300, eerste lid, en tweede lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
PT
Artikel 4.302 wordt als volgt gewijzigd:
PU
Na artikel 4.303 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.303a (afval: scheiden afvalstoffen)
Met het oog op een doelmatig beheer van afvalstoffen worden afvalstoffen van verspanende metaalbewerking waarbij olie, smeermiddel of koelvloeistof is gebruikt gescheiden in een metaalfractie en een vloeistoffractie door ze te centrifugeren of 48 uur te laten uitlekken.PV
In artikel 4.305, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
PW
In artikel 4.313, vijfde lid, onder a en b, wordt «de mechanische» vervangen door «mechanische».
PX
In artikel 4.316, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
PY
In artikel 4.318, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
PZ
In artikel 4.320 vervalt «gips,».
QA
In artikel 4.321, eerste lid, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.320» vervangen door «de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.320,».
QB
In artikel 4.324, eerste lid, wordt «artikel 4.320, eerste lid» vervangen door «artikel 4.320».
QC
Artikel 4.325 wordt als volgt gewijzigd:
QD
In artikel 4.332, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
QE
In artikel 4.334, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
QF
Artikel 4.336 komt te luiden:
Artikel 4.336 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op:- het lijmen en coaten van rubber, kunststof, metalen, keramisch materiaal, steen, papier, karton, gips, kurk, hout of houtachtig materiaal, bont, leer, textiel, planten of delen van planten; en
- het reinigen van rubber, kunststof, metalen, keramisch materiaal, steen, papier, karton, gips, hout of houtachtig materiaal als dit plaatsvindt in combinatie met het lijmen of coaten of een andere manier van bewerken van het materiaal.
2.
Onder het lijmen en coaten van textiel wordt ook het veredelen van textiel verstaan.3.
Onder het reinigen van steen wordt ook het chemisch behandelen van steen verstaan.4.
Deze paragraaf is niet van toepassing op:- het stralen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.13;
- het schoonbranden van metalen, bedoeld in paragraaf 4.14; en
- het etsen en beitsen van metalen, bedoeld in paragraaf 4.15.
QG
In artikel 4.337, eerste lid, wordt «een activiteit» vervangen door «een milieubelastende activiteit».
QH
Artikel 4.342 wordt als volgt gewijzigd:
QI
Artikel 4.343 wordt als volgt gewijzigd:
QJ
In artikel 4.347, eerste lid, onder e, vervalt «van voorwerpen».
QK
In artikel 4.348, eerste lid, wordt «van totaal stof» vervangen door «voor totaal stof».
QL
In artikel 4.349, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
QM
In artikel 4.351, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
QN
Artikel 4.352 wordt als volgt gewijzigd:
QO
Artikel 4.353, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
QP
In het opschrift van paragraaf 4.22 wordt na «gemotoriseerde voertuigen» ingevoegd «, vliegtuigen».
Artikel 4.355 wordt als volgt gewijzigd:
QR
In artikel 4.356, eerste lid, wordt «een activiteit» vervangen door «een milieubelastende activiteit».
QS
In artikel 4.359 wordt «het motorvoertuig, vaartuig, spoorvoertuig, apparaat of onderdeel daarvan CNG» vervangen door «de verbrandingsmotor, het voertuig, vaartuig of werktuig CNG of LNG».
QT
In artikel 4.361, eerste lid, wordt «voertuigen, geloosd» vervangen door «voertuigen geloosd».
QU
Artikel 4.362 wordt als volgt gewijzigd:
QV
Artikel 4.365 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het eerste lid is niet van toepassing als het onderhouden of repareren van motorvoertuigen plaatsvindt op een locatie waarop ook:- ingezamelde of afgegeven autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen worden gedemonteerd als bedoeld in paragraaf 3.5.1;
- autowrakken, wrakken van tweewielige motorvoertuigen en andere voertuigwrakken worden opgeslagen bij het verlenen van hulp aan gestrande automobilisten als bedoeld in paragraaf 3.8.1; of
- autowrakken, wrakken van tweewielige motorvoertuigen en andere voertuigwrakken worden opgeslagen in het kader van onderzoek door politie of justitie.
QW
Artikel 4.366, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- het opslaan van autowrakken en wrakken van tweewielige motorvoertuigen met de daarin aanwezige materialen of onderdelen;.
- het onderhouden of repareren van motorvoertuigen dat plaatsvindt op een locatie waarop ook ingezamelde of afgegeven autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen worden gedemonteerd als bedoeld in paragraaf 3.5.1.
QX
Artikel 4.370 wordt als volgt gewijzigd:
QY
In artikel 4.372 wordt «vaartuigen» vervangen door «pleziervaartuigen».
QZ
Artikel 4.373 wordt als volgt gewijzigd:
RA
De artikelen 4.374 en 4.375 vervallen.
RB
In artikel 4.378, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
RC
In artikel 4.382, eerste lid, wordt «de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «de emissiegrenswaarden de waarden».
RD
In artikel 4.383, eerste lid, en tweede lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
RE
In artikel 4.385, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
RF
In artikel 4.388, eerste lid, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.387» vervangen door «de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.387,».
RG
In artikel 4.389, aanhef, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.387» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.387,».
RH
In het opschrift van de artikelen 4.390, 4.391, 4.392, 4.393, 4.394 en 4.395 wordt «kunststof met uitzondering van» vervangen door «kunststof, met uitzondering van».
RI
In artikel 4.390 wordt «koelvloeistof, wordt» vervangen door «koelvloeistof wordt».
RJ
In artikel 4.392, eerste lid, wordt na «emissie in de lucht» ingevoegd «van de stoffen waarvoor een minimalisatieverplichting geldt die vrijkomen» en wordt «kunststof met uitzondering van het lassen van textiel zijn de emissiegrenswaarden, de waarden» vervangen door «kunststof, met uitzondering van het lassen van textiel, zijn de emissiegrenswaarden de waarden».
RK
In tabel 4.392 vervalt de tweede rij (Totaal stof).
RL
In artikel 4.393, eerste lid, en tweede lid, aanhef, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
RM
In artikel 4.395, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
RN
In artikel 4.397 wordt «meer dan 1 kg organische peroxides wordt opgeslagen» vervangen door «1 kg of meer organische peroxiden van ADR-klasse 5.2 aanwezig is».
RO
In artikel 4.398, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
RP
Artikel 4.401 wordt als volgt gewijzigd:
RQ
Artikel 4.403 wordt als volgt gewijzigd:
RR
In artikel 4.404, aanhef, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.402» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.402,».
RS
In artikel 4.406, eerste lid, wordt «of voeder, geloosd» vervangen door «of voeder geloosd».
RT
Artikel 4.407 wordt als volgt gewijzigd:
RU
In artikel 4.410 wordt «in stuifklassen» vervangen door «in de stuifklassen».
RV
In artikel 4.411 wordt «goederen ingedeeld in stuifklassen S1, S2, S3 of S4» vervangen door «goederen, ingedeeld in de stuifklassen S1, S2, S3 of S4,».
RW
In artikel 4.412, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
RX
Artikel 4.414 wordt als volgt gewijzigd:
RY
Artikel 4.416 komt te luiden:
Artikel 4.416 (overgangsrecht: water)
Artikel 4.406 is niet van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van het maken of bewerken van levensmiddelen of voeder dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.RZ
Artikel 4.417 vervalt.
SA
Het opschrift van paragraaf 4.29 komt te luiden:
SB
In artikel 4.418 wordt na «het meten van» ingevoegd «de» en vervalt «in een gasdrukregelstation of gasdrukmeetstation».
SC
Artikel 4.419 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat:- de coördinaten van de installatie voor het regelen van aardgasdruk en de installatie voor het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas;
- de ontwerpcapaciteit in normaal kubieke meters per uur en de werkdruk in kilopascal aan de inlaatzijde van de installaties; en
- de opstelling van de installaties.
SD
Artikel 4.421 komt te luiden:
Artikel 4.421 (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand van de installatie voor het regelen van aardgasdruk en de installatie voor het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas:- tot de begrenzing van de locatie waarop de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, wordt verricht ten minste de afstand, bedoeld in de vijfde kolom van tabel 4.421; of
- tot kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties of tot beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld in de zesde en zevende kolom van tabel 4.421, als inachtneming van de afstand, bedoeld onder a:
- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers; of
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert.
- niet mogelijk is door:
2.
De afstand is ten minste de helft van de afstand, bedoeld in het eerste lid, als het gaat om een ondergronds of semi-ondergronds opgestelde installatie en het gasvoerende deel geheel ondergronds ligt.3.
Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
4.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, onder b.SE
Tabel 4.421 komt te luiden:
SF
In artikel 4.422 wordt «voordat artikel 4.421, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.421, eerste lid, onder b, gaat gelden».
SG
Artikel 4.423 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan als de installatie voldoet aan de voorschriften 8.1.1 tot en met 8.3.3 en 10.1 tot en met 10.4 van NEN 1059.SH
In artikel 4.424, tweede lid, wordt «voorschriften 8.1 tot en met 8.8» vervangen door «voorschriften 9.1 tot en met 9.7.2».
SI
Artikel 4.425 wordt als volgt gewijzigd:
SJ
Na artikel 4.425 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.425a (overgangsrecht: afstand)
1.
De artikelen 4.421, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.422 zijn niet van toepassing op het regelen van aardgasdruk en het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.2.
Artikel 4.421 is niet van toepassing als op grond van een omgevingsvergunning een afwijkende afstand geldt voor een installatie:- waarop tot 1 januari 2008 het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing was en waarvoor de vergunning is verleend voor 1 december 2001; of
- waarvoor de vergunning is verleend voor 1 januari 2008.
3.
Voor een installatie als bedoeld in het tweede lid gelden de afstanden in de vergunning.SK
Artikel 4.427 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat:- het vermogen van de windturbine in kilowatt;
- de diameter van de rotor in centimeters;
- de hoogte van de mast in meters; en
- de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 100.000 en 1 op de 1.000.000 per jaar is.
SL
De paragrafen 4.31 en 4.32 komen te luiden:
SM
In artikel 4.432 wordt «aanwezig hebben» vervangen door «exploiteren».
SN
In artikel 4.433, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
SO
In artikel 4.434, eerste lid, wordt «tweede lid is» vervangen door «tweede lid, is».
SP
Artikel 4.435, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- bij een koelinstallatie met koolwaterstoffen: deze is ontworpen en geïnstalleerd en wordt beheerd en onderhouden volgens NPR 7600, hoofdstuk 7, met uitzondering van paragraaf 7.6, en hoofdstuk 8, met uitzondering van de paragrafen 8.3 en 8.6.
SQ
Tabel 4.438a wordt als volgt gewijzigd:
SR
In tabel 4.438b, eerste kolom, laatste rij, wordt «Coating van nieuwe bussen» vervangen door «Coating van nieuwe autobussen».
SS
In artikel 4.439, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ST
Artikel 4.443 wordt als volgt gewijzigd:
SU
Artikel 4.445 wordt als volgt gewijzigd:
SV
In artikel 4.446 wordt «genomen» vervangen door «getroffen».
SW
Artikel 4.447 wordt als volgt gewijzigd:
SX
De artikelen 4.449 en 4.450 komen te luiden:
Artikel 4.449 (lucht: afwijkende emissiegrenswaarde bij oplosmiddelenhergebruik)
1.
In afwijking van tabel 4.438a is de emissiegrenswaarde 150 mg C/Nm3 bij het maken van geneesmiddelen, het bandlakken, het aanbrengen van een lijmlaag of de bewerking van rubber, als technieken worden gebruikt waarbij oplosmiddelenhergebruik mogelijk is.2.
In afwijking van tabel 4.438a is de gecombineerde emissiegrenswaarde 150 mg C/Nm3 voor het coating- en droogproces bij andere coatingprocessen als bedoeld bij nummer 8 in tabel 4.438a met een ondergrens van 15 ton/jaar, als genitrogeneerde oplosmiddelen worden gebruikt met technieken waarbij oplosmiddelenhergebruik mogelijk is.Artikel 4.450 (lucht: voorwaarde emissiegrenswaarde bij VOS)
1.
De emissiegrenswaarden, bedoeld in tabel 4.438a, voor andere coatingprocessen als bedoeld bij nummer 8 in die tabel zijn van toepassing op coatingprocessen en droogprocessen waarbij de vrijkomende vluchtige organische stoffen beheerst worden afgevangen en uitgestoten.2.
Aan de emissiegrenswaarden voor andere coatingprocessen als bedoeld bij nummer 8 in tabel 4.438a hoeft niet te worden voldaan als vrijkomende vluchtige organische stoffen niet beheerst kunnen worden afgevangen en uitgestoten omdat dit technisch en economisch niet mogelijk is.SY
Artikel 4.451 wordt als volgt gewijzigd:
- voor andere coatingprocessen als bedoeld bij nummer 8 in tabel 4.438a, als daarbij de vrijkomende vluchtige organische stoffen niet beheerst kunnen worden afgevangen en uitgestoten.
SZ
Artikel 4.452 wordt als volgt gewijzigd:
TA
Artikel 4.453 wordt als volgt gewijzigd:
TB
Artikel 4.454, derde lid, komt te luiden:
3.
Aan de diffuse emissiegrenswaarde hoeft niet te worden voldaan bij andere coatingprocessen als bedoeld bij nummer 8 in tabel 4.438a, als vrijkomende vluchtige organische stoffen niet beheerst kunnen worden afgevangen en uitgestoten omdat dit technisch niet mogelijk is of niet kostenefficiënt is.TC
In het opschrift van artikel 4.455 wordt «afwijking» vervangen door «afwijkende».
TD
Artikel 4.456 wordt als volgt gewijzigd:
TE
In het opschrift van artikel 4.457 wordt «naleving» vervangen door «lucht: voldoen aan emissiegrenswaarde».
TF
Artikel 4.458 wordt als volgt gewijzigd:
TG
In artikel 4.461 wordt «genomen» vervangen door «getroffen».
TH
Artikel 4.462 wordt als volgt gewijzigd:
TI
In artikel 4.463, aanhef, wordt «van bestaande» vervangen door «voor bestaande».
TJ
Artikel 4.465 wordt als volgt gewijzigd:
Een oplosmiddeleninstallatie waarin meerdere activiteiten als bedoeld in de tabellen 4.438a of 4.438b worden verricht die elk de ondergrenzen, vermeld in die tabellen, overschrijdt voldoet:.TK
Artikel 4.467, eerste lid, onder a, wordt als volgt gewijzigd:
- als een reductieprogramma als bedoeld in artikel 4.462 wordt toegepast: dat programma;.
TL
In artikel 4.468, eerste lid, wordt «een reductieprogramma wordt nageleefd» vervangen door «aan een reductieprogramma wordt voldaan,».
TM
In artikel 4.469 wordt «een totale emissiegrenswaarde wordt nageleefd» vervangen door «aan een totale emissiegrenswaarde wordt voldaan,».
TN
In artikel 4.470, eerste lid, wordt «een diffuse emissiegrenswaarde wordt nageleefd» vervangen door «aan een diffuse emissiegrenswaarde wordt voldaan,», wordt «formules» vervangen door «formule» en wordt de komma na «F = I1 – 01 – 05 –06 – 07 – 08» vervangen door een puntkomma.
TO
Artikel 4.471 komt te luiden:
Artikel 4.471 (lucht: symbolen emissiegrenswaarde)
Onder de symbolen die worden gebruikt in de artikelen 4.468, 4.469 en 4.470, wordt verstaan:E: totale emissie;F: diffuse emissie;V: verbruik;I: input;I1: hoeveelheid organische oplosmiddelen die is aangekocht al dan niet in mengsels, die in het proces worden ingevoerd tijdens de termijn waarover de massabalans wordt bepaald;I2: hoeveelheid oplosmiddelen die worden hergebruikt, waarbij teruggewonnen oplosmiddelen worden meegerekend als ze worden gebruikt om de activiteit te verrichten;O: output;O1: hoeveelheid vluchtige organische stoffen in de emissies via de schoorsteen;O2: diffuse emissie van vluchtige organische stoffen in water, rekening houdend met de afvalwaterzuivering bij het berekenen van O5;O3: diffuse emissie van vluchtige organische stoffen in elk product, die achterblijft als verontreiniging of als residu in de producten die bij de activiteit zijn gemaakt;O4: diffuse emissie van vluchtige organische stoffen in de lucht;O5: organische oplosmiddelen en organische verbindingen die door chemische of fysische reacties verloren gaan, met inbegrip van hoeveelheden organische oplosmiddelen die door verbranding, een andere zuivering van afgassen of door afvalwaterzuivering worden vernietigd of door adsorptie worden opgevangen, als die niet bij O6, O7 of O8 worden meegerekend;O6: organische oplosmiddelen in ingezamelde afvalstoffen;O7: organische oplosmiddelen al dan niet in mengsels als product met handelswaarde voor de verkoop, met uitzondering van oplosmiddelen die vallen onder O3;O8: hoeveelheid organische oplosmiddelen, met inbegrip van organische oplosmiddelen in mengsels, die voor hergebruik is teruggewonnen maar niet opnieuw bij de activiteit wordt gebruikt en die niet onder O7 valt;O9: hoeveelheid vluchtige organische stoffen, die op andere wijze dan bedoeld onder O1 tot en met O8 vrijkomt.TP
In artikel 4.472, eerste en tweede lid, wordt «motorvoertuigen» vervangen door «voertuigen of werktuigen».
TQ
Na artikel 4.472 worden vier artikelen en een tabel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.472a (melding)
1.
Het is verboden de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.472, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.2.
Een melding bevat:- het aantal opslagtanks voor LPG dat aanwezig is op de locatie waarop de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, wordt verricht;
- de coördinaten van:
- het vulpunt;
- de bovengrondse vloeistofvoerende leiding;
- de aansluitpunten van die leiding en pomp;
- de bovengrondse opslagtank; en
- de tankzuil;
- het brandaandachtsgebied en explosieaandachtsgebied, bedoeld in artikel 5.12 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- de hoeveelheid LPG die ten hoogste wordt opgeslagen; en
- een inschatting van de doorzet van LPG in kubieke meters per jaar.
3.
Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.4.
Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.Artikel 4.472b (melding: treffen gelijkwaardige maatregel)
1.
Als een gelijkwaardige maatregel betrekking heeft op maatregelen als bedoeld in artikel 4.473, is:- toestemming als bedoeld in artikel 4.7 van de wet niet vereist; en
- het verboden de maatregel te treffen zonder dit ten minste vier weken van tevoren te melden.
2.
Een melding bevat:- een beschrijving van de maatregel die zal worden getroffen; en
- gegevens waaruit blijkt dat met de gelijkwaardige maatregel ten minste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd.
Artikel 4.472c (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf het vulpunt, de bovengrondse vloeistofvoerende leiding en de aansluitpunten van die leiding en pomp, de bovengrondse opslagtank en de tankzuil tot de begrenzing van de locatie waarop de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3, wordt verricht ten minste de afstand, bedoeld in tabel 4.472c.2.
De afstand geldt tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden die zijn vastgelegd in PGS 16.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
4.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het tweede lid.Artikel 4.472d (informeren: afstand)
Ten minste vier weken voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.472c, tweede lid, gaat gelden, wordt het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, daarover geïnformeerd.TR
Artikel 4.474, eerste lid, komt te luiden:
1.
LPG wordt getankt in een brandstofreservoir dat is bevestigd aan een voertuig of werktuig en dat is bedoeld voor de aandrijving daarvan en de berging van LPG.TS
Artikel 4.475 komt te luiden:
Artikel 4.475 (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.472c, eerste lid, en 4.472d zijn niet van toepassing op het tanken van voertuigen of werktuigen met LPG dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.TT
Artikel 4.476 vervalt.
TU
In artikel 4.477, eerste en tweede lid, wordt «motorvoertuigen» vervangen door «voertuigen, vaartuigen of werktuigen».
TV
Artikel 4.478 komt te luiden:
Artikel 4.478 (externe veiligheid: PGS 33-1 en PGS 33-2)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid wordt bij het tanken van voertuigen en werktuigen voldaan aan PGS 33-1.2.
Bij het tanken van vaartuigen en drijvende werktuigen wordt voldaan aan PGS 33-2.TW
Artikel 4.479, eerste lid, komt te luiden:
1.
LNG wordt getankt in een brandstofreservoir dat is bevestigd aan een voertuig, vaartuig of werktuig en dat is bedoeld voor de aandrijving daarvan en de berging van LNG.TX
In artikel 4.480 wordt «opgeslagen of vloeibare stikstof voor het inkoelen of inertiseren van de opslagtank» vervangen door «of vloeibare stikstof voor het inkoelen of inertiseren van de opslagtank opgeslagen».
TY
In artikel 4.481 wordt «motorvoertuigen» vervangen door «voertuigen, vaartuigen of werktuigen».
TZ
In artikel 4.482, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
UA
Artikel 4.484, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
UB
Tabel 4.484 komt te luiden:
UC
In artikel 4.485 wordt «voordat artikel 4.484, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.484, tweede lid, gaat gelden,».
UD
Artikel 4.487, eerste lid, komt te luiden:
1.
CNG wordt getankt in een brandstofreservoir dat is bevestigd aan een voertuig, vaartuig of werktuig en dat is bedoeld voor de aandrijving daarvan en de berging van CNG.UE
Na artikel 4.487 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.487a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.484, eerste lid, en 4.485 zijn niet van toepassing op het tanken van voertuigen, vaartuigen of werktuigen met CNG dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.UF
In artikel 4.488, eerste en tweede lid, wordt «motorvoertuigen» vervangen door «voertuigen of werktuigen».
UG
Artikel 4.490 komt te luiden:
Artikel 4.490 (externe veiligheid: tanken in brandstofreservoir)
Gasvormige waterstof wordt getankt in een brandstofreservoir dat is bevestigd aan een voertuig of werktuig en dat is bedoeld voor de aandrijving daarvan en de berging van gasvormige waterstof.UH
Artikel 4.491 wordt als volgt gewijzigd:
UI
In artikel 4.492, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
UJ
In artikel 4.494, tweede lid, onder a, wordt «toegepast» vervangen door «getroffen».
UK
In artikel 4.496, tweede lid, vervalt «van het vulpistool».
UL
Artikel 4.499 wordt als volgt gewijzigd:
UM
Artikel 4.502 wordt als volgt gewijzigd:
UN
In artikel 4.503, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
UO
In artikel 4.504, onder b, vervalt «, met uitzondering van artikel 5.19».
UP
In artikel 4.508, tweede lid, vervalt «van het vulpistool».
UQ
Artikel 4.509 komt te luiden:
Artikel 4.509 (bodem: beoordeling vloeistofdichte bodemvoorziening)
Een vloeistofdichte bodemvoorziening en het vloeistofdichte deel van het vuilwaterriool worden aangelegd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7700.UR
In artikel 4.510, onder b, wordt «staan aan de naastgelegen weg» vervangen door «aan de naastgelegen weg staan».
US
Artikel 4.515 wordt als volgt gewijzigd:
UT
Artikel 4.516 vervalt.
UU
Artikel 4.518 wordt als volgt gewijzigd:
UV
Artikel 4.519 wordt als volgt gewijzigd:
UW
Artikel 4.520 wordt als volgt gewijzigd:
- waar motorvoertuigen voor het wegverkeer met benzine worden getankt.
UX
In artikel 4.521, onder b, wordt «mobiele tanks aan een benzinestation» vervangen door «mobiele benzinetanks aan het benzinestation».
UY
In artikel 4.523, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
UZ
Artikel 4.524, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
VA
In artikel 4.525 wordt »voordat artikel 4.524, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.524, derde lid, gaat gelden,».
VB
Artikel 4.528 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De artikelen 4.524, eerste en tweede lid, en 4.525 zijn niet van toepassing op het opslaan van vloeibare brandstoffen in een bunkerstation dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.VC
In het opschrift van paragraaf 4.42 wordt «brandstoffen aan vaartuigen» vervangen door «vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen».
VD
In artikel 4.529, eerste lid, wordt na «vaartuigen» ingevoegd «of drijvende werktuigen,».
VE
In artikel 4.530, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
VF
Artikel 4.532, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
VG
In artikel 4.533 wordt «voordat artikel 4.532, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.532, tweede lid, gaat gelden,».
VH
Artikel 4.538 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De artikelen 4.532, eerste lid, en 4.533 zijn niet van toepassing op het met een handpomp of elektrische pomp tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.VI
In het opschrift van paragraaf 4.43 wordt «brandstoffen aan vaartuigen» vervangen door «vaartuigen of drijvende werktuigen met brandstoffen».
VJ
In artikel 4.539, eerste lid, wordt na «vaartuigen» ingevoegd «of drijvende werktuigen,».
VK
In artikel 4.540, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
VL
Artikel 4.542, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
VM
In artikel 4.543 wordt «voordat artikel 4.542, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.542, tweede lid, gaat gelden,».
VN
In artikel 4.546, tweede en derde lid, wordt «Rijnvaartpolitiereglement 1995, voert» vervangen door «het Rijnvaartpolitiereglement 1995 voert,».
VO
In artikel 4.547, vierde lid, wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid».
VP
Artikel 4.550 wordt als volgt gewijzigd:
VQ
Artikel 4.553 komt te luiden:
Artikel 4.553 (overgangsrecht: afstand)
1.
Artikel 4.542, eerste en tweede lid, is niet van toepassing op tankzuilen die zijn geïnstalleerd voor 1 januari 2011.2.
De artikelen 4.542, eerste lid, en 4.543 zijn niet van toepassing op het tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.VR
Artikel 4.554 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Deze paragraaf is niet van toepassing op het reinigen van voertuigen of werktuigen voor agrarische activiteiten, bedoeld in paragraaf 4.90.VS
In artikel 4.555, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
VT
In artikel 4.557, tweede lid, wordt «aangesloten is» vervangen door «aangesloten, is».
VU
In artikel 4.558, eerste lid, wordt «motorvoertuigen en spoorvoertuigen» vervangen door «gemotoriseerde voertuigen».
VV
Artikel 4.559 wordt als volgt gewijzigd:
VW
Artikel 4.562 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Deze paragraaf is niet van toepassing op het reinigen, lijmen en coaten van diverse materialen, bedoeld in paragraaf 4.21.VX
In de artikelen 4.563, eerste lid, en 4.569, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
VY
Artikel 4.570 wordt als volgt gewijzigd:
VZ
In tabel 4.570, tweede rij, wordt «mensen verblijven met een verminderd immuunsysteem» vervangen door «mensen met een verminderd immuunsysteem verblijven».
WA
Artikel 4.572 wordt als volgt gewijzigd:
WB
In artikel 4.574, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
WC
Artikel 4.576 wordt als volgt gewijzigd:
- In de onderdelen a en d wordt «in combinatie met» vervangen door «en».
WD
Artikel 4.578 wordt als volgt gewijzigd:
WE
Artikel 4.582 wordt als volgt gewijzigd:
WF
In artikel 4.583, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
WG
Artikel 4.585 wordt als volgt gewijzigd:
WH
In artikel 4.587, eerste lid, aanhef, wordt «binnen ten hoogste» vervangen door «uiterlijk».
WI
In artikel 4.588, eerste lid, onder b, wordt «bevatten als» vervangen door «bevatten, als».
WJ
Artikel 4.591 wordt als volgt gewijzigd:
WK
Artikel 4.592, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
WL
In artikel 4.593 wordt «demontage, op» vervangen door «demontage op» en wordt «waar de wrakken» vervangen door «waarop de wrakken».
WM
In artikel 4.594, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
WN
In artikel 4.596, onder a, wordt «ontvangen en behandelen van stedelijk afvalwater in de waterlijn» vervangen door «in de waterlijn ontvangen en behandelen van stedelijk afvalwater».
WO
Artikel 4.597 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat:- de locaties van de lozingspunten;
- de ontwerpcapaciteit van het zuiveringtechnisch werk in inwonerequivalenten;
- het gemiddelde lozingsdebiet in kubieke meters per dag;
- de maximale hydraulische aanvoer in kubieke meters per uur; en
- de resultaten van de immissietoets voor fosforverbindingen en stikstofverbindingen, verricht volgens het Handboek Immissietoets.
WP
In artikel 4.599, tweede lid, wordt «beluchtingstank, zijn» vervangen door «beluchtingstank zijn».
WQ
In artikel 4.600 wordt «voldoet het ontwerpproces en aanlegproces» vervangen door «voldoen het ontwerpproces en het aanlegproces».
WR
Artikel 4.601 wordt als volgt gewijzigd:
WS
Artikel 4.602 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Als binnen een afstand van 60 m, gemeten van hart tot hart, meerdere bassins of tanks zijn geplaatst, wordt een extra horizontale of verticale peilbuis geplaatst.WT
Artikel 4.603 wordt als volgt gewijzigd:
WU
In artikel 4.604 wordt «een keer per» vervangen door «eenmaal per».
WV
In artikel 4.606, tweede lid, wordt «gevolgen op» vervangen door «gevolgen voor».
WW
Artikel 4.608, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Voor het afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, zijn de emissiegrenswaarden:.WX
In artikel 4.609, eerste lid, onder b, onder 2°, wordt «van minder dan 20.000 inwonerequivalenten heeft» vervangen door «heeft van minder dan 20.000 inwonerequivalenten».
WY
In artikel 4.610, vierde lid, onder d en f, wordt «NEN-ISO 15923» vervangen door «NEN-ISO 15923-1».
WZ
Artikel 4.611 wordt als volgt gewijzigd:
XA
Artikel 4.613 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Vi en Ve worden berekend volgens de formules:waarbij wordt verstaan onder:r: het zuiveringtechnische werk;n: het aantal zuiveringtechnische werken;d: de bemonsteringsdag;Mr: het aantal bemonsteringsdagen per jaar voor het zuiveringtechnisch werk;ird: de concentratie op de bemonsteringsdag van stikstofverbindingen en fosforverbindingen in het stedelijk afvalwater dat door het zuiveringtechnisch werk wordt gezuiverd, in gram per kubieke meter;Erd: de na de zuivering door het zuiveringtechnisch werk op de bemonsteringsdag geloosde hoeveelheid stedelijk afvalwater, in kubieke meters; enerd: de concentratie op de bemonsteringsdag van stikstofverbindingen en fosforverbindingen in het stedelijk afvalwater dat na de zuivering door het zuiveringtechnisch werk wordt geloosd, in gram per kubieke meter.XB
De artikelen 4.616 en 4.617 vervallen.
XC
Artikel 4.619 wordt als volgt gewijzigd:
XD
Artikel 4.620 wordt als volgt gewijzigd:
XE
In artikel 4.622, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
XF
Artikel 4.624 wordt als volgt gewijzigd:
XG
In artikel 4.626, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
XH
In artikel 4.627, tweede lid, wordt «niet luchtdoorlatend» vervangen door «niet-luchtdoorlatend».
XI
Aan paragraaf 4.52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.628a (afval: termijn opslaan)
Met het oog op een doelmatig beheer van afvalstoffen wordt verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product niet langer dan een jaar opgeslagen.XJ
Paragraaf 4.53 komt te luiden:
XK
In artikel 4.635, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
XL
In artikel 4.636, eerste lid, wordt «die bekleed zijn» vervangen door «die zijn bekleed».
XM
In artikel 4.637, zesde lid, vervalt «altijd».
XN
Artikel 4.638 wordt als volgt gewijzigd:
XO
In artikel 4.639, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
XP
Artikel 4.641 wordt als volgt gewijzigd:
XQ
In artikel 4.643, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
XR
Artikel 4.645 wordt als volgt gewijzigd:
XS
Artikel 4.647 komt te luiden:
Artikel 4.647 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van:- een laboratorium; of
- een praktijkruimte waar practica worden verricht voor middelbaar en hoger onderwijs.
XT
Artikel 4.648 wordt als volgt gewijzigd:
- een aanduiding of het gaat om een biologisch agens dat als ziekteverwekker is aangewezen op grond van artikel 2.22, tweede lid, van de Wet dieren; en.
XU
Artikel 4.652, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
XV
In artikel 4.654 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
XW
Artikel 4.656 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Aan het eerste lid wordt voor stoffen die vrijkomen bij laboratoriumproeven met stoffen, ingedeeld in de klassen gA1, gA2 en gA3, in ieder geval voldaan als de emissies door een geschikte gaswasser, een geschikt aerosolfilter of een geschikt mistfilter worden gevoerd.XX
Artikel 4.657 wordt als volgt gewijzigd:
XY
Artikel 4.658, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
XZ
In artikel 4.659, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
YA
Na artikel 4.661 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.661a (gezondheid: contactpersoon bij vrijkomen ziektekiemen)
Met het oog op het voorkomen van het verspreiden van ziektekiemen is bij het gericht werken met biologische agentia, ingedeeld in risicogroepen 2, 3 of 4 van de richtlijn biologische agentia, of met de ziekteverwekkers die zijn aangewezen op grond van artikel 2.22, tweede lid, van de Wet dieren, een contactpersoon bereikbaar die kan worden benaderd door het bevoegd gezag bij een incident waarbij deze biologische agentia vrijkomen.Artikel 4.661b (gegevens en bescheiden)
1.
Ten minste vier weken voor het begin van het werken met een biologisch agens, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, de naam en het telefoonnummer verstrekt van de contactpersoon, bedoeld in artikel 4.661a.2.
Ten minste vier weken voor de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste lid, wijzigen, worden de gewijzigde gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag.YB
In artikel 4.663, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
YC
In artikel 4.464 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
YD
In artikel 4.665, eerste lid, wordt «gebruik bijzonder is aangewezen op medische gronden» vervangen door «gebruik op medische gronden bijzonder is aangewezen».
YE
In artikel 4.666, eerste lid, onder b en c, wordt «de tijd» vervangen door «het tijdstip».
YF
Na artikel 4.666 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.666a (overgangsrecht: bronvermogen)
Het geluidsvermogensniveau van een helikopter die wordt ingezet door een academisch ziekenhuis dat op 1 februari 2003 een voorziening in werking had voor het landen en opstijgen van helikopters, is tot het moment van vervanging van de helikopter niet hoger dan 145 dB(A).YG
In artikel 4.668, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
YH
In artikel 4.672 wordt «vuilwaterriool is» vervangen door «vuilwaterriool, is».
YI
Artikel 4.677 wordt als volgt gewijzigd:
YJ
Artikel 4.678 wordt als volgt gewijzigd:
YK
Artikel 4.679 wordt als volgt gewijzigd:
YL
De artikelen 4.680 en 4.681 vervallen.
YM
Artikel 4.682, derde lid, komt te luiden:
3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen en op het analyseren is voor olie NEN-EN-ISO 9377-2 van toepassing.YN
In artikel 4.684, eerste lid, onder b, wordt «oliehoudend en vethoudend afval» vervangen door «oliehoudende en vethoudende afvalstoffen».
YO
In artikel 4.685, derde lid, onder i, wordt «meerdere personen» vervangen door «meer personen».
YP
In artikel 4.688, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
YQ
In artikel 4.690, tweede lid, wordt «ligt voldoet» vervangen door «ligt, voldoet».
YR
Tabel 4.690 wordt als volgt gewijzigd:
YS
Tabel 4.691 wordt als volgt gewijzigd:
YT
In artikel 4.695, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
YU
Artikel 4.697 wordt als volgt gewijzigd:
YV
In artikel 4.700, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
YW
Tabel 4.702 wordt als volgt gewijzigd:
YX
In tabel 4.703, tweede kolom, eerste rij wordt «schoudervuur-wapens» vervangen door «schoudervuurwapens».
YY
Artikel 4.706 wordt als volgt gewijzigd:
YZ
In artikel 4.709, derde lid, wordt «PAK 10 VROM» vervangen door «de som van naftaleen, antraceen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(a)pyreen, benzo(ghi)peryleen, benzo(k)fluoranteen en indeno(1,2,3-cd)pyreen».
ZA
In het opschrift van paragraaf 4.62 en in artikel 4.710 wordt «transporteren via vaste leidingen» vervangen door «via vaste leidingen transporteren».
ZB
In artikel 4.711, eerste lid, wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.710» vervangen door «de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.710,».
ZC
In artikel 4.712 wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.710» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.710,».
ZD
Artikel 4.717, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
ZE
Artikel 4.719 vervalt.
ZF
In artikel 4.720, onder b, wordt «gebruikt wordt» vervangen door «wordt gebruikt».
ZG
In artikel 4.721 wordt na «bladmeststoffen» ingevoegd «of het reinigen van verpakkingen».
ZH
Paragraaf 4.64 komt te luiden:
ZI
In artikel 4.725, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ZJ
In artikel 4.728 wordt «het behandelen van gewassen met gewasbeschermingsmiddelen in dompelbaden of douche-installaties» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.724, ».
ZK
Artikel 4.730 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het is verboden het afvalwater afkomstig van de activiteit, bedoeld in artikel 4.729, te lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.ZL
In artikel 4.731 wordt «het reinigen van verpakkingen voor het opslaan van biologisch geteelde gewassen» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.729,».
ZM
De artikelen 4.732 en 4.733 komen te luiden:
Artikel 4.732 (water: emissiegrenswaarde lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, is de emissiegrenswaarde 100 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.Artikel 4.733 (water: emissiegrenswaarde lozing in een vuilwaterriool)
Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een vuilwaterriool, is de emissiegrenswaarde 300 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.ZN
In artikel 4.734, eerste lid, wordt «toepassing en» vervangen door «toepassing, en» en wordt «gefilterd» vervangen door «gefiltreerd».
ZO
Artikel 4.737 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat de lozingsroutes.ZP
In artikel 4.738, eerste lid, wordt «het reinigen van verpakkingen voor het opslaan van niet-biologisch geteelde gewassen» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.736,».
ZQ
Artikel 4.739 komt te luiden:
Artikel 4.739 (water: emissiegrenswaarde lozingen in een vuilwaterriool)
Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een vuilwaterriool, is de emissiegrenswaarde 300 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.ZR
In artikel 4.740, eerste lid, wordt «van toepassing en» vervangen door «van toepassing, en» en wordt «gefilterd» vervangen door «gefiltreerd».
ZS
Artikel 4.743 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat de lozingsroutes.ZT
In artikel 4.747, derde lid, vervalt «, bedoeld in het eerste lid,».
ZU
In het opschrift van artikel 4.748 wordt «lozen in» vervangen door «lozingen in een».
ZV
In artikel 4.749, eerste lid, wordt «van toepassing en» vervangen door «van toepassing, en» en wordt «gefilterd» vervangen door «gefiltreerd».
ZW
In artikel 4.752, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ZX
Artikel 4.753 vervalt.
ZY
Artikel 4.760 wordt als volgt gewijzigd:
ZZ
Artikel 4.761 wordt als volgt gewijzigd:
AAA
De artikelen 4.762 en 4.763 vervallen.
AAB
In artikel 4.764, eerste lid, wordt «van toepassing en» vervangen door «van toepassing, en» en wordt «gefilterd» vervangen door «gefiltreerd».
AAC
Artikel 4.767 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat de lozingsroutes.AAD
In artikel 4.768, eerste lid, wordt «het sorteren van niet-biologisch geteeld fruit» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.766,».
AAE
In het opschrift van artikel 4.769 wordt «vuilwaterriool» vervangen door «een vuilwaterriool».
AAF
Artikel 4.772 wordt als volgt gewijzigd:
AAG
Artikel 4.773 wordt als volgt gewijzigd:
AAH
De artikelen 4.774 tot en met 4.777 vervallen.
AAI
In artikel 4.779, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AAJ
Artikel 4.780 wordt als volgt gewijzigd:
AAK
In artikel 4.783 wordt «afvalwater afkomstig uit» vervangen door «hemelwater afkomstig uit».
AAL
In artikel 4.784 wordt «telen in de openlucht van gewassen» vervangen door «telen van gewassen».
AAM
In artikel 4.785, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AAN
In artikel 4.786 wordt «substraatteelt op een stelling of in een gotensysteem» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.784,».
AAO
In artikel 4.787 wordt «substraatteelt in de openlucht van gewassen op stellingen of in een gotensysteem» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.784,».
AAP
In artikel 4.789, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AAQ
Artikel 4.791 vervalt.
AAR
De paragrafen 4.76 tot en met 4.78 komen te luiden:
AAS
Artikel 4.793 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat de lozingsroutes.AAT
Artikel 4.795 wordt als volgt gewijzigd:
AAU
Artikel 4.796 komt te luiden:
Artikel 4.796 (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 4.795, tweede lid, dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.796, gemeten in een steekmonster.AAV
Artikel 4.797 komt te luiden:
Artikel 4.797 (water: emissiegrenswaarde lozing in een vuilwaterriool)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 4.795, eerste lid, dat wordt geloosd in een vuilwaterriool, is de emissiegrenswaarde 300 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.AAW
Artikel 4.798 wordt als volgt gewijzigd:
AAX
In artikel 4.801 wordt na «brijn» ingevoegd «afkomstig van het bereiden van natriumarm gietwater waarbij brijn ontstaat,».
AAY
In artikel 4.802 wordt «was verleend» vervangen door «is verleend».
AAZ
In artikel 4.804 wordt na «afvalwater» ingevoegd «bij het bereiden van drinkwater voor landbouwhuisdieren waarbij brijn ontstaat,».
ABA
Artikel 4.807 wordt als volgt gewijzigd:
b. een huisvestingssysteem voor landbouwhuisdieren die worden gehouden volgens de biologische productiemethode, bedoeld in artikel 2, onder a, van de bio-verordening en waarin geen melkkoeien van 2 jaar en ouder en kalfkoeien van 2 jaar en ouder worden gehouden;.ABB
Artikel 4.808 wordt als volgt gewijzigd:
- In de aanhef wordt «waar landbouwhuisdieren» vervangen door «waarin landbouwhuisdieren».
- Aan het slot van onderdeel 2° wordt de puntkomma vervangen door «; en».
ABC
In artikel 4.813, eerste lid, wordt «een doelmatig beheer» vervangen door «het doelmatig beheer».
ABD
Artikel 4.817 komt te luiden:
Artikel 4.817 (lucht: luchtemissies huisvestingssysteem)
Met het oog op het beperken van emissies in de lucht voldoet een huisvestingssysteem of aanvullende techniek aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.ABE
Artikel 4.818 wordt als volgt gewijzigd:
- In de aanhef wordt «, bedoeld in artikel 2.1» vervangen door «als bedoeld in artikel 2.1» en wordt «was ingediend» vervangen door «is ingediend».
- In onderdeel 2° wordt «was opgericht» vervangen door «is opgericht».
ABF
In artikel 4.819 wordt «met inbegrip van een aanvullende techniek» vervangen door «, met inbegrip van een aanvullende techniek,».
ABG
Artikel 4.820 wordt als volgt gewijzigd:
- In de aanhef wordt «, bedoeld in artikel 2.1» vervangen door «als bedoeld in artikel 2.1» en wordt «zoals dat» vervangen door «zoals die».
- In onderdeel 2° wordt «die omgevingsvergunning» vervangen door «de omgevingsvergunning» en wordt «zoals dat» vervangen door «zoals die».
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op een uitloop bij een huisvestingssysteem voor kippen als de oppervlakte van die uitloop geen deel uitmaakt van de op grond van het Besluit houders van dieren vereiste bruikbare oppervlakte.ABH
Tabel 4.820 wordt als volgt gewijzigd:
ABI
Artikel 4.821 komt te luiden:
Artikel 4.821 (lucht: emissie ammoniak)
De emissie, bedoeld in de artikelen 4.818, 4.819 en 4.820, wordt bepaald en berekend volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.ABJ
In artikel 4.822, eerste lid, wordt «met inbegrip van een aanvullende techniek» vervangen door «, met inbegrip van een aanvullende techniek,» en wordt «de emissie voor» vervangen door «de emissie van».
ABK
Tabel 4.822 wordt als volgt gewijzigd:
ABL
Artikel 4.823 komt te luiden:
Artikel 4.823 (lucht: emissie PM10)
De emissie, bedoeld in artikel 4.822, wordt bepaald en berekend volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.ABM
Artikel 4.824 komt te luiden:
Artikel 4.824 (lucht: meetplicht emissie ammoniak, geur en PM10)
1.
Als een maatwerkvoorschrift is gesteld voor een overig huisvestingssysteem waarbij het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, een andere emissiefactor voor ammoniak, geur of PM10 heeft vastgesteld dan de bij ministeriële regeling vastgestelde emissiefactor, worden de emissies binnen twee jaar na het in gebruik nemen van dat huisvestingssysteem gemeten volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.2.
Als een maatwerkvoorschrift is gesteld voor een niet in de ministeriële regeling opgenomen aanvullende techniek waarbij het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, een reductiepercentage voor de reductie van ammoniak, geur of PM10 heeft vastgesteld, worden de emissies binnen twee jaar na het in gebruik nemen van die aanvullende techniek gemeten volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.ABN
In artikel 4.825 wordt «na de na ingebruikname» vervangen door «na de ingebruikname».
ABO
In artikel 4.826, onder b, onder 1°, wordt «ten minste een cm2/m3 lucht» vervangen door «ten minste 1 cm2/m3 lucht».
ABP
In artikel 4.827, tweede lid, wordt «opgenomen» vervangen door «beschreven».
ABQ
Artikel 4.828, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
ABR
Artikel 4.829 komt te luiden:
Artikel 4.829 (lucht: elektronische monitoring luchtwassysteem)
1.
Het luchtwassysteem heeft een elektronisch monitoringssysteem waarmee de volgende parameters elk uur worden geregistreerd:- de zuurgraad van het waswater;
- de geleidbaarheid van het waswater in milliSiemens per centimeter;
- de totale spuiwaterproductie in kubieke meters vanaf het in werking stellen van het luchtwassysteem;
- de drukval over het filterpakket in Pascal; en
- het totale elektriciteitsverbruik van de waswaterpomp in kilowatt vanaf het inwerking stellen van het luchtwassysteem.
2.
Als uit de monitoring blijkt dat de parameters buiten de bandbreedtes van de opleveringsverklaring of de systeembeschrijving vallen, worden maatregelen getroffen om de werking van het luchtwassysteem te waarborgen.3.
Het waswater heeft een laagdebietalarmering die zo spoedig mogelijk in werking treedt als het debiet van het waswater te laag is.4.
De parameters worden geregistreerd volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.ABS
Artikel 4.830 wordt als volgt gewijzigd:
ABT
In artikel 4.831, eerste lid, wordt «met inbegrip van een aanvullende techniek» vervangen door «, met inbegrip van een aanvullende techniek,» en wordt «was opgericht» vervangen door «is opgericht».
ABU
In artikel 4.832, eerste lid, wordt «met inbegrip van een aanvullende techniek» vervangen door «, met inbegrip van een aanvullende techniek,».
ABV
De artikelen 4.833 en 4.834 komen te luiden:
Artikel 4.833 (overgangsrecht intern salderen emissie ammoniak)
Artikel 4.820 is niet van toepassing op een huisvestingssysteem, met inbegrip van een aanvullende techniek, voor varkens, kippen of kalkoenen dat deel uitmaakt van een dierenverblijf dat voor 1 januari 2007 is opgericht, als de totale emissie van ammoniak van de op het perceel aanwezige huisvestingssystemen niet hoger is dan de totale emissies van ammoniak die de huisvestingssystemen op grond van de artikelen 4.818, 4.819 en 4.820, eerste lid, berekend op basis van de emissiegrenswaarden, bedoeld in de tabellen 4.818, 4.819 en 4.820, per afzonderlijk huisvestingssysteem zouden mogen veroorzaken.Artikel 4.834 (overgangsrecht emissie fijnstof)
1.
Artikel 4.822 is niet van toepassing op een huisvestingssysteem, met inbegrip van een aanvullende techniek, voor kippen, vleeskalkoenen en vleeseenden dat deel uitmaakt van een dierenverblijf:- dat is opgericht voor 1 juli 2015;
- dat is opgericht op of na 1 juli 2015, en:
- waarvoor uiterlijk op 30 juni 2015 een omgevingsvergunning onherroepelijk is en dat is opgericht voor 1 oktober 2016; of
- waarvoor uiterlijk op 30 juni 2015 een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend die voldoet aan de indieningsvereisten, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling omgevingsrecht, zoals die tot de inwerkingtreding van dit besluit luidde, waarbij de omgevingsvergunning op 30 juni 2015 niet onherroepelijk is en waarbij het dierenverblijf is opgericht binnen 15 maanden nadat de omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de uitbreiding van een dierenverblijf of de vervanging van een dierenverblijf.ABW
In artikel 4.835, tweede lid, wordt «op een plek» vervangen door «op één plek».
ABX
Artikel 4.836 wordt als volgt gewijzigd:
ABY
Artikel 4.838, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
ABZ
In artikel 4.839, eerste lid, wordt «een doelmatig» vervangen door «het doelmatig».
ACA
Artikel 4.842 komt te luiden:
Artikel 4.842 (melding)
1.
Het is verboden de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.841, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.2.
Het is verboden het afvalwater afkomstig van de activiteit, bedoeld in artikel 4.841, te lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.3.
De melding, bedoeld in het tweede lid, bevat de locaties van de lozingspunten.4.
Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.5.
Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.ACB
In artikel 4.846, onder a, wordt «kuilvoer of vaste» vervangen door «kuilvoer of de vaste».
ACC
Artikel 4.849 komt te luiden:
Artikel 4.849 (melding)
1.
Het is verboden de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.848, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.2.
Het is verboden het afvalwater afkomstig van de activiteit, bedoeld in artikel 4.848, te lozen op een oppervlaktewaterlichaam zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.3.
De melding, bedoeld in het tweede lid, bevat de locaties van de lozingspunten.4.
Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.5.
Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.ACD
In artikel 4.852, eerste lid, wordt «worden vrijkomende vloeistoffen afkomstig van het opslaan van gebruikt substraatmateriaal» vervangen door «afkomstig van het opslaan van gebruikt substraatmateriaal, worden vrijkomende vloeistoffen».
ACE
In artikel 4.856, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ACF
Artikel 4.857 vervalt.
ACG
Artikel 4.858 wordt als volgt gewijzigd:
ACH
Na artikel 4.858 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.858a (water: voorkomen lozen)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam is een mestbassin dat is uitgevoerd als een met folie beklede grondput of een mestzak, waar bij lekkage drijfmest, digestaat of dunne fractie in het oppervlaktewaterlichaam terecht zou kunnen komen, volledig omringd door een dijklichaam:- waarvan het binnendijkse volume ten minste gelijk is aan de maximale inhoud van het mestbassin of de mestzak; en
- dat is bestand tegen krachten die ontstaan bij het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie.
ACI
In artikel 4.859 wordt «afgedekt met» vervangen door «afgedekt, met».
ACJ
Na artikel 4.859 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.859a (overgangsrecht)
Artikel 4.858a is tot 1 januari 2031 niet van toepassing op een mestzak die voor inwerkingtreding van dit besluit al werd gebruikt en waarvan de locatie niet wijzigt.ACK
Artikel 4.860 komt te luiden:
Artikel 4.860 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op het behandelen van dierlijke meststoffen.2.
Deze paragraaf is niet van toepassing op:- het behandelen van dierlijke meststoffen als onderdeel van een huisvestingssysteem waarvoor bij ministeriële regeling een emissiefactor voor ammoniak is vastgesteld; en
- het vergisten, drogen, indampen, verbranden en composteren van dierlijke meststoffen.
ACL
Artikel 4.861 wordt als volgt gewijzigd:
ACM
Artikel 4.862 vervalt.
ACN
Artikel 4.864 komt te luiden:
Artikel 4.864 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op het vergisten van dierlijke meststoffen in een vergistingstank.2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op:- een na-opslag van digestaat zolang dat biologisch actief is;
- een gaszak of opslagtank voor de opslag van vergistingsgas;
- een gedeelte voor de bewerking van vergistingsgas; of
- een voorziening voor het biologisch behandelen van dierlijke meststoffen voor of na het vergisten.
ACO
Na artikel 4.864 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.864a (melding)
1.
Het is verboden de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.864, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.2.
Een melding bevat:- de maximale verwerkingscapaciteit van dierlijke meststoffen in kubieke meters per jaar;
- de maximale opslagcapaciteit van het vergistingsgas in kubieke meters;
- de coördinaten van:
- het middelpunt van een gaszak waarin vergistingsgas wordt opgeslagen; en
- het aftappunt van een opslagtank waarin vloeibaar gemaakt vergistingsgas wordt opgeslagen;
- de methode van bewerking en de bestemming van het vergistingsgas; en
- de methode van stabilisatie van het digestaat.
3.
Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.4.
Dit artikel is niet van toepassing als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3.ACP
Artikel 4.866 wordt als volgt gewijzigd:
ACQ
In artikel 4.867 wordt «voordat artikel 4.866, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.866, derde lid, gaat gelden,».
ACR
In artikel 4.868 wordt «vloeibaar biogas» vervangen door «vloeibaar gemaakt vergistingsgas».
ACS
Artikel 4.870 wordt als volgt gewijzigd:
ACT
Artikel 4.871 wordt als volgt gewijzigd:
ACU
In artikel 4.872, aanhef, wordt «en emissies» vervangen door «en het voorkomen van emissies».
ACV
In artikel 4.873, aanhef, wordt «die de locatie» vervangen door «dat de locatie».
ACW
In artikel 4.874, tweede lid, wordt «getransporteerd wordt» vervangen door «getransporteerd, wordt» en wordt «het punt waar» vervangen door «het punt waarop».
ACX
In artikel 4.875, tweede lid, onder a, vervalt «voor ammoniak».
ACY
In artikel 4.876, tweede lid, wordt «hiervoor aanleiding geven worden» vervangen door «hiertoe aanleiding geven, worden», wordt «om een goede werking» vervangen door «om de werking» en wordt «en om onveilige» vervangen door «en onveilige».
ACZ
Na artikel 4.878 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.878a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.866, eerste en tweede lid, en 4.867 zijn niet van toepassing op het vergisten van dierlijke meststoffen in een installatie dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.ADA
Artikel 4.880 wordt als volgt gewijzigd:
ADB
In artikel 4.881 wordt «een activiteit als bedoeld in artikel 4.879» vervangen door «de activiteit, bedoeld in artikel 4.879,».
ADC
In artikel 4.882, tweede lid, wordt «plek» vervangen door «locatie» en wordt «beschermd is» vervangen door «beschermd, is».
ADD
In artikel 4.886, onder c, wordt «en schoonwaterriool» vervangen door «en een schoonwaterriool».
ADE
In het opschrift van paragraaf 4.90 en in artikel 4.887, eerste lid, wordt «werktuigen, voertuigen of apparatuur» vervangen door «voertuigen of werktuigen».
ADF
Artikel 4.888 wordt als volgt gewijzigd:
ADG
Artikel 4.890 wordt als volgt gewijzigd:
ADH
Artikel 4.892 wordt als volgt gewijzigd:
ADI
Artikel 4.893 wordt als volgt gewijzigd:
ADJ
Artikel 4.894 komt te luiden:
Artikel 4.894 (water: lozingsroutes reinigen zonder gewasbeschermingsmiddelen)
1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater wordt het afvalwater afkomstig van het reinigen van voertuigen of werktuigen die niet voor gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt, geloosd op onverharde bodem of in een vuilwaterriool.2.
Als een maatwerkvoorschrift is gesteld waarin een andere lozingsroute is toegestaan, wordt het te lozen afvalwater geloosd op onverharde bodem of geloosd in een vuilwaterriool of via die andere route.ADK
Artikel 4.897 wordt als volgt gewijzigd:
ADL
Artikel 4.899 komt te luiden:
Artikel 4.899 (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf het vulpunt, de bovengrondse vloeistofvoerende leiding, de aansluitpunten van die leiding en pomp, de bovengrondse opslagtank en de opstelplaats van de tankwagens voor het vullen en legen van de opslagtank:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste de afstand, bedoeld in de derde kolom van tabel 4.899; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld in de vierde of vijfde kolom van tabel 4.899, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.896, omvat.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden die zijn vastgelegd in PGS 19.
3.
De afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, is ten minste de helft van die afstand als het gaat om beperkt kwetsbare of kwetsbare gebouwen of beperkt kwetsbare of kwetsbare locaties waar ook een opslagtank voor propaan of propeen aanwezig is.4.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
5.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstanden, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid.ADM
Tabel 4.899 komt te luiden:
ADN
In artikel 4.900 wordt «voordat artikel 4.899, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.899, tweede lid, gaat gelden,».
ADO
In artikel 4.901 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
ADP
Na artikel 4.901 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.901a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.899, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.900 zijn niet van toepassing op het opslaan van propaan of propeen in een opslagtank dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.ADQ
In artikel 4.903, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ADR
In artikel 4.904, eerste lid, wordt «als bedoeld in artikel 4.907 is» vervangen door «als bedoeld in artikel 4.907, is».
ADS
Artikel 4.905 komt te luiden:
Artikel 4.905 (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf een opslagtank:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 1 m bij een opslagtank met een inhoud van niet meer dan 10 m3 en ten minste 3 m bij een opslagtank met een inhoud van meer dan 10 m3; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.902, omvat.
2.
Als een opslagtank voor het opslaan van zuurstof ligt op een afstand van minder dan 10 m van een opslagtank voor het opslaan van propaan, propeen of een gas als bedoeld in artikel 4.902, is de afstand, bedoeld in het eerste lid, ten minste 20 m.3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden die zijn vastgelegd in PGS 9.
4.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
5.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid.ADT
In artikel 4.906 wordt »voordat artikel 4.905, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.905, derde lid, gaat gelden,».
ADU
In artikel 4.909, tweede lid, wordt «worden gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag» vervangen door «worden aan het bevoegd gezag gegevens en bescheiden verstrekt».
ADV
Na artikel 4.909 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.909a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.905, eerste lid, aanhef, en onder a, en 4.906 zijn niet van toepassing op het opslaan van zuurstof, stikstof, argon, kooldioxide, helium of lachgas in een opslagtank dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.ADW
Artikel 4.911 wordt als volgt gewijzigd:
- een aanduiding van de stoffen die worden opgeslagen en de hoeveelheid die ten hoogste wordt opgeslagen.
ADX
Artikel 4.914 komt te luiden:
Artikel 4.914 (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf het vulpunt van een bovengrondse opslagtank waarin polyesterhars wordt opgeslagen en de opstelplaats van de tankwagens voor het vullen en legen van de opslagtank:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 20 m; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.910, omvat.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden die zijn vastgelegd in PGS 31.
3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
4.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid.ADY
In artikel 4.915 wordt «voordat artikel 4.914, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.914, tweede lid, gaat gelden,».
ADZ
Artikel 4.917 komt te luiden:
Artikel 4.917 (externe veiligheid en bodem: certificering en erkenning)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid worden een bovengrondse opslagtank en de daarop aangesloten leidingen geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een onderneming met een certificaat voor BRL-K903, verstrekt door een certificatie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17065 voor die BRL.2.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden een bovengrondse opslagtank en de daarop aangesloten leidingen geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL-K903, als die opslagtank gedeeltelijk in de bodem of een terp ligt.3.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden ondergrondse leidingen geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL-K903.AEA
Artikel 4.918 wordt als volgt gewijzigd:
5.
De resultaten van beoordelingen en de aantekeningen van controles worden ten minste drie jaar bewaard.AEB
In artikel 4.919 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
AEC
Na artikel 4.919 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.919a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.919, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool.AED
Artikel 4.920 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De resultaten van beoordelingen worden ten minste drie jaar bewaard.AEE
De artikelen 4.921 tot en met 4.924 en tabel 4.924 vervallen.
AEF
Artikel 4.925 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De artikelen 4.914, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.915 zijn niet van toepassing op het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in een bovengrondse opslagtank dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.AEG
Artikel 4.927 wordt als volgt gewijzigd:
AEH
Artikel 4.929 komt te luiden:
Artikel 4.929 (bodem: certificering en erkenning)
1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden een bovengrondse opslagtank en de daarop aangesloten leidingen geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een onderneming met een certificaat voor BRL-K903, verstrekt door een certificatie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17065 voor die BRL, als op die opslagtank een ondergrondse leiding is aangesloten.2.
Een bovengrondse opslagtank en de daarop aangesloten leidingen worden geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL-K903, als die opslagtank gedeeltelijk in de bodem of een terp ligt.3.
Ondergrondse leidingen worden geïnstalleerd, onderhouden en gerepareerd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL-K903.AEI
Artikel 4.930 wordt als volgt gewijzigd:
5.
De resultaten van beoordelingen en de aantekeningen van controles worden ten minste drie jaar bewaard.AEJ
Artikel 4.931 wordt als volgt gewijzigd:
AEK
Na artikel 4.931 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.931a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.931, eerste lid, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de bovengrondse opslagtank vloeistoffen worden opgeslagen van:- ADR-klasse 5.1;
- ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III; of
- ADR-klasse 9, die het aquatisch milieu verontreinigen.
AEL
Artikel 4.934 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De resultaten van beoordelingen worden ten minste drie jaar bewaard.AEM
De artikelen 4.935 tot en met 4.937 vervallen.
AEN
Artikel 4.938 komt te luiden:
Artikel 4.938 (bodem: keuring bovengrondse opslagtank)
1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden een bovengrondse opslagtank en de daarop aangesloten leidingen beoordeeld en goedgekeurd door een onderneming met een certificaat voor BRL-K903, verstrekt door een certificatie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17065 voor die BRL, als op die opslagtank een ondergrondse leiding is aangesloten.2.
Een bovengrondse opslagtank en de daarop aangesloten leidingen worden beoordeeld en goedgekeurd door een inspectie-instantie met een erkenning bodemkwaliteit voor AS SIKB 6800, als de opslagtank gedeeltelijk in de bodem of een terp ligt.3.
Ondergrondse leidingen worden beoordeeld en goedgekeurd door een inspectie-instantie met een erkenning bodemkwaliteit voor AS SIKB 6800.4.
De keuringen vinden plaats volgens de termijnen, bedoeld in tabel 4.938. Voor leidingen als bedoeld in het derde lid gelden de termijnen die van toepassing zijn op de bovengrondse opslagtank waarop deze zijn aangesloten.AEO
Artikel 4.939 wordt als volgt gewijzigd:
AEP
Artikel 4.941 wordt als volgt gewijzigd:
AEQ
Na artikel 4.941 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.941a (water: meetmethoden)
1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is voor olie NEN-EN-ISO 9377-2 van toepassing.Artikel 4.941b (overgangsrecht: certificering, erkenning en keuring)
Tot 1 januari 2023 zijn de artikelen 4.929 en 4.938 niet van toepassing op het opslaan van vloeistoffen van ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III, zonder bijkomend gevaar als bedoeld in de ADR in een opslagtank die is geïnstalleerd voor 1 januari 2008.AER
Artikel 4.943 wordt als volgt gewijzigd:
AES
Artikel 4.947 wordt als volgt gewijzigd:
AET
Na artikel 4.947 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.947a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.947, eerste lid, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de tankcontainer of verpakking vloeistoffen worden opgeslagen van:- ADR-klasse 5.1;
- ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III; of
- ADR-klasse 9, die het aquatisch milieu verontreinigen.
AEU
In artikel 4.951 wordt «verpakking, zo» vervangen door «verpakking zo».
AEV
De artikelen 4.952 tot en met 4.954 vervallen.
AEW
Artikel 4.955 wordt als volgt gewijzigd:
AEX
Artikel 4.957 wordt als volgt gewijzigd:
AEY
Na artikel 4.957 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.957a (water: meetmethoden)
1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is voor olie NEN-EN-ISO 9377-2 van toepassing.AEZ
Artikel 4.959 wordt als volgt gewijzigd:
AFA
Artikel 4.962 komt te luiden:
Artikel 4.962 (externe veiligheid: afstand bij opslaan brandstoffen)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf het vulpunt van een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstoffen voor het tanken van vaartuigen of drijvende werktuigen vanaf de wal worden opgeslagen:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 20 m; of
- tot kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.958, omvat.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden die zijn vastgelegd in PGS 28.
3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid zijn niet van toepassing op kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
4.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid.AFB
Artikel 4.963 komt te luiden:
Artikel 4.963 (externe veiligheid: afstand bij opslaan organische oplosmiddelen)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf het vulpunt van een ondergrondse opslagtank waarin organische oplosmiddelen worden opgeslagen en de opstelplaats van de tankwagens voor het vullen en legen van de opslagtank:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 20 m; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.958, omvat.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden die zijn vastgelegd in PGS 31.
3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
4.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid.AFC
In artikel 4.964 wordt «voordat artikel 4.962, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.962, tweede lid, of 4.963, tweede lid, gaat gelden,».
AFD
In artikel 4.965 wordt na «vaartuigen» ingevoegd «of drijvende werktuigen».
AFE
Artikel 4.967 wordt als volgt gewijzigd:
AFF
Aan artikel 4.968 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
De resultaten van beoordelingen worden ten minste drie jaar bewaard.AFG
Artikel 4.969 wordt als volgt gewijzigd:
AFH
Artikel 4.970 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Als in de ondergrondse opslagtank stoffen worden opgeslagen waarvoor geen NEN, NEN-EN of ISO is vastgesteld voor het onderzoek naar de aanwezigheid van die stoffen, worden de monsters onderzocht volgens een methode die daarvoor geschikt is.AFI
In artikel 4.971 wordt «resultaten bekend zijn geworden van het onderzoek naar de aanwezigheid van methyl-tertiair-butylether en ethyl-tertiair-butylether» vervangen door «resultaten van het onderzoek naar de aanwezigheid van methyl-tertiair-butylether en ethyl-tertiair-butylether bekend zijn geworden,».
AFJ
Artikel 4.972 komt te luiden:
Artikel 4.972 (bodem: aansluitpunt vulleiding of leegzuigleiding)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem bevindt het aansluitpunt van een vulleiding of leegzuigleiding van een ondergrondse opslagtank zich:- boven een vloeistofdichte bodemvoorziening; of
- boven of in een vulpuntmorsbak.
AFK
Na artikel 4.972 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.972a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.972, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool.Artikel 4.972b (bodem: keuring kathodische bescherming)
1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem worden de kathodische bescherming op een ondergrondse opslagtank van staal en de daarop aangesloten leidingen van staal ten minste eenmaal per jaar beoordeeld en goedgekeurd door een inspectie-instantie met een erkenning bodemkwaliteit voor AS SIKB 6800.2.
De resultaten van beoordelingen worden ten minste drie jaar bewaard.AFL
Artikel 4.973 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De resultaten van stroomopdrukproeven worden ten minste drie jaar bewaard.AFM
Artikel 4.974 wordt als volgt gewijzigd:
4.
De resultaten van controles worden ten minste drie jaar bewaard.AFN
In artikel 4.975, derde lid, vervalt «de eisen, bedoeld in».
AFO
Artikel 4.977 komt te luiden:
Artikel 4.977 (bodem: financiële zekerheid)
1.
Voor een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstoffen worden opgeslagen is financiële zekerheid gesteld ter dekking van aansprakelijkheid voor schade aan de bodem als gevolg van dat opslaan.2.
De financiële zekerheid is € 225.000,– per ondergrondse opslagtank. Bij meer dan zes ondergrondse opslagtanks, waarin stoffen als bedoeld in het eerste lid of artikel 4.1001a, eerste lid, worden opgeslagen, is de financiële zekerheid € 1.350.000,– in totaal.3.
De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot:- vier weken nadat het rapport van het bodemonderzoek, bedoeld in artikel 5.5, is verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2; of
- als de bodemkwaliteit wordt hersteld op grond van artikel 5.6: tot vier weken nadat het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, is geïnformeerd over de beëindiging van de herstelwerkzaamheden op grond van artikel 5.7, tweede lid.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing als degene die de activiteit verricht een openbaar lichaam is.AFP
Tabel 4.977 vervalt.
AFQ
Artikel 4.978 komt te luiden:
Artikel 4.978 (gegevens en bescheiden: bewijs van financiële zekerheid)
Binnen acht weken na het begin van de activiteit worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt dat is voldaan aan artikel 4.977.AFR
De artikelen 4.979 en 4.980 vervallen.
AFS
Artikel 4.981 wordt als volgt gewijzigd:
AFT
Artikel 4.982 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De artikelen 4.962, eerste lid, aanhef en onder a, 4.963, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.964 zijn niet van toepassing op het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in een ondergrondse opslagtank dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.AFU
Artikel 4.984 wordt als volgt gewijzigd:
AFV
Artikel 4.986 wordt als volgt gewijzigd:
AFW
Aan artikel 4.987 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
De resultaten van beoordelingen worden ten minste drie jaar bewaard.AFX
Artikel 4.988 wordt als volgt gewijzigd:
AFY
Artikel 4.989 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Als in de ondergrondse opslagtank stoffen worden opgeslagen waarvoor geen NEN, NEN-EN of ISO is vastgesteld voor het onderzoek naar de aanwezigheid van die stoffen, worden de monsters onderzocht volgens een methode die daarvoor geschikt is.AFZ
Artikel 4.990 wordt als volgt gewijzigd:
AGA
Na artikel 4.990 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.990a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.990, eerste lid, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de ondergrondse opslagtank vloeistoffen worden opgeslagen van:- ADR-klasse 5.1;
- ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III; of
- ADR-klasse 9, die het aquatisch milieu verontreinigen.
AGB
Artikel 4.991 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De resultaten van beoordelingen worden ten minste drie jaar bewaard.AGC
Artikel 4.992 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De resultaten van stroomopdrukproeven worden ten minste drie jaar bewaard.AGD
Artikel 4.993 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De resultaten van controles worden ten minste drie jaar bewaard.AGE
In het opschrift van artikel 4.995 vervalt «over».
AGF
In artikel 4.996, eerste lid, wordt na «opslagtank» ingevoegd «van staal» en wordt «opgeslagen jaarlijks» vervangen door «opgeslagen, jaarlijks».
AGG
Artikel 4.998 wordt als volgt gewijzigd:
4.
De resultaten van controles en de aantekeningen van reparaties worden ten minste drie jaar bewaard.AGH
Artikel 4.999 wordt als volgt gewijzigd:
AGI
Na artikel 4.1001 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1001a (bodem: financiële zekerheid)
1.
Voor een ondergrondse opslagtank waarin gasolie, diesel, huisbrandolie of afgewerkte olie wordt opgeslagen is financiële zekerheid gesteld ter dekking van aansprakelijkheid voor schade aan de bodem als gevolg van dat opslaan.2.
De financiële zekerheid is € 225.000,– per ondergrondse opslagtank. Bij meer dan zes ondergrondse opslagtanks, waarin stoffen als bedoeld in het eerste lid of artikel 4.977, eerste lid, worden opgeslagen, is de financiële zekerheid € 1.350.000,– in totaal.3.
De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot:- vier weken nadat het rapport van het bodemonderzoek, bedoeld in artikel 5.5, is verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2; of
- als de bodemkwaliteit wordt hersteld op grond van artikel 5.6: tot vier weken nadat het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2 is geïnformeerd over de beëindiging van de herstelwerkzaamheden op grond van artikel 5.7, tweede lid.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing als degene die de activiteit verricht een openbaar lichaam is.Artikel 4.1001b (gegevens en bescheiden: bewijs van financiële zekerheid)
Binnen acht weken na het begin van de activiteit worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2 gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt dat is voldaan aan artikel 4.1001a.AGJ
In artikel 4.1002, eerste lid, wordt «onder het aansluitpunt van een ondergrondse opslagtank bevindt» vervangen door «bevindt onder het aansluitpunt van een ondergrondse opslagtank».
AGK
Artikel 4.1003 wordt als volgt gewijzigd:
AGL
Na artikel 4.1003 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1003a (water: meetmethoden)
1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is voor olie NEN-EN-ISO 9377-2 van toepassing.AGM
Artikel 4.1005 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat:- de coördinaten van de opslagplaatsen, bedoeld in artikel 4.1008, eerste en tweede lid;
- de hoeveelheid stoffen die per ADR-klasse ten hoogste wordt opgeslagen per opslagplaats;
- de hoeveelheid stoffen van verpakkingsgroep I die ten hoogste wordt opgeslagen per opslagplaats;
- de hoeveelheid stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, die ten hoogste wordt opgeslagen per opslagplaats; en
- als stoffen van ADR-klasse 4.1, 4.2 of 4.3 worden opgeslagen: een aanduiding of deze brandbaar zijn.
AGN
Artikel 4.1008 komt te luiden:
Artikel 4.1008 (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf de opslagplaats waar meer dan 2.500 kg gevaarlijke stoffen in verpakking, met uitzondering van gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 2 in gasflessen, wordt opgeslagen:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 20 m; of
- tot kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.1004, omvat.
2.
De afstand vanaf de opslagplaats in de buitenlucht waar meer dan 1.000 l brandbare gassen van ADR-klasse 2 in gasflessen wordt opgeslagen:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, is ten minste 15 m; of
- tot kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, is ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.1004, omvat.
3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en het tweede lid, aanhef en onder b, zijn van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers;
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert; of
- ertoe leidt dat niet kan worden voldaan aan de interne afstanden vastgelegd in PGS 15.
4.
Het eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid zijn niet van toepassing op kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties:- die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3; of
- binnen een risicogebied externe veiligheid als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
5.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid.AGO
In artikel 4.1009 wordt «voordat artikel 4.1008, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.1008, derde lid, gaat gelden,».
AGP
De artikelen 4.1010 en 4.1011 komen te luiden:
Artikel 4.1010 (externe veiligheid: geen afstand bij afwezigheid brandbare stoffen)
Artikel 4.1008, eerste lid, is alleen van toepassing als in de opslagplaats gevaarlijke stoffen worden opgeslagen:- van ADR-klasse 3; of
- van ADR-klasse 4.1, 4.2 of 4.3 die brandbaar zijn.
Artikel 4.1011 (externe veiligheid: andere afstanden bij brandcompartiment of brandwerende voorziening)
1.
De afstand, bedoeld in artikel 4.1008, eerste lid, onder a, is 8 m als de gevaarlijke stoffen in verpakking zijn opgeslagen in een brandcompartiment of als tussen de opslagplaats en de begrenzing van de locatie waarop de activiteit, bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11, wordt verricht, een brandwerende voorziening aanwezig is.2.
De afstand, bedoeld in artikel 4.1008, tweede lid, onder a, is 7,5 m als tussen de opslagplaats en de begrenzing van de locatie waarop de activiteit, bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11, wordt verricht, een brandwerende voorziening aanwezig is.3.
De brandwerende voorziening is ten minste 2 m hoog, strekt zich aan weerszijden van de opslagplaats ten minste 2 m uit en heeft een brandwerendheid van ten minste 60 minuten.AGQ
Artikel 4.1012, tweede lid, komt te luiden:
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op het opslaan van:- alcoholhoudende dranken in consumentenverpakkingen;
- minder dan 400 kg in totaal van gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
- gasflessen met giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2, met uitzondering van ammoniak en ethyleenoxide;
- gasflessen met blusgassen;
- gasolie, diesel of huisbrandolie met een vlampunt van 55 °C of hoger; en
- viskeuze vloeistoffen die volgens paragraaf 2.2.3.1.5.1 van de ADR niet zijn onderworpen aan de voorschriften van de ADR.
AGR
Artikel 4.1013 wordt als volgt gewijzigd:
AGS
Tabel 4.1013 wordt als volgt gewijzigd:
AGT
Artikel 4.1014 wordt als volgt gewijzigd:
AGU
Na artikel 4.1014 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1014a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.1014, eerste lid, niet aangesloten op het vuilwaterriool.Artikel 4.1014b (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1008, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a, en 4.1009 zijn niet van toepassing op het opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.AGV
In artikel 4.1016, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AGW
In artikel 4.1019, tweede lid, wordt «een opslagvoorziening» vervangen door «een opslagplaats».
AGX
Artikel 4.1020, derde lid, komt te luiden:
3.
Vloeibare stoffen van ADR-klasse 5.2, type C tot en met F, worden opgeslagen boven een aaneengesloten bodemvoorziening.AGY
Na artikel 4.1020 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1020a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.1020, eerste lid, niet aangesloten op het vuilwaterriool.AGZ
Artikel 4.1022 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat de hoeveelheid minerale anorganische meststoffen die per meststoffengroep als bedoeld in PGS 7 ten hoogste wordt opgeslagen.AHA
In artikel 4.1026, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AHB
Artikel 4.1028 wordt als volgt gewijzigd:
AHC
Artikel 4.1031 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De afstand vanaf het midden van de deuropening van de ruimte waar het vuurwerk en de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in een politiebureau worden opgeslagen tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteitzijn toegelaten, is ten minste 8 m.3.
Het tweede lid is niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3.AHD
Artikel 4.1032 vervalt.
AHE
In artikel 4.1033, eerste lid, wordt «brandveiligheidskast die voldoet aan PGS 15» vervangen door «brandveiligheidsopslagkast die voldoet aan PGS 32».
AHF
Artikel 4.1034 wordt als volgt gewijzigd:
- gegevens over de plaatsen waar vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik zijn opgeslagen.
AHG
Artikel 4.1035 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Voor het bepalen van het gewicht van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in:- een bufferbewaarplaats als bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder c, wordt uitgegaan van het vuurwerk en de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met omhulsel en verpakking, maar zonder de transportverpakking, bedoeld in de ADR; en
- een bewaarplaats als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt uitgegaan van het vuurwerk en de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met omhulsel en verpakking en met de transportverpakking, bedoeld in de ADR.
AHH
Artikel 4.1036 wordt als volgt gewijzigd:
AHI
In tabel 4.1036b wordt in de tweede kolom, vierde rij, «ofT2» vervangen door «of T2».
AHJ
In artikel 4.1037, derde lid, wordt «bezwijken bij brand niet binnen» vervangen door «hebben een brandwerendheid van ten minste».
AHK
Artikel 4.1038 wordt als volgt gewijzigd:
AHL
Artikel 4.1039 wordt als volgt gewijzigd:
AHM
In artikel 4.1040, derde lid, onder c, wordt «beschermd zijn» vervangen door «zijn beschermd».
AHN
Artikel 4.1041 komt te luiden:
Artikel 4.1041 (externe veiligheid: voorzieningen voor brandbestrijding)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid liggen een bewaarplaats en een bufferbewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op de begane grond.2.
De locatie waarop de activiteit, bedoeld in artikel 4.1029, wordt verricht, heeft brandslanghaspels, waarbij de gecorrigeerde loopafstand, bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, tussen een brandslanghaspel en elk punt op de vloer van de locatie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 m.3.
Een brandslanghaspel heeft een lengte van ten hoogste 30 m, een statische druk van ten minste 100 kPa en een capaciteit van ten minste 1,3 m3/u, bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels die zijn aangesloten op dezelfde voorziening voor leidingwater.4.
Een brandslanghaspel is voor onmiddellijk gebruik beschikbaar, kan onbelemmerd worden bereikt en wordt ten minste eenmaal per jaar gecontroleerd door een ter zake deskundige.5.
In een bewaarplaats en een bufferbewaarplaats voor vuurwerk van categorie F4:- is een draagbaar blustoestel met een inhoud van ten minste 12 kg ABC-bluspoeder aanwezig;
- bevat het ABC-bluspoeder ten minste 40% ammoniumfosfaat; en
- is de loopafstand, bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, vanaf elk punt in de ruimte tot een blustoestel ten hoogste 20 m.
AHO
Artikel 4.1042 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand die in voorwaartse richting wordt gemeten als aangegeven in figuur 4.1042, vanaf het midden van de deuropening van een bewaarplaats en een bufferbewaarplaats voor vuurwerk op een locatie voor het opslaan van ten hoogste 10.000 kg vuurwerk van categorie F1, F2 of F3:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 8 m; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.1029, omvat.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers; of
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert.
3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3.AHP
In artikel 4.1043 wordt «voordat artikel 4.1042, tweede lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.1042, tweede lid, gaat gelden,».
AHQ
Artikel 4.1044, onder a, komt te luiden:
- heeft een brandwerendheid van ten minste 60 minuten.
AHR
Artikel 4.1045 wordt als volgt gewijzigd:
AHS
Artikel 4.1046 wordt als volgt gewijzigd:
AHT
Artikel 4.1047 wordt als volgt gewijzigd:
AHU
Na artikel 4.1047 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1047a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1042, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.1043 zijn niet van toepassing op het opslaan, herverpakken en bewerken van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.AHV
Artikel 4.1049 wordt als volgt gewijzigd:
AHW
Artikel 4.1050 wordt als volgt gewijzigd:
AHX
Artikel 4.1051 komt te luiden:
Artikel 4.1051 (externe veiligheid: afstand)
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid is de afstand vanaf het brandcompartiment voor het opslaan van zwart kruit of rookzwak kruit:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, ten minste 8 m; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.1048, omvat.
2.
De afstand vanaf de opslagplaats voor het opslaan van meer dan 10.000 munitiepatronen of hagelpatronen voor vuurwapens:- tot de begrenzing van de locatie waarop een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 wordt verricht, is ten minste 8 m, tenzij de munitiepatronen of hagelpatronen voor vuurwapens in een brandcompartiment zijn opgeslagen; of
- tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, is ten minste de afstand, bedoeld onder a, als een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 niet de activiteit, bedoeld in artikel 4.1048, omvat.
3.
Het eerste lid, aanhef en onder b, en het tweede lid, aanhef en onder b, zijn van overeenkomstige toepassing als inachtneming van de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a:- niet mogelijk is door:
- de geringe omvang van de locatie;
- de bouwwerken die aanwezig zijn op die locatie; of
- andere fysieke belemmeringen;
- nadelige invloed heeft op de veiligheid en gezondheid van werknemers of bezoekers; of
- de bedrijfsvoering ernstig belemmert.
4.
Het eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die een functionele binding hebben met de activiteit, bedoeld in hoofdstuk 3.5.
Artikel 5.9 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is van overeenkomstige toepassing op de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid.AHY
In artikel 4.1052 wordt «voordat artikel 4.1051, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.1051, derde lid, gaat gelden,».
AHZ
Na artikel 4.1052 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1052a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1051, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a, en 4.1052 zijn niet van toepassing op het opslaan van ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1 door een ander dan de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.AIA
Artikel 4.1053 komt te luiden:
Artikel 4.1053 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het opslaan van:- goederen, ingedeeld in de stuifklassen S1 tot en met S5 in bijlage IV;
- goederen, ingedeeld als lekkende goederen in bijlage IVA, deel A;
- goederen, ingedeeld als uitlogende goederen in bijlage IVA, deel B; of
- goederen, ingedeeld als vermestende goederen in bijlage IVA, deel C.
AIB
Artikel 4.1054 wordt als volgt gewijzigd:
AIC
In artikel 4.1055, onder a, wordt na «paragraaf 5.2.1» ingevoegd «, tenzij het gaat om het opslaan van goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel C.
AID
Artikel 4.1057 komt te luiden:
Artikel 4.1057 (water: lozingsroute bij opslaan van lekkende, uitlogende en vermestende goederen)
1.
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater wordt het te lozen afvalwater afkomstig van het opslaan van lekkende, uitlogende of vermestende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel A, B of C, geloosd in een vuilwaterriool.2.
Als een maatwerkvoorschrift is gesteld waarin een andere lozingsroute is toegestaan, wordt het te lozen afvalwater geloosd in een vuilwaterriool of via die andere route.AIE
Artikel 4.1058 vervalt.
AIF
Artikel 4.1059 wordt als volgt gewijzigd:
AIG
In tabel 4.1059 wordt in de tweede kolom, eerste rij, wordt na «Emissiegrenswaarden» ingevoegd «in».
AIH
Artikel 4.1060 en de tabel 4.1060 vervallen.
AII
Artikel 4.1061, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
AIJ
Artikel 4.1063 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met bodembedreigende stoffen worden lekkende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel A, boven een vloeistofdichte bodemvoorziening opgeslagen.AIK
Artikel 4.1064 wordt als volgt gewijzigd:
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met bodembedreigende stoffen worden uitlogende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel B, opgeslagen boven een:.AIL
Na artikel 4.1064 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1064a (bodem: bodembeschermende voorziening bij opslaan van vermestende goederen)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met bodembedreigende stoffen worden vermestende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel C, opgeslagen boven een aaneengesloten bodemvoorziening.AIM
In artikel 4.1065 wordt «goederen ingedeeld in stuifklassen S1 tot en met S4» vervangen door «goederen, ingedeeld in de stuifklassen S1 tot en met S4,».
AIN
In artikel 4.1066, onder a, b en c, wordt «goederen ingedeeld in» vervangen door «goederen, ingedeeld in de».
AIO
Artikel 4.1067 wordt als volgt gewijzigd:
AIP
Artikel 4.1068 wordt als volgt gewijzigd:
- windreductieschermen of sproeiers hebben; of.
AIQ
Artikel 4.1069 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Aan artikel 4.1067, eerste en tweede lid, wordt bij het laden en lossen met storttrechters in ieder geval voldaan als de trechters afzuiging hebben.- de stortschoen afzuiging heeft.
AIR
In het artikel 4.1070, eerste en tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
AIS
Artikel 4.1071 wordt als volgt gewijzigd:
AIT
In artikel 4.1072, vierde lid, wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
AIU
Artikel 4.1073 wordt als volgt gewijzigd:
AIV
Na artikel 4.1073 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1073a (afval: termijn opslaan)
1.
Met het oog op een doelmatig beheer van afvalstoffen worden goederen die afvalstoffen zijn niet langer dan drie jaar opgeslagen.2.
In afwijking van het eerste lid worden vermestende goederen en de volgende afvalstoffen niet langer dan een jaar opgeslagen:- gewolmaniseerd hout;
- vliegas van verbranding van afvalstoffen in een roosteroven of wervelbedoven; en
- filterkoek van ontgiften, neutraliseren en ontwateren.
AIW
Het opschrift van paragraaf 4.105 komt te luiden:
AIX
In artikel 4.1075, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AIY
Artikel 4.1076 komt te luiden:
Artikel 4.1076 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1074, wordt voldaan aan de regels over het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1.AIZ
In artikel 4.1078, eerste lid, wordt «van de verontreiniging van de lucht met benzinedamp wordt» vervangen door «van verontreiniging van de lucht met benzinedamp worden».
AJA
In de artikelen 4.1079, eerste lid, en 4.1080, eerste lid, wordt «beperken van de verontreiniging» vervangen door «beperken van verontreiniging».
AJB
Artikel 4.1081 wordt als volgt gewijzigd:
AJC
In artikel 4.1082 wordt «niet meer dan» vervangen door «lager dan».
AJD
In artikel 4.1083 wordt «van niet meer dan» vervangen door «die lager is dan».
AJE
In artikel 4.1087 wordt «van niet meer dan» vervangen door «die lager zijn dan».
AJF
In artikel 4.1088, derde lid, wordt «aanwezig die» vervangen door «aanwezig dat».
AJG
In artikel 4.1091, tweede lid, wordt «gevuld is» vervangen door «gevuld, is».
AJH
In artikel 4.1094, eerste en tweede lid, wordt «die gekoppeld kan worden» vervangen door «die kan worden gekoppeld».
AJI
In artikel 4.1098, onder b, wordt «ongeladen zijn is de hartlijn» vervangen door «ongeladen zijn, is de hartlijn».
AJJ
In artikel 4.1100, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AJK
Artikel 4.1101, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
AJL
In artikel 4.1102 wordt «voordat artikel 4.1101, derde lid, gaat gelden» vervangen door «voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.1101, derde lid, gaat gelden,».
AJM
Na artikel 4.1103 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1103a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1101, eerste lid, en 4.1102 zijn niet van toepassing op het tegelijkertijd voor minder dan 24 uur opstellen van niet meer dan drie voertuigen, opleggers of aanhangers die zijn geladen met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c, dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.AJN
In het opschrift van paragraaf 4.107 en in artikel 4.1104 wordt «schepen» vervangen door «vaartuigen of drijvende werktuigen».
AJO
In artikel 4.1105, eerste lid, wordt «een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 4.1104» vervangen door «de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.1104,».
AJP
Artikel 4.1106 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam met stoffen bij het laden en lossen van een vaartuig of drijvend werktuig wordt de afstand tot de wal of tot een ander vaartuig of drijvend werktuig zo klein mogelijk gehouden of overbrugd door een ponton of een morsklep.AJQ
Artikel 4.1107 wordt als volgt gewijzigd:
AJR
In artikel 4.1109, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
AJS
In artikel 4.1110, eerste lid, wordt «de specifieke zorgplicht, bedoeld in artikel 2.11» vervangen door «artikel 2.11, tweede lid, onder e,».
AJT
In artikel 4.1112, eerste lid, wordt «in een omgevingsplan of in een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit zijn toegelaten, ten hoogste een op de miljoen» vervangen door «op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zijn toegelaten, ten hoogste 1 op de 1.000.000».
AJU
Artikel 4.1113 wordt als volgt gewijzigd:
AJV
Artikel 4.1115 wordt als volgt gewijzigd:
AJW
Artikel 4.1116 komt te luiden:
Artikel 4.1116 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op:- het aanleggen, aanpassen, testen, onderhouden, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk; en
- het stimuleren van een voorkomen via een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk.
AJX
Artikel 4.1117 komt te luiden:
Artikel 4.1117 (gegevens en bescheiden)
1.
Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 4.1116 worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt over:- het verplaatsbaar mijnbouwwerk waarmee de activiteit wordt verricht;
- de geplande begindatum en einddatum van de werkzaamheden;
- de locatie van elk boorgat, bestaande uit:
- de aanduiding of het is gelegen in een deel van een oppervlaktewaterlichaam dat is ingedeeld als provinciaal gebied; en
- de coördinaten voor boorgaten aan de zeezijde en aan de landzijde van het provinciaal ingedeeld gebied; en
- het aantal transportbewegingen in de perioden van 7.00 tot 19.00 uur, van 19.00 tot 23.00 uur en van 23.00 tot 7.00 uur.
2.
Als op een afstand van ten hoogste 300 m van het hart van de boorinstallatie een geluidgevoelig gebouw ligt, worden ten minste vier weken voor het begin van de activiteit aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 2.2, de resultaten van een akoestisch onderzoek verstrekt, waarmee met geluidmetingen of geluidberekeningen is aangetoond dat aan de geluidniveaus uit tabel 4.1121a of bij maatwerkvoorschrift vastgestelde geluidniveaus kan worden voldaan en waarbij is aangegeven welke voorzieningen worden getroffen om te voorkomen dat de geldende geluidniveaus worden overschreden.3.
Op het meten en berekenen van de geluidniveaus zijn de bij de ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.4.
Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig de gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden de gewijzigde gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag.AJY
Artikel 4.1118 vervalt.
AJZ
Na artikel 4.1121 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1121a (geluid: waarden)
1.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT van het geluid en het maximaal geluidniveau LAmax veroorzaakt door het verplaatsbare mijnbouwwerk, zijn niet meer dan de waarden, bedoeld in tabel 4.1121a.2.
Het maximale geluidniveau LAmax is niet van toepassing op het laden en lossen, transportbewegingen, pipehandling en het verbranden van gas of aardgas in de openlucht.3.
De activiteiten, bedoeld in het tweede lid, worden verricht tussen 07:00 en 19:00 uur, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is.4.
De waarden voor geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen gelden niet als:- het geluidgevoelige gebouw nog niet aanwezig is;
- de eigenaar van het geluidgevoelige gebouw weigert mee te werken aan het onderzoek naar het geluid door het verplaatsbare mijnbouwwerk in geluidgevoelige ruimten binnen het gebouw; of
- het geluidgevoelige gebouw geheel of gedeeltelijk op een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder ligt.
5.
Op het meten en berekenen van de geluidniveaus zijn de bij de ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.Artikel 4.1121b (geluid: monitoring)
Als binnen 300 m vanaf het hart van het verplaatsbare mijnbouwwerk een geluidgevoelig gebouw ligt, wordt het geluid continu gemonitord en geregistreerd. De monitoring gebeurt zodanig dat een indicatie wordt verkregen van het geluid op de gevel van het meest met geluid belaste geluidgevoelige gebouw.AKA
In artikel 4.1122 wordt «een minimaal rendement van 99%» vervangen door «een rendement van ten minste 99%».
AKB
In artikel 4.1123, eerste lid, onder b, wordt «vloeistofdichte voorziening of een aangesloten dichte voorziening» vervangen door «vloeistofdichte bodemvoorziening of een aaneengesloten bodemvoorziening».
AKC
In artikel 4.1124 wordt «volgens NEN-EN 858-1 of NEN-EN 858-1/A1 en NEN-EN 858-2» vervangen door «volgens NEN-EN 858-1 en NEN-EN 858-2».
AKD
Artikel 4.1128 wordt als volgt gewijzigd:
AKE
In artikel 4.1129, derde lid, wordt «geloosd in op een oppervlaktewaterlichaam» vervangen door «geloosd op een oppervlaktewaterlichaam».
AKF
Artikel 4.1131 wordt als volgt gewijzigd:
AKG
Artikel 4.1133 wordt als volgt gewijzigd:
AKH
Artikel 4.1136 wordt als volgt gewijzigd:
AKI
Artikel 4.1137 wordt als volgt gewijzigd:
AKJ
Artikel 4.1138 wordt als volgt gewijzigd:
AKK
Na artikel 4.1138 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1138a (jaarlijks verstrekken van gegevens en bescheiden)
Jaarlijks voor 1 april worden de gegevens, bedoeld in artikel 4.1138, verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2.AKL
In artikel 4.1139 wordt «die al in de omgeving zijn aangelegd, of die nog niet zijn aangelegd maar» vervangen door «in de omgeving».
AKM
In artikel 4.1140, tweede lid, wordt «bodem, of via» vervangen door «bodem of via».
AKN
In artikel 4.1142, aanhef, wordt «een persoon of onderneming» vervangen door «een onderneming».
AKO
In de artikelen 4.1143, derde lid, en 4.1144 wordt «in MWh» vervangen door «in megawattuur».
AKP
In artikel 4.1145 wordt «een keer per» vervangen door «eenmaal per».
AKQ
In artikel 4.1147, eerste lid, aanhef wordt «zo snel mogelijk» vervangen door «zo spoedig mogelijk».
AKR
Na artikel 4.1147 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1147a (overgangsrecht)
De artikelen 4.1136 tot en met 4.1145 zijn niet van toepassing op een gesloten bodemenergiesysteem dat is aangelegd voor 1 juli 2013.AKS
In artikel 4.1149, eerste lid, wordt «een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 4.1148» vervangen door «de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 4.1148,».
AKT
Artikel 4.1150 wordt als volgt gewijzigd:
AKU
Na artikel 4.1150 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1150a (jaarlijks verstrekken gegevens en bescheiden)
Jaarlijks voor 1 april worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 4.1150, verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2.AKV
Artikel 4.1151 wordt als volgt gewijzigd:
AKW
In artikel 4.1153, aanhef, wordt «een persoon of onderneming» vervangen door «een onderneming».
AKX
In de artikelen 4.1154, derde lid, en 4.1155 wordt «in MWh» vervangen door «in megawattuur».
AKY
In artikel 4.1156 wordt «een keer per» vervangen door «eenmaal per».
AKZ
In artikel 4.1157, eerste lid, wordt «zo snel mogelijk» vervangen door «zo spoedig mogelijk».
ALA
Na artikel 4.1157 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.1157a (overgangsrecht)
De artikelen 4.1149 tot en met 4.1156 zijn niet van toepassing op een open bodemenergiesysteem waarvoor een vergunning is verleend en waarbij de aanvraag van die vergunning is gedaan voor 1 juli 2013.ALB
In artikel 4.1159, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ALC
In artikel 4.1163, eerste lid, wordt «de Ministeriële Publicatie 40-21, Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen Defensie» vervangen door «MP-40-21».
ALD
In artikel 4.1164, eerste lid, wordt «het tanken van vloeibare brandstoffen aan motorvoertuigen, mobiele apparatuur of vaartuigen» vervangen door «het tanken van voertuigen, vaartuigen of werktuigen met vloeibare brandstoffen».
ALE
In artikel 4.1165, eerste lid, wordt «motoren, motorvoertuigen, gemotoriseerde apparaten of vaartuigen» vervangen door «gemotoriseerde voertuigen, vaartuigen of werktuigen».
ALF
In artikel 4.1166, onder a, wordt «plus 10%» vervangen door «vermeerderd met 10%».
ALG
In artikel 4.1168 wordt «motorvoertuigen» vervangen door «gemotoriseerde voertuigen».
ALH
Artikel 4.1171 wordt als volgt gewijzigd:
ALI
Artikel 4.1472 wordt vernummerd tot artikel 4.1172.
ALJ
Artikel 4.1172 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
ALK
Artikel 4.1173 wordt als volgt gewijzigd:
ALL
Artikel 4.1174 wordt als volgt gewijzigd:
ALM
In artikel 4.1176, eerste lid, wordt «activiteit» vervangen door «milieubelastende activiteit».
ALN
In artikel 4.1177 wordt «gebouw, zonder open zijden en met een gesloten afdekking,» vervangen door «gebouw zonder open zijden en met een gesloten afdekking» en wordt «Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen» vervangen door «MP40-30».
ALO
Artikel 4.1178 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid voldoet een schietbaan die ligt in de buitenlucht of in een gebouw zonder gesloten afdekking of met een open zijde aan de paragrafen 2.1.1 tot en met 2.1.5, 2.2.1 tot en met 2.2.5, 2.3.1 tot en met 2.3.5, 2.4.1 tot en met 2.4.4 en 2.5.1 tot en met 2.5.3 van MP40-30.- dat gebied voortdurend in de gaten gehouden met een radar en door waarnemers; en.
ALP
In artikel 4.1179 wordt «Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen» vervangen door «MP40-30».
ALQ
In artikel 4.1180 wordt «gebouw, zonder open zijden en met een gesloten afdekking,» vervangen door «gebouw zonder open zijden en met een gesloten afdekking» en wordt «Ministeriële Publicatie 40-30, Voorschrift voor de inrichting en het gebruik van schietinrichtingen» vervangen door «MP40-30».
ALR
In artikel 4.1181 wordt «in een gebouw zonder afdekking» vervangen door «in een gebouw zonder gesloten afdekking».
ALS
Na paragraaf 4.125 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:
ALT
In het opschrift van hoofdstuk 5 wordt «mileubelastende»: vervangen door «milieubelastende».
ALU
Het opschrift van afdeling 5.1 komt te luiden:
ALV
In artikel 5.1 wordt «de hoofdstukken» vervangen door «hoofdstuk».
ALW
In artikel 5.2, eerste lid, wordt «plattegrond waarop de locatie is aangegeven waar bodembedreigende stoffen worden gebruikt, geproduceerd» vervangen door «plattegrond van de locatie waarop is aangegeven waar bodembedreigende stoffen worden gebruikt, gemaakt».
ALX
Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:
ALY
In artikel 5.4, onder e, wordt «zijn geproduceerd of zijn vrijgekomen» vervangen door «zijn gemaakt of vrijgekomen».
ALZ
Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:
AMA
Na paragraaf 5.2.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
AMB
In artikel 5.9, tweede lid, wordt «PRTR-verordening is» vervangen door «PRTR-verordening, is».
AMC
In artikel 5.11, eerste lid, wordt «de afdelingen» vervangen door «afdeling».
AMD
Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:
AME
Artikel 5.15 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van ten hoogste vijf jaar worden getroffen.- op energiebesparende maatregelen aan een gebouw of een gedeelte daarvan als bedoeld in artikel 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
AMF
Artikel 5.16 komt te luiden:
Artikel 5.16 (afbakening mogelijkheid maatwerk)
Een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift over artikel 5.15 kan alleen inhouden:- het toestaan van een gefaseerde uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 5.15, eerste lid; of
- een verplichting om onderzoek te verrichten naar mogelijke energiebesparende maatregelen, bedoeld in artikel 5.15, eerste lid, als het energieverbruik van de milieubelastende activiteit in het voorafgaande jaar groter is dan 200.000 kWh aan elektriciteit of groter is dan 75.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen.
AMG
Artikel 5.17 komt te luiden:
Artikel 5.17 (overgangsrecht: energiebesparende maatregelen)
De artikelen 5.15 en 5.16 zijn niet van toepassing op een activiteit die voor de inwerkingtreding van dit besluit werd verricht op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, als:- op die activiteit of een deel van die activiteit geen verbodsbepaling als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet van toepassing is; en
- die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
AMH
In paragraaf 5.2.4 wordt voor artikel 5.18 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.17a (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is alleen van toepassing voor zover in hoofdstuk 4 met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem is bepaald dat een bodembeschermende voorziening wordt toegepast.AMI
Artikel 5.18, derde lid, vervalt.
AMJ
Na artikel 5.18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.18a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is een lekbak niet aangesloten op het vuilwaterriool.AMK
Artikel 5.19 wordt als volgt gewijzigd:
AML
Artikel 5.20 komt te luiden:
Artikel 5.20 (bodem: logboek bodembeschermende voorziening)
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.AMM
Artikel 5.21 vervalt.
AMN
In artikel 5.22 wordt «Tot 1 januari 2022» vervangen door «Tot drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit» en wordt «voor 1 januari 2016» vervangen door «voor de inwerkingtreding van dit besluit».
AMO
Artikel 5.25 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op het exploiteren van een mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.320, voor zover het gaat om een mijnbouwinstallatie.AMP
Tabel 5.25 komt te luiden:
AMQ
Het opschrift van paragraaf 5.4.4 komt te luiden:
AMR
Artikel 5.27 komt te luiden:
Artikel 5.27 (uitzondering toepassingsbereik)
Deze paragraaf is niet van toepassing op emissies in de lucht:- vanuit een ippc-installatie voor zover daarvoor een document met de conclusies over beste beschikbare technieken is vastgesteld in overeenstemming met artikel 13, vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies, dat een conclusie bevat over die emissies;
- voor zover daarvoor op grond van hoofdstuk 4 emissiegrenswaarden gelden; of
- door het exploiteren van een mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.320, voor zover het gaat om een mijnbouwinstallatie.
AMS
In artikel 5.28 wordt «in stofklassen» vervangen door «in de stofklassen».
AMT
In artikel 5.30, eerste lid, wordt «eenmalige meting, periodieke meting» vervangen door «eenmalige, periodieke».
AMU
In tabel 5.30, tweede kolom, vijfde rij, wordt «5 mg/Nm» vervangen door «5 mg/Nm3».
AMV
Artikel 5.31 wordt als volgt gewijzigd:
AMW
Artikel 5.32 wordt als volgt gewijzigd:
AMX
Tabel 5.32 wordt als volgt gewijzigd:
AMY
In artikel 5.33 wordt «NEN-EN-ISO 17025» vervangen door «NEN-EN-ISO/IEC 17025».
AMZ
In artikel 5.37, tweede en derde lid, wordt «hoger dan» vervangen door «meer dan».
ANA
Na artikel 5.38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.38a (overgangsrecht: emissiegrenswaarden en ondergrenzen zeer zorgwekkende stoffen)
Tot één jaar na inwerkingtreding van dit besluit gelden, in afwijking van de waarden van tabel 5.30, de waarden van de tabel in bijlage VII voor de in die tabel opgenomen stoffen.ANB
Artikel 6.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een mijnbouwinstallatie in een waterstaatswerk.
ANC
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
4.
De regels in dit hoofdstuk over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een mijnbouwinstallatie in een waterstaatswerk zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en de werking van die mijnbouwinstallatie voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die installatie.AND
In artikel 6.4 wordt «een mijnbouwactiviteit» vervangen door «een mijnbouwlocatieactiviteit en een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een mijnbouwinstallatie in een waterstaatswerk».
ANE
Artikel 6.6 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Voor mijnbouwlocatieactiviteiten houdt deze plicht in ieder geval in dat:- het belang van de scheepvaartveiligheid is gewaarborgd; en
- de belangen van het uitoefenen van defensietaken en van het veilig kunnen verrichten van de daarop betrekking hebbende activiteiten zijn gewaarborgd.
6.
Voor mijnbouwlocatieactiviteiten die bestaan uit het gebruiken van een locatie voor het plaatsen van een mijnbouwinstallatie houdt deze plicht in ieder geval ook in dat het belang van de elektriciteitsopwekking met behulp van wind in een windpark is gewaarborgd.8.
Voor beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een mijnbouwinstallatie in een waterstaatswerk houdt deze plicht in ieder geval in dat nadelige gevolgen voor het veilig en doelmatig gebruik van die mijnbouwinstallatie worden voorkomen.ANF
Artikel 6.7 wordt als volgt gewijzigd:
5.
De volgende beoordelingsregels en bepalingen over vergunningvoorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op het stellen van een maatwerkvoorschrift:- als het gaat om een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk: artikel 8.84 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit;
- als het gaat om een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam: de artikelen 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33, 8.84, 8.88, 8.92 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit;
- als het gaat om een mijnbouwlocatieactiviteit: artikel 8.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- als het gaat om een wateronttrekkingsactiviteit: de artikelen 8.84 en 8.89 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit; en
- als het gaat om een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een mijnbouwinstallatie: artikel 8.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
ANG
In artikel 6.9, aanhef, wordt «bedoeld in afdeling 6.1» vervangen door «bedoeld in deze afdeling».
ANH
Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
ANI
In artikel 6.12 wordt «de artikelen» vervangen door «artikel».
ANJ
Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
ANK
In artikel 6.15, eerste lid, wordt «met betrekking dat waterstaatswerk» vervangen door «met betrekking tot dat waterstaatswerk».
ANL
Artikel 6.16 komt te luiden:
Artikel 6.16 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk:- het bouwen, in stand houden of slopen van bouwwerken;
- het aanleggen, plaatsen, in stand houden, veranderen of verwijderen van werken die geen bouwwerken zijn; en
- het plaatsen, in stand houden of verwijderen van andere objecten.
2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het brengen van stoffen, water of warmte, afkomstig van het bouwen, reinigen, conserveren of slopen van bouwwerken, op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk.3.
Het eerste en tweede lid gelden niet voor:- een instroomvoorziening als bedoeld in artikel 6.34, tweede lid;
- een uitstroomvoorziening als bedoeld in de artikelen 6.39, tweede lid, en 6.53, tweede lid;
- een mijnbouwinstallatie; en
- een installatie voor het kweken van consumptievis, het kweken of houden van ongewervelde waterdieren, het telen van waterplanten of het invangen van mosselzaad als bedoeld in artikel 6.49.
4.
Het eerste lid geldt ook niet voor het onderhouden of herstellen van een waterstaatswerk door of namens de waterbeheerder.ANM
Artikel 6.17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
ANN
Artikel 6.19 wordt als volgt gewijzigd:
ANO
In artikel 6.20, vierde lid, wordt «worden uitgevoerd» vervangen door «worden verricht».
ANP
Artikel 6.21, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
ANQ
Artikel 6.23 wordt als volgt gewijzigd:
ANR
In artikel 6.24, aanhef, wordt «opgenomen» vervangen door «beschreven».
ANS
In artikel 6.25 wordt «hulpconstructie, is» vervangen door «hulpconstructie is».
ANT
In artikel 6.26 wordt «is NEN-ISO 9096» vervangen door «bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie is NEN-EN 13284-1».
ANU
Artikel 6.27 komt te luiden:
Artikel 6.27 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk:- het ontgraven of verplaatsen van grond of baggerspecie; en
- het toepassen van grond of baggerspecie.
2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op ontgrondingsactiviteiten die bestaan uit het ontgronden in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk.3.
Het eerste lid geldt niet voor het onderhouden of herstellen van een waterstaatswerk door of namens de waterbeheerder.ANV
Artikel 6.28, onder f, wordt als volgt gewijzigd:
ANW
In artikel 6.30 wordt «met betrekking een waterkering» vervangen door «met betrekking tot een waterkering».
ANX
In artikel 6.31, vierde lid, onder a, wordt «in artikel 6.29» vervangen door «in artikel 6.29 of 6.30».
ANY
Artikel 6.32 wordt als volgt gewijzigd:
ANZ
Artikel 6.33 wordt als volgt gewijzigd:
AOA
Artikel 6.34 wordt als volgt gewijzigd:
Deze paragraaf is van toepassing op:.AOB
In artikel 6.36, eerste lid, onder a, wordt «meer is dan 0,15 m/s, en de activiteit» vervangen door «meer is dan 0,15 m/s en de activiteit».
AOC
In artikel 6.37, eerste lid, wordt «artikel 6.34, eerste lid, onder b of c» vervangen door «artikel 6.34, eerste lid, onder b en c».
AOD
Na artikel 6.37 worden twee artikelen en een tabel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.37a (meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water)
1.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 6.34, eerste lid, onder b en c, wordt de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of in de bodem gebracht water gemeten met een nauwkeurigheid van ten minste 95%.2.
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 6.34, eerste lid, onder c, wordt de kwaliteit van het in de bodem te brengen water gemeten en geanalyseerd volgens de in tabel 6.37a opgenomen parameters met de in die tabel aangegeven frequentie.3.
De analyse van de monsters vindt plaats volgens de op grond van artikel 14, aanhef en onder b, van het Drinkwaterbesluit gestelde regels.Artikel 6.37b (jaarlijks verstrekken van gegevens en bescheiden)
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, als de activiteit, bedoeld in artikel 6.34, eerste lid, onder b en c, is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 6.3, de volgende gegevens verstrekt:- de in het voorafgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater en in de bodem gebracht water; en
- de kwaliteit van het in de bodem gebrachte water.
AOE
Artikel 6.38 komt te luiden:
Artikel 6.38 (water: niet onttrekken)
1.
Waterschaarste en dreigende waterschaarste zijn bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 19.0 van de wet.2.
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 6.3, kan voor activiteiten als bedoeld in artikel 6.34, eerste lid, onder a, bij besluit als bedoeld in artikel 19.0 van de wet bepalen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet.3.
Het besluit kan in ieder geval inhouden dat activiteiten als bedoeld in het tweede lid worden beperkt of worden stopgezet.AOF
Artikel 6.39 komt te luiden:
Artikel 6.39 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk en het in samenhang daarmee lozen van afvalwater afkomstig van voedselbereiding met grootkeukenapparatuur.2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk die bestaan uit het bouwen of in stand houden van een uitstroomvoorziening voor de activiteit, bedoeld in het eerste lid.3.
Het eerste lid geldt niet voor het maken en bewerken van levensmiddelen of voeder waarop paragraaf 4.28 van toepassing is.AOG
Artikel 6.43 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Als in samenhang met het huishoudelijke afvalwater ook afvalwater afkomstig van voedselbereiding wordt geloosd, is de zuiveringsvoorziening daarop berekend.AOH
Het opschrift van paragraaf 6.2.5 komt te luiden:
AOI
De artikelen 6.45 tot en met 6.47 komen te luiden:
Artikel 6.45 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende mijnbouwlocatieactiviteiten in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk:- het gebruiken van een locatie voor een mijnbouwinstallatie, met inbegrip van het voor die installatie geldende beperkingengebied; en
- het gebruiken van een locatie voor een verkenningsonderzoek met gebruikmaking van kunstmatig opgewekte trillingen, met uitzondering van het bij dat onderzoek gebruiken van ontplofbare stoffen.
Artikel 6.46 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een mijnbouwlocatieactiviteit te verrichten, geldt voor:- de activiteit, bedoeld in artikel 6.45, aanhef en onder a, voor zover de mijnbouwinstallatie geheel of gedeeltelijk boven het wateroppervlak uitsteekt en die activiteit wordt verricht in een bij ministeriële regeling aangewezen oefen- en schietgebied; en
- de activiteit, bedoeld in artikel 6.45, aanhef en onder b, voor zover die activiteit wordt verricht in een bij ministeriële regeling aangewezen oefen- en schietgebied.
Artikel 6.47 (melding mijnbouwinstallatie onder het wateroppervlak)
1.
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 6.45, aanhef en onder a, te verrichten als het gaat om een mijnbouwinstallatie die niet geheel of gedeeltelijk boven het wateroppervlak uitsteekt, zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.2.
Een melding bevat de coördinaten van de installatie.3.
Ten minste vier weken voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens, wordt een melding gedaan.AOJ
Na artikel 6.47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.47a (gegevens en bescheiden bij verkenningsonderzoek)
1.
Ten minste 48 uur voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 6.45, aanhef en onder b, worden aan de inspecteur-generaal der mijnen gegevens en bescheiden verstrekt over:- gegevens over de wijze waarop het verkenningsonderzoek wordt verricht;
- de locatie waarop en de vaarlijnen waarlangs het verkenningsonderzoek wordt verricht, aangegeven op een kaart;
- de data waarop het verkenningsonderzoek wordt verricht;
- de namen, nationaliteit en registratiekenmerken van de vaartuigen;
- de bekwaamheid en ervaring van de personen die contact houden met de overige scheepvaart in en om de onderzoekslocatie; en
- de radarapparatuur, navigatieapparatuur en telecommunicatieapparatuur van het vaartuig waarop de personen, bedoeld onder e, zich bevinden.
2.
Ten minste 48 uur voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens en bescheiden, worden de gewijzigde gegevens en bescheiden verstrekt aan de inspecteur-generaal der mijnen.AOK
Na artikel 6.48 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 6.48a (natuur: geluidsvolume kunstmatig opgewekte trillingen)
Met het oog op het voorkomen van storende geluidseffecten voor zeezoogdieren wordt bij het gebruik van kunstmatig opgewekte trillingen bij een verkenningsonderzoek met een laag geluidsvolume begonnen en verloopt de versterking van dat volume geleidelijk.Artikel 6.48b (vervoer bij toezicht op verkenningsonderzoek)
Bij toezicht op de activiteit, bedoeld in artikel 6.45, aanhef en onder b, wordt voorzien in het vervoer van toezichthouders als bedoeld in artikel 130, aanhef en onder a, van de Mijnbouwwet.AOL
Artikel 6.49 wordt als volgt gewijzigd:
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk:.Deze paragraaf is ook van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk brengen van stoffen, water of warmte afkomstig van:.AOM
In artikel 6.52 wordt «het PRTR-verslag» vervangen door «PRTR» en wordt «, bedoeld in bijlage I, categorie 7, onder b, bij de PRTR-verordening» vervangen door «met een productiecapaciteit van 1.000 ton vis of schelpdieren per jaar of meer».
AON
Voor artikel 6.53 wordt ingevoegd:
AOO
Artikel 6.53 komt te luiden:
Artikel 6.53 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het brengen van stoffen, water of warmte op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, anders dan bedoeld in de paragrafen 6.2.1, 6.2.4 en 6.2.6.2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk die bestaan uit het voor de lozingsactiviteit, bedoeld in het eerste lid, bouwen of in stand houden van een uitstroomvoorziening.AOP
Artikel 6.55 wordt als volgt gewijzigd:
- afvalwater afkomstig van een calamiteitenoefening; en
- afvalwater afkomstig van graven of saneringen.
2.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet voor het lozen van stoffen of water afkomstig van het onderhouden, repareren of schoonmaken van vaartuigen of drijvende werktuigen en het behandelen van de scheepshuid van vaartuigen of drijvende werktuigen, bedoeld in artikel 3.145.4.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, geldt niet voor het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van stoffen, water of warmte afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.1.AOQ
Na artikel 6.55 wordt ingevoegd:
AOR
Artikel 6.56 wordt als volgt gewijzigd:
- als er bij de oefening blusschuim wordt gebruikt: welke stoffen dat blusschuim bevat.
AOS
Na artikel 6.56 worden vier paragrafen ingevoegd, luidende:
AOT
De artikelen 6.57 tot en met 6.59 komen te luiden:
Artikel 6.57 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, anders dan bedoeld in de paragrafen 6.2.1 tot en met 6.2.7, die bestaan uit:- het verrichten van werkzaamheden;
- het plaatsen, laten staan of laten liggen van materieel, materialen of vaste substanties; en
- andere activiteiten.
2.
Het eerste lid geldt niet voor het onderhouden of herstellen van een waterstaatswerk door of namens de waterbeheerder.Artikel 6.58 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 6.57, onder b, in een beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk tussen 1 oktober en 1 april.Artikel 6.59 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterkering)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 6.57, onder a en b, in een beperkingengebied met betrekking tot een waterkering in beheer bij het Rijk.AOU
Artikel 6.60 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het is verboden een activiteit als bedoeld in artikel 6.57, onder a en b, in een beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.AOV
Artikel 6.61 wordt als volgt gewijzigd:
AOW
Artikel 7.1 wordt als volgt gewijzigd:
AOX
Artikel 7.2 wordt als volgt gewijzigd:
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
2.
In afwijking van het eerste lid zijn de regels over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk, voor zover die plaatsvinden buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gebied, gesteld met het oog op de doelen van de wet.AOY
In artikel 7.4 wordt «mijnbouwactiviteit» vervangen door «mijnbouwlocatieactiviteit».
AOZ
Artikel 7.6 wordt als volgt gewijzigd:
6.
Voor mijnbouwlocatieactiviteiten houdt deze plicht in ieder geval in dat:- het belang van de scheepvaartveiligheid is gewaarborgd; en
- de belangen van het uitoefenen van defensietaken en van het veilig kunnen verrichten van de daarop betrekking hebbende activiteiten zijn gewaarborgd.
7.
Voor mijnbouwlocatieactiviteiten die bestaan uit het gebruiken van een locatie voor het plaatsen van een mijnbouwinstallatie houdt deze plicht in ieder geval ook in dat:- het belang van de elektriciteitsopwekking met behulp van wind in een windpark is gewaarborgd; en
- zichthinder veroorzaakt door nieuwe mijnbouwinstallaties wordt geminimaliseerd.
APA
Artikel 7.7 wordt als volgt gewijzigd:
5.
De volgende beoordelingsregels en bepalingen over vergunningvoorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op het stellen van een maatwerkvoorschrift:- als het gaat om een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk: artikel 8.84 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit;
- als het gaat om een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie in een waterstaatswerk: artikel 8.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit;
- als het gaat om een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam: de artikelen 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33, 8.84, 8.88, 8.92 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit;
- als het gaat om een stortingsactiviteit op zee: de artikelen 8.84, 8.87 en 8.99, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit;
- als het gaat om een mijnbouwlocatieactiviteit: artikel 8.5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
- als het gaat om een wateronttrekkingsactiviteit: de artikelen 8.84 en 8.89 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit.
APB
In artikel 7.9, aanhef, wordt «bedoeld in afdeling 7.1» vervangen door «bedoeld in deze afdeling».
APC
Artikel 7.10 wordt als volgt gewijzigd:
APD
In artikel 7.12 wordt «de artikelen» vervangen door «artikel».
APE
Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:
APF
In artikel 7.15, eerste lid, wordt «met betrekking dat waterstaatswerk» vervangen door «met betrekking tot dat waterstaatswerk».
APG
Artikel 7.16 komt te luiden:
Artikel 7.16 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot de Noordzee:- het bouwen, in stand houden of slopen van bouwwerken;
- het aanleggen, plaatsen, in stand houden, veranderen of verwijderen van werken die geen bouwwerken zijn; en
- het plaatsen, in stand houden of verwijderen van andere objecten.
2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het brengen van stoffen, water of warmte afkomstig van het bouwen, reinigen, conserveren of slopen van bouwwerken in de Noordzee.3.
Het eerste en tweede lid gelden niet voor:- een windpark als bedoeld in artikel 7.33;
- een uitstroomvoorziening als bedoeld in de artikelen 7.48, tweede lid, en 7.59, tweede lid;
- een installatie voor het kweken van consumptievis, het kweken of houden van ongewervelde waterdieren, het telen van waterplanten of het invangen van mosselzaad als bedoeld in artikel 7.55; en
- een mijnbouwinstallatie.
4.
Het eerste lid geldt ook niet voor het onderhouden of herstellen van een waterstaatswerk door of namens de waterbeheerder.APH
Artikel 7.17 wordt als volgt gewijzigd:
- het in de periode van 1 oktober tot 1 april bouwen, aanleggen, plaatsen of in stand houden van een bouwbord of het plaatsen van materiaal en materieel om een werk te kunnen aanleggen, plaatsen of veranderen of onderhouden;.
API
In artikel 7.18, vierde lid, onder b, wordt «veranderen of in stand houden» vervangen door «in stand houden of veranderen».
APJ
Artikel 7.19 wordt als volgt gewijzigd:
APK
Artikel 7.20 wordt als volgt gewijzigd:
APL
Artikel 7.22 wordt als volgt gewijzigd:
APM
Artikel 7.23 wordt als volgt gewijzigd:
APN
In artikel 7.24 wordt «beperken van de verontreiniging» vervangen door «beperken van verontreiniging» en wordt «hulpinstructie, is» vervangen door «hulpinstructie is».
APO
In artikel 7.25 wordt «is NEN-ISO 9096» vervangen door «bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie is NEN-EN 13284-1».
APP
Artikel 7.26 komt te luiden:
Artikel 7.26 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk:- het ontgraven of verplaatsen van grond of baggerspecie in de Noordzee; en
- het toepassen van grond of baggerspecie in de Noordzee.
2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op ontgrondingsactiviteiten die bestaan uit het ontgronden in de Noordzee.3.
Het eerste lid geldt niet voor het onderhouden of herstellen van een waterstaatswerk door of namens de waterbeheerder.APQ
Artikel 7.27 wordt als volgt gewijzigd:
APR
In artikel 7.28, tweede lid, onder c, wordt «die ieder voor zich» vervangen door «die elk voor zich».
APS
Artikel 7.31 wordt als volgt gewijzigd:
APT
Artikel 7.33 komt te luiden:
Artikel 7.33 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk die bestaan uit het aanleggen, in stand houden of verwijderen van windparken in de Noordzee.APU
In artikel 7.36 wordt «schepen» vervangen door «vaartuigen of drijvende werktuigen».
APV
In artikel 7.37 wordt «vermoed kan worden» vervangen door «kan worden vermoed».
APW
Artikel 7.38, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
APX
In artikel 7.40, eerste lid, wordt «het veilig gebruik» vervangen door «het veilige gebruik».
APY
In artikel 7.41, tweede lid, wordt «genomen» vervangen door «getroffen».
APZ
Artikel 7.44 wordt als volgt gewijzigd:
AQA
Artikel 7.46 komt te luiden:
Artikel 7.46 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een installatie in de Noordzee.AQB
Artikel 7.47, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
AQC
Artikel 7.48 komt te luiden:
Artikel 7.48 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het lozen van huishoudelijk afvalwater in de Noordzee en het in samenhang daarmee lozen van afvalwater afkomstig van voedselbereiding met grootkeukenapparatuur.2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk die bestaan uit het bouwen of in stand houden van een uitstroomvoorziening voor het huishoudelijk afvalwater, bedoeld in het eerste lid, in de Noordzee.3.
Het eerste lid geldt niet voor het maken en bewerken van levensmiddelen of voeder waarop paragraaf 4.28 van toepassing is.AQD
Artikel 7.52 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Als in samenhang met het huishoudelijke afvalwater ook afvalwater afkomstig van voedselbereiding wordt geloosd, is de zuiveringsvoorziening daarop berekend.AQE
Artikel 7.54 wordt als volgt gewijzigd:
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende beperkingengebiedactiviteiten in de Noordzee:.Deze paragraaf is ook van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het in de Noordzee brengen van stoffen, water of warmte afkomstig van:.AQF
In artikel 7.55 wordt «artikel 7.55, eerste lid» vervangen door «artikel 7.54, eerste lid».
AQG
In artikel 7.57 wordt «het PRTR-verslag» vervangen door «PRTR» en wordt «, bedoeld in bijlage I, categorie 7, onder b, bij de PRTR-verordening» vervangen door «met een productiecapaciteit van 1.000 ton vis of schelpdieren per jaar of meer».
AQH
Voor artikel 7.58 wordt ingevoegd:
AQI
Artikel 7.58 komt te luiden:
Artikel 7.58 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam die bestaan uit het brengen van stoffen, water of warmte in de Noordzee, anders dan bedoeld in de paragrafen 7.2.1, 7.2.5 en 7.2.6.2.
Deze paragraaf is ook van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk die bestaan uit het bouwen of in stand houden van een uitstroomvoorziening voor de lozingsactiviteit, bedoeld in het eerste lid, in de Noordzee.AQJ
Artikel 7.60 wordt als volgt gewijzigd:
- afvalwater afkomstig van een calamiteitenoefening; en
- afvalwater afkomstig van graven of saneringen.
2.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet voor het lozen van stoffen of water afkomstig van het onderhouden, repareren of schoonmaken van vaartuigen of drijvende werktuigen en het behandelen van de scheepshuid van vaartuigen of drijvende werktuigen, bedoeld in artikel 3.145.4.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, geldt niet voor het lozen van stoffen, water of warmte op een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.1.AQK
Na artikel 7.60 wordt ingevoegd:
AQL
Artikel 7.61 wordt als volgt gewijzigd:
- als er bij de oefening blusschuim wordt gebruikt: welke stoffen dat blusschuim bevat.
AQM
Na artikel 7.61 worden drie paragrafen ingevoegd, luidende:
AQN
Artikel 7.62 komt te luiden:
Artikel 7.62 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op stortingsactiviteiten op zee.AQO
In artikel 7.63 wordt «schip» vervangen door «vaartuig of drijvend werktuig» en wordt «de uitvoering van een militaire taak» vervangen door «het uitoefenen van defensietaken».
AQP
In artikel 7.64, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 1 van het Besluit aanwijzing instantie melden afgifte afvalstoffen» vervangen door «bedoeld in de artikelen 10.38, derde lid, en 10.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer».
AQQ
In het opschrift van paragraaf 7.2.9 wordt «mijnbouwactiviteiten» vervangen door «mijnbouwlocatieactiviteiten».
AQR
Artikel 7.66 komt te luiden:
Artikel 7.66 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende mijnbouwlocatieactiviteiten in de Noordzee:- het gebruiken van een locatie voor een mijnbouwinstallatie, met inbegrip van het voor die installatie geldende beperkingengebied; en
- het gebruiken van een locatie voor een verkenningsonderzoek met gebruikmaking van kunstmatig opgewekte trillingen, met uitzondering van het bij dat onderzoek gebruiken van ontplofbare stoffen.
AQS
Na artikel 7.66 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.66a (geen nieuwe mijnbouwinstallaties in Natura 2000-gebied Noordzeekustzone)
De activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder a, wordt niet verricht als het gaat om een mijnbouwinstallatie voor het opsporen of winnen van delfstoffen en de locatie voor die mijnbouwinstallatie, met uitsluiting van het voor die installatie geldende beperkingengebied, ligt in het in de territoriale zee gelegen deel van het op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming aangewezen Natura 2000-gebied Noordzeekustzone.AQT
Artikel 7.67 komt te luiden:
Artikel 7.67 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een mijnbouwlocatieactiviteit te verrichten, geldt voor:- de activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder a, als het gaat om een mijnbouwinstallatie voor het opsporen of winnen van delfstoffen, met uitsluiting van het voor die installatie geldende beperkingengebied, in de territoriale zee ten noorden van het op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming aangewezen Natura 2000-gebied Noordzeekustzone en die mijnbouwinstallatie geheel of gedeeltelijk boven het wateroppervlak uitsteekt;
- de activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder a, voor zover de mijnbouwinstallatie geheel of gedeeltelijk boven het wateroppervlak uitsteekt en die activiteit wordt verricht in:
- een bij ministeriële regeling aangewezen oefen- en schietgebied;
- een bij ministeriële regeling aangewezen drukbevaren deel van de zee; of
- een gebied dat is aangewezen in een kavelbesluit of een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, respectievelijk artikel 9, eerste lid, van de Wet windenergie op zee; en
- de activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder b, voor zover die wordt verricht in een bij ministeriële regeling aangewezen:
- oefen- en schietgebied;
- aanloopgebied; of
- ankergebied in de buurt van een aanloophaven.
AQU
Artikel 7.68 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een melding bevat de coördinaten van de onderzeese installatie.AQV
Artikel 7.69 komt te luiden:
Artikel 7.69 (gegevens en bescheiden verkenningsonderzoek)
1.
Ten minste 48 uur voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder b, worden aan de inspecteur-generaal der mijnen de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:- gegevens over de wijze waarop het verkenningsonderzoek wordt verricht;
- de locatie waarop en de vaarlijnen waarlangs het verkenningsonderzoek wordt verricht, aangegeven op een kaart;
- de data waarop het verkenningsonderzoek wordt verricht;
- de namen, nationaliteit en registratiekenmerken van de vaartuigen;
- gegevens over de bekwaamheid en ervaring van de personen die contact houden met de overige scheepvaart in en om de onderzoekslocatie; en
- gegevens over de radarapparatuur, navigatieapparatuur en telecommunicatieapparatuur van het vaartuig waarop de personen, bedoeld onder e, zich bevinden.
2.
Als het verkenningsonderzoek wordt verricht in de bij ministeriële regeling aangewezen drukbevaren delen van de zee, worden ook gegevens en bescheiden verstrekt over:- de ervaring en bekwaamheid van de personen die de persoon, bedoeld in het eerste lid, onder e, bijstaan; en
- de radarapparatuur, navigatieapparatuur en telecommunicatieapparatuur van het vaartuig waarop die personen zich bevinden.
3.
Ten minste 48 uur voordat de activiteit op een andere manier wordt verricht dan overeenkomstig die gegevens en bescheiden, worden de gewijzigde gegevens en bescheiden verstrekt aan de inspecteur-generaal der mijnen.AQW
In artikel 7.70, derde lid, wordt «dat onderzoek doet» vervangen door «dat onderzoek verricht» en wordt «van de zee wordt» vervangen door «van de zee, wordt».
AQX
Na artikel 7.70 worden de volgende artikelen toegevoegd:
Artikel 7.71 (natuur: geluidsvolume kunstmatig opgewekte trillingen)
Met het oog op het voorkomen van storende geluidseffecten voor zeezoogdieren wordt bij het gebruik van kunstmatig opgewekte trillingen bij een verkenningsonderzoek met een laag geluidsvolume begonnen en verloopt de versterking van dat volume geleidelijk.Artikel 7.72 (vervoer bij toezicht op verkenningsonderzoek)
Bij toezicht op de activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder b, wordt voorzien in het vervoer van toezichthouders, bedoeld in artikel 130, aanhef en onder a, van de Mijnbouwwet.Artikel 7.73 (overgangsrecht: bestaande mijnbouwinstallaties)
De artikelen 7.66a en 7.67, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing op het met een verplaatsbaar mijnbouwwerk aanleggen, aanpassen, testen, onderhouden, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat of stimuleren van een voorkomen via een boorgat, bedoeld in artikel 4.1116, op een locatie waarop zich een mijnbouwinstallatie voor het opsporen of winnen van delfstoffen bevindt die op grond van het recht zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit besluit rechtmatig aanwezig is.AQY
In artikel 8.2 wordt «afdeling 8.2» vervangen door «dit hoofdstuk» en wordt «van die weg kan behoren» vervangen door «van die weg behoort».
AQZ
In het opschrift van artikel 8.4 wordt «bevoegd gezag altijd» vervangen door «bevoegd gezag, altijd».
ARA
Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:
ARB
Artikel 8.10 wordt als volgt gewijzigd:
ARC
In artikel 8.12, onder c, wordt «genomen» vervangen door «getroffen».
ARD
Artikel 8.15 komt te luiden:
Artikel 8.15 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op activiteiten in het beperkingengebied met betrekking tot een weg in beheer bij het Rijk als het gaat om:- het bouwen of in stand houden van bouwwerken;
- het aanleggen, plaatsen, in stand houden of veranderen van werken die geen bouwwerken zijn;
- het plaatsen of in stand houden van andere objecten;
- het plaatsen, laten staan of laten liggen van materieel, materialen of vaste substanties;
- het verrichten van werkzaamheden; en
- andere activiteiten.
2.
Het eerste lid geldt niet voor kabels en leidingen als bedoeld in artikel 8.19.3.
Het eerste lid geldt ook niet voor activiteiten die worden verricht door of namens de wegbeheerder in het kader van de aanleg, de wijziging of het beheer van een weg of de regeling van het verkeer over die weg.ARE
Artikel 8.16 wordt als volgt gewijzigd:
- het bouwen of in stand houden van andere bouwwerken, het aanleggen, plaatsen of in stand houden van andere werken die geen bouwwerken zijn of het plaatsen of in stand houden van andere objecten.
- bestendig en regulier gebruik van buiten de verharding van de weg gelegen gebouwen en de daarbij behorende erven en terreinen, tenzij:
- er meer dan 30 m3 grond wordt geroerd; of
- een bouwwerk wordt gebouwd, een werk dat geen bouwwerk is wordt aangelegd of geplaatst of een ander object wordt geplaatst, met een hoogte van meer dan 5 m; en.
ARF
Artikel 8.17 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Dit artikel is niet van toepassing:- als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 8.16; en
- op het bestendig en regulier gebruik van buiten de verharding van de weg gelegen gebouwen en de daarbij behorende erven en terreinen.
ARG
Artikel 8.18 wordt als volgt gewijzigd:
- de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit; en.
2.
Dit artikel is niet van toepassing:- als de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 8.16; en
- op het bestendig en regulier gebruik van buiten de verharding van de weg gelegen gehouwen en de daarbij behorende erven en terreinen.
ARH
Artikel 8.19 wordt als volgt gewijzigd:
Deze paragraaf is van toepassing op het bouwen, aanleggen, plaatsen, in stand houden, slopen of verwijderen van kabels of leidingen in de bodem in het beperkingengebied met betrekking tot een weg in beheer bij het Rijk, met inbegrip van:.ARI
Aan artikel 8.20 wordt een lid toegevoegd luidende:
4.
Dit artikel is niet van toepassing op het bestendig en regulier gebruik van buiten de verharding van de weg gelegen gebouwen met een woonfunctie en de daarbij behorende erven, tenzij de kabel of leiding de kadastrale grens van het perceel kruist.ARJ
Artikel 8.21 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Dit artikel is niet van toepassing op het bestendig en regulier gebruik van buiten de verharding van de weg gelegen gebouwen met een woonfunctie en de daarbij behorende erven, tenzij de kabel of leiding de kadastrale grens van het perceel kruist.ARK
Artikel 8.22 wordt als volgt gewijzigd:
ARL
In artikel 8.24, vijfde lid, wordt «met een bermsloot is» vervangen door «met een bermsloot, is».
ARM
In artikel 8.26, eerste lid, wordt «rapport DWW 2003-047 Handleiding wegenbouw: ontwerp onderbouw: richtlijn boortechnieken» vervangen door «de Richtlijn Boortechnieken en open ontgraving voor kabels en leidingen».
ARN
Hoofdstuk 9 komt te luiden:
ARO
Hoofdstuk 10 komt te luiden:
ARP
In artikel 13.2 wordt «van dit hoofdstuk» vervangen door «in dit hoofdstuk».
ARQ
In het opschrift van artikel 13.5 wordt «bevoegd gezag altijd» vervangen door «bevoegd gezag, altijd».
ARR
Onder vernummering van de artikelen 13.6 tot en met 13.9 tot 13.8 tot en met 13.11 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13.6 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.Artikel 13.7 (specifieke zorgplicht)
Degene die een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.ARS
Artikel 13.8, eerste lid, (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
ART
In artikel 13.9, eerste lid, (nieuw) wordt «artikel 13.9,» vervangen door «artikel 13.11» en wordt «een verbod de activiteit» vervangen door «een verbod om de activiteit».
ARU
In artikel 13.10 (nieuw) wordt «artikel 13.11» vervangen door «artikel 13.7».
ARV
In artikel 13.11, eerste lid, onder c, onder 2°, (nieuw) wordt na de puntkomma ingevoegd «of».
ARW
De artikelen 13.10 (oud) en 13.11 (oud) vervallen.
ARX
Artikel 13.13 komt te luiden:
Artikel 13.13 (archeologische toevalsvondst in de Noordzee buiten de aansluitende zone)
Bij een archeologische toevalsvondst als bedoeld in artikel 13.1, onder c, gedaan bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, is artikel 5.10 van de Erfgoedwet van overeenkomstige toepassing.ARY
In het opschrift van hoofdstuk 14 vervalt «het».
ARZ
Het opschrift van afdeling 14.1 vervalt.
ASA
In artikel 14.2 wordt «van dit hoofdstuk» vervangen door «in dit hoofdstuk».
ASB
In het opschrift van artikel 14.5 wordt «bevoegd gezag altijd» vervangen door «bevoegd gezag, altijd».
ASC
Onder vernummering van de artikelen 14.6 en 14.7 tot 14.8 en 14.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 14.6 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.Artikel 14.7 (specifieke zorgplicht)
Degene die een activiteit verricht die werelderfgoed betreft en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van werelderfgoed of een onderdeel daarvan, is, voor zover dit de uitzonderlijke universele waarde raakt, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.ASD
In de artikelen 14.8, eerste lid, (nieuw) en 14.9, eerste lid, (nieuw) wordt «artikel 14.9» vervangen door «artikel 14.7».
ASE
Afdeling 14.2 vervalt.
ASF
Hoofdstuk 15 komt te luiden:
ASG
Artikel 16.1, onder a, wordt als volgt gewijzigd:
ASH
Artikel 16.2, eerste lid, onder c, komt te luiden:
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
ASI
Artikel 16.3 wordt als volgt gewijzigd:
ASJ
In artikel 16.5 wordt «vergunningplichtig gevallen bedoeld in» vervangen door «vergunningplichtige gevallen, bedoeld in».
ASK
In artikel 16.6 komt te luiden:
Artikel 16.6 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op ontgrondingsactiviteiten op land, in regionale wateren en in een winterbed van een rivier in beheer bij het Rijk.ASL
Artikel 16.7 wordt als volgt gewijzigd:
het aanleggen, veranderen of verwijderen van een gronddepot op een andere locatie dan een locatie waaraan de functie gronddepot is toegedeeld of een locatie waarop een activiteit als bedoeld in hoofdstuk 3 wordt verricht, als:.ASM
In artikel 16.8, tweede lid, wordt «Het verbod» vervangen door «Het eerste lid».
ASN
In artikel 16.9, tweede lid, wordt «kan worden gesteld» vervangen door «kan worden opgenomen».
ASO
In artikel 17.1 wordt na «Wet grenzen Nederlandse territoriale zee» toegevoegd «die zijn aangewezen in dit hoofdstuk».
ASP
Artikel 17.2 wordt als volgt gewijzigd:
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
ASQ
In artikel 17.6, eerste lid, onder b, wordt «als die gevolgen» vervangen door «voor zover die gevolgen».
ASR
Artikel 17.8 komt te luiden:
Artikel 17.8 (maatwerkvoorschriften)
1.
Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de wet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk worden verbonden, over de artikelen 17.6, 17.11 en 17.12 en afdeling 17.2, met uitzondering van bepalingen waarin lozingsactiviteiten worden aangewezen.2.
Met een maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van afdeling 17.2, tenzij anders is bepaald.3.
Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan voor een periode van ten hoogste negen maanden ook worden afgeweken van artikel 17.6, tweede lid, onder a en b, voor het testen of gebruiken van een nieuwe techniek die, als zij commercieel zou worden ontwikkeld:- een hoger of ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor het milieu kan opleveren; en
- grotere kostenbesparingen kan opleveren dan de voor de die activiteit bestaande beste beschikbare technieken.
4.
Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden verbonden.5.
Op het stellen van een maatwerkvoorschrift voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam zijn de beoordelingsregels en de bepalingen over vergunningvoorschriften in de artikelen 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33, 8.84, 8.88, 8.92 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit van overeenkomstige toepassing.ASS
In artikel 17.10, tweede lid, vervalt «daardoor».
AST
In artikel 17.11, eerste lid, wordt «gezien ontwikkelingen» vervangen door «gezien de ontwikkelingen» en wordt «beschermen van chemische» vervangen door «beschermen van de chemische».
ASU
In artikel 17.13, onder d, wordt «genomen» vervangen door «getroffen».
ASV
In artikel 17.14 wordt «de artikelen 17.11 en 17.12» vervangen door «de artikelen 17.12 en 17.13».
ASW
Paragraaf 17.2.2 komt te luiden:
ASX
Artikel 18.1, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Onverminderd de bij dit besluit voor een milieubelastende activiteit, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk gestelde regels, zijn de emissiegrenswaarden voor stoffen in afvalwater, bedoeld in de volgende internationaalrechtelijke regelgeving, van toepassing:.ASY
Bijlage I, onder A, wordt als volgt gewijzigd:
verklaring dat een laboratorium, certificatie-instantie of inspectie-instantie voldoet aan de eisen die in die verklaring zijn vermeld, verstrekt door een nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de verordening accreditatie en markttoezicht.klasse waarin een gevaarlijke stof volgens de ADR valt vanwege het overheersende gevaar en het bijkomende gevaar.Seveso-inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I, deel 1, kolom 3, of deel 2, kolom 3, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de aantekeningen bij die bijlage.middel om de risico's van het opslaan en bewerken van ontplofbare stoffen of voorwerpen van ADR-klasse 1 door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht inzichtelijk te maken.volledig door degene die de Seveso-inrichting exploiteert beheerde locatie, waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een of meer Seveso-installaties, met inbegrip van:- gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of activiteiten; en
- activiteiten die met het exploiteren van de Seveso-inrichting rechtstreeks samenhangen, in technisch verband staan en de kans op en de gevolgen van een zwaar ongeval kunnen vergroten, waarbij wordt verstaan onder:
ASZ
In Bijlage I, onder B, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
ATA
Bijlage II komt te luiden:
ATB
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
ATC
De tabel in bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
ATD
Na bijlage IV wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
ATE
In bijlage V wordt in de tabel bij stofnummer 47 «dioxinen en furanen als Teq» vervangen door «dioxinen en furanen, als Teq».
ATF
Na bijlage VI wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Artikel 1.1a (grondslag)
Artikel 2.6 (bevoegd gezag Minister van Infrastructuur en Waterstaat)
Artikel 2.15 (afwijken van aanwijzing vergunningplichtige gevallen: aanvullende vergunningplichten)
Artikel 3.1 (aanwijzing lozingsactiviteiten)
Artikel 3.4 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Artikel 3.5 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Artikel 3.6 (algemene regels)
Artikel 3.40a (algemene regels)
Bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 3.39 wordt voldaan aan de regels over het opslaan van afvalstoffen, bedoeld in paragraaf 4.32, als de activiteit niet als vergunningplichtig is aangewezen in dit hoofdstuk.
Artikel 3.40b (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Artikel 3.40c (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Artikel 3.40d (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Artikel 3.40e (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Artikel 3.40f (algemene regels)
Artikel 3.43 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.41, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 3.56 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.54, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 3.59 (algemene regels)
Artikel 3.65 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.63, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 3.68 (algemene regels)
Artikel 3.71 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.69, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 3.74 (algemene regels)
Artikel 3.77 (algemene regels)
Artikel 3.80 (algemene regels)
Artikel 3.89 (algemene regels)
Artikel 3.97 (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Artikel 3.99 (algemene regels)
Artikel 3.102 (algemene regels)
Artikel 3.201 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: ippc-installatie)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.200, voor zover het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in categorie 6.6 van bijlage I bij de richtlijn industriële emissies.
Artikel 3.204a (overgangsrecht vergunningplicht pelsdieren)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt tot 1 januari 2024 voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.200, voor zover het gaat om het houden van pelsdieren.
Artikel 3.223 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteiten, bedoeld in artikel 3.221, wordt voldaan aan de regels over PRTR, bedoeld in paragraaf 5.3.1, voor zover het gaat om het exploiteren van een PRTR-installatie voor intensieve aquacultuur, met een productiecapaciteit van 1.000 ton vis of schelpdieren per jaar of meer.
Artikel 3.244 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.242, wordt voldaan aan de regels over een laboratorium, bedoeld in paragraaf 4.55.
Artikel 3.248 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.246, wordt voldaan aan de regels over ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen, bedoeld in paragraaf 4.53.
Artikel 3.261 (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.259, wordt voldaan aan de regels over zeer zorgwekkende stoffen, bedoeld in paragraaf 5.4.3, voor zover de activiteit als vergunningplichtig is aangewezen in artikel 3.260.
Artikel 3.269 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteiten, bedoeld in artikel 3.268, voor zover het gaat om milieubelastende activiteiten met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c, die worden verricht op dezelfde locatie als een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.16, 3.22, 3.25, 3.28, 3.31, 3.34 of 3.37.
Artikel 3.281 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.280, voor zover het gaat om:
Artikel 3.295a (aanwijzing milieubelastende activiteiten)
Artikel 3.295b (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.295a.
Artikel 3.295c (algemene regels)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 3.295a, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 3.322 (algemene regels)
Artikel 4.4 (regels over arbeidsomstandigheden)
Artikel 4.30 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.29, wordt voldaan aan de regels over het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1.
Artikel 4.64 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.63, wordt voldaan aan de regels over het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1.
Artikel 4.92 (lucht: overschrijding emissiegrenswaarden)
Artikel 4.291 (bodem: bodembeschermende voorziening)
Artikel 4.303a (afval: scheiden afvalstoffen)
Met het oog op een doelmatig beheer van afvalstoffen worden afvalstoffen van verspanende metaalbewerking waarbij olie, smeermiddel of koelvloeistof is gebruikt gescheiden in een metaalfractie en een vloeistoffractie door ze te centrifugeren of 48 uur te laten uitlekken.
Artikel 4.336 (toepassingsbereik)
Artikel 4.416 (overgangsrecht: water)
Artikel 4.406 is niet van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater afkomstig van het maken of bewerken van levensmiddelen of voeder dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.421 (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.425a (overgangsrecht: afstand)
Artikel 4.431a (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het verwerken van autowrakken in een shredderinstallatie.
Artikel 4.431b (afval: recyclen metalen en nuttige toepassing shredderafvalstoffen)
Artikel 4.431c (toepassingsbereik)
Artikel 4.431d (afval: termijn opslaan)
Met het oog op een doelmatig beheer van afvalstoffen worden afvalstoffen:
Artikel 4.449 (lucht: afwijkende emissiegrenswaarde bij oplosmiddelenhergebruik)
Artikel 4.450 (lucht: voorwaarde emissiegrenswaarde bij VOS)
Artikel 4.471 (lucht: symbolen emissiegrenswaarde)
Onder de symbolen die worden gebruikt in de artikelen 4.468, 4.469 en 4.470, wordt verstaan:
E: totale emissie;
F: diffuse emissie;
V: verbruik;
I: input;
I1: hoeveelheid organische oplosmiddelen die is aangekocht al dan niet in mengsels, die in het proces worden ingevoerd tijdens de termijn waarover de massabalans wordt bepaald;
I2: hoeveelheid oplosmiddelen die worden hergebruikt, waarbij teruggewonnen oplosmiddelen worden meegerekend als ze worden gebruikt om de activiteit te verrichten;
O: output;
O1: hoeveelheid vluchtige organische stoffen in de emissies via de schoorsteen;
O2: diffuse emissie van vluchtige organische stoffen in water, rekening houdend met de afvalwaterzuivering bij het berekenen van O5;
O3: diffuse emissie van vluchtige organische stoffen in elk product, die achterblijft als verontreiniging of als residu in de producten die bij de activiteit zijn gemaakt;
O4: diffuse emissie van vluchtige organische stoffen in de lucht;
O5: organische oplosmiddelen en organische verbindingen die door chemische of fysische reacties verloren gaan, met inbegrip van hoeveelheden organische oplosmiddelen die door verbranding, een andere zuivering van afgassen of door afvalwaterzuivering worden vernietigd of door adsorptie worden opgevangen, als die niet bij O6, O7 of O8 worden meegerekend;
O6: organische oplosmiddelen in ingezamelde afvalstoffen;
O7: organische oplosmiddelen al dan niet in mengsels als product met handelswaarde voor de verkoop, met uitzondering van oplosmiddelen die vallen onder O3;
O8: hoeveelheid organische oplosmiddelen, met inbegrip van organische oplosmiddelen in mengsels, die voor hergebruik is teruggewonnen maar niet opnieuw bij de activiteit wordt gebruikt en die niet onder O7 valt;
O9: hoeveelheid vluchtige organische stoffen, die op andere wijze dan bedoeld onder O1 tot en met O8 vrijkomt.
Artikel 4.472a (melding)
Artikel 4.472b (melding: treffen gelijkwaardige maatregel)
Artikel 4.472c (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.472d (informeren: afstand)
Ten minste vier weken voordat de afstand, bedoeld in artikel 4.472c, tweede lid, gaat gelden, wordt het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, daarover geïnformeerd.
Artikel 4.475 (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.472c, eerste lid, en 4.472d zijn niet van toepassing op het tanken van voertuigen of werktuigen met LPG dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.478 (externe veiligheid: PGS 33-1 en PGS 33-2)
Artikel 4.487a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.484, eerste lid, en 4.485 zijn niet van toepassing op het tanken van voertuigen, vaartuigen of werktuigen met CNG dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.490 (externe veiligheid: tanken in brandstofreservoir)
Gasvormige waterstof wordt getankt in een brandstofreservoir dat is bevestigd aan een voertuig of werktuig en dat is bedoeld voor de aandrijving daarvan en de berging van gasvormige waterstof.
Artikel 4.509 (bodem: beoordeling vloeistofdichte bodemvoorziening)
Een vloeistofdichte bodemvoorziening en het vloeistofdichte deel van het vuilwaterriool worden aangelegd door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7700.
Artikel 4.553 (overgangsrecht: afstand)
Artikel 4.628a (afval: termijn opslaan)
Met het oog op een doelmatig beheer van afvalstoffen wordt verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend product niet langer dan een jaar opgeslagen.
Artikel 4.629 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen.
Artikel 4.630 (melding)
Artikel 4.631 (gegevens en bescheiden: doorgeven biologische-veiligheidsfunctionaris en veiligheidscomités)
Artikel 4.632 (gegevens en bescheiden: informatie over andere activiteiten)
Artikel 4.633 (voorkomen verspreiding genetisch gemodificeerde organismen: integriteit ggo-gebied)
Met het oog op het voorkomen van de verspreiding van genetisch gemodificeerde organismen:
Artikel 4.647 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van:
Artikel 4.661a (gezondheid: contactpersoon bij vrijkomen ziektekiemen)
Met het oog op het voorkomen van het verspreiden van ziektekiemen is bij het gericht werken met biologische agentia, ingedeeld in risicogroepen 2, 3 of 4 van de richtlijn biologische agentia, of met de ziekteverwekkers die zijn aangewezen op grond van artikel 2.22, tweede lid, van de Wet dieren, een contactpersoon bereikbaar die kan worden benaderd door het bevoegd gezag bij een incident waarbij deze biologische agentia vrijkomen.
Artikel 4.661b (gegevens en bescheiden)
Artikel 4.666a (overgangsrecht: bronvermogen)
Het geluidsvermogensniveau van een helikopter die wordt ingezet door een academisch ziekenhuis dat op 1 februari 2003 een voorziening in werking had voor het landen en opstijgen van helikopters, is tot het moment van vervanging van de helikopter niet hoger dan 145 dB(A).
Artikel 4.723a (toepassingsbereik)
Artikel 4.723b (melding lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Artikel 4.723c (water en gezondheid: driftreducerende technieken bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen)
Artikel 4.723d (water: teeltvrije zone bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen)
Artikel 4.723e (water en gezondheid: geen gewasbeschermingsmiddelen bij wind)
Artikel 4.723f (water: gebruik gewasbeschermingsmiddelen binnen teeltvrije zone)
Artikel 4.723g (water: gebruik gewasbeschermingsmiddelen op een talud)
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam met gewasbeschermingsmiddelen worden deze op een talud bij een oppervlaktewaterlichaam pleksgewijs en driftvrij gebruikt.
Artikel 4.723h (water: gebruik gewasbeschermingsmiddelen op braakliggende landbouwgronden)
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam worden op braakliggende landbouwgronden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt binnen 50 cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 4.723i (water: gebruik meststoffen)
Artikel 4.723j (water: gebruik meststoffen op braakliggende landbouwgronden)
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam worden op braakliggende landbouwgronden geen meststoffen gebruikt binnen 50 cm vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 4.732 (water: emissiegrenswaarde lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, is de emissiegrenswaarde 100 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.
Artikel 4.733 (water: emissiegrenswaarde lozing in een vuilwaterriool)
Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een vuilwaterriool, is de emissiegrenswaarde 300 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.
Artikel 4.739 (water: emissiegrenswaarde lozingen in een vuilwaterriool)
Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een vuilwaterriool, is de emissiegrenswaarde 300 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.
Artikel 4.791 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van:
Artikel 4.791a (melding)
Artikel 4.791b (water: lozingsroute)
Artikel 4.791c (water: gebruik natriumarm gietwater en recirculeren)
Artikel 4.791d (water: zuivering gewasbeschermingsmiddelen)
Artikel 4.791e (water: emissiegrenswaarden lozing in een vuilwaterriool)
Artikel 4.791f (water: meten)
Artikel 4.791fa (water: rapporteren)
Jaarlijks ontvangt het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, uiterlijk op 30 april een rapportage met de volgende gegevens over het aan die datum voorafgaande kalenderjaar:
Artikel 4.791g (water: riooltekening)
Er is een tekening beschikbaar waarop is aangegeven:
Artikel 4.791ga (overgangsrecht: water)
Artikel 4.791h (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van:
Artikel 4.791i (melding)
Artikel 4.791j (water: lozingsroute)
Artikel 4.791k (water: zuivering gewasbeschermingsmiddelen)
Artikel 4.791l (water: gebruik natriumarm gietwater, recirculeren en gebruiksnormen)
Artikel 4.791m (water: meten en berekenen)
Artikel 4.791n (water: registreren)
Artikel 4.791o (water: rapporteren)
Jaarlijks ontvangt het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, uiterlijk op 30 april een rapportage met de volgende gegevens over het aan die datum voorafgaande kalenderjaar:
Artikel 4.791p (water: riooltekening)
Er is een tekening beschikbaar waarop is aangegeven:
Artikel 4.791pa (overgangsrecht: water)
Artikel 4.791q (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op:
Artikel 4.791r (melding lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Artikel 4.791s (water: lozen uit hemelwaterafvoersysteem)
Artikel 4.791t (water: niet lozen verontreinigd condenswater)
Artikel 4.791u (water: riooltekening)
Er is een tekening beschikbaar waarop is aangegeven:
Artikel 4.796 (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 4.795, tweede lid, dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.796, gemeten in een steekmonster.
Artikel 4.797 (water: emissiegrenswaarde lozing in een vuilwaterriool)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 4.795, eerste lid, dat wordt geloosd in een vuilwaterriool, is de emissiegrenswaarde 300 mg/l voor onopgeloste stoffen, gemeten in een steekmonster.
Artikel 4.817 (lucht: luchtemissies huisvestingssysteem)
Met het oog op het beperken van emissies in de lucht voldoet een huisvestingssysteem of aanvullende techniek aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.
Artikel 4.821 (lucht: emissie ammoniak)
De emissie, bedoeld in de artikelen 4.818, 4.819 en 4.820, wordt bepaald en berekend volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.
Artikel 4.823 (lucht: emissie PM10)
De emissie, bedoeld in artikel 4.822, wordt bepaald en berekend volgens de bij ministeriële regeling gestelde regels.
Artikel 4.824 (lucht: meetplicht emissie ammoniak, geur en PM10)
Artikel 4.829 (lucht: elektronische monitoring luchtwassysteem)
Artikel 4.833 (overgangsrecht intern salderen emissie ammoniak)
Artikel 4.820 is niet van toepassing op een huisvestingssysteem, met inbegrip van een aanvullende techniek, voor varkens, kippen of kalkoenen dat deel uitmaakt van een dierenverblijf dat voor 1 januari 2007 is opgericht, als de totale emissie van ammoniak van de op het perceel aanwezige huisvestingssystemen niet hoger is dan de totale emissies van ammoniak die de huisvestingssystemen op grond van de artikelen 4.818, 4.819 en 4.820, eerste lid, berekend op basis van de emissiegrenswaarden, bedoeld in de tabellen 4.818, 4.819 en 4.820, per afzonderlijk huisvestingssysteem zouden mogen veroorzaken.
Artikel 4.834 (overgangsrecht emissie fijnstof)
Artikel 4.842 (melding)
Artikel 4.849 (melding)
Artikel 4.858a (water: voorkomen lozen)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam is een mestbassin dat is uitgevoerd als een met folie beklede grondput of een mestzak, waar bij lekkage drijfmest, digestaat of dunne fractie in het oppervlaktewaterlichaam terecht zou kunnen komen, volledig omringd door een dijklichaam:
Artikel 4.859a (overgangsrecht)
Artikel 4.858a is tot 1 januari 2031 niet van toepassing op een mestzak die voor inwerkingtreding van dit besluit al werd gebruikt en waarvan de locatie niet wijzigt.
Artikel 4.860 (toepassingsbereik)
Artikel 4.864 (toepassingsbereik)
Artikel 4.864a (melding)
Artikel 4.878a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.866, eerste en tweede lid, en 4.867 zijn niet van toepassing op het vergisten van dierlijke meststoffen in een installatie dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.894 (water: lozingsroutes reinigen zonder gewasbeschermingsmiddelen)
Artikel 4.899 (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.901a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.899, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.900 zijn niet van toepassing op het opslaan van propaan of propeen in een opslagtank dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.905 (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.909a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.905, eerste lid, aanhef, en onder a, en 4.906 zijn niet van toepassing op het opslaan van zuurstof, stikstof, argon, kooldioxide, helium of lachgas in een opslagtank dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.914 (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.917 (externe veiligheid en bodem: certificering en erkenning)
Artikel 4.919a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.919, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool.
Artikel 4.929 (bodem: certificering en erkenning)
Artikel 4.931a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.931, eerste lid, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de bovengrondse opslagtank vloeistoffen worden opgeslagen van:
Artikel 4.938 (bodem: keuring bovengrondse opslagtank)
Artikel 4.941a (water: meetmethoden)
Artikel 4.941b (overgangsrecht: certificering, erkenning en keuring)
Tot 1 januari 2023 zijn de artikelen 4.929 en 4.938 niet van toepassing op het opslaan van vloeistoffen van ADR-klasse 8, verpakkingsgroep II of III, zonder bijkomend gevaar als bedoeld in de ADR in een opslagtank die is geïnstalleerd voor 1 januari 2008.
Artikel 4.947a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.947, eerste lid, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de tankcontainer of verpakking vloeistoffen worden opgeslagen van:
Artikel 4.957a (water: meetmethoden)
Artikel 4.962 (externe veiligheid: afstand bij opslaan brandstoffen)
Artikel 4.963 (externe veiligheid: afstand bij opslaan organische oplosmiddelen)
Artikel 4.972 (bodem: aansluitpunt vulleiding of leegzuigleiding)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem bevindt het aansluitpunt van een vulleiding of leegzuigleiding van een ondergrondse opslagtank zich:
Artikel 4.972a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.972, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool.
Artikel 4.972b (bodem: keuring kathodische bescherming)
Artikel 4.977 (bodem: financiële zekerheid)
Artikel 4.978 (gegevens en bescheiden: bewijs van financiële zekerheid)
Binnen acht weken na het begin van de activiteit worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt dat is voldaan aan artikel 4.977.
Artikel 4.990a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.990, eerste lid, onder a, niet aangesloten op het vuilwaterriool, als in de ondergrondse opslagtank vloeistoffen worden opgeslagen van:
Artikel 4.1001a (bodem: financiële zekerheid)
Artikel 4.1001b (gegevens en bescheiden: bewijs van financiële zekerheid)
Binnen acht weken na het begin van de activiteit worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2 gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt dat is voldaan aan artikel 4.1001a.
Artikel 4.1003a (water: meetmethoden)
Artikel 4.1008 (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.1010 (externe veiligheid: geen afstand bij afwezigheid brandbare stoffen)
Artikel 4.1008, eerste lid, is alleen van toepassing als in de opslagplaats gevaarlijke stoffen worden opgeslagen:
Artikel 4.1011 (externe veiligheid: andere afstanden bij brandcompartiment of brandwerende voorziening)
Artikel 4.1014a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.1014, eerste lid, niet aangesloten op het vuilwaterriool.
Artikel 4.1014b (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1008, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a, en 4.1009 zijn niet van toepassing op het opslaan van gevaarlijke stoffen in verpakking dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.1020a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is de vloeistofdichte bodemvoorziening, bedoeld in artikel 4.1020, eerste lid, niet aangesloten op het vuilwaterriool.
Artikel 4.1041 (externe veiligheid: voorzieningen voor brandbestrijding)
Artikel 4.1047a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1042, eerste lid, aanhef en onder a, en 4.1043 zijn niet van toepassing op het opslaan, herverpakken en bewerken van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.1051 (externe veiligheid: afstand)
Artikel 4.1052a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1051, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, aanhef en onder a, en 4.1052 zijn niet van toepassing op het opslaan van ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1 door een ander dan de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.1053 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het opslaan van:
Artikel 4.1057 (water: lozingsroute bij opslaan van lekkende, uitlogende en vermestende goederen)
Artikel 4.1064a (bodem: bodembeschermende voorziening bij opslaan van vermestende goederen)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met bodembedreigende stoffen worden vermestende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel C, opgeslagen boven een aaneengesloten bodemvoorziening.
Artikel 4.1073a (afval: termijn opslaan)
Artikel 4.1076 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1074, wordt voldaan aan de regels over het eindonderzoek bodem, bedoeld in paragraaf 5.2.1.
Artikel 4.1103a (overgangsrecht: afstand)
De artikelen 4.1101, eerste lid, en 4.1102 zijn niet van toepassing op het tegelijkertijd voor minder dan 24 uur opstellen van niet meer dan drie voertuigen, opleggers of aanhangers die zijn geladen met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c, dat voor de inwerkingtreding van dit besluit al rechtmatig werd verricht, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 4.1116 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op:
Artikel 4.1117 (gegevens en bescheiden)
Artikel 4.1121a (geluid: waarden)
Artikel 4.1121b (geluid: monitoring)
Als binnen 300 m vanaf het hart van het verplaatsbare mijnbouwwerk een geluidgevoelig gebouw ligt, wordt het geluid continu gemonitord en geregistreerd. De monitoring gebeurt zodanig dat een indicatie wordt verkregen van het geluid op de gevel van het meest met geluid belaste geluidgevoelige gebouw.
Artikel 4.1138a (jaarlijks verstrekken van gegevens en bescheiden)
Jaarlijks voor 1 april worden de gegevens, bedoeld in artikel 4.1138, verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2.
Artikel 4.1147a (overgangsrecht)
De artikelen 4.1136 tot en met 4.1145 zijn niet van toepassing op een gesloten bodemenergiesysteem dat is aangelegd voor 1 juli 2013.
Artikel 4.1150a (jaarlijks verstrekken gegevens en bescheiden)
Jaarlijks voor 1 april worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 4.1150, verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2.
Artikel 4.1157a (overgangsrecht)
De artikelen 4.1149 tot en met 4.1156 zijn niet van toepassing op een open bodemenergiesysteem waarvoor een vergunning is verleend en waarbij de aanvraag van die vergunning is gedaan voor 1 juli 2013.
Artikel 4.1292 (toepassingsbereik)
Artikel 4.1293 (melding)
Artikel 4.1294 (informeren: sector en verwachte bedrijfsuren)
Artikel 4.1295 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1292, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 4.1296 (afbakening mogelijkheid maatwerk)
Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift, gesteld na 1 januari 2022, worden de emissiegrenswaarden in deze paragraaf niet versoepeld voor stookinstallaties waarop voor die datum een emissiegrenswaarde van toepassing was.
Artikel 4.1297 (bodem: bodembeschermende voorziening)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met vloeibare brandstof wordt een stookinstallatie die daarmee wordt gestookt gevuld en geleegd boven een aaneengesloten bodemvoorziening.
Artikel 4.1298 (lucht: opstarten en stilleggen)
Met het oog op het beperken van emissies in de lucht wordt de periode van het opstarten of stilleggen van een stookinstallatie zo kort mogelijk gehouden.
Artikel 4.1299 (lucht: uitzondering emissiegrenswaarden)
Artikel 4.1300 (lucht: omrekenen van emissies)
Artikel 4.1301 (lucht: emissiegrenswaarde stookinstallatie 500 uur voor totaal stof)
Voor de emissie in de lucht van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW die niet meer dan 500 uur per jaar in bedrijf is en die wordt gestookt op een vaste brandstof, is de emissiegrenswaarde voor totaal stof 100 mg/Nm3.
Artikel 4.1302 (lucht: emissiegrenswaarden regeneratie glycol)
Voor de emissie in de lucht van een stookinstallatie voor de regeneratie van glycol is de emissiegrenswaarde van stikstofoxiden 80 mg/Nm3.
Artikel 4.1303 (lucht: emissiegrenswaarden ketel)
Artikel 4.1304 (lucht: emissiegrenswaarden gasturbine)
Voor de emissie in de lucht van een gasturbine zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1304.
Artikel 4.1305 (lucht: emissiegrenswaarden dieselmotor)
Voor de emissie in de lucht van een dieselmotor zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1305.
Artikel 4.1306 (gegevens en bescheiden: haalbaarheid vermindering stikstofoxiden)
Artikel 4.1307 (lucht: emissiegrenswaarden gasmotor)
Voor de emissie in de lucht van een gasmotor zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1307.
Artikel 4.1308 (lucht: emissiegrenswaarden andere stookinstallatie)
Voor de emissie in de lucht van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW, anders dan een ketel, zuigermotor, gasturbine of installatie voor de regeneratie van glycol, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1308.
Artikel 4.1309 (lucht: emissiegrenswaarden vervangende stookinstallatie)
Voor een stookinstallatie die ten hoogste zes maanden een stookinstallatie vervangt die buiten bedrijf is gesteld in verband met onderhoud, reparatie of definitieve vervanging en is afgekoppeld van de brandstoftoevoer of van het stoomnet of elektriciteitsnet waaraan zij levert, zijn de emissiegrenswaarden de waarden voor de stookinstallatie die buiten bedrijf is.
Artikel 4.1310 (lucht: meetmethoden)
Artikel 4.1311 (lucht: meetplicht en uitzondering meetplicht)
Artikel 4.1312 (lucht: meting)
Artikel 4.1313 (informeren: niet-continue meting)
Artikel 4.1314 (lucht: meetfrequentie niet-continue meting)
Artikel 4.1315 (lucht: voldoen aan emissiegrenswaarden bij niet-continue meting)
Als geen van de gevalideerde meetresultaten, bedoeld in artikel 4.1312, hoger is dan de desbetreffende emissiegrenswaarde, wordt aan die emissiegrenswaarde voldaan.
Artikel 4.1316 (lucht: omstandigheden voor niet-continue meting)
Artikel 4.1317 (lucht: parallelmeting)
Artikel 4.1318 (lucht: informeren parallelmeting)
Artikel 4.1319 (lucht: resultaat van continue meting)
Artikel 4.1320 (lucht: voldoen aan emissiegrenswaarden bij continue meting)
Artikel 4.1321 (lucht: ongeldige metingen continue meting)
Artikel 4.1322 (lucht: gelijktijdig gebruik verschillende soorten brandstoffen)
Artikel 4.1323 (lucht: storing)
Artikel 4.1324 (informeren: storing op offshore oliewinningsplatform of gaswinningsplatform)
Het Staatstoezicht op de mijnen wordt ten hoogste 120 uur na een storing bij een stookinstallatie als bedoeld in artikel 4.1323, tweede lid, schriftelijk geïnformeerd over de reden van de storing en van het niet tijdige herstel.
Artikel 4.1325 (informeren: niet voldoen aan emissiegrenswaarden)
Het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd als niet aan de emissiegrenswaarden wordt voldaan, over de oorzaak waarom daaraan niet wordt voldaan, en de maatregelen die worden getroffen om zo spoedig mogelijk weer aan de emissiegrenswaarden te voldoen.
Artikel 4.1326 (keuring)
Artikel 4.1327 (verslag keuring)
Artikel 4.1328 (lucht en energie: onderhoud)
Met het oog op het beperken van emissies in de lucht, het waarborgen van de veiligheid en het zuinig gebruik van energie wordt de stookinstallatie binnen twee weken na de keuring onderhouden, als uit de keuring, bedoeld in artikel 4.1327, blijkt dat de stookinstallatie onderhoud nodig heeft.
Artikel 4.1329 (lucht en energie: afmeldsysteem)
Artikel 4.1330 (lucht en energie: bewaren registratie, resultaten en overzichten)
De volgende gegevens worden ten minste zes jaar bij de stookinstallatie bewaard:
Artikel 4.1331 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden stookinstallatie 500 uur voor totaal stof)
Voor de emissie in de lucht van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW die niet meer dan 500 uur per jaar in bedrijf is en die wordt gestookt op een vaste brandstof, is de emissiegrenswaarde voor totaal stof 200 mg/Nm3, als de stookinstallatie voor 20 december 2018 in bedrijf is genomen.
Artikel 4.1332 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden ketel)
Artikel 4.1333 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden gasturbine)
Voor de emissie in de lucht van een gasturbine is de emissiegrenswaarde van stikstofoxiden 75 mg/Nm3 voor een gasturbine op een offshore oliewinningsplatform of gaswinningsplatform, als de gasturbine voor 1 april 2010 in bedrijf is genomen.
Artikel 4.1334 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden dieselmotor)
Artikel 4.1335 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden gasmotor)
Artikel 4.1336 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden andere stookinstallatie)
Artikel 4.1337 (overgangsrecht: meetfrequentie niet-continue meting)
Artikel 4.1338 (toepassingsbereik)
Artikel 4.1339 (aanwijzing modules: eindonderzoek bodem en bodembeschermende voorzieningen)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1338, wordt voldaan aan de regels over:
Artikel 4.1340 (afbakening mogelijkheid maatwerk)
Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift, gesteld na 1 januari 2022, worden de emissiegrenswaarden in deze paragraaf niet versoepeld voor stookinstallaties waarop voor die datum een emissiegrenswaarde van toepassing was.
Artikel 4.1341 (bodem: bodembeschermende voorziening)
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem met vloeibare brandstof wordt een stookinstallatie die daarmee wordt gestookt, gevuld en geleegd boven een aaneengesloten bodemvoorziening.
Artikel 4.1342 (lucht: opstarten en stilleggen)
Met het oog op het beperken van emissies in de lucht wordt de periode van het opstarten of stilleggen van een stookinstallatie zo kort mogelijk gehouden.
Artikel 4.1343 (lucht: uitzondering emissiegrenswaarden)
Artikel 4.1344 (gegevens en bescheiden: verklaring maximum uren)
Artikel 4.1345 (lucht: omrekenen van emissies)
Artikel 4.1346 (lucht: emissiegrenswaarden gasturbine)
Voor de emissie in de lucht van een gasturbine zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1346.
Artikel 4.1347 (lucht: emissiegrenswaarden dieselmotor)
Voor de emissie in de lucht van een dieselmotor zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1347.
Artikel 4.1348 (lucht: emissiegrenswaarden gasmotor)
Voor de emissie in de lucht van een gasmotor zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1348.
Artikel 4.1349 (lucht: emissiegrenswaarden stookinstallatie anders dan gasturbine of zuigermotor)
Voor de emissie in de lucht van een stookinstallatie, anders dan een gasturbine of zuigermotor, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 4.1349.
Artikel 4.1350 (lucht: afwijkende emissiegrenswaarde voor totaal stof)
Voor de emissie in de lucht van een ketel die ten hoogste 500 uur per jaar in bedrijf is die wordt gestookt op een vaste brandstof is de emissiegrenswaarde voor totaal stof 100 mg/Nm3.
Artikel 4.1351 (lucht: emissiegrenswaarden vervangende stookinstallatie)
Voor een stookinstallatie die ten hoogste zes maanden een stookinstallatie vervangt die buiten bedrijf is gesteld in verband met onderhoud, reparatie of definitieve vervanging en is afgekoppeld van de brandstoftoevoer of van het stoomnet of elektriciteitsnet waaraan zij levert, zijn de emissiegrenswaarden de waarden voor de stookinstallatie die buiten bedrijf is.
Artikel 4.1352 (lucht: meetmethoden)
Artikel 4.1353 (lucht: meetplicht)
Artikel 4.1354 (lucht: periodieke meting)
Artikel 4.1355 (informeren: periodieke meting)
Artikel 4.1356 (lucht: meetfrequentie periodieke meting)
Artikel 4.1357 (lucht: voldoen aan emissiegrenswaarden bij periodieke meting)
Als geen van de gevalideerde meetresultaten, bedoeld in artikel 4.1354, hoger is dan de desbetreffende emissiegrenswaarde, wordt aan die emissiegrenswaarde voldaan.
Artikel 4.1358 (lucht: omstandigheden voor periodieke meting)
Artikel 4.1359 (lucht: parallelmeting)
Artikel 4.1360 (lucht: informeren parallelmeting)
Artikel 4.1361 (lucht: resultaat van continue meting)
Artikel 4.1362 (lucht: voldoen aan emissiegrenswaarden bij continue meting)
Artikel 4.1363 (lucht: ongeldige metingen continue meting)
Artikel 4.1364 (lucht: gelijktijdig gebruik verschillende soorten brandstoffen)
Artikel 4.1365 (lucht: storing)
Artikel 4.1366 (informeren: storing op offshore oliewinningsplatform of gaswinningsplatform)
Het Staatstoezicht op de mijnen wordt ten hoogste 120 uur na een storing bij een stookinstallatie als bedoeld in artikel 4.1365, tweede lid, schriftelijk geïnformeerd over de reden van de storing en van het niet tijdige herstel.
Artikel 4.1367 (informeren: niet voldoen aan emissiegrenswaarden)
Het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2, wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd als niet aan de emissiegrenswaarden wordt voldaan, over de oorzaak dat niet wordt voldaan, en de maatregelen die worden getroffen om zo spoedig mogelijk weer aan de emissiegrenswaarden te voldoen.
Artikel 4.1368 (lucht en energie: bewaren registratie, resultaten en overzichten)
De volgende gegevens worden ten minste zes jaar bij de stookinstallatie bewaard:
Artikel 4.1369 (overgangsrecht: uitstel van toepassing zijn emissiegrenswaarden)
Artikel 4.1370 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden gasturbine)
Artikel 4.1371 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden dieselmotor)
Voor de emissie in de lucht van een dieselmotor met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten hoogste 20 MW is de emissiegrenswaarde voor totaal stof 20 mg/Nm3, als de dieselmotor voor 20 december 2018 in bedrijf is genomen.
Artikel 4.1372 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden gasmotor)
Artikel 4.1373 (overgangsrecht: emissiegrenswaarden stookinstallatie anders dan gasturbine of zuigermotor)
Voor de emissie in de lucht van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten hoogste 5 MW, anders dan een gasturbine of zuigermotor die wordt gestookt op gasvormige brandstof anders dan cokesovengas, is de emissiegrenswaarde voor zwaveldioxide 200 mg/Nm3, als de stookinstallatie voor 20 december 2018 in bedrijf is genomen.
Artikel 4.1374 (overgangsrecht: afwijkende emissiegrenswaarde voor totaal stof)
Voor de emissie in de lucht van een ketel die ten hoogste 500 uur per jaar in bedrijf is met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW die wordt gestookt op een vaste brandstof is de emissiegrenswaarde voor totaal stof 200 mg/Nm3, als de ketel voor 20 december 2018 in bedrijf is genomen.
Artikel 4.1375 (overgangsrecht: meetfrequentie periodieke meting)
Artikel 5.7g (kosten-batenanalyse bij stookinstallaties)
Artikel 5.7h (kosten-batenanalyse bij warmte- of koudenet)
Met het oog op het doelmatig gebruik van energie wordt een kosten-batenanalyse uitgevoerd om de kosten en baten te berekenen van het gebruik van restwarmte van stookinstallaties in de nabijheid van een warmtenet of een koudenet, als:
Artikel 5.7i (inhoud kosten-batenanalyse)
Artikel 5.7j (uitzonderingen kosten-batenanalyse)
Artikel 5.7k (gegevens en bescheiden: kosten-batenanalyse)
Ten minste 4 weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in paragraaf 3.2.1, 3.3.13 of 3.4.3 wordt de kosten-batenanalyse, bedoeld in de artikelen 5.7g en 5.7h, verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2.
Artikel 5.7l (afbakening mogelijkheid maatwerk)
Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift worden de artikelen 5.7g, 5.7h, 5.7i en 5.7k niet versoepeld.
Artikel 5.16 (afbakening mogelijkheid maatwerk)
Een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift over artikel 5.15 kan alleen inhouden:
Artikel 5.17 (overgangsrecht: energiebesparende maatregelen)
De artikelen 5.15 en 5.16 zijn niet van toepassing op een activiteit die voor de inwerkingtreding van dit besluit werd verricht op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, als:
Artikel 5.17a (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is alleen van toepassing voor zover in hoofdstuk 4 met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem is bepaald dat een bodembeschermende voorziening wordt toegepast.
Artikel 5.18a (water: geen aansluiting op vuilwaterriool)
Met het oog op de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater is een lekbak niet aangesloten op het vuilwaterriool.
Artikel 5.20 (bodem: logboek bodembeschermende voorziening)
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 5.27 (uitzondering toepassingsbereik)
Deze paragraaf is niet van toepassing op emissies in de lucht:
Artikel 5.38a (overgangsrecht: emissiegrenswaarden en ondergrenzen zeer zorgwekkende stoffen)
Tot één jaar na inwerkingtreding van dit besluit gelden, in afwijking van de waarden van tabel 5.30, de waarden van de tabel in bijlage VII voor de in die tabel opgenomen stoffen.
Artikel 6.16 (toepassingsbereik)
Artikel 6.27 (toepassingsbereik)
Artikel 6.37a (meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water)
Artikel 6.37b (jaarlijks verstrekken van gegevens en bescheiden)
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar of, als de activiteit, bedoeld in artikel 6.34, eerste lid, onder b en c, is beëindigd, binnen een maand na het tijdstip van beëindiging, worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 6.3, de volgende gegevens verstrekt:
Artikel 6.38 (water: niet onttrekken)
Artikel 6.39 (toepassingsbereik)
Artikel 6.45 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende mijnbouwlocatieactiviteiten in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk:
Artikel 6.46 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een mijnbouwlocatieactiviteit te verrichten, geldt voor:
Artikel 6.47 (melding mijnbouwinstallatie onder het wateroppervlak)
Artikel 6.47a (gegevens en bescheiden bij verkenningsonderzoek)
Artikel 6.48a (natuur: geluidsvolume kunstmatig opgewekte trillingen)
Met het oog op het voorkomen van storende geluidseffecten voor zeezoogdieren wordt bij het gebruik van kunstmatig opgewekte trillingen bij een verkenningsonderzoek met een laag geluidsvolume begonnen en verloopt de versterking van dat volume geleidelijk.
Artikel 6.48b (vervoer bij toezicht op verkenningsonderzoek)
Bij toezicht op de activiteit, bedoeld in artikel 6.45, aanhef en onder b, wordt voorzien in het vervoer van toezichthouders als bedoeld in artikel 130, aanhef en onder a, van de Mijnbouwwet.
Artikel 6.53 (toepassingsbereik)
Artikel 6.56a (melding bij opslaan van goederen)
Artikel 6.56b (water: lozen bij opslaan uitlogende goederen)
In afwijking van artikel 4.1058, eerste lid, kan het te lozen afvalwater afkomstig van het opslaan van uitlogende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel B, ook worden geloosd in een oppervlaktewaterlichaam, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 6.56c (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 6.56b, dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 6.56c, gemeten in een steekmonster.
Artikel 6.56d (water: meetmethoden)
Artikel 6.56e (melding bij telen of kweken van gewassen in een gebouw)
Artikel 6.56f (water: lozen bij telen of kweken van gewassen in een gebouw)
In afwijking van artikel 4.795, eerste lid, kan het te lozen afvalwater afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan een kas, ook worden geloosd in een oppervlaktewaterlichaam, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 6.56g (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 6.56f, dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 6.56g, gemeten in een steekmonster.
Artikel 6.56h (water: meetmethoden)
Artikel 6.56i (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een mijnbouwinstallatie in een waterstaatwerk in beheer bij het Rijk.
Artikel 6.56j (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: beperkingengebiedactiviteit mijnbouwinstallatie waterstaatswerk)
Artikel 6.57 (toepassingsbereik)
Artikel 6.58 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 6.57, onder b, in een beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk tussen 1 oktober en 1 april.
Artikel 6.59 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterkering)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 6.57, onder a en b, in een beperkingengebied met betrekking tot een waterkering in beheer bij het Rijk.
Artikel 7.16 (toepassingsbereik)
Artikel 7.26 (toepassingsbereik)
Artikel 7.33 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk die bestaan uit het aanleggen, in stand houden of verwijderen van windparken in de Noordzee.
Artikel 7.46 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een installatie in de Noordzee.
Artikel 7.48 (toepassingsbereik)
Artikel 7.58 (toepassingsbereik)
Artikel 7.61a (melding bij opslaan van goederen)
Artikel 7.61b (water: lozen bij opslaan uitlogende goederen)
In afwijking van artikel 4.1058, eerste lid, kan het te lozen afvalwater afkomstig van het opslaan van uitlogende goederen, ingedeeld in bijlage IVA, deel B, ook worden geloosd in de Noordzee, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 7.61c (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 7.61b, dat wordt geloosd in de Noordzee, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 7.61c, gemeten in een steekmonster.
Artikel 7.61d (water: meetmethoden)
Artikel 7.61e (melding bij telen of kweken van gewassen in een gebouw)
Artikel 7.61f (water: lozen bij telen of kweken van gewassen in een gebouw)
In afwijking van artikel 4.795, eerste lid, kan het te lozen afvalwater afkomstig van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan een kas, ook worden geloosd in een oppervlaktewaterlichaam, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 7.61g (water: emissiegrenswaarden lozing op een oppervlaktewaterlichaam)
Voor het afvalwater, bedoeld in artikel 7.61f, dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 7.61g, gemeten in een steekmonster.
Artikel 7.61h (water: meetmethoden)
Artikel 7.62 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op stortingsactiviteiten op zee.
Artikel 7.66 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op de volgende mijnbouwlocatieactiviteiten in de Noordzee:
Artikel 7.66a (geen nieuwe mijnbouwinstallaties in Natura 2000-gebied Noordzeekustzone)
De activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder a, wordt niet verricht als het gaat om een mijnbouwinstallatie voor het opsporen of winnen van delfstoffen en de locatie voor die mijnbouwinstallatie, met uitsluiting van het voor die installatie geldende beperkingengebied, ligt in het in de territoriale zee gelegen deel van het op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming aangewezen Natura 2000-gebied Noordzeekustzone.
Artikel 7.67 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een mijnbouwlocatieactiviteit te verrichten, geldt voor:
Artikel 7.69 (gegevens en bescheiden verkenningsonderzoek)
Artikel 7.71 (natuur: geluidsvolume kunstmatig opgewekte trillingen)
Met het oog op het voorkomen van storende geluidseffecten voor zeezoogdieren wordt bij het gebruik van kunstmatig opgewekte trillingen bij een verkenningsonderzoek met een laag geluidsvolume begonnen en verloopt de versterking van dat volume geleidelijk.
Artikel 7.72 (vervoer bij toezicht op verkenningsonderzoek)
Bij toezicht op de activiteit, bedoeld in artikel 7.66, aanhef en onder b, wordt voorzien in het vervoer van toezichthouders, bedoeld in artikel 130, aanhef en onder a, van de Mijnbouwwet.
Artikel 7.73 (overgangsrecht: bestaande mijnbouwinstallaties)
De artikelen 7.66a en 7.67, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing op het met een verplaatsbaar mijnbouwwerk aanleggen, aanpassen, testen, onderhouden, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat of stimuleren van een voorkomen via een boorgat, bedoeld in artikel 4.1116, op een locatie waarop zich een mijnbouwinstallatie voor het opsporen of winnen van delfstoffen bevindt die op grond van het recht zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit besluit rechtmatig aanwezig is.
Artikel 8.15 (toepassingsbereik)
Artikel 9.1 (activiteiten)
Artikel 9.2 (oogmerken)
De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en werking van hoofdspoorwegen, lokale spoorwegen en bijzondere spoorwegen voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die spoorwegen, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die spoorwegen behoort.
Artikel 9.3 (bevoegd gezag dagelijks bestuur vervoerregio)
Tenzij in artikel 9.6 anders is bepaald, is voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een lokale spoorweg binnen de gebieden die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 zijn aangewezen, het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in dat artikel het bevoegd gezag:
Artikel 9.4 (bevoegd gezag gedeputeerde staten)
Tenzij in artikel 9.6 anders is bepaald, zijn voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een lokale spoorweg buiten de gebieden die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 zijn aangewezen, gedeputeerde staten het bevoegd gezag:
Artikel 9.5 (bevoegd gezag Minister van Infrastructuur en Waterstaat)
Tenzij in artikel 9.6 anders is bepaald, is voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een hoofdspoorweg of een bijzondere spoorweg Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat het bevoegd gezag:
Artikel 9.6 (eens bevoegd gezag, altijd bevoegd gezag)
Voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een hoofdspoorweg, een lokale spoorweg of een bijzondere spoorweg, die wordt verricht op dezelfde locatie als een activiteit als bedoeld in afdeling 3.3 waarvoor een door gedeputeerde staten verleende omgevingsvergunning geldt, zijn gedeputeerde staten het bevoegd gezag:
Artikel 9.7 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 9.8 (specifieke zorgplicht)
Artikel 9.9 (maatwerkregels)
Artikel 9.10 (maatwerkvoorschriften)
Artikel 9.11 (algemene gegevens bij een melding)
Een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
Artikel 9.12 (algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden)
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 9.1, worden die ondertekend en voorzien van:
Artikel 9.13 (gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat)
Artikel 9.14 (informeren over een ongewoon voorval)
Het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 9.1, en de spoorwegbeheerder worden onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.
Artikel 9.15 (gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval)
Zodra de volgende gegevens en bescheiden bekend zijn, worden ze verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 9.1, en de spoorwegbeheerder:
Artikel 9.16 (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift)
Met een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift worden de artikelen 9.14 en 9.15 niet versoepeld.
Artikel 9.17 (verwijderen van werken en objecten)
Artikel 9.19 (toepassingsbereik)
Artikel 9.20 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 9.19, voor zover het gaat om het bouwen, aanleggen, plaatsen of in stand houden van:
Artikel 9.21 (melding)
Artikel 9.22 (gegevens en bescheiden: begin van de werkzaamheden)
Artikel 9.23 (gegevens en bescheiden: verrichte werkzaamheden)
Uiterlijk binnen twee maanden na afloop van de activiteit worden revisietekeningen met x-, y- en z-coördinaten en maatvoering vanuit vaste punten op de basisbeheerkaart verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 9.1.
Artikel 9.24 (ontgravingen)
Artikel 9.25 (kabel of leiding in een sleuf in langsligging)
Artikel 9.26 (spoorwegkruisingen)
Artikel 9.27 (gestuurd boren)
Met het oog op een veilig en doelmatig gebruik van de hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg wordt geboord volgens de Technische Voorschriften bij vergunningen voor kabels en leidingen langs, onder en boven de spoorweg.
Artikel 9.28 (afstanden bij boren)
Artikel 9.29 (mantelbuizen)
Met het oog op een veilig en doelmatig gebruik van de hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg liggen het intredepunt en het uittredepunt van een beschermbuis, van waaruit wordt geboord, buiten het beperkingengebied.
Artikel 9.30 (toepassingsbereik)
Artikel 9.31 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 9.30, voor zover het gaat om het bouwen of in stand houden van bouwwerken, het aanleggen, plaatsen, in stand houden of veranderen van werken die geen bouwwerken zijn en het plaatsen of in stand houden van andere objecten:
Artikel 9.32 (melding)
Artikel 9.33 (gegevens en bescheiden: begin van de werkzaamheden)
Artikel 9.34 (gegevens en bescheiden: verrichte werkzaamheden)
Uiterlijk binnen twee maanden na afloop van de activiteit worden revisietekeningen met x-, y- en z-coördinaten en maatvoering vanuit vaste punten verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 9.1.
Artikel 9.35 (grondwater onttrekken en graven)
Artikel 9.36 (hijskranen)
Artikel 9.37 (toepassingsbereik)
Artikel 9.38 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 9.37, voor zover het gaat om:
Artikel 9.39 (melding)
Artikel 9.40 (gegevens en bescheiden: begin van de werkzaamheden)
Artikel 9.41 (grondwater onttrekken en graven)
Artikel 9.42 (afstand tot spanningvoerende delen)
Met het oog op het veilig en doelmatig gebruik van een hoofdspoorweg of bijzondere spoorweg wordt bij het verrichten van werkzaamheden een afstand aangehouden van 5 m tot de buitenkant van spanningvoerende delen.
Artikel 9.43 (toepassingsbereik)
Artikel 9.44 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Artikel 9.45 (melding)
Artikel 9.46 (gegevens en bescheiden: begin van de werkzaamheden)
Ten minste vier weken en ten hoogste acht weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 9.44, tweede lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 9.1:
Artikel 9.47 (aanwijzing beperkingengebiedactiviteiten)
Artikel 9.48 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een lokale spoorweg te verrichten, geldt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 9.47, voor zover het gaat om:
Artikel 9.48a (afwijken van aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Met het oog op het doelmatig beheer van lokale spoorwegen kan worden afgeweken van de aanwijzing van de vergunningplichtige gevallen, bedoeld in artikel 9.48, in:
Artikel 10.1 (activiteiten)
Dit hoofdstuk gaat over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een luchthaven die zijn aangewezen in dit hoofdstuk.
Artikel 10.2 (oogmerk)
De regels in afdeling 10.2 over beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een luchthaven zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en werking van luchthavens voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die luchthavens, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die luchthavens behoort.
Artikel 10.3 (bevoegd gezag provincie)
Voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de activiteit geheel of in hoofdzaak wordt verricht het bevoegd gezag dat een maatwerkvoorschrift kan stellen.
Artikel 10.4 (bevoegd gezag Minister van Infrastructuur en Waterstaat)
Voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot de luchthaven Schiphol en andere burgerluchthavens van nationale betekenis is Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat het bevoegd gezag dat een maatwerkvoorschrift kan stellen.
Artikel 10.5 (bevoegd gezag Minister van Defensie)
Voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een militaire luchthaven is Onze Minister van Defensie het bevoegd gezag dat een maatwerkvoorschrift kan stellen.
Artikel 10.6 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 10.7 (specifieke zorgplicht)
Degene die een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een luchthaven verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen, bedoeld in artikel 10.2, is verplicht:
Artikel 10.8 (maatwerkregels)
Een maatwerkregel kan in een omgevingsverordening worden gesteld over artikel 10.7, als het gaat om beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis.
Artikel 10.9 (maatwerkvoorschriften)
Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over artikel 10.7.
Artikel 10.10 (aanwijzing beperkingengebiedactiviteiten)
Als beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een luchthaven als bedoeld in artikel 10.1 worden aangewezen het plaatsen en aanleggen van objecten in strijd met een regel in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol of een luchthavenbesluit over de maximale hoogte van objecten.
Artikel 10.11 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen)
Artikel 13.6 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 13.7 (specifieke zorgplicht)
Degene die een rijksmonumentenactiviteit of een andere activiteit die een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument betreft, verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.
Artikel 13.13 (archeologische toevalsvondst in de Noordzee buiten de aansluitende zone)
Bij een archeologische toevalsvondst als bedoeld in artikel 13.1, onder c, gedaan bij het verrichten van een activiteit als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, is artikel 5.10 van de Erfgoedwet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14.6 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 14.7 (specifieke zorgplicht)
Degene die een activiteit verricht die werelderfgoed betreft en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit kan leiden tot het beschadigen of vernielen van werelderfgoed of een onderdeel daarvan, is, voor zover dit de uitzonderlijke universele waarde raakt, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om deze beschadiging of vernieling te voorkomen.
Artikel 15.1 (activiteiten)
Artikel 15.2 (oogmerken)
De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op:
Artikel 15.3 (bevoegd gezag provincie)
Voor het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de activiteit geheel of in hoofdzaak wordt verricht het bevoegd gezag:
Artikel 15.4 (normadressaat)
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 15.5 (specifieke zorgplicht)
Artikel 15.6 (maatwerkregels)
Artikel 15.7 (maatwerkvoorschriften)
Artikel 15.8 (algemene gegevens bij een melding)
Een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
Artikel 15.9 (algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden)
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, worden die ondertekend en voorzien van:
Artikel 15.10 (gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat)
Artikel 15.11 (informeren over een ongewoon voorval)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.
Artikel 15.12 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin waarin het water wordt gedesinfecteerd.
Artikel 15.13 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.12, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.14 (aanwijzing modules: risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 15.12, wordt voldaan aan de regels over de risicoanalyse, het beheersplan en het registreren van incidenten, bedoeld in afdeling 15.3.
Artikel 15.15 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin)
Artikel 15.16 (water: kwaliteitseisen)
Artikel 15.17 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over het overschrijden van de kwaliteitseis voor Legionella.
Artikel 15.18 (water: meetmethoden)
Artikel 15.19 (water: plaats van bemonsteren)
Artikel 15.20 (water: eigen meting)
Artikel 15.21 (water: meting laboratorium)
Artikel 15.22 (lucht: kwaliteitseisen)
Met het oog op het waarborgen van de kwaliteit van de binnenlucht worden in een gesloten ruimte bij een badwaterbassin maatregelen getroffen om te voldoen aan de kwaliteitseisen, bedoeld in tabel 15.22.
Artikel 15.23 (lucht: meetmethoden)
Op het onderzoeken van luchtmonsters is van toepassing:
Artikel 15.24 (lucht: plaats van bemonsteren)
Artikel 15.25 (lucht: meting laboratorium)
Artikel 15.26 (gezondheid: maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen)
Artikel 15.27 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens)
Uiterlijk de vijftiende dag van elke maand worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 15.28 (overgangsrecht: kwaliteitseisen)
Artikel 15.29 (overgangsrecht: meetmethoden)
Tot 1 januari 2023 is in afwijking van artikel 15.18 op het onderzoeken van watermonsters van toepassing:
Artikel 15.30 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een zwemvijver.
Artikel 15.31 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.30, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.32 (aanwijzing modules: risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 15.30, wordt voldaan aan de regels over de risicoanalyse, het beheersplan en de registratie van incidenten, bedoeld in afdeling 15.3.
Artikel 15.33 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin)
Artikel 15.34 (water: kwaliteitseisen)
Artikel 15.35 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over het overschrijden van de kwaliteitseis voor Legionella.
Artikel 15.36 (water: meetmethoden)
Artikel 15.37 (water: plaats van bemonsteren)
Artikel 15.38 (water: eigen meting)
Artikel 15.39 (water: meting laboratorium)
Artikel 15.40 (gezondheid: watertemperatuur)
Artikel 15.41 (gezondheid: aanwezigheid dieren)
Artikel 15.42 (gezondheid: maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen)
Artikel 15.43 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens)
Uiterlijk de vijftiende dag van elke maand worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 15.44 (overgangsrecht: kwaliteitseisen)
Tot 1 januari 2023 hoeft in afwijking van artikel 15.34 niet te worden voldaan aan de kwaliteitseisen voor:
Artikel 15.45 (overgangsrecht: meetmethoden)
Tot 1 januari 2023 is in afwijking van artikel 15.36 op het onderzoeken van watermonsters van toepassing:
Artikel 15.46 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin:
Artikel 15.47 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.46, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.48 (water: vullen, aanvullen en schoonmaken badwaterbassin)
Artikel 15.49 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op het gelegenheid bieden tot zwemmen of baden in een badwaterbassin:
Artikel 15.50 (melding)
Het is verboden de activiteit, bedoeld in artikel 15.49, te verrichten zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 15.51 (aanwijzing modules: risicoanalyse, beheersplan en registratie incidenten)
Bij het verrichten van de activiteit, bedoeld in artikel 15.49, wordt voldaan aan de regels over de risicoanalyse, het beheersplan en de registratie van incidenten, bedoeld in afdeling 15.3.
Artikel 15.52 (water: vullen en aanvullen badwaterbassin)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit wordt een badwaterbassin gevuld en aangevuld met water dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor drinkwater, bedoeld in bijlage A bij het Drinkwaterbesluit.
Artikel 15.53 (water: kwaliteitseisen)
Met het oog op het waarborgen van de waterkwaliteit in een gevuld badwaterbassin worden maatregelen getroffen om te voldoen aan de kwaliteitseisen, bedoeld in tabel 15.53.
Artikel 15.54 (informeren: overschrijden kwaliteitseis Legionella)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, wordt onverwijld geïnformeerd over het overschrijden van de kwaliteitseis voor Legionella.
Artikel 15.55 (water: meetmethoden)
Artikel 15.56 (water: plaats van bemonsteren)
Artikel 15.57 (water: eigen meting)
Artikel 15.58 (water: meting laboratorium)
Artikel 15.59 (gezondheid: maatregelen bij niet voldoen aan kwaliteitseisen)
Artikel 15.60 (gegevens en bescheiden: resultaten meting en gegevens)
Uiterlijk de vijftiende dag van elke maand worden aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 15.3, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 15.61 (overgangsrecht: kwaliteitseisen)
Tot 1 januari 2023 hoeft in afwijking van artikel 15.53 niet te worden voldaan aan de kwaliteitseisen voor:
Artikel 15.62 (overgangsrecht: meetmethoden)
Tot 1 januari 2023 is in afwijking van artikel 15.55 op het onderzoeken van watermonsters van toepassing:
Artikel 15.63 (risicoanalyse)
Artikel 15.64 (beheersplan)
Artikel 15.65 (logboek en registratie incidenten)
Artikel 15.66 (overgangsrecht: risicoanalyse)
Artikel 15.67 (overgangsrecht: beheersplan)
Artikel 16.6 (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op ontgrondingsactiviteiten op land, in regionale wateren en in een winterbed van een rivier in beheer bij het Rijk.
Artikel 17.8 (maatwerkvoorschriften)
Artikel 17.17 (aanwijzing lozingsactiviteiten)
Artikel 17.18 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: lozingsactiviteiten)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor de activiteit, bedoeld in artikel 17.17.
Artikel 2.1 (Besluit bouwwerken leefomgeving)
Het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 komt te luiden:
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
Bijlage I bevat begripsbepalingen voor de toepassing van dit besluit.B
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1a (grondslag)
1.
Dit besluit berust op de artikelen 4.3, eerste lid, 5.1 en 23.1 van de wet.2.
Dit besluit berust ook op artikel 119 van de Woningwet.C
In het opschrift van artikel 2.4 wordt «vergunningsvrije» vervangen door «vergunningvrije».
D
In artikel 2.6, onder c, wordt «dan wel» vervangen door «of».
E
Artikel 2.8 komt te luiden:
Artikel 2.8 (monumenten)
Voor zover een omgevingsvergunning voor:- een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op:
- een gemeentelijk monument of een provinciaal monument; of
- een voorbeschermd gemeentelijk monument of een voorbeschermd provinciaal monument;
- een activiteit waarvoor in de omgevingsverordening is bepaald dat het verrichten daarvan zonder omgevingsvergunning is verboden als die activiteit betrekking heeft op een provinciaal monument of een voorbeschermd provinciaal monument; of
- een rijksmonumentenactiviteit;
F
Artikel 2.10 komt te luiden:
Artikel 2.10 (drank- en horeca-inrichtingen)
Voor zover voor een activiteit op grond van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet een eis is gesteld die strenger is dan een in dit besluit opgenomen regel is alleen die eerstbedoelde eis van toepassing.G
In artikel 2.12 wordt «aantal personen blijft» vervangen door «aantal personen, blijft».
H
Artikel 2.13 komt te luiden:
Artikel 2.13 (verordening bouwproducten)
1.
Handelen in strijd met de plichten die voortvloeien uit de verordening bouwproducten is verboden.2.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst een instelling aan die adviezen uitbrengt over de geschiktheid van technische beoordelingsinstanties als bedoeld in artikel 29 van de verordening bouwproducten.3.
Een technische beoordelingsinstantie toont aan de instelling aan dat zij voor de productgebieden, bedoeld in bijlage IV, tabel 1, bij de verordening bouwproducten, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in tabel 2 van die bijlage.4.
De instelling stelt een procedure op voor de aanmelding en de beoordeling van en het toezicht op technische beoordelingsinstanties en maakt jaarlijks een actueel overzicht van aangemelde technische beoordelingsinstanties openbaar.5.
De aanmeldende autoriteit, bedoeld in artikel 40 van de verordening bouwproducten, brengt advies uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de geschiktheid van aangemelde instanties als bedoeld in artikel 39 van die verordening.6.
De aangemelde instantie toont aan dat zij voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 43 van de verordening bouwproducten.7.
De instelling en de aanmeldende autoriteit informeren Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld als zij van oordeel zijn dat een technische beoordelingsinstantie of een aangemelde instantie de aan de aanwijzing verbonden voorschriften niet naleeft of niet meer aan de voorwaarden voor die aanwijzing voldoet.8.
Een prestatieverklaring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de verordening bouwproducten wordt in de Nederlandse taal verstrekt.9.
Instructies en informatie als bedoeld in de artikelen 11, zesde en achtste lid, 13, vierde en negende lid, en 14, tweede en vijfde lid, van de verordening bouwproducten zijn in de Nederlandse taal gesteld.I
Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:
J
Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De voorwaarden waaronder een kwaliteitsverklaring bouw wordt afgegeven, worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de partijen die bij het erkende stelsel zijn betrokken.3.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakt deze overeenkomst in de Staatscourant bekend.4.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst een instelling aan die het erkende stelsel coördineert en zorg draagt voor de openbaarmaking van de kwaliteitsverklaringen bouw.K
Afdeling 2.3 komt te luiden:
L
Het opschrift van afdeling 2.4 komt te luiden:
M
Artikel 3.4 komt te luiden:
Artikel 3.4 (toepassingsbereik: aansturingsartikel niet van toepassing)
In dit hoofdstuk is een aansturingsartikel niet van toepassing op een gebruiksfunctie waarvoor geen regel is opgenomen in de tabel van dat aansturingsartikel. Dit geldt niet voor de artikelen 3.11, 3.30, 3.36, 3.42 en 3.114.N
In artikel 3.12, vijfde lid, wordt «niet binnen 30 minuten en voor zover deze onder open water ligt niet binnen 60 minuten» vervangen door «niet binnen 30 minuten, en voor zover deze onder open water ligt, niet binnen 60 minuten».
O
In artikel 3.13, eerste lid, wordt «bouwconstructie als bedoeld in artikel 3.12» vervangen door «bouwconstructie, bedoeld in artikel 3.12,».
P
In artikel 3.20, wordt «Een trap als bedoeld in artikel 3.19, voldoet» vervangen door «Een trap als bedoeld in artikel 3.19 voldoet».
Q
In artikel 3.22, eerste zin, wordt «heeft voor zover een hoogteverschil is overbrugd» vervangen door «heeft, voor zover een hoogteverschil is overbrugd».
R
In artikel 3.26, tweede lid, wordt «Dit geldt niet voor» vervangen door «Het eerste lid geldt niet voor».
S
In artikel 3.29, eerste lid, onder b, wordt «is onbrandbaar bepaald volgens» vervangen door « is onbrandbaar, bepaald volgens».
T
Artikel 3.33 wordt als volgt gewijzigd:
U
Artikel 3.35 komt te luiden:
Artikel 3.35 (toepassing Euroklassen)
Bij toepassing van de artikelen 3.31 tot en met 3.33 kan in plaats van:- brandklasse 1, bepaald volgens NEN 6065, worden uitgegaan van brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
- brandklasse 2, bepaald volgens NEN 6065, in een besloten ruimte worden uitgegaan van brandklasse B en in een niet-besloten ruimte van brandklasse C, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
- brandklasse 3, bepaald volgens NEN 6065, worden uitgegaan van brandklasse C, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
- brandklasse 4, bepaald volgens NEN 6065, worden uitgegaan van brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
- brandklasse T1, bepaald volgens NEN 1775, worden uitgegaan van brandklasse Cfl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1;
- brandklasse T3, bepaald volgens NEN 1775, worden uitgegaan van brandklasse Dfl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1; en
- een rookproductie met een rookdichtheid van ten hoogste 10 m-1 of 5,4 m-1, bepaald volgens NEN 6066, worden uitgegaan van rookklasse s2, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.
V
Artikel 3.37 wordt als volgt gewijzigd:
W
In artikel 3.41, tweede lid, wordt aan het slot van onderdeel b een puntkomma toegevoegd.
X
In artikel 3.42, eerste lid, wordt «paragraaf 3.2.8, zodat» vervangen door «paragraaf 3.2.8 zodat».
Y
Artikel 3.45 wordt als volgt gewijzigd:
Z
In artikel 3.49, vierde lid, wordt «heeft afhankelijk van zijn bestemming» vervangen door «heeft, afhankelijk van zijn bestemming».
AA
In artikel 3.50, derde lid, wordt «verblijfsruimte, voor meer dan 225 personen» vervangen door «verblijfsruimte voor meer dan 225 personen».
AB
In artikel 3.67, eerste lid, wordt «vloeroppervlakte met een minimum van» vervangen door «vloeroppervlakte, met een minimum van».
AC
In artikel 3.68, tweede lid, wordt «schacht voor een lift» vervangen door «liftschacht».
AD
In artikel 3.69, aanhef, wordt «een stallingsruimte» vervangen door «een stallingruimte».
AE
In artikel 3.70, eerste lid, wordt «plaats, of alleen via de liftmachineruimte van buiten» vervangen door «of via de liftmachineruimte van buiten plaats».
AF
In artikel 3.71, eerste lid, wordt «plaats, of alleen via de liftmachineruimte naar buiten» vervangen door «of via de liftmachineruimte naar buiten plaats».
AG
In artikel 3.74, eerste lid, wordt «afvoer van rookgas waarmee» vervangen door «afvoer van rookgas, waarmee».
AH
In artikel 3.76, vierde lid, wordt «de afvoer van rook» vervangen door «de afvoer van rookgas».
AI
In artikel 3.77, tweede lid, wordt «zodanige capaciteit, dat» vervangen door «zodanige capaciteit dat».
AJ
Artikel 3.82 wordt als volgt gewijzigd:
AK
Tabel 3.83 komt te luiden:
AL
Artikel 3.84 komt te luiden:
Artikel 3.84 (energiebesparende maatregelen)
1.
Aan een gebruiksfunctie worden alle energiebesparende maatregelen getroffen met een terugverdientijd van ten hoogste 5 jaar.2.
Het eerste lid is niet van toepassing als:- het totaal aan energiegebruik van de gebruiksfunctie en de activiteiten die daarin plaatsvinden in het voorafgaande kalenderjaar kleiner is dan 50.000 kWh aan elektriciteit en 25.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen;
- er een voorschrift aan een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is verbonden, of een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 3.86, eerste lid, onder c, is gesteld over het energiegebruik van de gebruiksfunctie; of
- op de gebruiksfunctie de artikelen 3.85 of 6.28, onder b, c, e, f, of h, van dit besluit of artikel 15.51 of 16.5 van de Wet milieubeheer van toepassing is.
3.
Bij gebruiksfuncties op hetzelfde bouwwerkperceel of op een aangrenzend bouwwerkperceel van dezelfde eigenaar of degene die uit andere hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen aan die gebruiksfunctie, wordt voor de bepaling van het in het tweede lid, onder a, bedoelde energiegebruik uitgegaan van het gezamenlijke energiegebruik van die gebruiksfuncties en de activiteiten die daarin plaatsvinden.4.
Aan het eerste lid is in ieder geval voldaan als alle bij ministeriële regeling vastgestelde energiebesparende maatregelen voor de gebruiksfunctie worden getroffen.AM
Artikel 3.86 komt te luiden:
Artikel 3.86 (afbakening maatwerkvoorschriften energiebesparende maatregelen)
1.
Een maatwerkvoorschrift over artikel 3.84 kan alleen inhouden:- het toestaan van een gefaseerde uitvoering van de in artikel 3.84, eerste lid, bedoelde maatregelen;
- de verplichting om onderzoek te verrichten naar mogelijke energiebesparende maatregelen als bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, als het totaal aan energiegebruik van het gebouw of gedeelte daarvan en de activiteiten die daarin plaatsvinden in het voorafgaande kalenderjaar groter is dan 200.000 kWh of 75.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen; en
- het toestaan van het treffen van andere energiebesparende maatregelen dan de maatregelen bedoeld in artikel 3.84, eerste lid, voor zover die energiebesparende maatregelen onderdeel zijn van een vergunningvoorschrift van een omgevingsvergunning waarop artikel 4.13, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet van toepassing is.
2.
Bij gebouwen op hetzelfde bouwwerkperceel of op een aangrenzend bouwwerkperceel van dezelfde eigenaar of gebruiker wordt voor de bepaling van het in het eerste lid, onder b, bedoelde energiegebruik uitgegaan van het gezamenlijke energieverbruik van die gebouwen en de activiteiten die daarin plaatsvinden.AN
Artikel 3.87 komt te luiden:
Artikel 3.87 (labelverplichting kantoorgebouw)
1.
Het is vanaf 1 januari 2023 verboden een kantoorgebouw in gebruik te nemen of te gebruiken zonder een geldig energielabel als bedoeld in artikel 6.27 met een energie-index van 1,3 of beter.2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een kantoorgebouw met een gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties kleiner dan 50% van de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van het gebouw waarvan het kantoorgebouw deel uitmaakt.3.
Het eerste lid is niet van toepassing op een kantoorgebouw als de totale gebruiksoppervlakte aan kantoorfuncties en nevengebruiksfuncties daarvan in het kantoorgebouw of in het gebouw waarvan het kantoorgebouw deel uitmaakt kleiner is dan 100 m².4.
Het eerste lid is niet van toepassing op een kantoorgebouw dat behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 6.28.5.
Als de maatregelen die nodig zijn om de in het eerste lid bedoelde energie-index te realiseren een terugverdientijd hebben van meer dan 10 jaar, kan worden volstaan met het voor 1 januari 2023 treffen van de maatregelen met een terugverdientijd tot en met 10 jaar en de daarbij behorende energie-index.AO
In het opschrift van artikel 3.89 wordt na «aanwezigheid» ingevoegd «niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied».
AP
In het opschrift van de artikelen 3.95 en 3.96 wordt «opstelplaatsen» vervangen door «opstelplaats».
AQ
In artikel 3.100, vierde lid, wordt «beschermde route voert heeft» vervangen door «beschermde route voert, heeft».
AR
In artikel 3.104 wordt «toegestane aantal personen blijft» vervangen door «toegestane aantal personen, blijft».
AS
In artikel 3.106, onder a, wordt «;, en» vervangen door «; en».
AT
Artikel 3.115 wordt als volgt gewijzigd:
AU
In artikel 3.117, vijfde lid, wordt «alarmeringssignaal, permanent waarneembaar» vervangen door «alarmeringssignaal permanent waarneembaar».
AV
In artikel 3.120, eerste lid, wordt «artikelen 5.2 tot en met 5.6,» vervangen door «artikelen 5.2 tot en met 5.6».
AW
Artikel 3.122 wordt als volgt gewijzigd:
AX
In artikel 3.124, eerste lid, wordt «de bestrijding van brand, dat» vervangen door «de bestrijding van brand dat».
AY
In artikel 3.125, eerste lid, wordt «boven het meetniveau, heeft» vervangen door «boven het meetniveau heeft».
AZ
In artikel 3.131, eerste lid, wordt «mobiele radiocommunicatie heeft als dat voor die communicatie nodig is» vervangen door «mobiele radiocommunicatie heeft, als dat voor die communicatie nodig is,».
BA
In artikel 3.137, vierde lid, wordt «bedoelde tweerichtingsverkeer, is» vervangen door «bedoelde tweerichtingsverkeer is».
BB
Artikel 3.143 komt te luiden:
Artikel 3.143 (kooldioxidemeter)
1.
Een verblijfsruimte in een onderwijsfunctie voor basisonderwijs heeft een kooldioxidemeter.2.
Een kooldioxidemeter:- functioneert continu op de gangbare elektrische netspanning en een tijdelijke onderbreking van de elektrische aansluiting verstoort de ingestelde signaalniveaus niet;
- kalibreert zichzelf automatisch;
- heeft ten minste een CO2-meetfunctie met:
- een meetbereik van ten minste 300 tot 5.000 ppm;
- een bedrijfstemperatuur van 0 – 50 °C;
- een nauwkeurigheid in temperatuurbereik van +15 tot + 35 °C:
- bij een CO2-waarde van 300–1.000 ppm: < 10% van meetwaarde; en
- bij een CO2-waarde van 1.000–5.000 ppm: < 100 ppm; en
- een resolutie van 1 ppm;
- waarschuwt tijdig voor ventilatieproblemen door middel van een duidelijke indicatie over de mate waarin een vertrek wordt geventileerd;
- heeft drie signaalniveaus met een eigen kleurcode:
- een CO2-concentratie van minder dan 1.001 ppm;
- een CO2-concentratie van 1.001 tot en met 1.400 ppm; en
- een CO2-concentratie van meer dan 1.400 ppm; en
- heeft een duidelijk display waarop de CO2-concentratie afleesbaar is, waarbij de hoogte van cijfers en letters in het display ten minste 8 mm bedraagt.
BC
Artikel 4.5 wordt als volgt gewijzigd:
BD
In artikel 4.6, tweede lid, vervalt «, als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de wet,».
BE
Na artikel 4.15 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
BF
In artikel 4.25, eerste lid, wordt de komma aan het slot van de onderdelen a tot en met c vervangen door een puntkomma.
BG
Het opschrift van artikel 4.78 komt te luiden:
BH
In artikel 4.91, tweede zin, wordt «een brandcompartiment en uitgegaan van» vervangen door «een brandcompartiment en wordt uitgegaan van».
BI
Artikel 4.92 wordt als volgt gewijzigd:
BJ
In artikel 4.95 wordt «dat gelegen is» vervangen door «dat is gelegen».
BK
In de artikelen 4.103, vierde lid, en 4.104, vierde lid, wordt «maximaal» vervangen door «ten hoogste».
BL
In het opschrift van artikel 4.108 wordt «zelfde» vervangen door «hetzelfde».
BM
In artikel 4.114, zevende lid, wordt «gemeenschappelijk verkeersruimte» vervangen door «gemeenschappelijke verkeersruimte».
BN
In artikel 4.115, derde lid, wordt «in open verbinding staan, of» vervangen door «in open verbinding staan of».
BO
In artikel 4.118, tweede en vierde lid, wordt «een badruimte, en een kruipruimte» vervangen door «een badruimte en een kruipruimte».
BP
In artikel 4.120, eerste lid, wordt «die ruimte, tot 1,2 m hoogte boven de vloer» vervangen door «die ruimte tot 1,2 m boven de vloer».
BQ
In artikel 4.125, derde lid, wordt «schacht voor een lift» vervangen door «liftschacht».
BR
In artikel 4.126, derde lid, aanhef, wordt «stallingsruimte» vervangen door «stallingruimte».
BS
In artikel 4.127, vierde lid, wordt «schacht voor een lift» vervangen door «liftschacht».
BT
Artikel 4.128 wordt als volgt gewijzigd:
BU
In artikel 4.136, tweede lid, wordt «afvoer van rook» vervangen door «afvoer van rookgas».
BV
In de artikelen 4.138, eerste lid, en 4.141 wordt «genoemd» vervangen door «aangegeven».
BW
Artikel 4.147 wordt als volgt gewijzigd:
BX
Artikel 4.149 wordt als volgt gewijzigd:
BY
Aan artikel 4.151 worden drie leden toegevoegd, luidende:
3.
Een bijna energieneutraal gebouw als bedoeld in artikel 4.149, zesde lid, dat een kantoorgebouw met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 100 m2, een bijeenkomstgebouw of een celgebouw is, voldoet aan de volgende waarden:4.
Een gebruiksfunctie van een bijna energieneutraal gebouw als bedoeld in artikel 4.149, zesde lid, anders dan een in het derde lid bedoeld gebouw, voldoet aan de energieprestatiecoëfficiënt, bedoeld in artikel 4.149, eerste lid.5.
De waarden, bedoeld in het derde lid, worden bepaald met de Handreiking BENG van 28 augustus 2017.BZ
Artikel 4.152, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:
CA
Artikel 4.153 wordt als volgt gewijzigd:
3.
De gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend met de formule:waarin wordt verstaan onder:x: het aantal ramen, deuren en kozijnen van het bouwwerk;Un: de warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam, deur of kozijn bepaald volgens NEN 1068;An: het geprojecteerde oppervlak van een raam, deur of kozijn bepaald volgens NEN 1068; enAt: het totale geprojecteerde oppervlak van alle ramen, deuren en kozijnen van het bouwwerk.CB
In artikel 4.157, eerste en tweede lid, wordt «aanvraag om omgevingsvergunning» vervangen door «aanvraag om een omgevingsvergunning».
CC
Het opschrift van artikel 4.161 komt te luiden:
CD
In artikel 4.162, eerste lid, wordt «voor voor de woonfunctie kenmerkende activiteiten» vervangen door «voor de voor de woonfunctie kenmerkende activiteiten».
CE
In artikel 4.164, derde lid, wordt «ten minste 11 m2 bij een breedte van» vervangen door «ten minste 11 m2 en een breedte van».
CF
Aan het slot van artikel 4.171, tweede lid, wordt een punt toegevoegd.
CG
Tabel 4.171 komt te luiden:
CH
In artikel 4.172, eerste lid, wordt «ten minste 5 m2 bij een breedte van» vervangen door ten minste 5 m2 en een breedte van» en wordt «een hoogte daarboven» vervangen door «een hoogte boven de vloer».
CI
Tabel 4.174 komt te luiden:
CJ
In artikel 4.184, eerste lid, wordt «, of» vervangen door «; of».
CK
In artikel 4.192, eerste lid, onder b, wordt «meer dan 0,02 m een hellingbaan» vervangen door «meer dan 0,02: een hellingbaan».
CL
Artikel 4.208 wordt als volgt gewijzigd:
CM
In artikel 4.209, eerste lid, onder a, wordt «en» vervangen door «; en».
CN
In artikel 4.215, eerste lid, wordt «de artikelen 5.2 tot en met 5.6» vervangen door «artikel 5.4.5».
CO
In artikel 4.217, eerste lid, onder b, wordt «NEN-EN 179 of aan NEN-EN 1125» vervangen door «NEN-EN 179 of NEN-EN 1125».
CP
In artikel 4.220, tweede lid, wordt «dan de waarde vermeld in» vervangen door «dan de waarde, vermeld in».
CQ
In artikel 4.221, derde lid, wordt «van droge blusleiding» vervangen door «van een droge blusleiding».
CR
In artikel 4.226, tweede lid, wordt «met doormelding, wordt» vervangen door «met doormelding wordt».
CS
In artikel 4.229, eerste lid, wordt «radiocommunicatie heeft als dat voor die communicatie nodig is» vervangen door «radiocommunicatie heeft, als dat voor die communicatie nodig is,».
CT
In artikel 4.234 wordt «giftige vloeistoffen, in een rijbaanvloer» vervangen door «giftige vloeistoffen in een rijbaanvloer».
CU
Artikel 4.241 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Als een te bouwen gebouw gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid nodig heeft om onderhoud veilig te kunnen uitvoeren, wordt bij het beoordelen van die voorzieningen gebruikgemaakt van de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012.CV
Artikel 4.243 komt te luiden:
Artikel 4.243 (kooldioxidemeter)
1.
Een verblijfsruimte in een onderwijsfunctie voor basisonderwijs heeft een kooldioxidemeter.2.
Een kooldioxidemeter:- functioneert continu op de gangbare elektrische netspanning en een tijdelijke onderbreking van de elektrische aansluiting verstoort de ingestelde signaalniveaus niet;
- kalibreert zichzelf automatisch;
- heeft ten minste een CO2-meetfunctie met:
- een meetbereik van ten minste 300 tot 5.000 ppm;
- een bedrijfstemperatuur van 0 – 50 °C;
- een nauwkeurigheid in temperatuurbereik van +15 tot + 35 °C:
- bij een CO2-waarde van 300–1.000 ppm: < 10% van meetwaarde; en
- bij een CO2-waarde van 1.000–5.000 ppm: < 100 ppm; en
- een resolutie van 1 ppm;
- waarschuwt tijdig voor ventilatieproblemen door middel van een duidelijke indicatie over de mate waarin een vertrek wordt geventileerd;
- heeft drie signaalniveaus met een eigen kleurcode:
- een CO2-concentratie van minder dan 1.001 ppm;
- een CO2-concentratie van 1.001 tot en met 1.400 ppm; en
- een CO2-concentratie van meer dan 1.400 ppm; en
- heeft een duidelijk display waarop de CO2-concentratie afleesbaar is, waarbij de hoogte van cijfers en letters in het display ten minste 8 mm bedraagt.
CW
De punt aan het slot van het opschrift van afdeling 5.2 vervalt.
CX
Artikel 5.5 wordt als volgt gewijzigd:
CY
In artikel 5.7, eerste lid, wordt «de gebruiksfunctie» vervangen door «een gebruiksfunctie» en wordt «een onderdeel daarvan» vervangen door «een gedeelte daarvan».
CZ
In het opschrift van artikel 5.11 wordt «beperken» vervangen door «beperking».
DA
In artikel 5.13 wordt «30 minuten of» vervangen door «30 minuten, of».
DB
In artikel 5.20 wordt «herziene richtlijn energieprestatie gebouwen» vervangen door «richtlijn energieprestatie gebouwen».
DC
In tabel 5.21, derde rij, wordt «overige functies» vervangen door «overige gebruiksfuncties».
DD
In artikel 5.23, eerste lid, wordt «de gebruiksfunctie» vervangen door «een gebruiksfunctie».
DE
Na artikel 6.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.5a (grondslag uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenvoorschriften)
Bij ministeriële regeling kunnen uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenvoorschriften worden gesteld over activiteiten waarop dit besluit van toepassing is, voor zover die regels zijn gesteld op grond van artikel 23.1 van de wet.DF
Artikel 6.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
DG
In artikel 6.14, eerste lid, onder d, en derde lid, onder d, wordt «als bedoeld in de paragrafen 3.2.7» vervangen door «, bedoeld in de paragrafen 3.2.7».
DH
In artikel 6.21, tweede lid, wordt «insluiten van personen, als bedoeld in» vervangen door «insluiten van personen als bedoeld in».
DI
In artikel 6.25 wordt «2.000 vezels/m3 bepaald volgens NEN 2991» vervangen door «2.000 vezels/m3, bepaald volgens NEN 2991».
DJ
Artikel 6.28 wordt als volgt gewijzigd:
- een gemeentelijk monument, voorbeschermd gemeentelijk monument, provinciaal monument, voorbeschermd provinciaal monument, rijksmonument of voorbeschermd rijksmonument;.
DK
In de artikelen 6.32, derde lid, en 6.33, derde lid, wordt «doormelding verplicht is, dan is de geldigheidsduur» vervangen door «doormelding is verplicht, is de geldigheidsduur».
DL
In artikel 6.37, vierde lid, wordt «evenals» vervangen door «en».
DM
In paragraaf 6.5.3 wordt voor artikel 6.38 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.37a (begrippen)
Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de begripsomschrijvingen, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing op de begrippen «stookinstallatie», «afgas», «dieselmotor», «gasmotor», «gasturbine», «aardgas», «rie-biomassa», «vergistingsgas», en «emissiegrenswaarde».DN
Artikel 6.39 komt te luiden:
Artikel 6.39 (afstellen, onderhoud en rapportage)
1.
Een keuring als bedoeld in artikel 6.38 omvat:- de afstelling voor de verbranding;
- het systeem voor de toevoer van brandstof en verbrandingslucht;
- de afvoer van verbrandingsgassen; en
- voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW de meting van het gehalte koolmonoxide, uitgevoerd direct voorafgaand aan de afstelling van de verbranding, uitgedrukt in mg/Nm3 bij een zuurstofpercentage van 15% in afgas, als het gaat om een dieselmotor, een gasturbine of een gasmotor, 6% in afgas, als het gaat om een stookinstallatie voor vaste brandstoffen, of 3% in afgas, als het gaat om een andere stookinstallatie.
2.
De meting van koolmonoxide, bedoeld in het eerste lid, onder d, geldt voor een stookinstallatie die in gebruik is genomen voor 20 december 2018 vanaf:- 1 januari 2024, als deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 5 MW heeft; of
- 1 januari 2029, als deze een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 5 MW heeft.
3.
Aan het eerste lid, onder d, wordt, voor een stookinstallatie die niet meer dan 500 uur per jaar in bedrijf is, in ieder geval voldaan, als een meetrapport van de fabrikant wordt overgelegd van een koolmonoxide-meting die is uitgevoerd aan de stookinstallatie of een stookinstallatie van hetzelfde merk en type, overeenkomstig de eisen, bedoeld in dat onderdeel.4.
Als uit de keuring blijkt dat de installatie onderhoud nodig heeft, vindt dat onderhoud binnen twee weken na de keuring plaats.DO
Na artikel 6.39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.39a (verslag keuring)
1.
Van de keuring, bedoeld in artikel 6.38, wordt een verslag gemaakt.2.
Voor stookinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen van ten minste 1 MW omvat het verslag:- de naam en het adres van de gebruiker;
- het adres van de stookinstallatie;
- een unieke identificatie van de stookinstallatie;
- gegevens over het nominaal thermisch ingangsvermogen in MW van de stookinstallatie;
- gegevens over het type stookinstallatie, onderverdeeld naar gasmotor, dieselmotor, dual-fualmotor, gasturbine, ketel, formuis, droger, luchtverhitter of andere stookinstallatie;
- gegevens over het type gebruikte brandstoffen en het aandeel ervan, onderverdeeld naar vaste rie-biomassa, houtpellets, andere vaste brandstof, gasolie, dieselolie, huisbrandolie, biodiesel, andere vloeibare brandstoffen, aardgas, propaangas, butaangas, vergistingsgas en andere gasvormige brandstoffen;
- de datum waarop de stookinstallatie in gebruik is genomen;
- het verwachte aantal jaarlijkse bedrijfsuren van de stookinstallatie en de gemiddelde belasting tijdens het gebruik;
- de 4-cijferige NACE-code van de bedrijfstak waarvan de stookinstallatie deel uitmaakt;
- de datum en meetresultaten van de laatst verrichte emissiemetingen van koolmonoxide en zuurstof en de emissieconcentratie van deze stoffen die tijdens de keuring is gemeten;
- als het gaat om een stookinstallatie die niet meer dan 500 uren per jaar in bedrijf is, met uitzondering van een dieselmotor die wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit als het openbare net beschikbaar is en geen geplande bedrijfsnoodzakelijke test wordt verricht: een verklaring dat de stookinstallatie niet meer dan 500 uren in bedrijf is; en
- wijzigingen aan de stookinstallatie of in de bedrijfsvoering die hebben geleid tot een verandering van de emissiegrenswaarde.
3.
Voor het bepalen van het aantal uren dat een stookinstallatie als bedoeld in het tweede lid, onder k, niet meer dan 500 uren per jaar in bedrijf is, wordt het aantal uren dat de stookinstallatie in gebruik is maandelijks geregistreerd.DP
De artikelen 6.40 en 6.41 komen te luiden:
Artikel 6.40 (certificatie keuringsinstelling)
Een keuring als bedoeld in artikel 6.38 wordt verricht door een onderneming met een certificaat voor de Deelregeling voor stookinstallaties, onderdeel van de Certificatieregeling voor het kwaliteitsmanagement ten behoeve van het uitvoeren van onderhoud en inspectie aan technische installaties, van de stichting SCIOS, afgegeven door een certificatie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17021-1 voor die Deelregeling.Artikel 6.41 (inzage in bescheiden)
1.
De volgende gegevens en documenten worden ten minste zes jaar bij de stookinstallatie bewaard:- het verslag van de keuring bedoeld in artikel 6.39a, ondertekend door degene die de keuring heeft verricht;
- een bewijs van uitvoering van onderhoud als bedoeld in artikel 6.39, vierde lid, gedateerd en ondertekend door degene die het onderhoud heeft uitgevoerd;
- de registratie van het aantal draaiuren, bedoeld in artikel 6.39a, derde lid;
- de resultaten van de laatst verrichte metingen en andere gegevens die nodig zijn om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden;
- een overzicht van de soort en de hoeveelheid in de installatie gebruikte brandstoffen;
- een overzicht van eventuele storingen of uitvallen van aanvullende emissiebeperkende apparatuur; en
- een overzicht van de gevallen van niet-voldoen aan de emissiegrenswaarden en de getroffen maatregelen.
2.
Als een stookinstallatie bij de keuring of na het onderhoud, bedoeld in artikel 6.39, vierde lid, voldoet aan de eisen voor veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid, wordt deze afgemeld in het afmeldsysteem van de Stichting SCIOS.3.
De afmelding bevat de gegevens, genoemd in artikel 6.39a, tweede lid.DQ
Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd:
DR
In het opschrift van artikel 7.7 wordt «aanvang» vervangen door «begin».
DS
In artikel 7.8, onder c, wordt «artikel» vervangen door «artikelen».
DT
Artikel 7.9 wordt als volgt gewijzigd:
DU
Artikel 7.10, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
DV
Artikel 7.11 wordt als volgt gewijzigd:
DW
Artikel 7.12 komt te luiden:
Artikel 7.12 (informeren: aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden)
1.
Ten minste twee werkdagen voor het begin van sloopwerkzaamheden wordt het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 2.2, daarover geïnformeerd.2.
Als bij de sloopwerkzaamheden asbest wordt verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48 of 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden gaat verrichten, in afwijking van het eerste lid, ten minste twee werkdagen voor het begin van de sloopwerkzaamheden de datum waarop wordt begonnen met de werkzaamheden in het LAVS in.3.
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 2.2, wordt uiterlijk op de eerste werkdag na beëindiging van de sloopwerkzaamheden daarover geïnformeerd.4.
Als bij de sloopwerkzaamheden asbest is verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48 of 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden heeft verricht, in afwijking van het derde lid, uiterlijk de eerste werkdag na de beëindiging van de sloopwerkzaamheden de datum van beëindiging in het LAVS in.5.
Als bij de sloopwerkzaamheden asbest is verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A als bedoeld in artikel 4.48 of 4.53a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voert degene die de sloopwerkzaamheden heeft verricht, binnen twee weken nadat de eindbeoordeling, bedoeld in artikel 7.22, is verricht, in het LAVS een bewijs in van de afvoer van het asbestafval, onder opgave van het gewicht en van de afvoerbestemming van het asbestafval.6.
Het eerste tot en met vierde lid zijn alleen van toepassing op het slopen van een bouwwerk waarvoor een sloopmelding nodig is.DX
In het opschrift van paragraaf 7.1.4 wordt «Materiële» vervangen door «Inhoudelijke».
DY
In het artikel 7.17, derde lid, wordt «beleidsregels, bedoeld in» vervangen door «beleidsregels als bedoeld in» en wordt «daarover geïnformeerd is» vervangen door «daarover is geïnformeerd».
DZ
Artikel 7.21 wordt als volgt gewijzigd:
EA
In artikel 7.23, tweede lid, wordt «uitvoeren» vervangen door «verrichten».
EB
In artikel 7.24 wordt «uitgevoerd» vervangen door «verricht».
EC
In artikel 7.27 wordt «bedrijfsafvalstoffen afkomstig van het bouwen» vervangen door «bedrijfsafvalstoffen, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover afkomstig van het bouwen».
ED
Artikel 7.31 wordt als volgt gewijzigd:
EE
In artikel 7.32, derde lid, wordt «zich niet verzetten» vervangen door «zich daartegen niet verzetten».
EF
Artikel 7.34 wordt als volgt gewijzigd:
EG
In artikel 7.35 wordt «mobiel puinbreker» vervangen door «mobiele puinbreker».
EH
In artikel 7.39, eerste lid, wordt «7.00 uur» vervangen door «07.00 uur».
EI
Onder vernummering van hoofdstuk 8 tot hoofdstuk 9 en de artikelen 8.1 en 8.2 tot 9.1 en 9.2 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
EJ
Bijlage I, onder A, wordt als volgt gewijzigd:
EK
In Bijlage I, onder B, wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
Artikel 1.1 (begripsbepalingen)
Bijlage I bevat begripsbepalingen voor de toepassing van dit besluit.
Artikel 1.1a (grondslag)
Artikel 2.8 (monumenten)
Voor zover een omgevingsvergunning voor:
afwijkt van een in de hoofdstukken 3 tot en met 5 gestelde regel, zijn alleen de omgevingsvergunning en de daaraan verbonden voorschriften van toepassing.
Artikel 2.10 (drank- en horeca-inrichtingen)
Voor zover voor een activiteit op grond van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet een eis is gesteld die strenger is dan een in dit besluit opgenomen regel is alleen die eerstbedoelde eis van toepassing.
Artikel 2.13 (verordening bouwproducten)
Artikel 2.15a (algemene afbakeningseisen)
Artikel 2.15b (meetvoorschriften)
Artikel 2.15c (mantelzorg)
Voor de toepassing van deze afdeling wordt huisvesting in verband met mantelzorg aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw.
Artikel 2.15d (aanwijzing vergunningplichtige gevallen bouwactiviteit)
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten geldt voor een bouwactiviteit, tenzij deze betrekking heeft op een van de volgende bouwwerken:
Artikel 2.15e (toepassingsbereik)
Deze paragraaf is van toepassing op omgevingsplanactiviteiten bestaande uit:
Artikel 2.15f (vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot bouwwerken)
Onverminderd regels in het omgevingsplan over het in stand houden van een bouwwerk die betrekking hebben op de ernstige ontsiering van het uiterlijk van dat bouwwerk, geldt het verbod, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, niet voor een omgevingsplanactiviteit voor zover de activiteit betrekking heeft op een van de volgende bouwwerken:
Artikel 2.15g (inperking vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot bouwwerken vanwege cultureel erfgoed)
Artikel 3.4 (toepassingsbereik: aansturingsartikel niet van toepassing)
In dit hoofdstuk is een aansturingsartikel niet van toepassing op een gebruiksfunctie waarvoor geen regel is opgenomen in de tabel van dat aansturingsartikel. Dit geldt niet voor de artikelen 3.11, 3.30, 3.36, 3.42 en 3.114.
Artikel 3.35 (toepassing Euroklassen)
Bij toepassing van de artikelen 3.31 tot en met 3.33 kan in plaats van:
Artikel 3.84 (energiebesparende maatregelen)
Artikel 3.86 (afbakening maatwerkvoorschriften energiebesparende maatregelen)
Artikel 3.87 (labelverplichting kantoorgebouw)
Artikel 3.143 (kooldioxidemeter)
Artikel 4.15a (aansturingsartikel)
Artikel 4.15b (afstand en scheefstand)
Artikel 4.15c (bepaling afstanden)
Artikel 4.15d (niet bezwijken van een drijflichaam)
Artikel 4.15e (niet bezwijken van een aanmeerconstructie)
Het niet bezwijken van een aanmeerconstructie van een drijvend bouwwerk wordt bepaald op basis van:
Artikel 4.243 (kooldioxidemeter)
Artikel 6.5a (grondslag uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenvoorschriften)
Bij ministeriële regeling kunnen uitvoeringstechnische, administratieve en meet- en rekenvoorschriften worden gesteld over activiteiten waarop dit besluit van toepassing is, voor zover die regels zijn gesteld op grond van artikel 23.1 van de wet.
Artikel 6.37a (begrippen)
Voor de toepassing van deze paragraaf zijn de begripsomschrijvingen, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing op de begrippen «stookinstallatie», «afgas», «dieselmotor», «gasmotor», «gasturbine», «aardgas», «rie-biomassa», «vergistingsgas», en «emissiegrenswaarde».
Artikel 6.39 (afstellen, onderhoud en rapportage)
Artikel 6.39a (verslag keuring)
Artikel 6.40 (certificatie keuringsinstelling)
Een keuring als bedoeld in artikel 6.38 wordt verricht door een onderneming met een certificaat voor de Deelregeling voor stookinstallaties, onderdeel van de Certificatieregeling voor het kwaliteitsmanagement ten behoeve van het uitvoeren van onderhoud en inspectie aan technische installaties, van de stichting SCIOS, afgegeven door een certificatie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC 17021-1 voor die Deelregeling.
Artikel 6.41 (inzage in bescheiden)
Artikel 7.12 (informeren: aanvang en beëindiging sloopwerkzaamheden)
Artikel 8.1 (gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten)
Artikel 8.2 (rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten)
Artikel 2.15g, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in dat lid die wordt verricht op een locatie waarvoor een op grond van artikel 4.35, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet als instructie geldende aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet van kracht is, zolang in het omgevingsplan aan die locatie nog niet de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is gegeven.
Artikel 8.3 (algemeen overgangsrecht lopende aanvragen en meldingen)
Artikel 3.1 (Besluit kwaliteit leefomgeving)
Het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 wordt «Bijlage I bij dit besluit bevat begrippen en definities» vervangen door «Bijlage I bevat begripsbepalingen».
B
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1a (grondslag)
Dit besluit berust op de artikelen 1.5, tweede lid, 2.11, tweede lid, 2.14, 2.15, eerste lid, 2.24, eerste lid, 2.39, vierde lid, 2.41, tweede lid, 3.10, tweede lid, 5.18, eerste lid, 5.31, eerste lid, 5.34, tweede lid, 5.38, derde lid, 5.40, eerste en tweede lid, 5.42, eerste en derde lid, 16.139, eerste lid, 20.1, derde lid, 20.2, eerste, vierde en vijfde lid, 20.6, eerste lid, 20.8, eerste lid, 20.10, eerste lid, 20.14, derde en vierde lid, en 20.16, eerste lid, van de wet.C
Artikel 1.2 komt te luiden:
Artikel 1.2 (exclusieve economische zone)
De artikelen 1.1, 2.8a, 2.8b, 3.1, 3.15, 4.1, onder b, onder 3°, 4.2a en 4.8 tot en met 4.10, afdeling 4.4, hoofdstuk 8, met uitzondering van de afdelingen 8.1 en 8.3 en artikel 8.17, en de artikelen 10.11b, 10.16 en 10.37 zijn ook van toepassing op de exclusieve economische zone.D
Voor afdeling 2.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
E
Paragraaf 2.1.1 komt te luiden:
F
Paragraaf 2.1.2 komt te luiden:
G
Artikel 2.1 komt te luiden:
Artikel 2.1 (omgevingswaarden luchtkwaliteit)
Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.8a.H
Na artikel 2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.1a (omgevingswaarden richtlijn luchtkwaliteit en richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht)
1.
De omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.8, gelden bij 293 K en 101,3 kPa voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, benzeen, koolmonoxide en ozon en bij heersende temperatuur en druk voor PM10 en PM2,5.2.
Bij omgevingsplan of omgevingsverordening kan voor de kwaliteit van de buitenlucht een aanvullende omgevingswaarde of een afwijkende omgevingswaarde die strenger is dan de omgevingswaarden, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld. Bij de vaststelling daarvan worden de economische effecten betrokken.I
Voor artikel 2.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
J
In het opschrift van artikel 2.2 wordt na «omgevingswaarden» ingevoegd «richtlijn».
K
Voor artikel 2.8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
L
In artikel 2.8, eerste lid, aanhef, wordt «bedoelde» vervangen door «aangegeven».
M
Na artikel 2.8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
N
In artikel 2.9, eerste lid, wordt «artikel» vervangen door «de artikelen».
O
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
P
Artikel 2.11, wordt als volgt gewijzigd:
1.
Een krw-oppervlaktewaterlichaam verkeert in een goede ecologische toestand. Van een goede ecologische toestand is sprake als het krw-oppervlaktewaterlichaam:- voor de kwaliteitselementen die voor dat type natuurlijk krw-oppervlaktewaterlichaam zijn uitgewerkt, voldoet aan de definities van de goede ecologische toestand voor dat type, bedoeld in bijlage V, paragraaf 1.2, tabellen 1.2.1 tot en met 1.2.4, bij de kaderrichtlijn water, uitgewerkt in het Stowa-rapport voor natuurlijke watertypen; en
- voor het kwaliteitselement specifiek verontreinigende stoffen geen hogere concentratie van een in bijlage IIIa vermelde stof bevat dan de waarde die daarin voor die stof is vermeld.
Q
Artikel 2.12, wordt als volgt gewijzigd:
R
Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:
S
Artikel 2.14 wordt als volgt gewijzigd:
- wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in bijlage V, punt 2.3.2, bij de kaderrichtlijn water, en de eisen bedoeld in bijlage IV, tabellen A en B; of.
T
Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:
U
Het opschrift van paragraaf 2.2.2.4 komt te luiden:
V
Artikel 2.16 wordt als volgt gewijzigd:
W
Artikel 2.17 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Op het voldoen aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, kan in een regionaal waterprogramma, als het gaat om regionale wateren, of in het nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, alleen een uitzondering worden gemaakt voor zover dat is toegestaan volgens de kaderrichtlijn water of de richtlijn prioritaire stoffen.- een minder strenge doelstelling en de motivering daarvan voor het waterlichaam wordt opgenomen in het regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren, of het nationale waterprogramma, als gaat om rijkswateren.
X
Artikel 2.18 wordt als volgt gewijzigd:
De termijn waarop aan een omgevingswaarde moet worden voldaan, kan, voor zover dat is toegestaan volgens de kaderrichtlijn water, voor de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, worden verlengd als:»Y
Artikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Bij omgevingsverordening kan voor de kwaliteit van een zwemlocatie een aanvullende omgevingswaarde of een afwijkende omgevingswaarde die strenger is dan de omgevingswaarde, bedoeld in het eerste lid, worden vastgesteld. Bij de vaststelling daarvan worden de economische effecten betrokken.Z
In artikel 2.20, onder b, wordt «om verontreiniging te voorkomen, te beperken of de oorzaken weg te nemen» vervangen door «om verontreiniging te voorkomen of te beperken of de oorzaken weg te nemen».
AA
In artikel 3.1 wordt «programma, bedoeld in artikel 4.8,» vervangen door «programma van maatregelen mariene strategie».
AB
Artikel 3.2 komt te luiden:
Artikel 3.2 (aanwijzing zwemlocaties)
Gedeputeerde staten wijzen jaarlijks, in overeenstemming met de beheerders van de oppervlaktewaterlichamen, uit de locaties waar naar hun oordeel door een groot aantal personen wordt gezwommen de zwemlocaties aan. Zij betrekken bij het aanwijzen van zwemlocaties:- de ontwikkelingen van het aantal personen dat op de locaties zwemt, de infrastructuur of faciliteiten; en
- de ter bevordering van het zwemmen getroffen maatregelen.
AC
In artikel 3.5, tweede lid, wordt «het onderzoek, treffen» vervangen door «het onderzoek treffen».
AD
Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:
AE
In artikel 3.8 wordt «zwemwaterverontreiniging als bedoeld in artikel 10.21, eerste lid, aanhef en onder c,» vervangen door «zwemwaterverontreiniging door teerachtige residuen, glas, plastic, rubber of ander afval».
AF
In artikel 3.13, onder b, wordt «artikel 2.20, tweede lid» vervangen door «artikel 2.21, eerste lid».
AG
Het opschrift van afdeling 3.5 komt te luiden:
AH
Na afdeling 3.5 worden twee afdelingen ingevoegd, luidende:
AI
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
- de omgevingswaarden voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen met uitzondering van methaan, ammoniak en PM2,5, bedoeld in artikel 2.8a.
AJ
Na artikel 4.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.2a (eisen aan nationaal nec-programma)
Het nationaal nec-programma bevat de gegevens en maatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de nec-richtlijn in overeenstemming met bijlage III bij die richtlijn.AK
Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:
AL
Artikel 4.4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
AM
Na artikel 4.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.4a (goed ecologisch potentieel in regionaal waterprogramma)
Als in een regionaal waterprogramma voor een op grond van artikel 4.4, tweede lid, onder a, aangewezen kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam, een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid wordt vastgesteld, gebeurt dat, gegeven de fysische omstandigheden die voortvloeien uit de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het krw-oppervlaktewaterlichaam:- zoveel mogelijk in overeenstemming met de definities voor de biologische, hydromorfologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen van de goede ecologische toestand van de meest vergelijkbare typen natuurlijk krw-oppervlaktewaterlichaam; en
- met inachtneming van de definities van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in bijlage V, paragraaf 1.2, tabel 1.2.5, bij de kaderrichtlijn water.
AN
In artikel 4.6, onder a, wordt «bijlage VII, bij de kaderrichtlijn water» vervangen door «bijlage VII bij de kaderrichtlijn water».
AO
In artikel 4.10, derde lid, onder b, wordt «in verbinding met» vervangen door «in samenhang met».
AP
Na artikel 4.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.10a (goed ecologisch potentieel in nationaal waterprogramma)
Als in het nationale waterprogramma voor een op grond van artikel 4.10, tweede lid, onder a, aangewezen kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid wordt vastgesteld, gebeurt dat, gegeven de fysische omstandigheden die voortvloeien uit de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het krw-oppervlaktewaterlichaam:- zoveel mogelijk in overeenstemming met de definities voor de biologische, hydromorfologische en fysisch-chemische kwaliteitselementen van de goede ecologische toestand van de meest vergelijkbare typen natuurlijk krw-oppervlaktewaterlichaam; en
- met inachtneming van de definities van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in bijlage V, paragraaf 1.2, tabel 1.2.5, bij de kaderrichtlijn water.
AQ
Artikel 4.13 komt te luiden:
Artikel 4.13 (omgevingswaarden en goed ecologisch potentieel krw-oppervlaktewaterlichaam en waterprogramma’s)
1.
Tenzij een uitzonderingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.17, tweede tot en met vijfde lid, of 2.18, van toepassing is, wordt met de uitvoering van een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma en het nationale waterprogramma voor elk van de daarin op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder a, of 4.10, tweede lid, aanhef en onder a, aangewezen krw-oppervlaktewaterlichamen:- voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid; en
- ofwel een goede ecologische toestand als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, ofwel een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, bereikt.
2.
In afwijking van het eerste lid wordt met de uitvoering van een programma als bedoeld in dat lid, dat geldt voor een periode die na 21 december 2021 begint, op 22 december 2027 voldaan aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover het gaat om de stoffen, waarvoor dat in bijlage III is bepaald.AR
Artikel 4.14 wordt als volgt gewijzigd:
AS
Artikel 4.15 komt te luiden:
Artikel 4.15 (geen achteruitgang toestand)
1.
Met de uitvoering van een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma en het nationale waterprogramma wordt voorkomen:- de achteruitgang van de chemische toestand en de achteruitgang van de ecologische toestand van elk van de op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder a, of 4.10, tweede lid, aanhef en onder a, daarin aangewezen krw-oppervlaktewaterlichamen;
- de achteruitgang van een goed ecologisch potentieel dat op grond van artikel 2.12 is vastgesteld voor een kunstmatig krw-oppervlaktewaterlichaam of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam dat op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder a, of 4.10, tweede lid, aanhef en onder a, is aangewezen; en
- de achteruitgang van de chemische toestand en de achteruitgang van de kwantitatieve toestand van elk van de op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder b aangewezen grondwaterlichamen.
2.
Er wordt voldaan aan de plicht tot voorkoming van achteruitgang van de toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam als bedoeld in het eerste lid, als een stof of kwaliteitselement waarvoor op grond van dit besluit een omgevingswaarde als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, of 2.14, eerste lid, voor water geldt:- in dezelfde toestandsklasse is gebleven of in een hogere is terecht gekomen; of
- in de laagste toestandsklasse niet is verslechterd.
3.
Het tweede lid geldt, voor zover het gaat om de stoffen waarvoor dit in bijlage III is aangegeven, met ingang van 22 december 2021.AT
Artikel 4.16 wordt als volgt gewijzigd:
AU
In artikel 4.19 vervalt «een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma of» en wordt «aangewezen krw-oppervlaktewaterlichamen, bereikt» vervangen door «aangewezen krw-oppervlaktewaterlichamen bereikt».
AV
Artikel 4.20 komt te luiden:
Artikel 4.20 (omgevingswaarden water onttrokken op een waterwinlocatie in een krw-oppervlaktewaterlichaam en waterprogramma’s)
Tenzij een uitzonderingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.17, tweede tot en met vijfde lid, of 2.18, van toepassing is, wordt met de uitvoering van een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma en het nationale waterprogramma vooor elk van de daarin op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder c, of 4.10, tweede lid, aanhef en onder b, aangewezen waterwinlocaties gelegen in een krw-oppervlaktewaterlichaam voldaan aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid.AW
Artikel 4.21 wordt als volgt gewijzigd:
Met de uitvoering van een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma en het nationale waterprogramma wordt, om het niveau van zuivering van het onttrokken water te verlagen dat is vereist voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water, gestreefd naar een verbetering van de kwaliteit van elk:.AX
In artikel 4.22 wordt na «artikel 3.9, eerste lid,» ingevoegd «onder b,».
AY
Aan artikel 4.23 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Op het bepalen van het aantal bewoners van woningen dat door een of meer geluidbronnen wordt gehinderd of ernstig gehinderd of van wie daardoor de slaap wordt verstoord, bedoeld in het eerste lid, onder h, zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.AZ
In artikel 4.25 wordt na «artikel 3.9, eerste lid,» ingevoegd «onder b,».
BA
De afdelingen 4.5 en 4.6 vervallen.
BB
Na artikel 5.1 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 5.1a (dienstenrichtlijn)
Een omgevingsplan voldoet aan artikel 14, aanhef en onder 5, van Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376).Artikel 5.1b (begripsbepaling)
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder woonschip verstaan: drijvend bouwwerk met een woonfunctie op een locatie die in het omgevingsplan is aangewezen als een ligplaats voor een woonschip.BC
In artikel 5.2, eerste lid, onder c, wordt «de Wet veiligheidsregio’s» vervangen door «die wet».
BD
Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Onder een beperkt kwetsbaar, kwetsbaar en zeer kwetsbaar gebouw en een beperkt kwetsbare en kwetsbare locatie wordt ook verstaan een gebouw en locatie als bedoeld in bijlage VI dat of die nog niet aanwezig is, maar op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactivieit is toegelaten.BE
Na artikel 5.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.3a (eerbiedigende werking)
1.
Artikel 5.2 is niet van toepassing voor zover activiteiten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van die bepaling.2.
De bepalingen in paragraaf 5.1.2.2 zijn niet van toepassing op beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties, voor zover die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie waren toegestaan en aanwezig waren op 1 april 2015, als het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder C.3.
Een locatie voor evenementen in de openlucht voor ten minste 5.000 personen voor zover die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie is toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van paragraaf 5.1.2.2 en tot dat tijdstip werd aangemerkt als beperkt kwetsbaar object, wordt aangemerkt als beperkt kwetsbare locatie, als het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit die op dat tijdstip op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit rechtmatig op een locatie wordt verricht of is toegestaan.4.
Een gebouw met een gezondheidszorgfunctie zonder bedgebied dat op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie is toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van paragraaf 5.1.2.2 en dat tot dat tijdstip werd aangemerkt als beperkt kwetsbaar object, wordt aangemerkt als beperkt kwetsbaar gebouw, als het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit die op dat tijdstip op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit rechtmatig op een locatie wordt verricht of is toegestaan.BF
Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:
BG
In artikel 5.5 wordt na «kwetsbare locaties» ingevoegd «waar een activiteit als bedoeld in bijlage VII wordt verricht of» en wordt «die activiteit» vervangen door «een activiteit als bedoeld in die bijlage».
BH
Artikel 5.7 komt te luiden:
Artikel 5.7 (plaatsgebonden risico: kwetsbare gebouwen en locaties en zeer kwetsbare gebouwen)
1.
In een omgevingsplan wordt een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van een activiteit in acht genomen van ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties.2.
Het eerste lid is niet van toepassing op het toelaten van kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in verband met het externe veiligheidsrisico van binnenwateren die behoren tot het basisnet, met uitzondering van zeevaartroutes, het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal.3.
Het eerste lid is niet van toepassing op kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen op een locatie:- die parallel aan een tunnel is gelegen; of
- boven een tunnel waardoor het vervoer van brandbare gassen in bulkhoeveelheden en ontplofbare stoffen niet is toegestaan.
BI
Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Als de afstand, bedoeld in het eerste lid, onder b, alleen een deel van de breedte van de weg, de spoorweg of het binnenwater beslaat, laat het omgevingsplan boven de volle breedte geen kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties toe.4.
Als een weg of spoorweg die tot het basisnet behoort gedeeltelijk bestaat uit een tunnel waardoor het vervoer van brandbare gassen in bulkhoeveelheden en ontplofbare stoffen is toegestaan, laat het omgevingsplan boven dat gedeelte geen kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties toe.BJ
Artikel 5.9 komt te luiden:
Artikel 5.9 (plaatsgebonden risico: tot waar afstanden gelden)
1.
De afstanden, bedoeld in artikel 5.8, gelden:- voor zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen, anders dan woonschepen of woonwagens: tot de gevel;
- voor nieuw te bouwen kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen: tot de locatie waar een gevel mag komen;
- voor kwetsbare locaties: tot de begrenzing van de locatie voor het verblijf van personen; en
- voor woonschepen en woonwagens: tot de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van dat woonschip of die woonwagen.
2.
De afstanden gelden voor zeer kwetsbare gebouwen ook tot de begrenzing van de locatie voor het verblijf van personen buiten het gebouw, als het gaat om het risico op een ongewoon voorval veroorzaakt door een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder A, onder 1a, B, C, D, onder 2, en E, onder 2 tot en met 13.BK
In artikel 5.10, eerste lid, aanhef, wordt «een op de honderdduizend per jaar» vervangen door «1 op de 100.000 per jaar».
BL
Artikel 5.11 wordt als volgt gewijzigd:
BM
Na artikel 5.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.11a (plaatsgebonden risico: beperkt kwetsbare gebouwen en locaties, uitzonderingen basisnet)
1.
Artikel 5.11, eerste lid, is niet van toepassing op het toelaten van beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties in verband met het externe veiligheidsrisico van binnenwateren die behoren tot het basisnet, met uitzondering van zeevaartroutes, het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal.2.
Artikel 5.11, eerste lid, is niet van toepassing op beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties op een locatie:- die parallel aan een tunnel is gelegen; en
- boven een tunnel waardoor het vervoer van brandbare gassen in bulkhoeveelheden en ontplofbare stoffen niet is toegestaan.
3.
Als een weg of spoorweg die tot het basisnet behoort gedeeltelijk bestaat uit een tunnel waardoor het vervoer van brandbare gassen in bulkhoeveelheden en ontplofbare stoffen is toegestaan, wordt in het omgevingsplan boven dat gedeelte rekening gehouden met een standaardwaarde voor het plaatsgebonden risico van de activiteit van 1 op de 1.000.000 per jaar voor beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties.BN
Artikel 5.12 wordt als volgt gewijzigd:
4.
In afwijking van het derde lid wordt een gifwolkaandachtsgebied voor de toepassing van deze paragraaf begrensd door een afstand van 1,5 km vanaf de locatie binnen de begrenzing van de activiteit, bepaald volgens bij ministeriële regeling gestelde regels, als de afstand, bedoeld in het derde lid, groter is dan 1,5 km.BO
Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:
- de onderdelen A, onder 1a en 7, B, onder 2 en 5, C en E, onder 9, 10 en 13: de afstand, aangegeven bij die activiteit; en.
BP
Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd:
BQ
Na artikel 5.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.15a (eerbiedigende werking)
Artikel 5.15 is niet van toepassing:- voor zover activiteiten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van die bepaling; of
- op beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties voor zover die op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie zijn toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van die bepaling.
BR
In artikel 5.16, derde lid, wordt «een op de miljoen» vervangen door «1 op de 1.000.000».
BS
In artikel 5.17, onder a, wordt «voor een afwijkactiviteit al toegestaan zijn» vervangen door «voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al zijn toegestaan».
BT
In artikel 5.18, aanhef, wordt «artikel 3.101» vervangen door «artikel 3.101, eerste lid, onder a tot en met d,».
BU
Artikel 5.20 komt te luiden:
Artikel 5.20 (vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik)
Deze paragraaf is ook van toepassing op het op een locatie toelaten van het opslaan, herverpakken of bewerken van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bedoeld in artikel 3.30 van het Besluit activiteiten leefomgeving, in verband met het externe veiligheidsrisico voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die zijn toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.BV
Artikel 5.21, eerste lid, komt te luiden:
1.
In een omgevingsplan wordt voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties de afstand, bedoeld in artikel 4.1042, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving in acht genomen, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, of tweede lid, van dat artikel geldt.BW
In artikel 5.22, tweede lid, onder b, wordt «drijvende woonfuncties» vervangen door «woonschepen» en wordt «die drijvende woonfunctie of woonwagen» vervangen door «dat woonschip of die woonwagen».
BX
Artikel 5.23 komt te luiden:
Artikel 5.23 (explosieaandachtsgebieden vuurwerk)
Explosieaandachtsgebieden vuurwerk om een activiteit als bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn de locaties die worden begrensd door de afstanden, bedoeld in bijlage VIII, onder A en B.BY
In artikel 5.24, tweede lid, wordt «artikel 5.20» vervangen door «artikel 3.31, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving».
BZ
In artikel 5.25, tweede lid, onder b, wordt «tezamen» vervangen door «samen».
CA
Artikel 5.26, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
CB
Artikel 5.27, eerste lid, komt te luiden:
1.
In een omgevingsplan worden voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties de afstanden, bedoeld in artikel 4.1051, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in acht genomen, voor zover de afstand, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, tweede lid, aanhef en onder b, of derde lid van dat artikel geldt.CC
Artikel 5.28 wordt als volgt gewijzigd:
- als het gaat om activiteiten op de locaties, genoemd in bijlage IX, onder D, waarvan de geometrische begrenzing bij ministeriële regeling is vastgelegd: de gebieden, waarvan de geometrische begrenzing bij ministeriële regeling is vastgelegd, rondom die locaties.
CD
Artikel 5.30, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
CE
In artikel 5.31 wordt «op het toelaten» vervangen door «op het op een locatie toelaten» en wordt «afwijkactiviteit» vervangen door «buitenplanse omgevingsplanactiviteit».
CF
Artikel 5.32 wordt als volgt gewijzigd:
- de locatie die wordt begrensd door de afstand bepaald in overeenstemming met de NATO Guidelines for the Storage of Military Ammunition and Explosives (AASTP-1); en.
CG
Artikel 5.34 wordt als volgt gewijzigd:
CH
Artikel 5.36 komt te luiden:
Artikel 5.36 (eerbiedigende werking)
De bepalingen in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4 en 5.1.3.5 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten:- op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van die bepalingen; of
- zijn toegestaan op grond van een in werking getreden projectbesluit of omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, dat is vastgesteld respectievelijk die is verleend door een bestuursorgaan van het Rijk.
CI
In artikel 5.38, tweede lid, wordt «artikel 2.20, tweede lid» vervangen door «artikel 2.20, eerste lid» en wordt «bij of krachtens een omgevingsverordening of waterschapsschapsverordening» vervangen door «bij omgevingsverordening of waterschapsverordening».
CJ
In artikel 5.40, tweede lid, onder b, vervalt «de herbouw of verbouw van een bestaand bouwwerk met» en wordt «het grondoppervlakte van ten hoogste 10%» vervangen door «de grondoppervlakte van een bestaand bouwwerk met ten hoogste 10%».
CK
Artikel 5.46, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
CL
Artikel 5.50, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
CM
Artikel 5.51, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
CN
Artikel 5.53 wordt als volgt gewijzigd:
CO
Artikel 5.54 wordt als volgt gewijzigd:
- het exploiteren van een spoorwegemplacement, bedoeld in artikel 3.295b van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het begin van de activiteit of een wijziging die leidt tot een toename van het aantal dieseltractie-uren van ten hoogste 7.500 per jaar.
CP
Artikel 5.55 komt te luiden:
Artikel 5.55 (toepassingsbereik)
1.
Paragraaf 5.1.4.2 is van toepassing op het toelaten:- op een locatie van een activiteit, anders dan het wonen, die geluid veroorzaakt op een geluidgevoelig gebouw dat is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit; of
- van een geluidgevoelig gebouw waarop geluid wordt veroorzaakt door een activiteit, anders dan het wonen, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
2.
In afwijking van het eerste lid is paragraaf 5.1.4.2:- niet van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen op een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- met uitzondering van de artikelen 5.58 en 5.59 niet van toepassing op een geluidgevoelig gebouw dat op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is toegelaten voor een duur van niet meer dan tien jaar; en
- niet van toepassing op doorgaand verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen.
CQ
Artikel 5.56 wordt als volgt gewijzigd:
CR
In artikel 5.57, tweede lid, wordt «woonwagens en drijvende woonfuncties» vervangen door «woonschepen en woonwagens».
CS
Artikel 5.58, onder a, komt te luiden:
- een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of.
CT
Aan artikel 5.59 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3.
Op het bepalen van het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.CU
Artikel 5.60 wordt als volgt gewijzigd:
- op een woonschip of woonwagen gelden op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van dat woonschip of die woonwagen; en
CV
In artikel 5.62, onder b, wordt «uitgevoerd» vervangen door «verricht».
CW
Artikel 5.63 wordt als volgt gewijzigd:
2.
In afwijking van het eerste lid is deze paragraaf, met uitzondering van artikel 5.73, niet van toepassing op:- activiteiten die in hoofdzaak in de openbare buitenruimte worden verricht;
- evenementen:
- die niet plaatsvinden op een locatie voor evenementen; of
- die geen festiviteiten als bedoeld in artikel 5.68 zijn; en
- geluid dat niet representatief is voor een activiteit.
CX
In artikel 5.64, tweede lid, wordt «van het eerste lid, kan» vervangen door «van het eerste lid kan» en wordt «de artikelen» vervangen door «artikel».
CY
Artikel 5.65 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Als een omgevingsplan een woonschip toelaat, kan het omgevingsplan, in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, en het derde lid, voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT van geluid en het maximaal geluidniveau LAmax door de activiteit op dat woonschip als waarden de standaardwaarde, bedoeld in tabel 5.65.1, verhoogd met 5 dB(A), bevatten:- als de locatie voor 1 juli 2012 voor een woonschip was bestemd; of
- als de locatie voor 1 juli 2012 in een gemeentelijke verordening is aangewezen om door een drijvende woonfunctie te worden ingenomen en voor 1 juli 2022 voor een woonschip is bestemd, of als de aanwezigheid van een woonschip voor 1 juli 2022 in een omgevingsplan is toegelaten.
CZ
Artikel 5.66 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een omgevingsplan bevat op grond van het eerste lid alleen hogere waarden als:- dat niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden, bedoeld in tabel 5.66, in geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen, anders dan binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen; of
- op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit op grond van het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift voor een activiteit een hogere waarde gold en de waarde niet hoger is dan de grenswaarde, zijnde de waarde die op grond van het omgevingsplan, de omgevingsvergunning of het maatwerkvoorschrift was toegelaten.
5.
Een omgevingsplan kan hogere waarden bevatten dan de grenswaarden, bedoeld in artikel 5.65, eerste lid, aanhef en onder b, als op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit op grond van het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift voor een activiteit een hogere waarde gold. De waarde is niet hoger dan de grenswaarde, zijnde de waarde die op grond van het omgevingsplan, de omgevingsvergunning of het maatwerkvoorschrift was toegelaten.DA
In artikel 5.67 wordt «7.00» vervangen door «07.00».
DB
In artikel 5.68, onder b, wordt «maximaal» vervangen door «ten hoogste».
DC
In artikel 5.72, derde lid, wordt «over geluid zien» vervangen door «over geluid, zien».
DD
Artikel 5.73 wordt als volgt gewijzigd:
DE
Artikel 5.74 wordt als volgt gewijzigd:
DF
Artikel 5.76 wordt als volgt gewijzigd:
DG
Artikel 5.79 komt te luiden:
Artikel 5.79 (toepassingsbereik)
1.
Deze paragraaf is van toepassing op het toelaten:- op een locatie van een activiteit, anders dan het wonen, die trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz veroorzaakt in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw, dat is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit; of
- een trillinggevoelig gebouw waarop trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz worden veroorzaakt door een activiteit, anders dan het wonen, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
2.
In afwijking van het eerste lid is deze paragraaf:- niet van toepassing op een trillinggevoelige ruimte in een trillinggevoelig gebouw dat geheel of gedeeltelijk is gelegen op een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- met uitzondering van de artikelen 5.82 en 5.83 niet van toepassing op een trillinggevoelig gebouw dat op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is toegelaten voor een duur van niet meer dan tien jaar;
- met uitzondering van de artikelen 5.82 tot en met 5.85 niet van toepassing op:
- activiteiten die in hoofdzaak in de openbare buitenruimte worden verricht; en
- evenementen die niet plaatsvinden op een locatie voor evenementen; en
- niet van toepassing op doorgaand verkeer op wegen, vaarwegen en spoorwegen.
DH
Artikel 5.80 als volgt gewijzigd:
DI
In artikel 5.81, onder a, wordt «van een bijeenkomstfunctie» vervangen door «bijeenkomstfunctie».
DJ
Artikel 5.82, onder a, komt te luiden:
- een activiteit als bedoeld in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving; of.
DK
Artikel 5.83 wordt als volgt gewijzigd:
DL
In artikel 5.84 wordt «over» vervangen door «voor».
DM
Artikel 5.85 wordt als volgt gewijzigd:
DN
Artikel 5.86 komt te luiden:
Artikel 5.86 (verhouding met aanvaardbaarheid)
1.
Aan artikel 5.83, tweede lid, wordt voldaan door toepassing te geven aan de artikelen 5.87, eerste lid, en 5.87a, eerste lid.2.
In afwijking van het eerste lid kan aan artikel 5.83, tweede lid, worden voldaan door toepassing te geven aan artikel 5.87, derde lid, 5.87a, derde lid, 5.88 of 5.89.DO
Artikel 5.87 komt te luiden:
Artikel 5.87 (standaardwaarden continue trillingen)
1.
Een omgevingsplan bevat voor de toelaatbare continue trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten als waarden de standaardwaarden, bedoeld in tabel 5.87.2.
Bij de toepassing van het eerste lid bepaalt het omgevingsplan dat:- continue trillingen voldoen aan de in het omgevingsplan opgenomen waarden voor die trillingen, bedoeld onder A1; en
- als niet wordt voldaan aan een waarde als bedoeld onder a: continue trillingen voldoen aan de in het omgevingsplan opgenomen waarden onder A2 en A3.
3.
In afwijking van het eerste lid kan het omgevingsplan een hogere waarde bevatten als op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit op grond van het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift voor een activiteit een hogere waarde gold. De waarde is niet hoger dan de grenswaarde, zijnde de waarde die op grond van de omgevingsvergunning of het maatwerkvoorschrift was toegelaten.4.
Op het bepalen van de trillingen waarvoor het omgevingsplan een waarde als bedoeld in het eerste lid of in afwijking daarvan een hogere of lagere waarde bevat, zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.DP
Na artikel 5.87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.87a (standaardwaarden herhaald voorkomende trillingen)
1.
Een omgevingsplan bevat voor de toelaatbare herhaald voorkomende trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten als waarden de standaardwaarden, bedoeld in tabel 5.87a.2.
Bij de toepassing van het eerste lid bepaalt het omgevingsplan dat:- herhaald voorkomende trillingen voldoen aan de in het omgevingsplan opgenomen waarden voor die trillingen, bedoeld onder A1; en
- als niet wordt voldaan aan een waarde als bedoeld onder a: herhaald voorkomende trillingen voldoen aan de in het omgevingsplan opgenomen waarden onder A2 en A3.
3.
In afwijking van het eerste lid kan het omgevingsplan een hogere waarde bevatten als op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit op grond van het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift voor een activiteit een hogere waarde gold. De waarde is niet hoger dan de grenswaarde, zijnde de waarde die op grond van de omgevingsvergunning of het maatwerkvoorschrift was toegelaten.4.
Op het bepalen van de trillingen waarvoor het omgevingsplan een waarde als bedoeld in het eerste lid of in afwijking daarvan een hogere of lagere waarde bevat, zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.DQ
Artikel 5.88 wordt als volgt gewijzigd:
1.
In afwijking van de artikelen 5.87, eerste en derde lid, en 5.87a, eerste en derde lid, kan een omgevingsplan hogere of lagere waarden bevatten.DR
Artikel 5.89 komt te luiden:
Artikel 5.89 (afwijken van standaardwaarde en grenswaarde)
Als zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen, kan een omgevingsplan hogere waarden bevatten dan:- de standaardwaarden, bedoeld in artikel 5.87, eerste lid, of 5.87a, eerste lid;
- de grenswaarde, bedoeld in artikel 5.87, derde lid, of 5.87a, derde lid; of
- de grenswaarde, bedoeld in artikel 5.88, tweede lid, onder b.
DS
Na paragraaf 5.1.4.4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
DT
Artikel 5.90, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- van een geurgevoelig gebouw waarop geur wordt veroorzaakt door een activiteit, anders dan het wonen, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
DU
Artikel 5.91 wordt als volgt gewijzigd:
DV
In artikel 5.92, eerste lid, wordt «geurgevoelig gebouwen» vervangen door «geurgevoelige gebouwen».
DW
Artikel 5.93 wordt als volgt gewijzigd:
- in afwijking van de onderdelen a en b, als het gaat om een woonschip of woonwagen, op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van dat woonschip of die woonwagen.
DX
Artikel 5.94 wordt als volgt gewijzigd:
DY
Artikel 5.95 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De afstanden, bedoeld in de subparagrafen 5.1.4.6.3 en 5.1.4.6.4, zijn niet van toepassing als het geurgevoelige gebouw een functionele binding heeft met de activiteit.DZ
Artikel 5.96 komt te luiden:
Artikel 5.96 (voormalige functionele binding)
1.
Als een omgevingsplan waarden of afstanden bevat voor geur door een activiteit:- in de agrarische sector als bedoeld in artikel 3.200, 3.205, 3.208, 3.211, 3.215, 3.218, 3.221 of 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- verricht op een bedrijventerrein; of
- in de horecasector,
2.
De afstanden, bedoeld in de subparagrafen 5.1.4.6.3 en 5.1.4.6.4, kunnen buiten toepassing worden gelaten als het gaat om een activiteit als bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, en het geurgevoelige gebouw eerder functioneel verbonden was met die activiteit.EA
In artikel 5.97, eerste lid, wordt «de subparagrafen» vervangen door «subparagraaf» en wordt «geometrische begrenzing vastgelegd van een bebouwingscontour geur» vervangen door «geometrische begrenzing van een bebouwingscontour geur vastgelegd».
EB
In artikel 5.99, tweede lid, wordt «de artikelen 5.100, tweede lid, 5.101 of 5.102» vervangen door «artikel 5.100, tweede lid, 5.101, 5.102 of 5.103».
EC
Artikel 5.100 wordt als volgt gewijzigd:
ED
In artikel 5.102 wordt «dat zuiveringtechnische werk» vervangen door «het zuiveringtechnische werk».
EE
In artikel 5.103, aanhef, wordt «een zuiveringtechnisch werk toelaat bepaalt» vervangen door «een zuiveringtechnisch werk toelaat, bepaalt» en wordt «de exploitatie» vervangen door «het exploiteren».
EF
Artikel 5.104 komt te luiden:
Artikel 5.104 (begripsbepalingen)
Voor de toepassing van deze subparagraaf wordt verstaan onder:EG
Artikel 5.106 komt te luiden:
Artikel 5.106 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – verhouding met aanvaardbaarheid en eerbiedigende werking bij afstand gevel dierenverblijf tot geurgevoelig gebouw)
1.
Aan artikel 5.92, tweede lid, wordt voor de geur door het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor voldaan als toepassing wordt gegeven aan:- artikel 5.109, eerste lid, 5.109a, 5.110 of 5.111; en
- artikel 5.116.
2.
Aan artikel 5.92, tweede lid, wordt ook voldaan door een afstand aan te houden die kleiner is dan de op grond van artikel 5.116 in acht te nemen afstand tussen een voorafgaand aan de wijziging van het omgevingsplan toegelaten activiteit en een voorafgaand aan die wijziging toegelaten geurgevoelig gebouw, als het omgevingsplan bepaalt dat op die locatie:- de geur op een geurgevoelig gebouw door het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor niet mag toenemen; en
- het aantal landbouwhuisdieren met geuremissiefactor per diercategorie niet mag toenemen.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan aan artikel 5.92, tweede lid, worden voldaan door toepassing te geven aan artikel 5.109, tweede of derde lid, of 5.117.EH
Na artikel 5.106 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.106a (geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor – verhouding met aanvaardbaarheid en eerbiedigende werking)
1.
Aan artikel 5.92, tweede lid, wordt voor de geur door het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor voldaan als toepassing wordt gegeven aan:- artikel 5.112, eerste lid, of 5.115; en
- artikel 5.116.
2.
Aan artikel 5.92, tweede lid, wordt ook voldaan door een afstand aan te houden die kleiner is dan de op grond van artikel 5.112, tweede lid, 5.115 of 5.116 in acht te nemen afstand tussen een voorafgaand aan de wijziging van het omgevingsplan toegelaten activiteit en een voorafgaand aan die wijziging toegelaten geurgevoelig gebouw, als het omgevingsplan bepaalt dat op die locatie het aantal landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor per diercategorie niet mag toenemen.3.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan aan artikel 5.92, tweede lid, worden voldaan door toepassing te geven aan artikel 5.112, tweede of derde lid, of 5.117.EI
In artikel 5.107 wordt «emissiepunt van een dierenverblijf» vervangen door «emissiepunt, bedoeld in artikel 4.806, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving».
EJ
Artikel 5.108, tweede lid, komt te luiden:
2.
Een omgevingsplan kan een een concentratiegebied aanwijzen. In dat geval wordt de geometrische begrenzing van een concentratiegebied in het omgevingsplan vastgelegd.EK
Artikel 5.109 komt te luiden:
Artikel 5.109 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – standaardwaarde en grenswaarde)
1.
Een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor toelaat, bevat als waarde voor de toelaatbare geur door die activiteit op een geurgevoelig gebouw de standaardwaarde, bedoeld in tabel 5.109.1.2.
Het omgevingsplan kan een lagere of hogere waarde bevatten dan de standaardwaarde, mits die waarde niet hoger is dan de grenswaarde, bedoeld in tabel 5.109.2.3.
Als sprake is van een geurgevoelig gebouw dat heeft opgehouden een functionele binding te hebben met een dierenverblijf in de directe omgeving daarvan, kan het omgevingsplan een hogere waarde bevatten dan de grenswaarde, bedoeld in het tweede lid.4.
Op het berekenen van de geur waarvoor het omgevingsplan een waarde bevat als bedoeld in het eerste lid, of in afwijking daarvan een waarde die hoger of lager is dan die waarde, zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.EL
Na artikel 5.109 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.109a (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – eerbiedigende werking bij waarde)
1.
Als een omgevingsplan op grond van artikel 5.109 voor een locatie een waarde bevat die lager is dan de waarde die gold onmiddellijk voorafgaand aan de wijziging van het omgevingsplan en de geur op die locatie op dat tijdstip rechtmatig meer bedraagt dan die lagere waarde, bepaalt het omgevingsplan dat die lagere waarde niet van toepassing is als op die locatie de geur op een geurgevoelig gebouw door het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor niet toeneemt en het aantal landbouwhuisdieren met geuremissiefactor per diercategorie niet toeneemt.2.
Het eerste lid geldt ook als het omgevingsplan voor een locatie op grond van artikel 5.109 een waarde bevat die hoger is dan de waarde die gold onmiddellijk voorafgaand aan de wijziging van het omgevingsplan en de geur op die locatie op dat tijdstip rechtmatig meer bedraagt dan die hogere waarde.3.
Voor gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid, bepaalt het omgevingsplan dat uitbreiding van een dierenverblijf met landbouwhuisdieren met geuremissiefactor of van het aantal landbouwhuisdieren met geuremissiefactor alleen is toegestaan, als:- een geurbelastingreducerende maatregel wordt getroffen; en
- de totale geur na uitbreiding niet meer bedraagt dan het gemiddelde van de in het omgevingsplan opgenomen waarde en de geur die de activiteit onmiddellijk voorafgaand aan het treffen van de maatregel rechtmatig mocht veroorzaken.
EM
De artikelen 5.110 tot en met 5.112 komen te luiden:
Artikel 5.110 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – afstand tot geurgevoelig gebouw met functionele binding of geen functionele binding meer op of na 19 maart 2000)
De artikelen 5.109, eerste en tweede lid, en 5.109a zijn niet van toepassing als in een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor toelaat, voor een locatie ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.110, in acht wordt genomen tot de volgende geurgevoelige gebouwen:- een geurgevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met een dierenverblijf in de directe omgeving daarvan; of
- een geurgevoelig gebouw dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden een functionele binding te hebben met een dierenverblijf in de directe omgeving daarvan.
Artikel 5.111 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor - afstand tot ruimte-voor-ruimtewoning)
De artikelen 5.109, eerste en tweede lid, en 5.109a zijn niet van toepassing als in een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor toelaat, voor een locatie ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.111, in acht wordt genomen tot de volgende geurgevoelige gebouwen:- een geurgevoelig gebouw met een woonfunctie dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
- op een locatie die op dat tijdstip werd gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven;
- in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de dierenverblijven; en
- in samenhang met de sloop van dierenverblijven of bedrijfsgebouwen voor functioneel ondersteunende activiteiten; en
- een geurgevoelig gebouw dat voor 19 maart 2000 al aanwezig was op een locatie waar een geurgevoelig gebouw als bedoeld onder a is gebouwd.
Artikel 5.112 (geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor – afstand en ondergrens afstand tot geurgevoelig gebouw)
1.
In een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor toelaat, wordt tot een geurgevoelig gebouw ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.112.1, in acht genomen.2.
In het omgevingsplan kan een afstand worden aangehouden die kleiner is dan de afstand, bedoeld in het eerste lid, mits die afstand niet kleiner is dan de ondergrens voor de afstand, bedoeld in tabel 5.112.2.3.
Als sprake is van een geurgevoelig gebouw dat heeft opgehouden een functionele binding te hebben met een dierenverblijf in de directe omgeving daarvan, kan in het omgevingsplan een afstand worden aangehouden die kleiner is dan de ondergrens voor de afstand, bedoeld in het tweede lid.EN
De artikelen 5.113 en 5.114 vervallen.
EO
Artikel 5.115 komt te luiden:
Artikel 5.115 (geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor – afstand tot ruimte-voor-ruimtewoning)
In afwijking van artikel 5.112 wordt in een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor toelaat, ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.115, in acht genomen tot de volgende geurgevoelige gebouwen:- een geurgevoelig gebouw met een woonfunctie dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
- op een locatie die op dat tijdstip werd gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven;
- in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de dierenverblijven; en
- in samenhang met de sloop van dierenverblijven of bedrijfsgebouwen voor functioneel ondersteunende activiteiten; en
- een geurgevoelig gebouw dat voor 19 maart 2000 al aanwezig was op een locatie waar een geurgevoelig gebouw als bedoeld onder a is gebouwd.
EP
Artikel 5.116 wordt als volgt gewijzigd:
EQ
Artikel 5.117, wordt als volgt gewijzigd:
- artikel 5.110, 5.112, tweede lid, of 5.116, eerste lid, in een omgevingsplan een afstand worden aangehouden die kleiner is dan de afstand, bedoeld in die artikelen.
ER
In artikel 5.118, eerste lid, wordt «de artikelen» vervangen door «artikel».
ES
Artikel 5.119 vervalt.
ET
De artikelen 5.120 tot en met 5.126 komen te luiden:
Artikel 5.120 (geur opslaan van vaste mest, champost en dikke fractie – afstand)
1.
Dit artikel is van toepassing op de volgende activiteiten:- het exploiteren van een veehouderij, bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in de openlucht, bedoeld in artikel 3.208 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in een gebouw, bedoeld in artikel 3.211 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het opslaan van stoffen en het onderhouden, repareren en schoonmaken van voertuigen of werktuigen voor agrarisch loonwerk, bedoeld in artikel 3.215 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het behandelen van dierlijke meststoffen en het vergisten van plantaardig materiaal, bedoeld in artikel 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
In een omgevingsplan dat het opslaan van vaste mest met een totaal volume van ten hoogste 600 m3, champost of dikke fractie, bedoeld in artikel 4.835 van het Besluit activiteiten leefomgeving, toelaat bij een activiteit als bedoeld in het eerste lid, wordt vanaf de opslagplaats ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.120, in acht genomen.Artikel 5.121 (geur opslaan van gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong – afstand)
1.
Dit artikel is van toepassing op de volgende activiteiten:- het telen van gewassen in kassen, bedoeld in artikel 3.205 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in de openlucht, bedoeld in artikel 3.208 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in een gebouw, bedoeld in artikel 3.211 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het opslaan van stoffen en het onderhouden, repareren en schoonmaken van voertuigen of werktuigen voor agrarisch loonwerk, bedoeld in artikel 3.215 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
In een omgevingsplan dat het opslaan van gebruikt substraatmateriaal, bedoeld in artikel 4.848 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong, toelaat bij een activiteit als bedoeld in het eerste lid, wordt vanaf de opslagplaats ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.121, in acht genomen.Artikel 5.122 (geur opslaan kuilvoer en vaste bijvoedermiddelen – afstand)
1.
Dit artikel is van toepassing op de volgende activiteiten:- het exploiteren van een veehouderij, bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het opslaan van stoffen en het onderhouden, repareren en schoonmaken van voertuigen of werktuigen voor agrarisch loonwerk, bedoeld in artikel 3.215 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
In een omgevingsplan dat het opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen, bedoeld in artikel 4.841 van het Besluit activiteiten leefomgeving, toelaat bij een activiteit als bedoeld in het eerste lid, wordt vanaf de opslagplaats ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.122, in acht genomen.3.
Het tweede lid geldt niet voor in plastic folie verpakte veevoederbalen.Artikel 5.123 (geur opslaan drijfmest, digestaat en dunne fractie – afstand)
1.
Dit artikel is van toepassing op de volgende activiteiten:- het exploiteren van een veehouderij, bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het opslaan van stoffen en het onderhouden, repareren en schoonmaken van voertuigen of werktuigen voor agrarisch loonwerk, bedoeld in artikel 3.215 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het behandelen van dierlijke meststoffen en het vergisten van plantaardig materiaal, bedoeld in artikel 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
In een omgevingsplan dat het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie in een mestbassin, bedoeld in artikel 4.855 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met een gezamelijke oppervlakte van ten hoogste 750 m2 of een gezamenlijk volume van ten hoogste 2.500 m3, toelaat bij een activiteit als bedoeld in het eerste lid, worden vanaf het mestbassin ten minste de afstanden, bedoeld in tabel 5.123, in acht genomen.Artikel 5.124 (geur voorziening biologisch behandelen dierlijke meststoffen voor of na vergisten – afstand)
1.
Dit artikel is van toepassing op het behandelen van dierlijke meststoffen en het vergisten van plantaardig materiaal, bedoeld in artikel 3.225 van het Besluit activiteiten leefomgeving.2.
In een omgevingsplan dat een voorziening voor het biologisch behandelen van dierlijke meststoffen voor of na het vergisten, bedoeld in artikel 4.864 van het Besluit activiteiten leefomgeving, met een capaciteit van ten hoogste 25.000 m3 per jaar aan dierlijke meststoffen, toelaat bij een activiteit als bedoeld in het eerste lid, wordt vanaf de voorziening ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.124, in acht genomen.Artikel 5.125 (geur composteren of opslaan van groenafval – afstand)
1.
Dit artikel is van toepassing op de volgende activiteiten:- het exploiteren van een veehouderij, bedoeld in artikel 3.200 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in kassen, bedoeld in artikel 3.205 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in de openlucht, bedoeld in artikel 3.208 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het telen van gewassen in een gebouw, bedoeld in artikel 3.211 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het opslaan van stoffen en het onderhouden, repareren en schoonmaken van voertuigen of werktuigen voor agrarisch loonwerk, bedoeld in artikel 3.215 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het voor onderhoud van de openbare ruimte opslaan van stoffen en onderhouden, repareren en schoonmaken van voertuigen of werktuigen, bedoeld in artikel 3.250 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
In een omgevingsplan dat het composteren of opslaan van groenafval, bedoeld in artikel 4.879 van het Besluit activiteiten leefomgeving, toelaat bij een activiteit als bedoeld in het eerste lid, wordt tot een geurgevoelig gebouw ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.125, in acht genomen. De afstand geldt vanaf de composteringshoop of de opslagplaats voor groenafval.Artikel 5.126 (eerbiedigende werking)
1.
Dit artikel is van toepassing op het opslaan van vaste mest of champost, bedoeld in artikel 5.120, het opslaan van substraatmateriaal, bedoeld in artikel 5.121, het opslaan van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen, bedoeld in artikel 5.122, en het composteren van groenafval, bedoeld in artikel 5.125, als:- de afstand tussen een activiteit als bedoeld in het eerste lid en een geurgevoelig gebouw op 1 januari 2013 rechtmatig kleiner was dan de afstand, bedoeld in artikel 5.120, tweede lid, 5.121, tweede lid, 5.122, tweede lid, of 5.125, tweede lid;
- het opslaan of composteren al voor 1 januari 2013 plaatsvond; en
- verplaatsing van de opslagplaats of composteringshoop redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
2.
Dit artikel is ook van toepassing op het opslaan van drijfmest, digestaat of dunne fractie in een mestbassin, bedoeld in artikel 5.123, eerste lid, als:- de afstand tussen een activiteit als bedoeld in het eerste lid en een geurgevoelig gebouw op 1 januari 2013 rechtmatig kleiner was dan de afstand, bedoeld in artikel 5.123, tweede lid;
- het mestbassin voor 1 januari 2013 is opgericht; en
- verplaatsing van het mestbassin redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
3.
In een omgevingsplan dat een activiteit als bedoeld in het eerste of tweede lid toelaat:- wordt de rechtmatig kleinere afstand, bedoeld in het eerste of tweede lid, in acht genomen; en
- wordt bepaald dat maatregelen of voorzieningen worden getroffen die ertoe leiden dat de geur aanvaardbaar is.
EU
In artikel 5.127 wordt «een afstand in acht worden genomen» vervangen door «een afstand worden aangehouden» en wordt «de artikelen» vervangen door «artikel».
EV
Artikel 5.128 komt te luiden:
Artikel 5.128 (eerbiedigende werking)
De bepalingen in de paragrafen 5.1.5.2 en 5.1.5.3 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten:- op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van die bepalingen; of
- zijn toegestaan op grond van een in werking getreden projectbesluit of omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, dat is vastgesteld respectievelijk die is verleend door een bestuursorgaan van het Rijk.
EW
De paragrafen 5.1.5.3 en 5.1.5.4 komen te luiden:
EX
In artikel 5.131 wordt «het omgevingsplan» vervangen door «een omgevingsplan».
EY
Artikel 5.132 wordt als volgt gewijzigd:
2.
De bepalingen in de paragrafen 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4 en 5.1.6.5 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten zijn toegestaan op grond van een in werking getreden projectbesluit of omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, dat is vastgesteld respectievelijk die is verleend door een bestuursorgaan van het Rijk.EZ
In het opschrift van artikel 5.135 wordt «buisleiding» vervangen door «buisleidingen».
FA
Artikel 5.139 wordt als volgt gewijzigd:
FB
Artikel 5.141 wordt als volgt gewijzigd:
FC
Artikel 5.144, tweede lid, aanhef, komt te luiden:
In afwijking van het eerste lid kan een omgevingsplan ter plaatse van het natuur- en recreatiegebied Midden-IJsselmonde die activiteiten toelaten die voor 30 december 2011 op die locatie waren toegelaten, als op die datum:.FD
In de artikelen 5.145 en 5.146 wordt «deelt» vervangen door «laat» en wordt «de functie natuur en recreatie toe en stelt het regels over het gebruik daarvan» vervangen door «natuur en recreatie toe».
FE
Artikel 5.148 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op het reserveringsgebied parallelle Kaagbaan, laat het omgevingsplan geen andere activiteiten toe dan de activiteiten die waren toegestaan voor 1 februari 2014.- tijdelijke activiteiten die worden toegelaten tot uiterlijk 1 januari 2024.
FF
Artikel 5.149 komt te luiden:
Artikel 5.149 (eerbiedigende werking)
1.
De bepalingen in de paragrafen 5.1.7.2, 5.1.7.3, met uitzondering van de artikelen 5.157 en 5.159, 5.1.7.4, 5.1.7.5 en 5.1.7.6 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit al rechtmatig op een locatie worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van die bepalingen.2.
De bepalingen in de paragrafen 5.1.7.2, 5.1.7.3 en 5.1.7.4 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten zijn toegestaan op grond van een in werking getreden projectbesluit of omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, dat is vastgesteld respectievelijk die is verleend door een bestuursorgaan van het Rijk.FG
Artikel 5.155 wordt als volgt gewijzigd:
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op gebieden waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren, laat het omgevingsplan niet toe dat:3.
In een omgevingsplan kan worden bepaald dat het is verboden zonder omgevingsvergunning bouwwerken of windturbines te bouwen die hoger zijn dan de maximale hoogte, bedoeld in het eerste lid, als regels worden gesteld die ertoe strekken dat de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als die bouwwerken respectievelijk windturbines geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor het radarbeeld.FH
In artikel 5.159, eerste lid, wordt na «een hoogspanningsverbinding» ingevoegd «met een spanning van ten minste 220 kV».
FI
De paragrafen 5.1.7.5 en 5.1.7.6 komen te luiden:
FJ
In artikel 5.162 wordt na «rekening gehouden met» ingevoegd «het belang van».
FK
In artikel 5.164, tweede lid, wordt «als bedoeld in artikel 20, derde lid,» vervangen door «, bedoeld in artikel 20, derde lid,».
FL
In artikel 5.165 wordt «openbaar vuilwaterriool laat» vervangen door «openbaar vuilwaterriool, laat».
FM
Artikel 5.166 komt te luiden:
Artikel 5.166 (ontheffing instructieregels omgevingsplan)
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, kan op verzoek van het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.5.2, 5.1.5.3, met uitzondering van de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4, 5.1.6.5 en 5.1.7 en artikel 5.163.FN
Na artikel 5.166 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.167 (ontheffing blijft geldig)
1.
Een ontheffing die is verleend voor een besluit tot vaststelling van een projectbesluit geldt als ontheffing voor een latere wijziging van een omgevingsplan, voor zover die wijziging toelaat wat op grond van het projectbesluit was toegestaan.2.
Een ontheffing die is verleend voor een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit geldt als ontheffing voor:- het in overeenstemming brengen van het omgevingsplan met die omgevingsvergunning; en
- een latere wijziging van een omgevingsplan, voor zover die wijziging toelaat wat op grond van een wijziging van het omgevingsplan als bedoeld onder a was toegestaan.
FO
Artikel 6.2 komt te luiden:
Artikel 6.2 (beoordelingsregels activiteit met gevolgen voor waterlichaam)
1.
Dit artikel is van toepassing op een waterschapsverordening die bepaalt dat het is verboden zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten die gevolgen kan hebben voor een krw-oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam.2.
De waterschapsverordening bepaalt dat het verlenen van de omgevingsvergunning er in ieder geval niet toe mag leiden dat, rekening houdend met de waterbeheerprogramma’s, de regionale waterprogramma’s, de stroomgebiedsbeheerplannen, de overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam:- niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid;
- een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid; en
- een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, niet wordt bereikt.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing:- voor zover het gaat om de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, als het niet voldoen aan die omgevingswaarde wordt veroorzaakt door een buiten Nederland gelegen verontreinigingsbron en toepassing is gegeven aan artikel 2.17, derde lid; of
- als het niet voldoen aan een omgevingswaarde of het niet bereiken van een goed ecologisch potentieel of een minder strenge doelstelling het gevolg is van:
- nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van een grondwaterlichaam; en
- toepassing is gegeven aan artikel 2.17, vierde lid.
4.
De waterschapsverordening bepaalt dat het verlenen van de omgevingsvergunning er ook niet toe mag leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, niet wordt bereikt.FP
Artikel 7.1 komt te luiden:
Artikel 7.1 (algemeen)
Afdeling 5.1 is van overeenkomstige toepassing op een omgevingsverordening, voor zover die regels als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, van de wet bevat.FQ
Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Koloniën van Weldadigheid is de locatie bekend als een serie van agrarische koloniën gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid, gelegen op het grondgebied van de provincies Drenthe, Overijssel en Fryslân, waarvan de geometrische begrenzing bij ministeriële regeling is vastgelegd.FR
Artikel 7.4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
FS
Het opschrift van paragraaf 7.3.1 vervalt.
FT
In de artikelen 7.6, eerste lid, en 7.7, eerste lid, vervalt «of krachtens».
FU
Artikel 7.8, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
FV
In artikel 7.11, tweede lid, wordt «aanhef en onder b» vervangen door «aanhef en onder a».
FW
Artikel 7.12 komt te luiden:
Artikel 7.12 (beoordelingsregels activiteit met gevolgen voor waterlichaam)
1.
Dit artikel is van toepassing op een omgevingsverordening die bepaalt dat het is verboden zonder omgevingsvergunning een activiteit te verrichten die gevolgen kan hebben voor een krw-oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam.2.
De omgevingsverordening bepaalt dat het verlenen van de omgevingsvergunning er in ieder geval niet toe mag leiden dat, rekening houdend met de waterbeheerprogramma’s, de regionale waterprogramma’s, de stroomgebiedsbeheerplannen, de overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam:- niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid;
- een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid; en
- een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, niet wordt bereikt.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing:- voor zover het gaat om de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, als het niet voldoen aan die omgevingswaarde wordt veroorzaakt door een buiten Nederland gelegen verontreinigingsbron en toepassing is gegeven aan artikel 2.17, derde lid; of
- als het niet voldoen aan een omgevingswaarde of het niet bereiken van een goed ecologisch potentieel of een minder strenge doelstelling het gevolg is van:
- nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van een grondwaterlichaam; en
- toepassing is gegeven aan artikel 2.17, vierde lid.
4.
De omgevingsverordening bepaalt dat het verlenen van de omgevingsvergunning er ook niet toe mag leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, niet wordt bereikt.FX
In artikel 7.14 wordt «artikel 5.19, tweede lid, van de wet» vervangen door «artikel 5.19, eerste lid, van de wet».
FY
Afdeling 7.6 vervalt.
FZ
Artikel 7.15 komt te luiden:
Artikel 7.15 (ontheffing instructieregels omgevingsverordening)
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, kan op verzoek van gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de regels in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.5.2, 5.1.5.3, met uitzondering van de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4, 5.1.6.5 en 5.1.7 en artikel 7.9.GA
Afdeling 8.1 komt te luiden:
GB
In artikel 8.1, eerste lid, onder d, wordt «paragraaf 7.2.4» vervangen door «de paragrafen 6.2.7a en 7.2.4».
GC
Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:
GD
Artikel 8.3 komt te luiden:
Artikel 8.3 (afbakening maatwerk)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot:- een weg in beheer bij het Rijk, is op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning artikel 8.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing;
- een spoorweg, is op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning artikel 9.16 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing; en
- een mijnbouwinstallatie in een waterstaatswerk, zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 6.56f en 7.47 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
GE
Afdeling 8.3 komt te luiden:
GF
In het opschrift van afdeling 8.4 wordt «mijnbouwactiviteit» vervangen door «mijnbouwlocatieactiviteit».
GG
In artikel 8.4 wordt «mijnbouwactiviteiten» vervangen door «mijnbouwlocatieactiviteiten» en wordt «paragraaf 7.2.9» vervangen door «de paragrafen 6.2.5 en 7.2.9».
GH
Artikel 8.5 komt te luiden:
Artikel 8.5 (beoordelingsregels mijnbouwlocatieactiviteit)
1.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit als bedoeld in de artikelen 7.66, aanhef en onder a, en 7.67, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:- medegebruik van een bestaande mijnbouwinstallatie niet mogelijk is; en
- zichthinder veroorzaakt door de nieuwe mijnbouwinstallatie wordt geminimaliseerd.
2.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit als bedoeld in de artikelen 7.66, aanhef en onder a, en 7.67, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met de belangen van:- de uitoefening van defensietaken en van het veilig kunnen verrichten van daarop betrekking hebbende activiteiten, voor zover het gaat om een bij ministeriële regeling aangewezen en geometrisch begrensd oefen- en schietgebied;
- de scheepvaart en van de veiligheid van de scheepvaart, voor zover het gaat om een bij ministeriële regeling aangewezen en geometrisch begrensd drukbevaren deel van de zee; of
- de belangen van de elektriciteitsopwekking met behulp van wind in een windpark en van de veiligheid van het windpark, voor zover het gaat om een gebied dat is aangewezen in een kavelbesluit of een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, respectievelijk 9, eerste lid, van de Wet windenergie op zee.
3.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit als bedoeld in de artikelen 7.66, aanhef en onder b, en 7.67, aanhef en onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met de belangen van:- de uitoefening van defensietaken en van het veilig kunnen verrichten van daarop betrekking hebbende activiteiten, voor zover het gaat om een bij ministeriële regeling aangewezen en geometrisch begrensd oefen- en schietgebied;
- de scheepvaart en van de veiligheid van de scheepvaart, voor zover het gaat om een bij ministeriële regeling aangewezen en geometrisch begrensd aanloopgebied; of
- de scheepvaart en van de veiligheid van de scheepvaart, voor zover het gaat om een bij ministeriële regeling aangewezen en geometrisch begrensd ankergebied in de buurt van een aanloophaven.
4.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit als bedoeld in de artikelen 6.45, aanhef en onder a, en 6.46, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het tweede lid, aanhef en onder a, van overeenkomstige toepassing.5.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit als bedoeld in de artikelen 6.45, aanhef en onder b, en 6.46, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het derde lid, aanhef en onder a, van overeenkomstige toepassing.GI
Artikel 8.6 komt te luiden:
Artikel 8.6 (afbakening maatwerk)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 6.56f en 7.47 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.GJ
Artikel 8.9 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Bij de beoordeling of de milieubelastende activiteit voldoet aan het criterium, bedoeld in ht eerste lid, aanhef en onder e, wordt bij het bepalen of sprake is van significante milieuverontreiniging in ieder geval rekening gehouden met het omgevingsplan, omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten, de waterschapsverordening en de omgevingsverordening.GK
Artikel 8.10 wordt als volgt gewijzigd:
GL
Na artikel 8.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.10a (bepalen maatregelen in verband met ongevallen)
1.
Bij de beoordeling of de milieubelastende activiteit voldoet aan het criterium, bedoeld in artikel 8.9, eerste lid, aanhef en onder g, wordt bij het bepalen van de nodige maatregelen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen van ongevallen te beperken in ieder geval rekening gehouden met:- voor zover het gaat om de risico’s van branden, rampen en crises als bedoeld in artikel 10, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s, het belang van:
- het voorkomen, beperken en bestrijden van die branden, rampen en crises;
- de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en
- de geneeskundige hulpverlening aan personen, bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s;
- de standaardwaarde voor het plaatsgebonden risico van de activiteit van 1 op de 1.000.000 per jaar voor beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties; en
- de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door de activiteit voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brandaandachtsgebied, een explosieaandachtsgebied en een gifwolkaandachtsgebied, voor zover dat gebied niet is gelegen binnen een risicogebied externe veiligheid.
2.
Op de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, onder b, is artikel 5.11, derde tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.3.
Op de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, onder c, zijn de artikelen 5.12 en 5.13 van overeenkomstige toepassing.4.
Het eerste lid, aanhef en onder b en c, is niet van toepassing voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 8.14, eerste lid, 8.15, eerste lid, of 8.16, eerste lid.GM
Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:
GN
Artikel 8.12 komt te luiden:
Artikel 8.12 (beoordelingsregels activiteit externe veiligheidsrisico’s)
1.
Dit artikel is van toepassing voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op milieubelastende activiteiten als bedoeld in bijlage VII, onder B en E.2.
De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van de activiteit in acht wordt genomen van ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties.3.
Op de beoordeling van de aanvraag zijn de artikelen 5.3 tot en met 5.6, 5.8 tot en met 5.10 en 5.11, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.4.
Het tweede lid is niet van toepassing op het plaatsgebonden risico van een activiteit in een risicogebied externe veiligheid.GO
In artikel 8.13, eerste lid, wordt «in acht wordt genomen, of» vervangen door «in acht wordt genomen of».
GP
Artikel 8.16 wordt als volgt gewijzigd:
GQ
Artikel 8.17 wordt als volgt gewijzigd:
- als het verrichten van de activiteit leidt tot een verhoging van de kalenderjaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide of PM10 van 1,2 μg/m3 of minder.
3.
Het tweede lid, onder b, is niet van toepassing als het gaat om het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van dat besluit:- waarvan de emissie van PM10 vanuit de dierenverblijven meer bedraagt dan 800 kg per jaar; en
- op een locatie als bedoeld in artikel 5.53, eerste lid, onder b.
GR
Artikel 8.18 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Het tweede lid is ook niet van toepassing als op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit op grond van het omgevingsplan, een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift voor een activiteit een hogere waarde gold dan de grenswaarden, bedoeld in artikel 5.66, tweede lid. De omgevingsvergunning wordt in dat geval alleen verleend als het geleuid door de activiteit die hogere waarde niet overschrijdt.GS
Artikel 8.19 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Dit artikel is van toepassing voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het gebruik door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht, van:- ontplofbare stoffen en voorwerpen die behoren tot ADR-klasse 1, op een schietbaan of een combinatie van schietbanen, bedoeld in artikel 3.335, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, als die schietbaan of combinatie van schietbanen ligt in de buitenlucht of in een gebouw zonder gesloten afdekking of met een open zijde; of
- ontplofbare stoffen en voorwerpen die behoren tot ADR-klasse 1, op een springterrein, bedoeld in artikel 3.335, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving.
GT
Artikel 8.20 wordt als volgt gewijzigd:
GU
Artikel 8.21 komt te luiden:
Artikel 8.21 (beoordelingsregels milieubelastende activiteit ammoniak en veehouderij)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van dat besluit, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag alleen rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de wet zijn gesteld in de omgevingsverordening.GV
Artikel 8.22 wordt als volgt gewijzigd:
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
GW
In artikel 8.25 wordt na «Voor zover een aanvraag» ingevoegd «om een omgevingsvergunning».
GX
Na artikel 8.25 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Art. 8.25a (beoordelingsregels milieubelastende activiteit stortplaatsen voor alleen baggerspecie op land)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie of een andere milieubelastende installatie voor het storten van afvalstoffen, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, onder a of b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover alleen baggerspecie wordt gestort en de installatie niet is gelegen in een oppervlaktewaterlichaam, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:- de baggerspecie geen gevaarlijke afvalstof is; en
- een geohydrologisch isolatiesysteem kan worden aangebracht.
GY
Artikel 8.27 wordt als volgt gewijzigd:
GZ
Artikel 8.28 wordt als volgt gewijzigd:
HA
In artikel 8.29, eerste lid, onder b, wordt «het doelmatig beheer» vervangen door «een doelmatig beheer».
HB
In artikel 8.31, tweede lid, aanhef, wordt «Bij toepassing» vervangen door «Bij de toepassing».
HC
In artikel 8.32, tweede lid, wordt «betreft het gedeelte» vervangen door «is het gedeelte».
HD
In artikel 8.33, derde lid, onder b, wordt «ten minste jaarlijks» vervangen door «worden ten minste jaarlijks» en wordt «de emissies worden beoordeeld» vervangen door «de emissies beoordeeld».
HE
Artikel 8.34, tweede lid, komt te luiden:
2.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in bijlage I bij de PRTR-verordening, kan aan de omgevingsvergunning een voorschrift worden verbonden dat de plicht inhoudt om over emissies in het PRTR-verslag gegevens van een lager aggregatieniveau te verstrekken dan op grond van artikel 5.10, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving is vereist, als dat noodzakelijk is voor de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de PRTR-verordening.HF
Artikel 8.36 komt te luiden:
Artikel 8.36 (voorschriften afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen of het nuttig toepassen van afvalstoffen in een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in artikel 3.88 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden voorschriften verbonden over de temperatuur en het debiet van het geloosde afvalwater.HG
In artikel 8.37 wordt «in de beoordeling» vervangen door «bij de beoordeling».
HH
In artikel 8.38 wordt «in de beoordeling, bedoeld in artikel 8.13, tweede lid» vervangen door «bij de beoordeling, bedoeld in artikel 8.13, tweede lid,» en wordt «die Seveso-inrichting» vervangen door «de Seveso-inrichting».
HI
In artikel 8.39, aanhef, vervalt «voor een milieubelastende activiteit» en wordt «paragraaf 3.2.13, 3.2.17, 3.2.19, 3.3.10, 3.3.11, 3.3.12, 3.3.13 of 3.3.14» vervangen door «paragraaf 3.2.13, 3.2.14, 3.2.15, 3.2.17, 3.3.10, 3.3.11, 3.3.12 of 3.3.13».
HJ
Artikel 8.40 wordt als volgt gewijzigd:
HK
Artikel 8.41 komt te luiden:
Artikel 8.41 (voorschriften milieubelastende activiteit geluid – windturbines en windparken)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het opwekken van elektriciteit met een windturbine met een rotordiameter van meer dan 2 m, voor zover het gaat om een windpark met 3 of meer windturbines, bedoeld in artikel 3.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden alleen voorschriften verbonden die inhouden dat het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen lager moet zijn dan 47 dB Lden en 41 dB Lnight, als dat is aangewezen gelet op:- cumulatie met het geluid van een andere windturbine of een ander windpark; of
- gelet op de bijzondere aard van het gebied.
HL
De artikelen 8.42 en 8.43 komen te luiden:
Artikel 8.42 (voorschriften milieubelastende activiteit geluid – militaire schietbanen en militaire springterreinen)
1.
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het gebruik van ontplofbare stoffen en voorwerpen van ADR-klasse 1 door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht op een schietbaan of combinatie van schietbanen, bedoeld in artikel 3.335, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geen voorschriften verbonden die inhouden dat het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen lager moet zijn dan 50 dB Bs,dan als de schietbaan of combinatie van schietbanen ligt in de buitenlucht of in een gebouw zonder gesloten afdekking of met een open zijde.2.
Aan een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit die betrekking heeft op het gebruik van ontplofbare stoffen en voorwerpen van ADR-klasse 1 door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht op een springterrein, bedoeld in artikel 3.335, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geen voorschriften verbonden die inhouden dat het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen lager moet zijn dan 50 dB Bs,dan.Artikel 8.43 (voorschriften milieubelastende activiteit geluid – militaire terreinen)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een militaire zeehaven, het exploiteren van een militaire luchthaven of het opslaan en bewerken of het gebruiken van ontplofbare stoffen of voorwerpen van ADR-klasse 1 door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht, bedoeld in de artikelen 3.324, 3.327, 3.332 en 3.335, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geen voorschriften verbonden die inhouden dat het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen lager moet zijn dan de standaardwaarden, bedoeld in artikel 5.65, eerste lid, aanhef en onder a, tweede, derde of vierde lid.HM
In het opschrift van paragraaf 8.5.2.4 wordt «anders dan voor baggerspecie op land» vervangen door «anders dan voor alleen baggerspecie».
HN
Artikel 8.44 komt te luiden:
Artikel 8.44 (toepassingsbereik voorschriften bodembescherming stortplaatsen)
Deze paragraaf is van toepassing op een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, anders dan:- het exploiteren van een stortplaats waar alleen baggerspecie wordt gestort; en
- het exploiteren van een stortplaats waar:
- het storten van afvalstoffen is beëindigd voor 1 maart 1995; of
- op of na 1 maart 1995 alleen afvalstoffen worden gestort voor het aanbrengen van een bovenafdichting op die stortplaats en de gestorte hoeveelheid ten hoogste 0,3 m3 afvalstof per m2 stortoppervlakte bedraagt.
HO
Artikel 8.45 vervalt.
HP
In artikel 8.46 wordt «op de stortplaats werkzame personen» vervangen door «de op de stortplaats werkzame personen».
HQ
Artikel 8.47 komt te luiden:
Artikel 8.47 (voorschriften in verband met grondwaterstand)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat het storten van afvalstoffen zo plaatsvindt dat de gestorte afvalstoffen na zetting van de bodem zich ten minste op de volgende afstand boven de te verwachten gemiddeld hoogste grondwaterstand bevinden:- 0,7 m; of
- 0,5 m, als een capillair onderbrekende laag van grind van ten minste 0,2 m wordt aangebracht als onderdeel van de onderafdichting.
2.
Als het niet meer mogelijk is te voldoen aan de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, kunnen, in afwijking van dat lid, voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden die inhouden dat civieltechnische of geohydrologische maatregelen worden getroffen, die voldoende waarborgen dat het grondwater niet in contact kan komen met de gestorte afvalstoffen.3.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand is de rekenkundig gemiddelde grondwaterstand over ten minste acht achtereenvolgende jaren van de drie hoogste grondwaterstanden per hydrologisch jaar van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar.4.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat op de plaats waar is of wordt gestort, een onderzoek wordt uitgevoerd naar de gevoeligheid van de bodem voor zettingen onder invloed van de stortplaats en de geohydrologische situatie.5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over:- de onderafdichting, bedoeld in het eerste lid, onder b;
- het bepalen van de gemiddeld hoogste grondwaterstand, bedoeld in het eerste lid; en
- de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in het vierde lid.
HR
Artikel 8.48 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over de eisen die worden gesteld aan de onderafdichting, bedoeld in het eerste lid, de civieltechnische of geohydrologische maatregelen, bedoeld in het tweede en derde lid, en de bovenafdichting, bedoeld in het vierde lid.HS
In artikel 8.49 wordt na «dat percolaat» ingevoegd «zo» en wordt «afgevoerd zodat» vervangen door «afgevoerd dat».
HT
Artikel 8.50 wordt als volgt gewijzigd:
HU
Artikel 8.52 wordt als volgt gewijzigd:
HV
Artikel 8.53 wordt als volgt gewijzigd:
5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over de inhoud, de frequentie en de locatie van de metingen, bedoeld in het eerste lid, onder c.HW
Artikel 8.54 wordt als volgt gewijzigd:
HX
De artikelen 8.55 tot en met 8.57 komen te luiden:
Artikel 8.55 (voorschriften over controlesysteem grondwater)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat:- een deugdelijk controlesysteem aanwezig is, waarmee de staat van de bodem kan worden onderzocht, bestaande uit:
- beneden de gemiddeld laagste grondwaterstand gelegen, horizontaal aangebrachte drainagebuizen; en
- bovenstrooms van de stortplaats ten minste een in het grondwater aangebrachte grondwaterbemonsteringsbuis en benedenstrooms ten minste twee grondwaterbemonsteringsbuizen; en
- de bemonstering en de vaststelling van de staat van de bodem voor elke drainagebuis of grondwaterbemonsteringsbuis afzonderlijk is uit te voeren.
2.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat in de grondwaterbemonsteringsbuizen de grondwaterstand van de bodem op de locatie waar is of wordt gestort, wordt gemeten.3.
In afwijking van het eerste lid worden, als de aanleg van voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, onder 1°, technisch niet mogelijk is, aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden, die inhouden dat een vergelijkbaar beschermingsniveau wordt verzekerd als die voorzieningen en dat een deugdelijk controlesysteem aanwezig is om de staat van de bodem te kunnen onderzoeken, bestaande uit:- benedenstrooms van de stortplaats een in het voorschrift aan te geven aantal van ten minste twee in het grondwater aangebrachte grondwaterbemonsteringsbuizen; en
- bovenstrooms van de stortplaats ten minste een in het grondwater aangebrachte grondwaterbemonsteringsbuis.
4.
De gemiddeld laagste grondwaterstand is de rekenkundig gemiddelde grondwaterstand over ten minste acht achtereenvolgende jaren van de drie laagste grondwaterstanden per hydrologisch jaar van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar.5.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over:- het bepalen van de gemiddeld laagste grondwaterstand, bedoeld in het eerste lid; en
- de frequentie waarmee en de wijze waarop de grondwaterstand, bedoeld in het tweede lid, wordt gemeten.
Artikel 8.56 (voorschriften over oppervlaktewaterlichamen)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat de hoeveelheid en de samenstelling van een in de omgeving van de stortplaats aanwezig oppervlaktewaterlichaam wordt bepaald respectievelijk bemonsterd.2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over de frequentie en de wijze van bepalen en bemonsteren van oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in het eerste lid.Artikel 8.57 (voorschriften over naleving, onderzoek en rapportage)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat:- een daarin aangegeven aantal malen per jaar wordt nagegaan of wordt voldaan aan de voorschriften die op grond van artikel 8.47 aan de omgevingsvergunning zijn verbonden;
- de bodembeschermende maatregelen die op de stortplaats zijn getroffen, worden geïnspecteerd; en
- onderzoek wordt gedaan naar de staat van de bodem onder de stortplaats.
2.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat de volgende resultaten ten minste een maal per jaar aan het bevoegd gezag worden gezonden:- de resultaten van de inspectie en het onderzoek, bedoeld in het eerste lid;
- de resultaten van het bepalen en het bemonsteren van de hoeveelheid respectievelijk de samenstelling van de in de omgeving van de stortplaats aanwezige oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in artikel 8.56;
- de resultaten van de metingen van de samenstelling en de atmosferische druk van de gasuitstoot, bedoeld in artikel 8.53; en
- de resultaten van de metingen van het niveau en de samenstelling van het grondwater, bedoeld in de artikelen 8.47 en 8.55.
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over:- de inspectie van de bodembeschermende maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder b; en
- het onderzoek naar de staat van de bodem onder de stortplaats, bedoeld in het eerste lid, onder c.
HY
Na artikel 8.57 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 8.57a (voorschriften urgentieplan op hoofdlijnen)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat een urgentieplan op hoofdlijnen wordt opgesteld.2.
In het urgentieplan op hoofdlijnen wordt aangegeven:- in welke gevallen en op welke wijze een interventiepunt wordt bepaald;
- op welke wijze wordt bepaald of een interventiepunt wordt bereikt;
- welke maatregelen moeten worden getroffen als het interventiepunt wordt bereikt, om verspreiding van de verontreinigende stoffen te voorkomen of de veroorzaakte bodemverontreiniging ongedaan te maken; en
- de termijn waarbinnen de maatregelen, bedoeld onder c, moeten worden getroffen.
3.
Het interventiepunt is het punt waarbij een significante verslechtering van de grondwaterkwaliteit optreedt.4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onder c, voor zover dit geohydrologische maatregelen zijn.Artikel 8.57b (voorschriften over wanneer interventiepunten worden bereikt)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat een voor de stortplaats bepaald interventiepunt is bereikt als:- standaardwaarden worden overschreden; en
- de overschrijding, bedoeld onder a, is bevestigd.
2.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat in afwijking van de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, het interventiepunt niet is bereikt als uit de bevestiging, bedoeld in het eerste lid, onder b, is gebleken dat de overschrijding niet wordt veroorzaakt door de stortplaats.3.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat referentiemeetpunten en controlemeetpunten worden vastgesteld.4.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over:- standaardwaarden als bedoeld in het eerste lid, onder a;
- de bevestiging, bedoeld in het eerste lid, onder b; en
- het vaststellen van de referentiemeetpunten en controlemeetpunten, bedoeld in het derde lid.
HZ
Artikel 8.58 wordt als volgt gewijzigd:
- in overleg met het bevoegd gezag, binnen een bepaalde periode een uitgewerkt urgentieplan wordt opgesteld, op basis van het urgentieplan op hoofdlijnen, bedoeld in artikel 8.57a, eerste lid.
IA
Artikel 8.59 komt te luiden:
Artikel 8.59 (voorschriften over inspectie en keuring)
1.
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat:- voordat voor de eerste keer wordt gestort, daarna en onverwijld nadat een bovenafdichting als bedoeld in artikel 8.48 is aangebracht:
- wordt nagegaan of wordt voldaan aan de voorschriften die op grond van artikel 8.47 aan de omgevingsvergunning zijn verbonden;
- de bodembeschermende maatregelen die op de stortplaats zijn getroffen, worden geïnspecteerd en gekeurd;
- de technische staat van die maatregelen wordt onderzocht;
- het percolaat wordt geanalyseerd; en
- onderzoek wordt gedaan naar de staat van de bodem onder de stortplaats;
- de resultaten van de keuring, het onderzoek en de analyse zo worden gepresenteerd dat duidelijk inzicht wordt gegeven in de beheersbaarheid van de situatie;
- de resultaten van de keuring, het onderzoek en de analyse zo spoedig mogelijk aan het bevoegd gezag worden gezonden; en
- de resultaten van de keuring, het onderzoek en de analyse gedurende ten minste vijf jaar worden bewaard.
2.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over:- de wijze waarop en de frequentie waarmee de inspectie, de keuring, het onderzoek en de analyse, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 4° plaatsvinden; en
- het onderzoek naar de staat van de bodem onder de stortplaats, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 5°.
IB
Na artikel 8.59 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8.59a (monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse van de monsters van het grondwater, het percolaat en het oppervlaktewater plaatsvinden volgens de actuele stand van de techniek.IC
In artikel 8.61, onder c, wordt «in het belang» vervangen door «met het oog op het beschermen» en vervalt «in verband met».
ID
Artikel 8.62 komt te luiden:
Artikel 8.62 (geldingsduur voorschriften)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, waar op of na 1 september 1996 afvalstoffen worden gestort, worden voorschriften verbonden die inhouden dat de voorschriften die op grond van de artikelen 8.48, vierde lid, 8.49, 8.57 tot en met 8.75b, 8.59, 8.59a en 8.60 van dit besluit aan de omgevingsvergunning zijn verbonden, nadat de omgevingsvergunning haar geldigheid heeft verloren, nog van kracht blijven totdat de stortplaat op grond van artikel 8.47 van de Wet milieubeheer gesloten is verklaard.IE
Paragraaf 8.5.2.5 komt te luiden:
IF
Artikel 8.63 wordt als volgt gewijzigd:
IG
In artikel 8.64, onder c, wordt «medegedeeld» vervangen door «meegedeeld».
IH
Artikel 8.66 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over de controle, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, onder 3°.II
In artikel 8.67, tweede lid, wordt «tenminste» vervangen door «ten minste».
IJ
Artikel 8.68 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het aan een omgevingsvergunning verbinden van voorschriften over de validatie, bedoeld in het tweede lid.IK
Artikel 8.69 wordt als volgt gewijzigd:
IL
Artikel 8.71 wordt als volgt gewijzigd:
IM
Artikel 8.72 wordt als volgt gewijzigd:
IN
De artikelen 8.74 en 8.75 komen te luiden:
Artikel 8.74 (afbakening maatwerk)
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning zijn de artikelen 2.23, 4.8, 4.31, 4.35, 4.37, 4.46, 4.56, 4.59, 4.65, 4.74, 4.106, 4.442, 4.451, 4.506, 4.609, 4.612, 4.1077, 4.1083, 4.1296, 4.1341, 5.7l, 5.14 en 5.16 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.Artikel 8.75 (toepassingsbereik en oogmerk)
Deze afdeling is van toepassing op ontgrondingsactiviteiten die niet zijn aangewezen als vergunningvrije activiteiten in paragraaf 6.2.2 of 7.2.2 of afdeling 16.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving en is opgenomen met het oog op de doelen van de wet.IO
In artikel 8.76, tweede lid, onder c, wordt «afwijkactiviteit» vervangen door «buitenplanse omgevingsplanactiviteit».
IP
In artikel 8.77, tweede lid, vervalt «voor een ontgrondingsactiviteit».
IQ
In artikel 8.79 wordt «die niet vergunningvrij zijn op grond van hoofdstuk 13» vervangen door «die niet zijn aangewezen als vergunningvrije activiteiten in hoofdstuk 13».
IR
Artikel 8.80 wordt als volgt gewijzigd:
IS
Artikel 8.83, eerste lid, onder e, komt te luiden:
- stortingsactiviteiten op zee die niet zijn aangewezen als vergunningvrije activiteiten in paragraaf 7.2.8 van het Besluit activiteiten leefomgeving; en.
IT
Artikel 8.84 komt te luiden:
Artikel 8.84 (beoordelingsregels wateractiviteit)
1.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een wateractiviteit als bedoeld in artikel 8.83, eerste lid, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:- het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
- het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en
- het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen.
2.
Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met de waterbeheerprogramma’s, regionale waterprogramma’s, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam.3.
Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe leiden dat:- niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid;
- een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid; en
- een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, niet wordt bereikt.
4.
Het derde lid is niet van toepassing:- voor zover het gaat om de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, als het niet voldoen aan die omgevingswaarde wordt veroorzaakt door een buiten Nederland gelegen verontreinigingsbron en toepassing is gegeven aan artikel 2.17, derde lid; of
- als het niet voldoen aan een omgevingswaarde of het niet bereiken van een goed ecologisch potentieel of een minder strenge doelstelling het gevolg is van:
- nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van een grondwaterlichaam; en
- toepassing is gegeven aan artikel 2.17, vierde lid.
5.
Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, niet wordt bereikt.IU
In artikel 8.85 wordt «staken» vervangen door «beëindigen».
IV
In artikel 8.86, derde lid, wordt «het cultureel erfgoed» vervangen door «cultureel erfgoed».
IW
In het opschrift en het tweede lid van artikel 8.88 wordt «een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk» vervangen door «een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk».
IX
In artikel 8.89, tweede lid, onder b, wordt «bijlage XIX, onder B als» vervangen door «bijlage XIX, onder B, als».
IY
Artikel 8.90, derde lid, komt te luiden:
3.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk, voor zover het gaat om het bouwen, aanleggen, plaatsen, veranderen of in stand houden van een kunstmatig eiland, een installatie of een inrichting, bedoeld in artikel 7.17, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in een gebied dat bij ministeriële regeling als drukbevaren deel van de zee is aangewezen en geometrisch begrensd, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van de scheepvaart en van de veiligheid van de scheepvaart.IZ
Artikel 8.92 wordt als volgt gewijzigd:
JA
Artikel 8.93 wordt als volgt gewijzigd:
JB
In artikel 8.94, vierde lid, wordt «en van de activiteit,» vervangen door «van de activiteit,» en wordt «het opheffen» vervangen door «en van het opheffen».
JC
Artikel 8.96 komt te luiden:
Artikel 8.96 (afbakening maatwerk)
1.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 2.23, 4.65, 4.106, 4.609 en 4.612 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.2.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk of een wateronttrekkingsactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 6.14 en 7.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.3.
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een installatie in de Noordzee of een stortingsactiviteit op zee, is op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning artikel 7.14 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.JD
Voor artikel 8.98 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 8.97a (plicht tot wijziging voorschriften of intrekken omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit wegens strijd met instructieregels of instructies zonder eerbiedigende werking)
1.
Dit artikel is van toepassing als een omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 4.17 van de wet, anders dan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit van provinciaal of nationaal belang, vijf jaar onherroepelijk is en een omgevingsplan met die omgevingsvergunning niet in overeenstemming kan worden gebracht op grond van:- een regel van hoofdstuk 5;
- een regel op grond van artikel 2.22 van de wet over het omgevingsplan; of
- een instructie als bedoeld in artikel 2.33 of 2.34 van de wet.
2.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in als:- de regel of instructie, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is op activiteiten die op grond van die omgevingsvergunning rechtmatig worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip waarop de regel of instructie van kracht wordt; en
- de activiteit redelijkerwijs niet kan worden toegelaten door:
- een wijziging van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
- een wijziging van het omgevingsplan; of
- een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32 van de wet.
3.
Als in de regel of de instructie, bedoeld in het eerste lid, een termijn is gesteld waarbinnen een omgevingsplan moet worden gewijzigd die eerder verstrijkt dan de termijn van vijf jaar, bedoeld in dat lid, wordt binnen de in die regel of instructie gestelde termijn toepassing gegeven aan het tweede lid.Artikel 8.97b (plicht tot wijziging voorschriften of intrekken omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit van provinciaal belang wegens strijd met instructieregels of instructies zonder eerbiedigende werking)
1.
Dit artikel is van toepassing als een omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit van provinciaal belang als bedoeld in artikel 4.17 van de wet vijf jaar onherroepelijk is en een omgevingsplan met die omgevingsvergunning niet in overeenstemming kan worden gebracht op grond van:- een regel van hoofdstuk 5;
- een regel op grond van artikel 2.22 van de wet over het omgevingsplan die op grond van artikel 8.0b, tweede lid, van toepassing is op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit van provinciaal belang; of
- een instructie als bedoeld in artikel 2.34 van de wet.
2.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in als:- de regel of instructie, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is op activiteiten die op grond van die omgevingsvergunning rechtmatig worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip waarop de regel of instructie van kracht wordt; en
- de activiteit redelijkerwijs niet kan worden toegelaten door:
- een wijziging van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
- een wijziging van het omgevingsplan; of
- een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32 van de wet.
3.
Als in de regel of de instructie, bedoeld in het eerste lid, een termijn is gesteld waarbinnen een omgevingsplan moet worden gewijzigd die eerder verstrijkt dan de termijn van vijf jaar, bedoeld in dat lid, wordt binnen de in die regel of instructie gestelde termijn toepassing gegeven aan het tweede lid.Artikel 8.97c (plicht tot wijziging voorschriften of intrekken omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit van nationaal belang wegens strijd met instructieregels of instructies zonder eerbiedigende werking)
1.
Dit artikel is van toepassing als een omgevingsvergunning voor een voortdurende buitenplanse omgevingsplanactiviteit van nationaal belang als bedoeld in artikel 4.17 van de wet vijf jaar onherroepelijk is en een omgevingsplan met die omgevingsvergunning niet in overeenstemming kan worden gebracht op grond van:- een regel op grond van artikel 2.22 van de wet over het omgevingsplan of een instructie als bedoeld in artikel 2.33 van de wet;
- een instructie als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de wet; of
- een regel in hoofdstuk 5 die op grond van artikel 8.0b, derde lid, van toepassing is op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit van nationaal belang.
2.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in als:- de regel of instructie, bedoeld in het eerste lid, van toepassing is op activiteiten die op grond van die omgevingsvergunning rechtmatig worden verricht of zijn toegestaan op het tijdstip waarop de regel of instructie van kracht wordt; en
- de activiteit redelijkerwijs niet kan worden toegelaten door:
- een wijziging van de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
- een wijziging van het omgevingsplan; of
- een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32 van de wet.
3.
Als in de regel of de instructie, bedoeld in het eerste lid, een termijn is gesteld waarbinnen een omgevingsplan moet worden gewijzigd die eerder verstrijkt dan de termijn van vijf jaar, bedoeld in dat lid, wordt binnen de in die regel of instructie gestelde termijn toepassing gegeven aan het tweede lid.JE
Artikel 8.98 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit of een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk beziet binnen een jaar nadat het afvalbeheerplan, bedoeld in artikel 10.3 van de Wet milieubeheer, is gaan gelden of de omgevingsvergunning voldoet aan de minimale hoogwaardigheid van verwerking van afzonderlijke afvalstoffen of categorieën afvalstoffen zoals beschreven in het afvalbeheerplan.JF
Artikel 8.99 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit of voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk wijzigt de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften, als dit noodzakelijk is gelet op het resultaat van de toetsing, bedoeld in:- artikel 8.98, eerste lid: binnen vier jaar na de bekendmaking van nieuwe of herziene BBT-conclusies over de hoofdactiviteit van de ippc-installatie; of
- artikel 8.98, tweede lid: binnen een jaar nadat het afvalbeheerplan, bedoeld in artikel 10.3 van de Wet milieubeheer, is gaan gelden.
JG
Artikel 8.100 komt te luiden:
Artikel 8.100 (specifieke gronden – plicht tot intrekking omgevingsvergunning milieubelastende activiteit en lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk)
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk in als:- door toepassing van artikel 8.99, tweede lid, redelijkerwijs niet kan worden bereikt dat de in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast; of
- het gaat om een stortplaats als bedoeld in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer of een afvalvoorziening als bedoeld in artikel 1.1 van die wet en de stortplaats respectievelijk afvalvoorziening op grond van artikel 8.47 van die wet voor gesloten is verklaard.
JH
Artikel 8.101 wordt als volgt gewijzigd:
JI
Artikel 8.102 wordt als volgt gewijzigd:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk in ieder geval intrekken in verband met:.JJ
Artikel 9.1 komt te luiden:
Artikel 9.1 (instructieregels projectbesluit)
1.
Afdeling 5.1, met uitzondering van paragraaf 5.1.5.4, en artikel 5.165 zijn van overeenkomstige toepassing op een projectbesluit dat wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur van een waterschap of gedeputeerde staten.2.
De paragrafen 5.1.1 en 5.1.2, artikel 5.37, paragraaf 5.1.4, de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, de paragrafen 5.1.5.5 en 5.1.8 en artikel 5.165 zijn van overeenkomstige toepassing op een projectbesluit dat wordt vastgesteld door een van Onze Ministers.3.
In afwijking van het eerste lid is paragraaf 5.1.3.2 niet van toepassing op een projectbesluit dat wordt vastgesteld voor de aanleg, verlegging of versterking van een primaire waterkering.JK
Na artikel 9.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9.3a (afwijken van regels in waterschapsverordening of omgevingsverordening)
1.
Als met toepassing van artikel 5.53, derde of vierde lid, van de wet regels in een waterschapsverordening als bedoeld in artikel 6.1 buiten toepassing worden gelaten, worden de eisen, bedoeld in de artikelen 10 en 11, derde lid, aanhef en onder g, van de kaderrichtlijn water, in acht genomen.2.
Als met toepassing van artikel 5.53, derde of vierde lid, van de wet regels in een waterschapsverordening als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, of in een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 7.12, tweede lid, buiten toepassing worden gelaten, is artikel 8.84, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.JL
Artikel 9.4 komt te luiden:
Artikel 9.4 (ontheffing instructieregels projectbesluit)
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, kan op verzoek van het dagelijks bestuur van een waterschap of gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de regels in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.5.2, 5.1.5.3, met uitzondering van de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, de paragrafen 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4, 5.1.6.5 en 5.1.7.JM
De artikelen 10.1 tot en met 10.5 komen te luiden:
Artikel 10.1 (verantwoordelijkheid gegevensverzameling externe veiligheidsrisico’s)
De volgende bestuursorganen verzamelen gegevens over externe veiligheidsrisico’s:- het bevoegd gezag dat beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning of waaraan een melding als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gedaan, als het gaat om:
- een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder A, onder B, onder D, onder 1, en onder E, onder 1 tot en met 10 en onder 12 en 13;
- het opslaan, herverpakken of bewerken van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het opslaan van ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1, bedoeld in artikel 3.34 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, als het gaat om het aanleggen en het exploiteren van een mijnbouwwerk, bedoeld in artikel 3.320 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het winnen, opslaan, bewerken of gereedmaken voor transport van gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11.1, of het aanleggen of aanpassen van een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk, bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11.2;
- Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, als het gaat om:
- het basisnet;
- het exploiteren van een buisleiding, bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onder a tot en met d, van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
- het opslaan en bewerken van stoffen en voorwerpen van ADR-klasse 1.1 of 1.2 of meer dan 50 kg NEM in stoffen of voorwerpen van ADR-klasse 1.3, door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht, bedoeld in artikel 3.332 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, als het gaat om het exploiteren van een inrichting waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, aanhef en onder b, van de Kernenergiewet;
- de gemeenteraad of het bevoegd gezag dat beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, als het gaat om externe veiligheidsrisico’s van een activiteit als bedoeld in de artikelen 5.23, 5.28 en 5.32 en bijlage VII voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties; en
- het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten, als het gaat om het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen in beheer bij de gemeente, het waterschap, respectievelijk de provincie, die niet behoren tot het basisnet en als het plaatsgebonden risico op de as van de weg hoger is dan 1 op de 1.000.000 per jaar.
Artikel 10.2 (gegevensverzameling externe veiligheidsrisico’s algemeen)
De bestuursorganen, bedoeld in artikel 10.1, verzamelen de volgende gegevens:- de locatie waar een activiteit als bedoeld in artikel 5.23, 5.28 of 5.32 of bijlage VII wordt verricht of waar een activiteit wordt verricht waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, aanhef en onder b, van de Kernenergiewet;
- als het gaat om een activiteit als bedoeld in artikel 5.23, 5.28 of 5.32 of bijlage VII, onder A, B, D, onder 1, of onder E, of waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, aanhef en onder b, van de Kernenergiewet, voor zover van toepassing:
- de bedrijfsnaam;
- de naam en het adres van degene die de activiteit of het deel van de activiteit verricht;
- de datum waarop de omgevingsvergunning voor de activiteit is verleend of laatstelijk is gewijzigd of daarvoor een melding als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving is gedaan, voor zover de omgevingsvergunning of de melding betrekking heeft op externe veiligheidsrisico’s;
- de aard van het risico;
- de chemische naam en het CAS-nummer en voor zover bekend het UN-nummer van de voor het risico maatgevende stof of de naam van de voor het risico maatgevende categorie van stoffen; en
- de gegevens, bedoeld onder 4° en onder 5°, van zowel de voor het toxisch risico maatgevende stof als de voor het risico van brand of explosie maatgevende stof;
- voor zover het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor het verzamelen van de gegevens, bedoeld onder a en b, en van de gegevens, bedoeld in de artikelen 10.3 tot en met 10.7: de datum van de laatste wijziging van die gegevens; en
- als toepassing is gegeven aan artikel 5.10: de afstand tot de locatie waar het plaatsgebonden risico 1 op de 100.000 per jaar is, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels.
Artikel 10.3 (gegevensverzameling milieubelastende activiteit, anders dan mijnbouw, basisnet en buisleidingen met gevaarlijke stoffen)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 10.1, onder a, verzamelt de volgende gegevens:- als het gaat om een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder A en B: de afstand voor het plaatsgebonden risico, bedoeld in de bij die activiteit opgenomen tabel;
- als het gaat om een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder A, onder 1a en 7, onder B, onder 2 en 5, en onder E, onder 9, 10 en 13: de afstand voor het brand-, explosie- of gifwolkaandachtsgebied, bedoeld in de bij die activiteit opgenomen tabel;
- als het gaat om een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder D, onder 1, en onder E, onder 1: de afstand tot de locaties waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 100.000 en 1 op de 1.000.000 per jaar is, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
- als het gaat om een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 2 tot en met 9, 12 en 13: de afstand tot de locaties waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar, 1 op de 10.000.000 per jaar en 1 op de 100.000.000 per jaar is, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
- als het gaat om een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 2 tot en met 8, 9, voor zover van toepassing, en 12: de afstand voor het brand-, explosie- of gifwolkaandachtsgebied, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
- de kenmerken van een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder A, onder B, en onder E, onder 9 en 10, bedoeld in de bij die activiteit opgenomen tabel, voor zover van toepassing;
- de kenmerken van een activiteit als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 2 tot en met 8, 9, voor zover van toepassing, 10 en 12, voor de berekening van het plaatsgebonden risico en het brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied;
- de ligging van een explosieaandachtsgebied vuurwerk als bedoeld in artikel 5.23; en
- de ligging van een civiel explosieaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.28.
Artikel 10.4 (gegevensverzameling mijnbouw)
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat verzamelt de volgende gegevens als het gaat om het exploiteren van een mijnbouwwerk als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11:- de afstand tot de locaties waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar is, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels, als het gaat om exploiteren van een mijnbouwwerk als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11.1, en het aanleggen of aanpassen van een boorgat met een verplaatsbaar mijnbouwwerk als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11.2; en
- de afstand voor het brand-, explosie- of gifwolkaandachtsgebied, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels, als het gaat om het exploiteren van een mijnbouwwerk als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11.1.
Artikel 10.5 (gegevensverzameling basisnet, buisleidingen met gevaarlijke stoffen, militaire objecten en nucleaire installaties)
1.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelt de volgende gegevens:- als het gaat om het basisnet:
- de afstand die bij ministeriële regeling is vastgesteld waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar is; en
- de afstand voor het brand- of explosieaandachtsgebied, bedoeld in bijlage VII, onder C;
- als het gaat om het exploiteren van een buisleiding, bedoeld in artikel 3.101, eerste lid, onder a tot en met d, van het Besluit activiteiten leefomgeving:
- de afstand tot de locaties waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar is, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
- de afstand voor het brand-, explosie- of gifwolkaandachtsgebied, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels;
- de uitwendige diameter van de buisleiding in millimeters;
- de maximale werkdruk in kilopascal;
- de wanddikte van de buis in millimeters;
- de ligging van de bovenkant van de buisleiding ten opzichte van het maaiveld in centimeters;
- de materiaalsoort van de buisleiding; en
- de kenmerken van de buisleiding voor de berekening van het plaatsgebonden risico en het brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied; en
- de ligging van een militair explosieaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.32.
2.
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verzamelt de volgende gegevens als het gaat om een inrichting waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet:- de gegevens, bedoeld in artikel 10.2, onder a tot en met c; en
- de afstand tot de locaties waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 1.000.000 per jaar is, berekend volgens bij ministeriële regeling gestelde regels.
JN
In artikel 10.6 wordt «afwijkactiviteit» vervangen door «buitenplanse omgevingsplanactiviteit» en vervalt «als bedoeld in bijlage VI».
JO
Artikel 10.7 komt te luiden:
Artikel 10.7 (gegevensverzameling wegen, anders dan het basisnet)
Het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verzamelen gegevens over externe veiligheidsrisico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, over wegen in beheer bij de gemeente, het waterschap respectievelijk de provincie, als het gaat om wegen die niet behoren tot het basisnet en als het plaatsgebonden risico op de as van de weg hoger is dan 1 op de 1.000.000 per jaar.JP
In artikel 10.8, vierde lid, onder b, wordt «de geografische ligging van de activiteiten» vervangen door «gegevens over de locaties waarop de activiteiten worden verricht».
JQ
Paragraaf 10.1.2.1 komt te luiden:
JR
Het opschrift van paragraaf 10.1.2.2 vervalt.
JS
Na artikel 10.9 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
JT
In het opschrift van paragraaf 10.1.2.3 wordt «richtlijn overstromingsrisico’s» vervangen door «waterveiligheid».
JU
Na artikel 10.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.10a (kaarten basiskustlijn)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt kaarten van de kustlijn, bedoeld in artikel 20.17, eerste lid, onder b, van de wet, vast, waarop die lijn is verbeeld.JV
Na het opschrift van paragraaf 10.2.1 wordt een opschrift ingevoegd, luidende:
JW
Artikel 10.11 wordt als volgt gewijzigd:
JX
Na artikel 10.11 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.11a (uitzondering monitoring omgevingswaarden richtlijn luchtkwaliteit)
De beoordeling of aan de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.7, wordt voldaan, vindt niet plaats op:- een locatie waartoe het publiek geen toegang heeft en waar geen vaste bewoning is; of
- de rijbaan van wegen en de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.
Artikel 10.11b (monitoring omgevingswaarden nec-richtlijn)
1.
Monitoring voor de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht, bedoeld in artikel 2.8a, vindt plaats door het voor die stoffen opstellen van de nationale emissie-inventarissen en nationale emissieprognoses, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, van de nec-richtlijn, volgens de methode, bedoeld in artikel 9 van en bijlage V bij die richtlijn.2.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van de monitoring.3.
Voor de beoordeling of aan de omgevingswaarden wordt voldaan, blijven de volgende emissies buiten beschouwing:- emissies van vliegtuigen, buiten de landings- en startcyclus;
- emissies van de internationale zeevaart; en
- emissies van stikstofoxiden en vluchtige organische stoffen, met uitzondering van methaan, van activiteiten die vallen onder de categorieën 3B en 3D, bedoeld in de richtsnoeren behorende bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (Trb. 1983, 84).
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:JY
Artikel 10.12 wordt als volgt gewijzigd:
JZ
Artikel 10.13 komt te luiden:
Artikel 10.13 (monitoring andere parameters luchtkwaliteit)
1.
Door monitoring worden bewaakt:- de jaargemiddelde concentraties in de buitenlucht van:
- de chemische samenstellingen van PM2,5, waaronder in ieder geval sulfaat, nitraat, natrium, kalium, ammonium, chloride, calcium, magnesium, elementair koolstof en organisch koolstof;
- vluchtige organische stoffen;
- de jaargemiddelde achtergrondconcentraties in de buitenlucht van:
- arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen; en
- andere relevante polycyclische aromatische koolwaterstoffen dan benzo(a)pyreen, waaronder in ieder geval benzo(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(j)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, indeen(1,2,3-cd)pyreen en dibenzo(a,h)antraceen;
- de jaargemiddelde depositie van:
- arseen, cadmium, kwik, nikkel en benzo(a)pyreen; en
- de onder b, onder 2°, bedoelde andere polycyclische aromatische koolwaterstoffen;
- de totale jaarlijkse antropogene emissies van in Nederland gelegen bronnen van de volgende stoffen:
- cadmium, kwik en lood; en
- persistente organische verontreinigende stoffen, zijnde polycyclische aromatische koolwaterstoffen, benzo(a)pyreen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen indeen(1,2,3-cd)pyreen, dioxine/furaan, polychloorbifenylen en hexachloorbenzeen; en
- de negatieve effecten van de verontreiniging van de buitenlucht op ecosystemen.
2.
Monitoring vindt plaats door metingen en berekeningen volgens bij ministeriële regeling gestelde regels.3.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is belast met de uitvoering van de monitoring.KA
Artikel 10.14 vervalt.
KB
Na artikel 10.13 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
KC
Voor artikel 10.15 worden zeven artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.14a (monitoring andere parameters waterkwaliteit)
Door monitoring worden bewaakt:- de toestand per kwaliteitselement van een kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam, uitgewerkt voor het type krw-oppervlaktewaterlichaam;
- de stoffen op de aandachtstoffenlijst, bedoeld in artikel 8 ter, eerste lid, van de richtlijn prioritaire stoffen;
- de indicatoren die een mogelijke bedreiging vormen voor de kwaliteit van water uit krw-oppervlaktewaterlichamen of grondwaterlichamen dat wordt onttrokken voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water;
- de tendensen over de concentraties van stoffen in grondwaterlichamen;
- escherichia coli of andere indicatoren in schelpdierwater;
- de concentraties van verontreinigende stoffen uit bestaande verontreinigingspluimen in een grondwaterlichaam waarvoor aanvullende trendbeoordelingen als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de grondwaterrichtlijn nodig zijn; en
- de parameters nodig voor monitoring voor nader onderzoek in gevallen als bedoeld in bijlage V, onder 1.3.3, bij de kaderrichtlijn water.
Artikel 10.14b (vaststelling monitoringsprogramma kaderrichtlijn water met methode monitoring)
1.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt een monitoringsprogramma kaderrichtlijn water vast.2.
Het monitoringsprogramma bevat de methode van monitoring van:- de toestand van een waterlichaam per stof en kwaliteitselement voor de beoordeling van de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid; en
- de andere parameters, bedoeld in artikel 10.14a.
3.
Voor de uitwerking van de methode van monitoring van de parameters, bedoeld in artikel 10.14a, onder f en g, wordt het monitoringsprogramma vastgesteld door:- voor krw-oppervlaktewaterlichamen: de bestuursorganen die op grond van de artikelen 4.2, eerste lid, onder a, en 4.4, eerste lid, onder a, van het Omgevingsbesluit bevoegd zijn een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verlenen; en
- voor grondwaterlichamen: gedeputeerde staten.
Artikel 10.14c (nadere eisen methode van monitoring in monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
1.
Met het monitoringsprogramma wordt beoogd een samenhangend totaalbeeld te verkrijgen van de watertoestand binnen het Nederlandse deel van de stroomgebiedsdistricten Rijn, Maas, Schelde en Eems.2.
In het monitoringsprogramma worden:- de monitoringspunten aangewezen; en
- de indicatoren, bedoeld in artikel 10.14a, onder c en e, uitgewerkt, en de stoffen, bedoeld in artikel 10.14a, onder d, aangeduid.
3.
Het monitoringsprogramma bevat de methode van:- de beoordeling of voor een kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid;
- de beoordeling of aan het einde van de programmaperiode de doelstelling van geen achteruitgang van de toestand van een waterlichaam, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, gedurende de programmaperiode wordt bereikt;
- de beoordeling of de doelstelling van ombuiging van significante en stijgende trends, bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, wordt bereikt;
- de beoordeling of de doelstelling van geen bacteriële besmetting van schelpdierwater, bedoeld in artikel 4.19, wordt bereikt; en
- de beoordeling of de doelstellingen van verbetering en de doelstelling van geen achteruitgang van de kwaliteit van waterlichamen met betrekking tot waterwinlocaties, bedoeld in artikel 4.21, worden bereikt.
4.
Het monitoringsprogramma wordt vastgesteld in overeenstemming met de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn, de richtlijn prioritaire stoffen en richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van de Europese Unie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 201).Artikel 10.14d (vaststelling en indeling toestandsklasse in monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
1.
Het monitoringsprogramma bevat de methode van:- vaststelling van de toestandsklasse waarin een waterlichaam zich bevindt, per stof en kwaliteitselement; en
- indeling van een krw-oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam in een toestandsklasse, waarbij de indeling in een toestandsklasse overeenkomt met:
- bij een krw-oppervlaktewaterlichaam: de laagste toestandsklasse waarin de chemische toestand, de ecologische toestand of het ecologische potentieel verkeert;
- bij een grondwaterlichaam: de laagste toestandsklasse waarin de kwantitatieve toestand of de chemische toestand verkeert.
2.
Het monitoringsprogramma voorziet bij de vaststelling en indeling, bedoeld in het eerste lid, in de volgende toestandsklassen:- voor een krw-oppervlaktewaterlichaam:
- voor de chemische toestand: een goede chemische toestand en geen goede chemische toestand;
- voor de ecologische toestand: een zeer goede ecologische toestand, een goede ecologische toestand, een matige ecologische toestand, een ontoereikende ecologische toestand en een slechte ecologische toestand; en
- voor het ecologische potentieel: een goed ecologisch potentieel, een matig ecologisch potentieel, een ontoereikend ecologisch potentieel en een slecht ecologisch potentieel; en
- voor een grondwaterlichaam:
- voor de kwantitatieve toestand: een goede kwantitatieve toestand en een ontoereikende kwantitatieve toestand; en
- voor de chemische toestand: een goede chemische toestand en een ontoereikende chemische toestand.
Artikel 10.14e (eisen gegevensverstrekking in monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Het monitoringsprogramma bevat eisen aan de verstrekking van de monitoringsresultaten en de beoordeling daarvan door het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.Artikel 10.14f (toetsing monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Het monitoringsprogramma wordt getoetst en zo nodig bijgesteld als niet wordt voldaan aan een omgevingswaarde als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, of 2.15, eerste lid, of als een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12 of een doelstelling als bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, 4.17, eerste lid, 4.19 of 4.21 niet wordt bereikt.Artikel 10.14g (uitvoering monitoring monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
1.
De bestuursorganen die op grond van de artikelen 4.2, eerste lid, onder a, en 4.4, eerste lid, onder a, van het Omgevingsbesluit bevoegd zijn een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verlenen, zijn belast met de uitvoering van de monitoring volgens het monitoringsprogramma voor krw-oppervlaktewaterlichamen.2.
Gedeputeerde staten zijn belast met de uitvoering van de monitoring volgens het monitoringsprogramma voor grondwaterlichamen.KD
In artikel 10.15 wordt «de waterschappen» vervangen door «een waterschap» en wordt «onder hun beheer vallen» vervangen door «bij hen in beheer zijn».
KE
Na artikel 10.15 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.15a (gegevensverzameling opstellen stroomgebiedsbeheerplannen)
Het dagelijks bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelen de benodigde gegevens voor het opstellen van stroomgebiedsbeheerplannen, bedoeld in artikel 4.6, voor de watersystemen die bij hen in beheer zijn.Artikel 10.15b (gegevensverzameling analyses en beoordeling artikel 5 van de kaderrichtlijn water)
1.
Het gemeentebestuur verzamelt de benodigde gegevens voor de analyses en beoordeling, bedoeld in artikel 5 van de kaderrichtlijn water, voor zover het gaat om de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater.2.
Het dagelijks bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelen de benodigde gegevens voor de analyses en beoordeling, bedoeld in artikel 5 van de kaderrichtlijn water, voor de watersystemen die bij hen in beheer zijn.3.
De bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, verrichten de analyses en beoordeling, bedoeld in artikel 5 van de kaderrichtlijn water, voor hun aandeel.Artikel 10.15c (gegevensverzameling voortgang uitvoering maatregelen)
Het dagelijks bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelen gegevens over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, 4.4, derde lid, aanhef en onder a, 4.10, derde lid, aanhef en onder a, en 6.1, voor de watersystemen die bij hen in beheer zijn.KF
In artikel 10.16, derde lid, wordt «Ter voorbereiding het programma, bedoeld in artikel 4.8,» vervangen door «Ter voorbereiding van het programma van maatregelen mariene strategie».
KG
Paragraaf 10.2.2.5 komt te luiden:
KH
In artikel 10.19 vervalt «met de gegevens» en wordt «transport en behandeling van stedelijk afvalwater» vervangen door «het transport en de behandeling van stedelijk afvalwater».
KI
In artikel 10.20, eerste lid, wordt «monitoring van de omgevingswaarde» vervangen door «monitoring voor de omgevingswaarde» en wordt «in overeenstemming met de» vervangen door «volgens».
KJ
Artikel 10.21 komt te luiden:
Artikel 10.21 (monitoring andere parameters zwemlocaties)
1.
In een zwemlocatie worden door monitoring bewaakt:- de mogelijke overmatige groei van cyanobacteriën;
- de neiging tot overmatige groei van macroalgen of marien fytoplankton; en
- zwemwaterverontreinigingen door teerachtige residuen, glas, plastic, rubber of ander afval.
2.
Monitoring van de mogelijke overmatige groei van cyanobacteriën vindt plaats in overeenstemming met het Blauwalgenprotocol.3.
Monitoring van zwemwaterverontreinigingen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, vindt plaats door visuele inspectie.4.
De beheerder van het oppervlaktewaterlichaam waarin de zwemlocatie is gelegen, is belast met de uitvoering van de monitoring.KK
Artikel 10.22 wordt als volgt gewijzigd:
KL
Artikel 10.23 komt te luiden:
Artikel 10.23 (gegevensverzameling voor geluidbelastingkaarten)
1.
Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen agglomeratie verzamelt gegevens over de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight door:- wegen en spoorwegen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b, van de wet;
- luchthavens als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de wet, voor zover de geluidbelasting binnen de gemeente meer is dan 55 dB Lden of 50 dB Lnight; en
- een activiteit of een samenstel van activiteiten als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d, van de wet, voor zover het gaat om:
- activiteiten die worden verricht op een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder en de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting door de gezamenlijke activiteiten op het industrieterrein meer is dan 55 dB Lden of 50 dB Lnight;
- activiteiten in een gebied waarvoor in het omgevingsplan voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT van geluid een hogere waarde is vastgesteld dan de standaardwaarden, bedoeld in artikel 5.65, eerste lid, aanhef en onder a, tweede, derde, of vierde lid, en de geluidbelasting door die activiteiten op omliggende geluidgevoelige gebouwen meer kan zijn dan 55 dB Lden of 50 dB Lnight; of
- activiteiten buiten een gebied als bedoeld onder 2° en de ten hoogste toegelaten geluidbelasting door die activiteiten meer is dan 55 dB Lden of 50 dB Lnight.
2.
Gedeputeerde staten verzamelen gegevens over de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight door de belangrijke wegen, belangrijke spoorwegen en belangrijke burgerluchthavens van regionale betekenis die op grond van artikel 10.40, tweede lid, onder a, van het Omgevingsbesluit zijn gepubliceerd.3.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelt gegevens over de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight door de wegen en spoorwegen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onder b, onder 1° en 2°, van de wet, de luchthaven Schiphol, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onder b, onder 3°, van de wet, en de belangrijke overige burgerluchthavens van nationale betekenis die op grond van artikel 10.40, tweede lid, onder b, van het Omgevingsbesluit zijn gepubliceerd.4.
De gegevensverzameling vindt plaats door berekening van:- de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight door de geluidbronnen, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, in het kalenderjaar voorafgaand aan dat van de vaststelling van een geluidbelastingkaart; en
- het aantal geluidgevoelige gebouwen en bewoners van woningen dat aan bij ministeriële regeling vastgestelde waarden van de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight wordt blootgesteld.
5.
Op het berekenen van de geluidbelasting Lden en de geluidbelasting Lnight zijn de bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing.KM
Onder vernummering van de paragrafen 10.2.5.1 en 10.2.5.2 tot 10.2.5.2 en 10.2.5.3 wordt na het opschift van paragraaf 10.2.5 een nieuw opschrift ingevoegd, luidende:
KN
Artikel 10.28 wordt als volgt gewijzigd:
KO
Artikel 10.29 wordt als volgt gewijzigd:
KP
In artikel 10.30 wordt «artikel 10.29» vervangen door «10.29» en wordt «bekend gemaakt» vervangen door «bekendgemaakt».
KQ
In artikel 10.31, derde lid, wordt «bekend gemaakt» vervangen door «bekendgemaakt».
KR
Artikel 10.37 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Monitoring vindt plaats door het voor die broeikasgassen opstellen van de broeikasgasinventarissen, bedoeld in artikel 26 van de verordening governance van de energie-unie, en het nationale inventarisatiesysteem, bedoeld in artikel 37 van die verordening.KS
Onder vernummering van hoofdstuk 11 tot hoofdstuk 13 en de artikelen 11.1 en 11.2 tot 13.1 en 13.2 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
KT
Bijlage I, onder A, wordt als volgt gewijzigd:
KU
In bijlage I, onder B, vervallen de begripsbepalingen kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning en monitoringsmechanisme-verordening.
KV
Bijlage II komt te luiden:
KW
Na bijlage II wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
KX
Bijlage III komt te luiden:
KY
Na bijlage III wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
KZ
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
LA
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
LB
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
LC
Bijlage VII komt te luiden:
LD
Bijlage VIII, onder B, komt te luiden:
LE
In bijlage XIII wordt «nieuw Milligen» vervangen door «Nieuw Milligen» en wordt «Uddel» vervangen door «Apeldoorn».
LF
Na bijlage XIII worden twee bijlagen ingevoegd, luidende:
LG
Bijlage XIV komt te luiden:
LH
Bijlage XV wordt als volgt gewijzigd:
LI
Na bijlage XV wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
LJ
Bijlage XVI komt te luiden:
LK
Bijlage XVII wordt als volgt gewijzigd:
LL
Bijlage XVIII komt te luiden:
LM
Na bijlage XVIII wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
LN
Bijlage XIX wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.1a (grondslag)
Dit besluit berust op de artikelen 1.5, tweede lid, 2.11, tweede lid, 2.14, 2.15, eerste lid, 2.24, eerste lid, 2.39, vierde lid, 2.41, tweede lid, 3.10, tweede lid, 5.18, eerste lid, 5.31, eerste lid, 5.34, tweede lid, 5.38, derde lid, 5.40, eerste en tweede lid, 5.42, eerste en derde lid, 16.139, eerste lid, 20.1, derde lid, 20.2, eerste, vierde en vijfde lid, 20.6, eerste lid, 20.8, eerste lid, 20.10, eerste lid, 20.14, derde en vierde lid, en 20.16, eerste lid, van de wet.
Artikel 1.2 (exclusieve economische zone)
De artikelen 1.1, 2.8a, 2.8b, 3.1, 3.15, 4.1, onder b, onder 3°, 4.2a en 4.8 tot en met 4.10, afdeling 4.4, hoofdstuk 8, met uitzondering van de afdelingen 8.1 en 8.3 en artikel 8.17, en de artikelen 10.11b, 10.16 en 10.37 zijn ook van toepassing op de exclusieve economische zone.
Artikel 2.0 (onderbouwing omgevingswaarden gemeente of provincie)
Artikel 2.0a (omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen)
Voor de veiligheid van primaire waterkeringen gelden de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 2.0c.
Artikel 2.0b (toepassingsbereik omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen)
De omgevingswaarden voor de veiligheid van primaire waterkeringen gelden voor een dijktraject als bedoeld in bijlage II, onder A, waarvan de locatie bij ministeriële regeling is begrensd.
Artikel 2.0c (omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen per dijktraject)
Artikel 2.0d (termijn en aard omgevingswaarde veiligheid primaire waterkeringen)
Artikel 2.0e (uitzonderingsmogelijkheid omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen niet in beheer bij het Rijk)
Artikel 2.0f (uitzonderingsmogelijkheid omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Artikel 2.0g (omgevingswaarden veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Voor de veiligheid van andere dan primaire waterkeringen, als het gaat om waterkeringen die in beheer zijn bij het Rijk, genoemd in bijlage II, onder 2, onder B, bij het Omgevingsbesluit, gelden de omgevingswaarden, bedoeld in artikel 2.0i.
Artikel 2.0h (toepassingsbereik omgevingswaarden veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
De omgevingswaarden voor de veiligheid van andere dan primaire waterkeringen, voor zover die in beheer zijn bij het Rijk, gelden voor:
Artikel 2.0i (omgevingswaarden veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Artikel 2.0j (termijn en aard omgevingswaarde veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Artikel 2.0k (uitzonderingsmogelijkheid omgevingswaarden veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Artikel 2.1 (omgevingswaarden luchtkwaliteit)
Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.8a.
Artikel 2.1a (omgevingswaarden richtlijn luchtkwaliteit en richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht)
Artikel 2.8a (omgevingswaarden nec-richtlijn)
Artikel 2.8b (uitzonderingsmogelijkheden omgevingswaarden)
Artikel 3.2 (aanwijzing zwemlocaties)
Gedeputeerde staten wijzen jaarlijks, in overeenstemming met de beheerders van de oppervlaktewaterlichamen, uit de locaties waar naar hun oordeel door een groot aantal personen wordt gezwommen de zwemlocaties aan. Zij betrekken bij het aanwijzen van zwemlocaties:
Artikel 4.2a (eisen aan nationaal nec-programma)
Het nationaal nec-programma bevat de gegevens en maatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de nec-richtlijn in overeenstemming met bijlage III bij die richtlijn.
Artikel 4.4a (goed ecologisch potentieel in regionaal waterprogramma)
Als in een regionaal waterprogramma voor een op grond van artikel 4.4, tweede lid, onder a, aangewezen kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam, een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid wordt vastgesteld, gebeurt dat, gegeven de fysische omstandigheden die voortvloeien uit de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het krw-oppervlaktewaterlichaam:
Artikel 4.10a (goed ecologisch potentieel in nationaal waterprogramma)
Als in het nationale waterprogramma voor een op grond van artikel 4.10, tweede lid, onder a, aangewezen kunstmatig of sterk veranderd krw-oppervlaktewaterlichaam een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid wordt vastgesteld, gebeurt dat, gegeven de fysische omstandigheden die voortvloeien uit de kunstmatige of sterk veranderde kenmerken van het krw-oppervlaktewaterlichaam:
Artikel 4.13 (omgevingswaarden en goed ecologisch potentieel krw-oppervlaktewaterlichaam en waterprogramma’s)
Artikel 4.15 (geen achteruitgang toestand)
Artikel 4.20 (omgevingswaarden water onttrokken op een waterwinlocatie in een krw-oppervlaktewaterlichaam en waterprogramma’s)
Tenzij een uitzonderingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.17, tweede tot en met vijfde lid, of 2.18, van toepassing is, wordt met de uitvoering van een waterbeheerprogramma, een regionaal waterprogramma en het nationale waterprogramma vooor elk van de daarin op grond van artikel 4.4, tweede lid, aanhef en onder c, of 4.10, tweede lid, aanhef en onder b, aangewezen waterwinlocaties gelegen in een krw-oppervlaktewaterlichaam voldaan aan de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.15, eerste lid.
Artikel 5.1a (dienstenrichtlijn)
Een omgevingsplan voldoet aan artikel 14, aanhef en onder 5, van Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376).
Artikel 5.1b (begripsbepaling)
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder woonschip verstaan: drijvend bouwwerk met een woonfunctie op een locatie die in het omgevingsplan is aangewezen als een ligplaats voor een woonschip.
Artikel 5.3a (eerbiedigende werking)
Artikel 5.7 (plaatsgebonden risico: kwetsbare gebouwen en locaties en zeer kwetsbare gebouwen)
Artikel 5.9 (plaatsgebonden risico: tot waar afstanden gelden)
Artikel 5.11a (plaatsgebonden risico: beperkt kwetsbare gebouwen en locaties, uitzonderingen basisnet)
Artikel 5.15a (eerbiedigende werking)
Artikel 5.15 is niet van toepassing:
Artikel 5.20 (vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik)
Deze paragraaf is ook van toepassing op het op een locatie toelaten van het opslaan, herverpakken of bewerken van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bedoeld in artikel 3.30 van het Besluit activiteiten leefomgeving, in verband met het externe veiligheidsrisico voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties die zijn toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Artikel 5.23 (explosieaandachtsgebieden vuurwerk)
Explosieaandachtsgebieden vuurwerk om een activiteit als bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn de locaties die worden begrensd door de afstanden, bedoeld in bijlage VIII, onder A en B.
Artikel 5.36 (eerbiedigende werking)
De bepalingen in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4 en 5.1.3.5 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten:
Artikel 5.55 (toepassingsbereik)
Artikel 5.79 (toepassingsbereik)
Artikel 5.86 (verhouding met aanvaardbaarheid)
Artikel 5.87 (standaardwaarden continue trillingen)
Artikel 5.87a (standaardwaarden herhaald voorkomende trillingen)
Artikel 5.89 (afwijken van standaardwaarde en grenswaarde)
Als zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen, kan een omgevingsplan hogere waarden bevatten dan:
Artikel 5.89a (toepassingsbereik)
Artikel 5.89b (slagschaduwgevoelige gebouwen)
Artikel 5.89c (rekening houden met en aanvaardbaarheid)
Artikel 5.89d (functionele binding)
Als een omgevingsplan regels bevat over de slagschaduw door een windturbine, bepaalt het omgevingsplan dat die regels niet van toepassing zijn op de slagschaduw in verblijfsruimten van een slagschaduwgevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met die windturbine.
Artikel 5.89e (voormalige functionele binding)
Als een omgevingsplan regels bevat over de slagschaduw door een windturbine bij een activiteit:
kan het omgevingsplan bepalen dat die regels niet van toepassing zijn op de slagschaduw door die windturbine in verblijfsruimten van een slagschaduwgevoelig gebouw dat eerder functioneel verbonden was met die activiteit of die windturbine.
Artikel 5.89f (aanvaardbare slagschaduw)
Artikel 5.96 (voormalige functionele binding)
Artikel 5.104 (begripsbepalingen)
Voor de toepassing van deze subparagraaf wordt verstaan onder:
Artikel 5.106 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – verhouding met aanvaardbaarheid en eerbiedigende werking bij afstand gevel dierenverblijf tot geurgevoelig gebouw)
Artikel 5.106a (geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor – verhouding met aanvaardbaarheid en eerbiedigende werking)
Artikel 5.109 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – standaardwaarde en grenswaarde)
Artikel 5.109a (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – eerbiedigende werking bij waarde)
Artikel 5.110 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor – afstand tot geurgevoelig gebouw met functionele binding of geen functionele binding meer op of na 19 maart 2000)
De artikelen 5.109, eerste en tweede lid, en 5.109a zijn niet van toepassing als in een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor toelaat, voor een locatie ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.110, in acht wordt genomen tot de volgende geurgevoelige gebouwen:
Artikel 5.111 (geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor - afstand tot ruimte-voor-ruimtewoning)
De artikelen 5.109, eerste en tweede lid, en 5.109a zijn niet van toepassing als in een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor toelaat, voor een locatie ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.111, in acht wordt genomen tot de volgende geurgevoelige gebouwen:
Artikel 5.112 (geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor – afstand en ondergrens afstand tot geurgevoelig gebouw)
Artikel 5.115 (geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor – afstand tot ruimte-voor-ruimtewoning)
In afwijking van artikel 5.112 wordt in een omgevingsplan dat het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor toelaat, ten minste de afstand, bedoeld in tabel 5.115, in acht genomen tot de volgende geurgevoelige gebouwen:
Artikel 5.120 (geur opslaan van vaste mest, champost en dikke fractie – afstand)
Artikel 5.121 (geur opslaan van gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong – afstand)
Artikel 5.122 (geur opslaan kuilvoer en vaste bijvoedermiddelen – afstand)
Artikel 5.123 (geur opslaan drijfmest, digestaat en dunne fractie – afstand)
Artikel 5.124 (geur voorziening biologisch behandelen dierlijke meststoffen voor of na vergisten – afstand)
Artikel 5.125 (geur composteren of opslaan van groenafval – afstand)
Artikel 5.126 (eerbiedigende werking)
Artikel 5.128 (eerbiedigende werking)
De bepalingen in de paragrafen 5.1.5.2 en 5.1.5.3 zijn niet van toepassing voor zover activiteiten:
Artikel 5.129a (aanwijzing PKB-Waddenzee en Waddengebied)
Artikel 5.129b (landschappelijke kernkwaliteiten en kenmerkend cultureel erfgoed)
Artikel 5.129c (activiteiten met mogelijk significant nadelige gevolgen)
Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op het Waddengebied, laat het omgevingsplan geen activiteiten toe die afzonderlijk of in combinatie met andere activiteiten significant nadelige gevolgen kunnen hebben voor de landschappelijke kernkwaliteiten van de PKB-Waddenzee of het cultureel erfgoed van de PKB-Waddenzee, tenzij:
Artikel 5.129d (niet toegelaten activiteiten)
Artikel 5.129e (mijnbouwactiviteiten)
Artikel 5.129f (overige toegelaten activiteiten)
Artikel 5.129g (zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand)
Artikel 5.149 (eerbiedigende werking)
Artikel 5.161a (geen belemmeringen communicatie-, navigatie- en randapparatuur burgerluchtvaart)
Artikel 5.161b (behoud landelijke fiets- en wandelroutes)
Voor zover een omgevingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen die de landelijke fiets- en wandelroutes, genoemd in bijlage XVI, kunnen doorsnijden, wordt het belang van de instandhouding van deze fiets- en wandelroutes bij het omgevingsplan betrokken.
Artikel 5.166 (ontheffing instructieregels omgevingsplan)
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, kan op verzoek van het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.5.2, 5.1.5.3, met uitzondering van de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4, 5.1.6.5 en 5.1.7 en artikel 5.163.
Artikel 5.167 (ontheffing blijft geldig)
Artikel 6.2 (beoordelingsregels activiteit met gevolgen voor waterlichaam)
Artikel 7.1 (algemeen)
Afdeling 5.1 is van overeenkomstige toepassing op een omgevingsverordening, voor zover die regels als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, van de wet bevat.
Artikel 7.12 (beoordelingsregels activiteit met gevolgen voor waterlichaam)
Artikel 7.15 (ontheffing instructieregels omgevingsverordening)
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, kan op verzoek van gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de regels in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.5.2, 5.1.5.3, met uitzondering van de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4, 5.1.6.5 en 5.1.7 en artikel 7.9.
Artikel 8.0 (toepassingsbereik en oogmerk)
Deze afdeling is van toepassing op omgevingsplanactiviteiten die niet vergunningvrij zijn op grond van artikel 2.15f van het Besluit bouwwerken leefomgeving en is opgenomen met het oog op de doelen van de wet.
Artikel 8.0a (beoordelingsregels omgevingsplanactiviteit algemeen)
Artikel 8.0b (doorwerking instructieregels, instructies, voorbereidingsbesluiten en projectbesluiten – buitenplanse omgevingsplanactiviteit, niet van provinciaal of nationaal belang)
Artikel 8.0c (doorwerking instructieregels, instructies, voorbereidingsbesluiten en projectbesluiten – buitenplanse omgevingsplanactiviteit van provinciaal belang)
Artikel 8.0d (doorwerking instructieregels, instructies en voorbereidingsbesluiten – buitenplanse omgevingsplanactiviteit van nationaal belang)
Artikel 8.0e (doorwerking maatwerkregel – buitenplanse omgevingsplanactiviteit)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een maatwerkregel in het omgevingsplan, wordt bij de beoordeling of wordt voldaan aan artikel 8.0a, tweede lid, rekening gehouden met de regels die gelden voor het stellen van die maatwerkregel.
Artikel 8.3 (afbakening maatwerk)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot:
Artikel 8.3a (toepassingsbereik en oogmerk)
Deze afdeling is van toepassing op vergunningplichtige bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.15d van het Besluit bouwwerken leefomgeving en is opgenomen met het oog op het waarborgen van de veiligheid, het beschermen van de gezondheid en duurzaamheid en bruikbaarheid.
Artikel 8.3b (beoordelingsregels bouwactiviteit)
Artikel 8.3c (voorschriften over uitgestelde aanvraagvereisten)
Artikel 8.3d (afbakening maatwerk)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit, zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 4.5, 4.6, 7.5 en 7.23 van het Besluit bouwwerken leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.3e (verdere beperking voorschriften bouwactiviteit)
Tenzij het gaat om een voorschrift als bedoeld in artikel 8.3c of om een voorschrift dat op grond van artikel 8.3d aan een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit kan worden verbonden, kunnen alleen voorschriften van administratieve aard aan de omgevingsvergunning worden verbonden.
Artikel 8.5 (beoordelingsregels mijnbouwlocatieactiviteit)
Artikel 8.6 (afbakening maatwerk)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een mijnbouwlocatieactiviteit in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, zijn op het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning de artikelen 6.56f en 7.47 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.10a (bepalen maatregelen in verband met ongevallen)
Artikel 8.12 (beoordelingsregels activiteit externe veiligheidsrisico’s)
Artikel 8.21 (beoordelingsregels milieubelastende activiteit ammoniak en veehouderij)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens, bedoeld in artikel 3.201 van het Besluit activiteiten leefomgeving, of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie, bedoeld in artikel 3.202 van dat besluit, voor zover die activiteit wordt verricht in een dierenverblijf, wordt bij de beoordeling van de aanvraag alleen rekening gehouden met de gevolgen van de emissie van ammoniak door dat dierenverblijf op voor verzuring gevoelige gebieden die gevoelig zijn voor de effecten van ammoniak als daarover regels als bedoeld in artikel 5.19, eerste lid, van de wet zijn gesteld in de omgevingsverordening.
Art. 8.25a (beoordelingsregels milieubelastende activiteit stortplaatsen voor alleen baggerspecie op land)
Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie of een andere milieubelastende installatie voor het storten van afvalstoffen, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, onder a of b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover alleen baggerspecie wordt gestort en de installatie niet is gelegen in een oppervlaktewaterlichaam, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:
Artikel 8.36 (voorschriften afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het verwijderen of het nuttig toepassen van afvalstoffen in een afvalverbrandingsinstallatie of afvalmeeverbrandingsinstallatie, bedoeld in artikel 3.88 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden voorschriften verbonden over de temperatuur en het debiet van het geloosde afvalwater.
Artikel 8.41 (voorschriften milieubelastende activiteit geluid – windturbines en windparken)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het opwekken van elektriciteit met een windturbine met een rotordiameter van meer dan 2 m, voor zover het gaat om een windpark met 3 of meer windturbines, bedoeld in artikel 3.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden alleen voorschriften verbonden die inhouden dat het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen lager moet zijn dan 47 dB Lden en 41 dB Lnight, als dat is aangewezen gelet op:
Artikel 8.42 (voorschriften milieubelastende activiteit geluid – militaire schietbanen en militaire springterreinen)
Artikel 8.43 (voorschriften milieubelastende activiteit geluid – militaire terreinen)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een militaire zeehaven, het exploiteren van een militaire luchthaven of het opslaan en bewerken of het gebruiken van ontplofbare stoffen of voorwerpen van ADR-klasse 1 door de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht, bedoeld in de artikelen 3.324, 3.327, 3.332 en 3.335, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geen voorschriften verbonden die inhouden dat het geluid door die activiteit op geluidgevoelige gebouwen lager moet zijn dan de standaardwaarden, bedoeld in artikel 5.65, eerste lid, aanhef en onder a, tweede, derde of vierde lid.
Artikel 8.44 (toepassingsbereik voorschriften bodembescherming stortplaatsen)
Deze paragraaf is van toepassing op een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, anders dan:
Artikel 8.47 (voorschriften in verband met grondwaterstand)
Artikel 8.55 (voorschriften over controlesysteem grondwater)
Artikel 8.56 (voorschriften over oppervlaktewaterlichamen)
Artikel 8.57 (voorschriften over naleving, onderzoek en rapportage)
Artikel 8.57a (voorschriften urgentieplan op hoofdlijnen)
Artikel 8.57b (voorschriften over wanneer interventiepunten worden bereikt)
Artikel 8.59 (voorschriften over inspectie en keuring)
Artikel 8.59a (monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse van de monsters van het grondwater, het percolaat en het oppervlaktewater plaatsvinden volgens de actuele stand van de techniek.
Artikel 8.62 (geldingsduur voorschriften)
Aan een omgevingsvergunning die betrekking heeft op het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, waar op of na 1 september 1996 afvalstoffen worden gestort, worden voorschriften verbonden die inhouden dat de voorschriften die op grond van de artikelen 8.48, vierde lid, 8.49, 8.57 tot en met 8.75b, 8.59, 8.59a en 8.60 van dit besluit aan de omgevingsvergunning zijn verbonden, nadat de omgevingsvergunning haar geldigheid heeft verloren, nog van kracht blijven totdat de stortplaat op grond van artikel 8.47 van de Wet milieubeheer gesloten is verklaard.
Artikel 8.62a (toepassingsbereik voorschriften bodembescherming stortplaatsen voor alleen baggerspecie op land)
Artikel 8.62b (voorschriften over vakbekwaamheid en opleiding)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden over de vakbekwaamheid en de opleiding van degene die de stortplaats exploiteert en de op de stortplaats werkzame personen.
Artikel 8.62c (voorschriften over voorkomen overschrijding standaardwaarden voor grondwater)
Artikel 8.62d (voorschriften over geohydrologische isolatiesystemen)
Artikel 8.62e (voorschriften over afdeklaag)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat na het beëindigen van de stortwerkzaamheden zo nodig een afdeklaag met een dikte van ten minste 1 m wordt aangebracht op de gestorte baggerspecie.
Artikel 8.62f (voorschriften over baggerspecie)
Artikel 8.62g (voorschriften over controlesysteem oppervlaktewater en grondwater)
Artikel 8.62h (voorschriften over controle oppervlaktewater)
Artikel 8.62i (voorschriften over controle grondwater)
Artikel 8.62j (voorschriften over starten stort baggerspecie)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat geen baggerspecie wordt gestort voordat:
Artikel 8.62k (voorschriften over urgentieplan op hoofdlijnen)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat een urgentieplan op hoofdlijnen wordt opgesteld waarin wordt aangegeven welke maatregelen moeten worden getroffen als een interventiepunt wordt bereikt.
Artikel 8.62l (voorschriften over wanneer interventiepunten worden bereikt)
Artikel 8.62m (voorschriften over bereiken interventiepunten en uitgewerkt urgentieplan)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat als een voor de stortplaats bepaald interventiepunt wordt bereikt:
Artikel 8.62n (voorschriften over rapportage)
Artikel 8.62o (voorschriften over monsterneming en analyse)
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die inhouden dat monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse van de monsters van het grondwater en het oppervlaktewater plaatsvinden volgens de actuele stand van de techniek.
Artikel 8.74 (afbakening maatwerk)
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning zijn de artikelen 2.23, 4.8, 4.31, 4.35, 4.37, 4.46, 4.56, 4.59, 4.65, 4.74, 4.106, 4.442, 4.451, 4.506, 4.609, 4.612, 4.1077, 4.1083, 4.1296, 4.1341, 5.7l, 5.14 en 5.16 van het Besluit activiteiten leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.75 (toepassingsbereik en oogmerk)
Deze afdeling is van toepassing op ontgrondingsactiviteiten die niet zijn aangewezen als vergunningvrije activiteiten in paragraaf 6.2.2 of 7.2.2 of afdeling 16.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving en is opgenomen met het oog op de doelen van de wet.
Artikel 8.84 (beoordelingsregels wateractiviteit)
Artikel 8.96 (afbakening maatwerk)
Artikel 8.97a (plicht tot wijziging voorschriften of intrekken omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit wegens strijd met instructieregels of instructies zonder eerbiedigende werking)
Artikel 8.97b (plicht tot wijziging voorschriften of intrekken omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit van provinciaal belang wegens strijd met instructieregels of instructies zonder eerbiedigende werking)
Artikel 8.97c (plicht tot wijziging voorschriften of intrekken omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit van nationaal belang wegens strijd met instructieregels of instructies zonder eerbiedigende werking)
Artikel 8.100 (specifieke gronden – plicht tot intrekking omgevingsvergunning milieubelastende activiteit en lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk)
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk in als:
Artikel 9.1 (instructieregels projectbesluit)
Artikel 9.3a (afwijken van regels in waterschapsverordening of omgevingsverordening)
Artikel 9.4 (ontheffing instructieregels projectbesluit)
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, in voorkomend geval in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, kan op verzoek van het dagelijks bestuur van een waterschap of gedeputeerde staten ontheffing verlenen van de regels in de paragrafen 5.1.3.2, 5.1.3.3, 5.1.3.4, 5.1.3.5, 5.1.5.2, 5.1.5.3, met uitzondering van de artikelen 5.129d, eerste lid, onder a en g, en 5.129e, eerste en tweede lid, de paragrafen 5.1.6.2, 5.1.6.3, 5.1.6.4, 5.1.6.5 en 5.1.7.
Artikel 10.1 (verantwoordelijkheid gegevensverzameling externe veiligheidsrisico’s)
De volgende bestuursorganen verzamelen gegevens over externe veiligheidsrisico’s:
Artikel 10.2 (gegevensverzameling externe veiligheidsrisico’s algemeen)
De bestuursorganen, bedoeld in artikel 10.1, verzamelen de volgende gegevens:
Artikel 10.3 (gegevensverzameling milieubelastende activiteit, anders dan mijnbouw, basisnet en buisleidingen met gevaarlijke stoffen)
Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 10.1, onder a, verzamelt de volgende gegevens:
Artikel 10.4 (gegevensverzameling mijnbouw)
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat verzamelt de volgende gegevens als het gaat om het exploiteren van een mijnbouwwerk als bedoeld in bijlage VII, onder E, onder 11:
Artikel 10.5 (gegevensverzameling basisnet, buisleidingen met gevaarlijke stoffen, militaire objecten en nucleaire installaties)
Artikel 10.7 (gegevensverzameling wegen, anders dan het basisnet)
Het college van burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verzamelen gegevens over externe veiligheidsrisico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, over wegen in beheer bij de gemeente, het waterschap respectievelijk de provincie, als het gaat om wegen die niet behoren tot het basisnet en als het plaatsgebonden risico op de as van de weg hoger is dan 1 op de 1.000.000 per jaar.
Artikel 10.8a (monitoring omgevingswaarden veiligheid primaire waterkeringen)
Artikel 10.8b (monitoring omgevingswaarden veiligheid andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk)
Artikel 10.8c (monitoring andere parameters voor signalering over de veiligheid primaire waterkeringen)
Artikel 10.8d (gegevensverzameling voldoen legger grote rivieren)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelt gegevens over de mate waarin wordt voldaan aan de voor de grote rivieren opgestelde legger.
Artikel 10.8e (gegevensverzameling kustlijn)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelt gegevens over de ligging van de kustlijn.
Artikel 10.9a (verslag veiligheid primaire waterkeringen)
Artikel 10.9b (verslag legger grote rivieren)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt elke twaalf jaar een verslag op over de gegevens, bedoeld in artikel 10.8d.
Artikel 10.10a (kaarten basiskustlijn)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt kaarten van de kustlijn, bedoeld in artikel 20.17, eerste lid, onder b, van de wet, vast, waarop die lijn is verbeeld.
Artikel 10.11a (uitzondering monitoring omgevingswaarden richtlijn luchtkwaliteit)
De beoordeling of aan de omgevingswaarden voor de kwaliteit van de buitenlucht, bedoeld in de artikelen 2.3 tot en met 2.7, wordt voldaan, vindt niet plaats op:
Artikel 10.11b (monitoring omgevingswaarden nec-richtlijn)
Artikel 10.13 (monitoring andere parameters luchtkwaliteit)
Artikel 10.14 (register richtlijn middelgrote stookinstallaties)
Artikel 10.14a (monitoring andere parameters waterkwaliteit)
Door monitoring worden bewaakt:
Artikel 10.14b (vaststelling monitoringsprogramma kaderrichtlijn water met methode monitoring)
Artikel 10.14c (nadere eisen methode van monitoring in monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Artikel 10.14d (vaststelling en indeling toestandsklasse in monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Artikel 10.14e (eisen gegevensverstrekking in monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Het monitoringsprogramma bevat eisen aan de verstrekking van de monitoringsresultaten en de beoordeling daarvan door het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 10.14f (toetsing monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Het monitoringsprogramma wordt getoetst en zo nodig bijgesteld als niet wordt voldaan aan een omgevingswaarde als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, of 2.15, eerste lid, of als een goed ecologisch potentieel als bedoeld in artikel 2.12 of een doelstelling als bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, 4.17, eerste lid, 4.19 of 4.21 niet wordt bereikt.
Artikel 10.14g (uitvoering monitoring monitoringsprogramma kaderrichtlijn water)
Artikel 10.15a (gegevensverzameling opstellen stroomgebiedsbeheerplannen)
Het dagelijks bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelen de benodigde gegevens voor het opstellen van stroomgebiedsbeheerplannen, bedoeld in artikel 4.6, voor de watersystemen die bij hen in beheer zijn.
Artikel 10.15b (gegevensverzameling analyses en beoordeling artikel 5 van de kaderrichtlijn water)
Artikel 10.15c (gegevensverzameling voortgang uitvoering maatregelen)
Het dagelijks bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzamelen gegevens over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, 4.4, derde lid, aanhef en onder a, 4.10, derde lid, aanhef en onder a, en 6.1, voor de watersystemen die bij hen in beheer zijn.
Artikel 10.18a (verslag andere parameters waterkwaliteit)
Het dagelijks bestuur van een waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stellen een verslag op over de resultaten van de monitoring van de andere parameters voor waterkwaliteit, bedoeld in artikel 10.14a.
Artikel 10.21 (monitoring andere parameters zwemlocaties)
Artikel 10.23 (gegevensverzameling voor geluidbelastingkaarten)
Artikel 12.1 (tijdelijke instructieregel geluid windturbines en windparken)
Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip bevat het omgevingsplan voor een windturbine of windpark geen lagere waarden in verband met cumulatie met het geluid van een windturbine die of een windpark dat behoort tot een samenstel van activiteiten waarvoor tot 1 januari 2011 een vergunning in werking en onherroepelijk was of een melding was gedaan.
Artikel 12.14 (toepassingsbereik en geldingsduur)
Artikel 12.15 (functionele binding, voormalige functionele binding en bebouwingscontour)
Artikel 12.16 (verhouding met aanvaardbaarheid en eerbiedigende werking)
Artikel 12.17 (vanaf waar afstanden gelden)
Artikel 5.107 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12.18 (afstand en ondergrens afstand tot geurgevoelig gebouw)
Artikel 12.19 (afstand en ondergrens afstand tot geurgevoelig gebouw met functionele binding of geen functionele binding meer op of na 19 maart 2000)
Artikel 12.20 (afstand tot ruimte-voor-ruimtewoning)
Artikel 5.115 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12.21 (afstand gevel dierenverblijf tot geurgevoelig gebouw)
Artikel 5.116 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12.22 (flexibiliteit – afwijken van ondergrens afstand)
Artikel 5.117, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12.23 (van overeenkomstige toepassing verklaring)
Artikel 12.24 (toepassingsbereik)
Artikel 12.25 (aanwijzing geluidzones en obstakelbeheergebieden militaire luchtvaartterreinen)
Artikel 12.26 (ruimtelijke beperkingen geluidzones en obstakelbeheergebieden militaire luchtvaartterreinen)
Artikel 12.27 (overgangsfase afdeling 5.2)
Uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit geeft het bevoegd gezag uitvoering aan artikel 5.164.
Artikel 12.28 (tijdelijke beoordelingsregels ontgrondingsactiviteit)
Artikel 8.76, tweede lid, onder c, is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit als:
Artikel 12.29 (verplichting intrekken vergunning omgevingsplanactiviteit)
De verplichting op grond van artikel 8.97a, tweede lid, van dit besluit geldt niet tot het bij koninklijk besluit bepaalde tijdstip, bedoeld in artikel 22.5, tweede lid, van de wet, tenzij sprake is van een regel of een instructie waarin een termijn is gesteld als bedoeld in artikel 8.97a, derde lid, van dit besluit.
Artikel 12.30 (verplichting intrekken vergunning omgevingsplanactiviteit van provinciaal belang)
De verplichting op grond van artikel 8.97b, tweede lid, van dit besluit geldt niet tot het bij koninklijk besluit bepaalde tijdstip, bedoeld in artikel 22.5, tweede lid, van de wet, tenzij sprake is van een regel of een instructie waarin een termijn is gesteld als bedoeld in artikel 8.97b, derde lid, van dit besluit.
Artikel 12.31 (verplichting intrekken vergunning omgevingsplanactiviteit van nationaal belang)
De verplichting op grond van artikel 8.97c, tweede lid, van dit besluit geldt niet tot het bij koninklijk besluit bepaalde tijdstip, bedoeld in artikel 22.5, tweede lid, van de wet, tenzij sprake is van een regel of een instructie waarin een termijn is gesteld als bedoeld in artikel 8.97c, derde lid, van dit besluit.
Artikel 4.1 Omgevingsbesluit
Het Omgevingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt «bij dit besluit» en wordt «begrippen en definities» vervangen door «begripsbepalingen».
B
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.1a (grondslag)
1.
Dit besluit berust op de artikelen 1.5, tweede lid, 1.7a, tweede lid, 2.7, 2.20, eerste lid, 2.21a, tweede lid, 5.7, tweede lid, 5.9, 5.10, eerste en derde lid, 5.11, eerste lid, 5.12, tweede en derde lid, 5.13, eerste lid, 5.16, tweede lid, 5.36, vierde lid, 5.44b, tweede lid, 5.47, tweede en vijfde lid, 5.52, tweede en derde lid, 12.1, eerste, vierde en vijfde lid, 12.5, derde lid, 12.6, vierde lid, 12.8, tweede lid, 12.9, tweede lid, 13.3a, eerste lid, 13.3d, 13.4a, vijfde lid, 13.4b, vierde lid, 13.5, eerste, tweede en derde lid, 15.7, vierde lid, 15.8, vierde lid, 16.1, 16.7, tweede lid, 16.15, eerste lid, 16.16, eerste lid, 16.17, eerste lid, 16.20, tweede lid, 16.24, 16.36, zesde lid, 16.39, tweede lid, 16.42, 16.42a, 16.43, eerste lid, 16.44, vierde lid, 16.45, derde lid, 16.46, derde lid, 16.47, tweede lid, 16.52, eerste lid, 16.53a, 16.55, eerste lid, 16.65, eerste lid, 16.88, eerste lid, 17.3, 17.5, derde lid, 17.6, 18.2, vierde en zesde lid, 18.3, 18.19, eerste lid, 18.22, 18.25, tweede en derde lid, 19.12, vierde lid, 20.6, eerste lid, 20.8, eerste lid, 20.13, eerste lid, 20.14, vierde en vijfde lid, 20.21, derde lid, 20.22, eerste lid, 20.24, eerste lid, 20.25, eerste lid, en 20.26, eerste lid, van de wet;2.
Dit besluit berust ook op:- de artikelen 6, eerste en derde lid, 7, eerste lid, 27, vijfde lid, 28a, eerste en zevende lid, 28b, 33, tweede en derde lid, en 34, vierde, vijfde, zesde, zevende en negende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;
- artikel 19.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer; en
- de artikelen 61, tweede lid, en 64, zesde lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
C
In artikel 1.2 wordt na «is» ingevoegd «ook».
D
Artikel 1.3 komt te luiden:
Artikel 1.3 (aanwijzing verboden activiteiten met aanzienlijke nadelige gevolgen)
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 1.7a, eerste lid, van de wet, om een activiteit te verrichten of na te laten als door het verrichten of nalaten daarvan aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving ontstaan of dreigen te ontstaan, geldt voor de volgende activiteiten en nadelige gevolgen:- direct of indirect stoffen, trillingen, warmte of geluid in water, bodem of lucht brengen, waardoor aanzienlijke schade aan de kwaliteit van water, bodem of lucht of aan landschappen, natuur of cultureel erfgoed ontstaat of dreigt te ontstaan;
- het met het oog op het gebruik van de bodem in of op de bodem brengen van stoffen of activiteiten die erosie, verdichting of verzilting tot gevolg hebben, als dat leidt tot aantasting of dreigende aantasting van de bodem; en
- het verwaarlozen van een beschermd landschap, beschermde natuur of beschermd cultureel erfgoed, als dat aanzienlijke nadelige gevolgen heeft of dreigt te hebben voor de beschermde waarden.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder c, wordt onder beschermd verstaan: beschermd bij wettelijk voorschrift of besluit op grond van de wet of een andere wet.E
Hoofdstuk 2 komt te luiden:
F
Afdeling 3.2 komt te luiden:
G
In artikel 4.1, eerste lid, onder a, wordt de komma aan het slot vervangen door «; en».
H
In artikel 4.2, tweede lid, wordt «als bedoeld in het eerste lid, en» vervangen door «als bedoeld in het eerste lid en».
I
In artikel 4.4, tweede lid, onder a, wordt «een ippc-installatie als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving of een Seveso-inrichting als bedoeld in dat besluit» vervangen door «een ippc-installatie of een Seveso-inrichting».
J
Na artikel 4.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.4a (aanvullende aanwijzing bevoegd gezag meervoudige aanvraag zonder magneetactiviteiten)
1.
Dit artikel is alleen van toepassing als op grond van de artikelen 4.2, 4.3 en 4.4 nog geen bevoegd gezag is aangewezen.2.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beslist op een meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag betrekking heeft op een combinatie van activiteiten die bestaat uit:- een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid; en
- een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid.
K
In het opschrift van paragraaf 4.1.3 wordt «activiteiten, anders dan wateractiviteiten» vervangen door «activiteiten anders dan wateractiviteiten».
L
Artikel 4.6 wordt als volgt gewijzigd:
M
Artikel 4.7 komt te luiden:
Artikel 4.7 (bevoegd gezag vervoerregio enkel- en meervoudige aanvraag)
Als op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 een gebied is aangewezen, beslist het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in dat artikellid, op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een lokale spoorweg in dat gebied.N
In artikel 4.8, eerste en tweede lid, wordt «afwijkactiviteiten» vervangen door «omgevingsplanactiviteiten».
O
Artikel 4.10 wordt als volgt gewijzigd:
- het eerste lid, onder a, tenzij het gaat om het aanleggen of het exploiteren van een mijnbouwwerk voor het opsporen of winnen van aardwarmte;.
P
Artikel 4.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- een milieubelastende activiteit waarbij nationale veiligheidsbelangen zijn betrokken als bedoeld in:
- artikel 3.247 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- artikel 3.324, eerste lid, 3.327, 3.332 of 3.335, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving; of
- elke andere bepaling uit hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving waarin een vergunningplichtige milieubelastende activiteit is aangewezen, als die activiteit geheel of in hoofdzaak plaatsvindt op:
- een locatie als bedoeld in artikel 5.28, onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving; of
- een militair terrein of een terrein met een militair object als bedoeld in artikel 5.150, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;.
Q
Artikel 4.13 komt te luiden:
Artikel 4.13 (bevoegd gezag Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap enkel- en meervoudige aanvraag)
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beslist op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch monument.R
Artikel 4.14 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Gedeputeerde staten beslissen op een meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een combinatie van activiteiten die bestaat uit:- een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid; en
- een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 4.7.
S
Artikel 4.16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.321, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, tenzij het gaat om het aanleggen of het exploiteren van een mijnbouwwerk voor het opsporen of winnen van aardwarmte;.
T
Het opschrift van afdeling 4.2 komt te luiden:
U
Artikel 4.18 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Een op grond van deze afdeling uitgebracht advies richt zich tot het bevoegd gezag en zijn te nemen beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift of het verzoek om instemming. In plaats daarvan kan het advies zich ook richten tot een bestuursorgaan dat zelf adviseur is voor zover dat in deze afdeling is bepaald.V
In artikel 4.20, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder a, wordt «afwijkactiviteit» vervangen door «omgevingsplanactiviteit».
W
De artikelen 4.21 en 4.22 komen te luiden:
Artikel 4.21 (advies door gemeenteraad)
1.
De gemeenteraad is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een door hem aangewezen geval van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is.2.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een aangewezen geval als bedoeld in het eerste lid, maar de voorgenomen beslissing op de aanvraag instemming van het college behoeft, is de gemeenteraad adviseur voor het verzoek om instemming.Artikel 4.22 (advies door gemeentelijke adviescommissie)
1.
De commissie, bedoeld in artikel 17.9 van de wet, is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is voor zover de aanvraag betrekking heeft op:- een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument; of
- een andere activiteit, als het gaat om een door de gemeenteraad aangewezen geval of als het college van burgemeester en wethouders daartoe aanleiding ziet.
2.
Als het college van burgemeester en wethouders geen bevoegd gezag is voor de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid, maar adviseur, is de commissie ook adviseur en richt het advies van de commissie zich tot het college in plaats van tot het bevoegd gezag.X
In het opschrift, de aanhef en onderdeel b van artikel 4.23 wordt «afwijkactiviteit» vervangen door «omgevingsplanactiviteit».
Y
In artikel 4.24, eerste lid, onder e, wordt «artikel 3.19, eerste lid, aanhef en onder a» vervangen door «artikel 3.19, eerste lid».
Z
Artikel 4.25 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Gedeputeerde staten zijn adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op:- een wateronttrekkingsactiviteit als bedoeld in artikel 16.4 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- een ontgrondingsactiviteit in het winterbed van een tot de rijkswateren behorende rivier of buiten de rijkswateren, waarbij minder dan 100.000 m3 in situ wordt ontgraven;
- een milieubelastende activiteit als bedoeld in:
- artikel 3.19, eerste lid, of 3.48, eerste lid, voor zover het gaat om een activiteit als bedoeld in artikel 3.47, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving; of
- artikel 3.321, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis of een lokale spoorweg die niet ligt in een gebied dat is aangewezen op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000;
- een Natura 2000-activiteit of een flora- en fauna-activiteit die niet is aangewezen op grond van artikel 1.3, vijfde lid, van de Wet natuurbescherming;
- een wateractiviteit of een andere activiteit waarvoor in de omgevingsverordening is bepaald dat het verrichten daarvan zonder omgevingsvergunning is verboden;
- een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 16.15a, onder d, van de wet; of
- een rijksmonumentenactiviteit als bedoeld in artikel 4.32, eerste lid, onder b, als het monument waarop de activiteit betrekking heeft buiten een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom is gelegen.
3.
De voorgenomen beslissing op de aanvraag behoeft ook instemming van gedeputeerde staten als het gaat om een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, b, c, onder 1°, d, e, f of g, of tweede lid, met uitzondering van:- een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder f, als de activiteit betrekking heeft op een provinciaal monument of een voorbeschermd provinciaal monument; en
- een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder g, als de voorgenomen beslissing strekt tot:
- het weigeren van de vergunning; of
- het verlenen van de vergunning en de activiteit betrekking heeft op een provinciaal monument.
AA
Artikel 4.26 komt te luiden:
Artikel 4.26 (advies en instemming door dagelijks bestuur vervoerregio)
1.
Als op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 een gebied is aangewezen, is het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in dat artikellid, adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een lokale spoorweg in dat gebied.2.
De voorgenomen beslissing op de aanvraag behoeft ook instemming van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam.AB
In artikel 4.27, eerste lid, wordt «aanvraag om een omgevingsvergunning, voor zover» vervangen door «aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover».
AC
In artikel 4.28, eerste lid, onder b, wordt «afwijkactiviteit» vervangen door «omgevingsplanactiviteit».
AD
In artikel 4.29, eerste lid, wordt «voor zover het gaat om het aanleggen en exploiteren van een mijnbouwwerk voor het opsporen of winnen van aardwarmte of voor het opslaan van stoffen als die activiteiten een andere activiteit die onderdeel is van de aanvraag functioneel ondersteunen» vervangen door «voor zover het gaat om het aanleggen of het exploiteren van een mijnbouwwerk voor het opsporen of winnen van aardwarmte».
AE
Artikel 4.30 wordt als volgt gewijzigd:
- een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een weg in beheer bij het Rijk, de luchthaven Schiphol, een overige burgerluchthaven van nationale betekenis, een burgerluchthaven van regionale betekenis, een hoofdspoorweg of een bijzondere spoorweg; of.
- een omgevingsplanactiviteit in een gebied als bedoeld in artikel 5.161a, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
3.
De voorgenomen beslissing op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, b of c, of tweede lid, behoeft ook instemming van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, met uitzondering van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, die betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis, als de voorgenomen beslissing strekt tot het weigeren van de vergunning.AF
Artikel 4.32, eerste lid, onder b, wordt als volgt gewijzigd:
AG
In artikel 4.35 wordt «de inzameling en transport» vervangen door «de inzameling en het transport».
AH
Artikel 4.38 komt te luiden:
Artikel 4.38 (gronden verlenen of onthouden instemming)
1.
Instemming wordt alleen verleend of onthouden op dezelfde gronden als de gronden voor het verlenen of weigeren van de omgevingsvergunning voor de activiteit, tenzij het tweede, derde of vierde lid van toepassing is. Daarbij geldt een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32 van de wet die is verleend voor een voorgenomen beslissing tot verlening van een omgevingsvergunning als ontheffing voor het verlenen van instemming.2.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 4.25, eerste lid, onder g, kan instemming alleen worden onthouden als de voorgenomen beslissing op de aanvraag in strijd is met een door een bestuursorgaan van de provincie in een openbaar document aangegeven provinciaal belang en het provinciebestuur dat belang niet met inzet van andere aan hem toekomende bevoegdheden kan beschermen.3.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 4.27, eerste lid, of als het gaat om een aanvraag om een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 4.27, derde lid, kan instemming alleen worden onthouden als geen sprake is van een bijzonder geval dat het afwijken van de regel uit hoofdstuk 4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving rechtvaardigt.4.
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een burgerluchthaven van regionale betekenis als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, onder c, kan instemming alleen worden onthouden in het belang van het veilig gebruik van het luchtruim.AI
Artikel 5.1 komt te luiden:
Artikel 5.1 (flexibiliteitsregeling projectbesluit Rijk)
1.
Als Onze Minister die het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zijn bevoegdheid met toepassing van artikel 5.44b van de wet overdraagt, doet hij tegelijk met of zo snel mogelijk na de bekendmaking van het delegatiebesluit mededeling van dat besluit door kennisgeving daarvan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze, en door toezending daarvan aan de initiatiefnemer.2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als het delegatiebesluit wordt ingetrokken.AJ
In artikel 5.3, eerste lid, aanhef, wordt «gaat het bevoegd gezag in ieder geval in op» vervangen door «wordt in ieder geval aangegeven».
AK
In artikel 5.4 wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties neemt» vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat neemt in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
AL
In afdeling 5.3 wordt voor artikel 5.6 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.5a (publicatie ontwerp projectbesluit)
1.
Bij de voorbereiding van een projectbesluit van een bestuursorgaan van een waterschap, een provincie of het Rijk waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, wordt van het ontwerp mededeling gedaan in het waterschapsblad, het provinciaal blad respectievelijk de Staatscourant.2.
Het eerste lid is niet van toepassing als het ontwerp van een projectbesluit voor de inwerkingtreding van dit besluit ter inzage is gelegd.AM
Artikel 5.7 wordt als volgt gewijzigd:
- een maatwerkvoorschrift op grond van regels als bedoeld in artikel 4.3 van de wet;.
2.
Als het projectbesluit geldt als een maatwerkvoorschrift, is paragraaf 4.3.2 van de wet van overeenkomstige toepassing.AN
Artikel 5.8 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Het in het eerste lid bedoelde onderdeel van het projectbesluit behoeft ook instemming van het adviserende bestuursorgaan, waarbij geen instemming is vereist als:- het projectbesluit wordt vastgesteld door Onze Minister die het aangaat als bedoeld in artikel 5.44 van de wet, tenzij een ander bestuursorgaan van het Rijk het adviserende bestuursorgaan is; of
- het projectbesluit wordt vastgesteld door gedeputeerde staten en het projectbesluit geldt als besluit waarvoor een ander bestuursorgaan, met uitzondering van een bestuursorgaan van het Rijk, het adviserende bestuursorgaan is.
3.
Instemming wordt alleen onthouden op dezelfde gronden als die, waarop een aanvraag om een besluit kan worden afgewezen.AO
Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:
AP
Het opschrift van hoofdstuk 7 komt te luiden:
AQ
Afdeling 8.1 komt te luiden:
AR
Afdeling 8.2 komt te luiden:
AS
Afdeling 8.3 komt te luiden:
AT
In artikel 8.13, onder b, wordt «hoofdgebouwen, anders dan» vervangen door «hoofdgebouwen anders dan».
AU
Hoofdstuk 9 komt te luiden:
AV
Voor afdeling 10.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AW
Het opschrift van afdeling 10.1 komt te luiden:
AX
In artikel 10.1 wordt «artikel 4.16, eerste of tweede lid, van de wet,» vervangen door «artikel 4.16, eerste of tweede lid, van de wet».
AY
Artikel 10.2 wordt als volgt gewijzigd:
Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.AZ
Na artikel 10.3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.3a (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie waterschapsverordening)
Bij het vaststellen van een waterschapsverordening wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.Artikel 10.3b (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie omgevingsverordening)
Bij het vaststellen van een omgevingsverordening wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.Artikel 10.3c (publicatie ontwerp omgevingsplan, waterschapsverordening en omgevingsverordening)
1.
Bij de voorbereiding van een omgevingsplan, een waterschapsverordening en een omgevingsverordening waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, wordt van het ontwerp mededeling gedaan in het gemeenteblad, het waterschapsblad respectievelijk het provinciaal blad.2.
Het eerste lid is niet van toepassing als het ontwerp van het omgevingsplan, de waterschapsverordening en de omgevingsverordening voor de inwerkingtreding van dit besluit ter inzage is gelegd.BA
In artikel 10.5 wordt «artikel 3.2, tweede lid,» vervangen door «artikel 3.2».
BB
In artikel 10.6 wordt «artikel 2.33, artikel 2.34 of artikel 19.16, eerste en vierde lid» vervangen door «artikel 2.33, 2.34 of 19.16, eerste en vierde lid».
BC
Na artikel 10.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.6a (publicatie instructie)
Van een instructie van een bestuursorgaan van een provincie of het Rijk op grond van artikel 2.33 of 2.34 van de wet wordt tegelijk met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling gedaan in het provinciaal blad respectievelijk de Staatscourant.BD
Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Als een omgevingsvisie wordt vastgesteld door de gemeenteraad of provinciale staten, wordt daarbij aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.BE
Na artikel 10.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.7a (publicatie ontwerp en beschikbaar stellen geconsolideerde omgevingsvisie)
1.
Bij de voorbereiding van een gemeentelijke, provinciale of nationale omgevingsvisie waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, wordt van het ontwerp mededeling gedaan in het gemeenteblad, het provinciaal blad respectievelijk de Staatscourant.2.
Artikel 140 van de Gemeentewet, artikel 137 van de Provinciewet en artikel 10a van de Bekendmakingswet zijn van overeenkomstige toepassing op een gemeentelijke, provinciale respectievelijk nationale omgevingsvisie.BF
Artikel 10.8 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Als een programma wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, het algemeen bestuur van het waterschap of gedeputeerde staten, wordt daarbij aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.BG
Artikel 10.9, onder d, komt te luiden:
- een programma van maatregelen mariene strategie als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder c, van de wet;.
BH
Na artikel 10.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.10a (actualisatie nationaal nec-programma)
Het nationale nec-programma wordt geactualiseerd:- elke vier jaar; en
- binnen achttien maanden na de indiening van de nationale emissie-inventarissen en nationale emissieprognoses, bedoeld in artikel 10.11b, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, als blijkt dat de emissiereductieverbintenissen en de verplichting om maatregelen te treffen, bedoeld in artikel 4 van die richtlijn, niet worden nagekomen, of als het gevaar bestaat dat dit het geval zal zijn.
BI
Artikel 10.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
BJ
In artikel 10.12, eerste lid, wordt «mariene strategie» vervangen door «mariene strategie als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder c, van de wet,».
BK
In artikel 10.14, eerste lid, wordt «Besluit kwaliteit leefomgeving overlegt» vervangen door «Besluit kwaliteit leefomgeving, overlegt».
BL
Artikel 10.15 wordt als volgt gewijzigd:
BM
Artikel 10.16 wordt als volgt gewijzigd:
BN
In artikel 10.17, eerste lid, wordt «aangrenzende staten, voor zover» vervangen door «aangrenzende staten voor zover».
BO
In artikel 10.22, derde lid, wordt «een winningsafvalvoorziening categorie A als bedoeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving» vervangen door «een winningsafvalvoorziening categorie A als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving».
BP
Na artikel 10.22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.22a (informatie omgevingsvergunning cultureel erfgoed)
1.
Het bevoegd gezag verstrekt binnen een week na de dag waarop een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit is verleend een afschrift van de vergunning aan het college van burgemeester en wethouders en aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.2.
Het bevoegd gezag verstrekt binnen een week na de dag waarop een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de wet is verleend die van invloed is op het karakter van dat stads- of dorpsgezicht, een afschrift van de vergunning aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.BQ
In artikel 10.23, eerste lid, wordt «bestaande toestand hersteld te hebben» vervangen door «bestaande toestand te hebben hersteld».
BR
Artikel 10.24, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- een lozingsactiviteit als bedoeld in artikel 3.16, tweede lid, 3.42, tweede lid, 3.108, 3.141, 3.149, 3.286, derde lid, 3.301, tweede lid, 6.55, eerste lid, onder c, of 7.60, eerste lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving;.
BS
In artikel 10.25, tweede lid, wordt «respectievelijk» vervangen door «respectievelijk dat».
BT
Artikel 10.27, eerste lid, onder a, aanhef, komt te luiden:
als het gaat om een activiteit met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in de artikelen 5.23, 5.26, 5.31 van dat besluit of bijlage VII, onder A, B, D, onder 1, en E, bij dat besluit, of waarvoor een vergunning is verleend op grond van artikel 15, aanhef en onder b, van de Kernenergiewet, binnen twee weken na:.BU
Na artikel 10.27 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.27a (overgangsrecht gegevensverstrekking externe veiligheidsrisico’s)
Als een activiteit al rechtmatig wordt verricht op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10.27, eerste lid, is die bepaling van toepassing vanaf 1 januari 2024.BV
Artikel 10.28 komt te luiden:
Artikel 10.28 (gegevensverstrekking domino-effecten Seveso-inrichting)
Wanneer het bevoegd gezag beschikt over gegevens als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, die niet zijn verstrekt door degene die de Seveso-inrichting exploiteert, worden die gegevens beschikbaar gesteld aan degene die de Seveso-inrichting exploiteert voor zover dit nodig is voor de toepassing van artikel 4.13 van dat besluit.BW
Na paragraaf 10.8.1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
BX
Artikel 10.29 wordt als volgt gewijzigd:
BY
De artikelen 10.30 tot en met 10.33 komen te luiden:
Artikel 10.30 (beschikbaar stellen informatie over emissies)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de nationale emissie-inventarissen en nationale emissieprognoses, bedoeld in artikel 10.11b, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch beschikbaar.Artikel 10.31 (bekendmaking tijdelijke regels bij luchtverontreiniging)
De commissaris van de Koning maakt een besluit met regels over het gebruik van installaties of brandstoffen en over andere verontreinigende activiteiten als bedoeld in artikel 19.12, eerste of derde lid, van de wet, via de media en langs elektronische weg bekend.Artikel 10.32 (beschikbaar stellen monitoringsprogramma)
Een monitoringsprogramma als bedoeld in artikel 10.14b van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt elektronisch beschikbaar gesteld.Artikel 10.33 (gegevensverstrekking opstellen stroomgebiedsbeheerplannen)
Het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verstrekken de door hen verzamelde gegevens die nodig zijn voor het opstellen van stroomgebiedsbeheerplannen, bedoeld in artikel 10.15a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, uiterlijk op de volgende tijdstippen:- 22 juni 2026 en 22 juni 2027; en
- om de zes jaar na de tijdstippen, bedoeld onder b.
BZ
Na artikel 10.33 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.33a (gegevensverstrekking resultaten analyses en beoordeling kaderrichtlijn water)
Het gemeentebestuur, het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verstrekken uiterlijk op 22 juni 2025 en vervolgens om de zes jaar de resultaten van de analyses en beoordeling, bedoeld in artikel 10.15b van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.Artikel 10.33b (gegevensverstrekking voortgang uitvoering van maatregelen)
Het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verstrekken uiterlijk op 22 juni 2024 en vervolgens om de zes jaar de gegevens over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 10.15c van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.CA
In artikel 10.34 wordt «de beschermde gebieden» vervangen door «de als gegevens verzamelde beschermde gebieden».
CB
Artikel 10.36 komt te luiden:
Artikel 10.36 (beschikbaar stellen verslagen kaderrichtlijn water)
Het dagelijks bestuur van het waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stellen aan het eind van de looptijd van een waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 3.7 van de wet, een regionaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de wet respectievelijk het nationaal waterprogramma, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder e, van de wet, elektronisch beschikbaar:- een verslag over de resultaten van de monitoring voor de omgevingswaarden voor waterkwaliteit, bedoeld in de artikelen 2.10, 2.11, 2.13, 2.14 en 2.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
- een verslag als bedoeld in artikel 10.18a van het Besluit kwaliteit leefomgeving over de resultaten van de monitoring van de andere parameters, bedoeld in artikel 10.14a van dat besluit.
CC
Artikel 10.37 wordt als volgt gewijzigd:
CD
In artikel 10.38 wordt «de kwaliteit van een zwemlocatie, bedoeld in artikel 2.19,» vervangen door «zwemlocaties, bedoeld in artikel 2.19».
CE
Artikel 10.39 wordt als volgt gewijzigd:
CF
In artikel 10.41, eerste lid, wordt «dat belast is met» vervangen door «dat is belast met» en wordt na «geluidbelastingkaart» ingevoegd «als bedoeld in artikel 20.17, eerste lid, onder a, van de wet,».
CG
In artikel 10.42 wordt na «geluidbelastingkaart» ingevoegd «als bedoeld in artikel 20.17, eerste lid, onder a, van de wet».
CH
Na artikel 10.42 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 10.42a (gegevensverstrekking geluidregister)
[Gereserveerd]Artikel 10.42b (verstrekking en publicatie verslag monitoring geluidproductieplafonds)
[Gereserveerd]Artikel 10.42c (verstrekking en publicatie verslag monitoring geluid wegen en spoorwegen met basisgeluidemissie)
[Gereserveerd]CI
In paragraaf 10.8.6 wordt voor artikel 10.43 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.42d (elektronisch indienen PRTR-verslag)
Een PRTR-verslag wordt ingediend met gebruikmaking van een elektronisch formulier. Het formulier wordt door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beschikbaar gesteld op e-mjv.nl.CJ
In artikel 10.44, tweede lid, onder a, wordt «aan een of meer van de eisen, bedoeld in artikel 5.10, 5.12 of 5.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voldoen» vervangen door «aan artikel 5.10, 5.12 of 5.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving voldoen».
CK
In artikel 10.46 wordt na «PRTR» toegevoegd «, bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving».
CL
Artikel 10.47, eerste lid, komt te luiden:
1.
Als de kwaliteit van de bodem wordt hersteld als bedoeld in artikel 5.4, aanhef en onder f, van het Besluit activiteiten leefomgeving, stelt het bevoegd gezag voor het publiek relevante informatie daarover elektronisch beschikbaar.CM
Na artikel 10.47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.47a (gegevensverstrekking stortplaatsen voor baggerspecie op land)
Het bevoegd gezag voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, verstrekt, voor zover op de stortplaats alleen baggerspecie wordt gestort en de stortplaats niet is gelegen in een oppervlaktewaterlichaam, een afschrift van de resultaten, bedoeld in artikel 8.62n, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.CN
Artikel 10.49 wordt als volgt gewijzigd:
CO
Na paragraaf 10.8.7 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
CP
Afdeling 10.9 komt te luiden:
CQ
Artikel 11.1, tweede lid, komt te luiden:
2.
Artikel 16.36, derde lid, van de wet is niet van toepassing op een plan of programma:- dat het kader vormt voor te nemen besluiten voor een project als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, onder a, van de wet; of
- dat het benodigde besluit is voor een project als bedoeld in artikel 16.43, eerste lid, onder a, van de wet.
CR
Artikel 11.3, derde lid, vervalt.
CS
In artikel 11.4, eerste lid, wordt na «het plan of programma» ingevoegd «, waarvoor bij de voorbereiding een milieueffectrapport moet worden gemaakt,».
CT
Artikel 11.5 komt te luiden:
Artikel 11.5 (monitoring plan-mer)
1.
Het bevoegd gezag monitort de aanzienlijke milieueffecten van de uitvoering van het plan of programma, waarvoor bij de voorbereiding een milieueffectrapport moet worden gemaakt.2.
Het bevoegd gezag kan hiervoor gebruik maken van bestaande monitoring.3.
Het bevoegd gezag stelt de resultaten van de monitoring elektronisch beschikbaar.4.
Het bevoegd gezag treft, als dat naar zijn oordeel nodig is, passende maatregelen om de onvoorziene nadelige milieueffecten zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.CU
Artikel 11.6 wordt als volgt gewijzigd:
- de besluiten, bedoeld in artikel 11.8.
CV
Artikel 11.7 wordt als volgt gewijzigd:
CW
Artikel 11.8 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Als in bijlage V, kolom 4, de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is aangewezen, wordt ook de omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk bedoeld voor zover in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving is bepaald dat het is verboden om:- zonder omgevingsvergunning die milieubelastende activiteit te verrichten; en
- zonder omgevingsvergunning afvalwater afkomstig van die activiteit op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk te lozen.
CX
De artikelen 11.9 tot en met 11.21 komen te luiden:
Artikel 11.9 (regels ontheffing)
1.
Bij een verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 16.44, tweede lid, van de wet verstrekt degene die voornemens is het project uit te voeren in ieder geval de volgende gegevens:- een beschrijving van het voorgenomen project;
- een beschrijving van de omstandigheden waaronder het project zal worden uitgevoerd;
- de redenen voor het verzoek; en
- een aanduiding van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten.
2.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat geeft, met overeenkomstige toepassing van artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kennis van:- de ontheffing, bedoeld in artikel 16.44, tweede lid, van de wet; en
- indien van toepassing, de gegevens die zijn verzameld bij een andere vorm van beoordeling van de milieueffecten, bedoeld in artikel 16.44, derde lid, van de wet.
Artikel 11.10 (inhoud mededeling voornemen)
1.
Bij een mededeling als bedoeld in artikel 16.45, eerste lid, van de wet verstrekt degene die voornemens is het project uit te voeren in ieder geval een beschrijving van:- het project, met in ieder geval een beschrijving van:
- de fysieke kenmerken van het gehele project en, als dat van toepassing is, van de sloopactiviteiten;
- de locatie van het project, met bijzondere aandacht voor de kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn;
- de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van het project; en
- voor zover er informatie over deze effecten beschikbaar is: de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van het project als gevolg van:
- de verwachte residuen en emissies en de productie van afvalstoffen; en
- het gebruik van natuurlijke bronnen, waaronder bodem, land, water en biodiversiteit.
2.
Bij het verstrekken van de informatie, bedoeld in het eerste lid, houdt degene die voornemens is het project uit te voeren rekening met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn en, voor zover relevant, met de beschikbare resultaten van andere relevante beoordelingen van de milieueffecten.3.
Bij de mededeling kan een beschrijving worden verstrekt van de kenmerken van het voorgenomen project en van de voorgenomen maatregelen om mogelijk aanzienlijke milieueffecten te vermijden of te voorkomen.Artikel 11.11 (project-mer-beoordeling)
1.
Het bevoegd gezag neemt binnen zes weken na ontvangst van de mededeling de beslissing, bedoeld in artikel 16.43, tweede lid, van de wet, op grond van de informatie, bedoeld in artikel 11.10.2.
Het bevoegd gezag neemt het resultaat van de beoordeling of sprake is van aanzienlijke milieueffecten, bedoeld in artikel 16.43, tweede lid, van de wet, met de bijbehorende motivering op in het besluit en, voor zover hier sprake van is, in het ontwerp van het besluit.3.
In de motivering van de beslissing wordt in ieder geval verwezen naar:- de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn; en
- als is beslist dat geen milieueffectrapport moet worden gemaakt:
- de kenmerken en maatregelen, bedoeld in artikel 11.10, derde lid, als degene die voornemens is het project uit te voeren deze heeft voorgesteld; en
- het moment waarop die maatregelen moeten zijn uitgevoerd.
Artikel 11.12 (passende scheiding)
1.
Als het bevoegd gezag degene is die voornemens is het project uit te voeren waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt, zorgt het bevoegd gezag in ieder geval voor een passende scheiding tussen conflicterende functies bij de ambtelijke voorbereiding van het besluit.2.
Het bevoegd gezag legt de wijze waarop het zorg draagt voor een passende scheiding vast in een beschrijving van de werkprocessen en procedures en draagt zorg voor de naleving daarvan.Artikel 11.13 (raadpleging reikwijdte en detailniveau)
1.
Het bevoegd gezag brengt advies uit over de reikwijdte en het detailniveau, bedoeld in artikel 16.46, eerste lid, van de wet, met inachtneming van de informatie die is verstrekt door degene die voornemens is het project uit te voeren, in het bijzonder over:- de specifieke kenmerken van het project, waaronder de locatie en de technische capaciteit; en
- de te verwachten milieueffecten van het project.
2.
Binnen zes weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in artikel 16.46, eerste lid, van de wet, brengt het bevoegd gezag advies uit. Het bevoegd gezag kan de termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen.Artikel 11.14 (advies Commissie voor de milieueffectrapportage)
Als toepassing wordt gegeven aan artikel 16.47, eerste lid, van de wet, stelt het bevoegd gezag de Commissie voor de milieueffectrapportage uiterlijk op het moment van terinzagelegging van het milieueffectrapport in de gelegenheid daarover te adviseren.Artikel 11.15 (elektronische beschikbaarstelling kennisgeving en coördinatie)
1.
Bij de voorbereiding van een besluit waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt van het ontwerp kennisgegeven in de vorm van een zakelijke weergave van de inhoud in het gemeenteblad, het waterschapsblad, het provinciaal blad, het publicatieblad van een gemeenschappelijke regeling of de Staatscourant.2.
De terinzagelegging van het ontwerpbesluit met de bijbehorende stukken, bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht, vindt in ieder geval plaats in hetzelfde blad als bedoeld in het eerste lid of op een andere geschikte elektronische wijze.3.
Als voor een project een milieueffectrapport moet worden gemaakt en op grond van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming ook een passende beoordeling moet worden gemaakt, worden het milieueffectrapport en de passende beoordeling tegelijkertijd door het bevoegd gezag voor het besluit waarvoor het milieueffectrapport wordt gemaakt, ter inzage gelegd.Artikel 11.16 (inhoud project-MER)
1.
Het milieueffectrapport bevat in ieder geval de volgende informatie:- een beschrijving van het project;
- een beschrijving van de redelijke alternatieven voor het project en de specifieke kenmerken ervan, met inbegrip van een vergelijking van de milieueffecten, en een motivering voor de gekozen optie in het licht van de milieueffecten;
- een beschrijving van de relevante aspecten van de bestaande staat of kwaliteit van het milieu en de mogelijke ontwikkelingen daarvan als het project niet wordt uitgevoerd voor zover natuurlijke veranderingen redelijkerwijs kunnen worden beoordeeld op basis van beschikbare milieu-informatie en wetenschappelijke kennis;
- een beschrijving van de factoren bevolking, gezondheid, biodiversiteit, land, bodem, water, lucht, klimaat, materiële goederen, cultureel erfgoed en landschap, waarop het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben, en de samenhang daartussen;
- een beschrijving van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van het project;
- een beschrijving van de methoden of bewijsstukken die zijn gebruikt voor de identificatie en de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten, met inbegrip van de moeilijkheden die bij het verzamelen van de vereiste informatie zijn ondervonden;
- een beschrijving van de kenmerken van het project en de voorgenomen maatregelen om alle beschreven aanzienlijke nadelige milieueffecten te vermijden, te voorkomen, te beperken en, als dat mogelijk is, te compenseren en, voor zover van toepassing, van voorgestelde monitoringsmaatregelen en procedures voor monitoring;
- een beschrijving van de verwachte aanzienlijke nadelige milieueffecten van het project die voortvloeien uit de kwetsbaarheid van het project voor risico’s op zware ongevallen of rampen;
- een niet-technische samenvatting van de op grond de van onderdelen a tot en met h verstrekte informatie; en
- een referentielijst waarin de bronnen worden vermeld die zijn gebruikt voor de in het milieueffectrapport opgenomen beschrijvingen en beoordelingen.
2.
Bij de beschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder g, wordt aangegeven in welke mate aanzienlijke nadelige milieueffecten worden vermeden, voorkomen, beperkt of gecompenseerd in zowel de bouwfase als de bedrijfsfase.3.
Voor zover van toepassing omvat de beschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder h, de geplande maatregelen om de aanzienlijke nadelige milieueffecten van dergelijke gebeurtenissen te voorkomen of te beperken, en informatie over paraatheid en de voorgenomen reactie bij dergelijke noodsituaties.4.
Wanneer een advies over de reikwijdte en het detailniveau, bedoeld in artikel 16.46, eerste lid, van de wet, is uitgebracht, is het milieueffectrapport gebaseerd op dat advies. Het milieueffectrapport bevat de informatie die redelijkerwijs mag worden vereist om tot een gemotiveerde conclusie over de aanzienlijke milieueffecten van het project te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de bestaande kennis en beoordelingsmethoden.5.
Om overlapping van milieueffectrapporten te voorkomen, wordt bij het maken van het milieueffectrapport rekening gehouden met de beschikbare resultaten die op grond van verordeningen, richtlijnen en besluiten als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn verkregen.Artikel 11.17 (beschrijving project in MER)
De beschrijving van het project, bedoeld in artikel 11.16, eerste lid, onder a, bevat in ieder geval:- een beschrijving van de locatie van het project;
- een beschrijving van de fysieke kenmerken van het gehele project en, als dat van toepassing is, van de sloopactiviteiten, en de eisen over landgebruik tijdens de bouw- en bedrijfsfase;
- een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de bedrijfsfase van het project, waaronder de productieprocessen; en
- een prognose van de soort en de hoeveelheid van de verwachte residuen en emissies en de hoeveelheden en soorten tijdens de bouw- en bedrijfsfase geproduceerde afvalstoffen.
Artikel 11.18 (beschrijving milieueffecten in MER)
1.
De beschrijving van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van het project, bedoeld in artikel 11.16, eerste lid, onder e, op de in artikel 11.16, eerste lid, onder d, bedoelde factoren, bevat in ieder geval een beschrijving van:- de realisatie en het bestaan van het project, en, als dat van toepassing is, van de sloopactiviteiten;
- het gebruik van natuurlijke bronnen, met name land, bodem, water en biodiversiteit, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de duurzame beschikbaarheid van deze bronnen;
- de uitstoot van verontreinigende stoffen, geluidhinder, trillingen, licht, warmte, straling, het ontstaan van milieuhinder en het verwijderen en terugwinnen van afvalstoffen;
- de risico’s voor de gezondheid, het cultureel erfgoed of het milieu;
- de cumulatie van effecten met andere bestaande of goedgekeurde projecten, waarbij rekening wordt gehouden met alle bestaande milieuproblemen van gebieden die vanuit milieuoogpunt van bijzonder belang zijn en waarop het project van invloed kan zijn, of met het gebruik van natuurlijke bronnen;
- het effect van het project op het klimaat en de kwetsbaarheid van het project voor klimaatverandering; en
- de gebruikte technologieën en stoffen.
2.
De beschrijving van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van het project heeft betrekking op de directe en, voor zover van toepassing, de indirecte, secundaire, cumulatieve en grensoverschrijdende effecten op korte, middellange en lange termijn, permanente en tijdelijke en positieve en negatieve effecten van het project.3.
De beschrijving van de mogelijk aanzienlijke milieueffecten van het project houdt rekening met de Europese of nationale doelstellingen over milieubescherming, die relevant zijn voor het project.Artikel 11.19 (inhoud besluit)
1.
In het besluit waarvoor bij de voorbereiding een milieueffectrapport moet worden gemaakt, vermeldt het bevoegd gezag in ieder geval hoe rekening is gehouden met:- het milieueffectrapport; en
- indien van toepassing, het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage.
2.
Daarnaast bevat het besluit in ieder geval:- de gemotiveerde conclusie van het bevoegd gezag over de aanzienlijke milieueffecten van het project;
- alle aan het besluit verbonden voorschriften;
- voor zover van toepassing, een beschrijving van alle kenmerken van het project en de voorgenomen maatregelen om aanzienlijke nadelige milieueffecten te vermijden, te voorkomen of te beperken en, als dat mogelijk is, te compenseren en op welk moment de maatregelen moeten zijn uitgevoerd; en
- in voorkomend geval, monitoringsmaatregelen en procedures voor de monitoring van die effecten waarvoor het bevoegd gezag monitoring noodzakelijk acht, waarbij het soort parameters dat wordt gemonitord en de looptijd van de monitoring evenredig moeten zijn aan de aard, de locatie en de omvang van het project en met het belang van de milieueffecten.
3.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat degene die voornemens is het project uit te voeren bestaande monitoring gebruikt voor de monitoringsmaatregelen en de procedures voor de monitoring.Artikel 11.20 (monitoring project-mer)
1.
Als op grond van artikel 11.19, tweede lid, onder d, monitoring plaatsvindt, verstrekt degene die het project uitvoert de resultaten van de monitoring aan het bevoegd gezag.2.
Het bevoegd gezag stelt de resultaten van de monitoring elektronisch beschikbaar.3.
Het bevoegd gezag treft, als dat naar zijn oordeel nodig is, passende maatregelen om de onvoorziene nadelige milieueffecten zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.Artikel 11.21 (gegevensverstrekking)
Het bevoegd gezag voor het milieueffectrapport verstrekt aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat op verzoek de bij dat gezag beschikbare gegevens die nodig zijn om te kunnen voldoen aan artikel 12, tweede lid, van de mer-richtlijn.CY
In artikel 11.22, eerste lid, onder d, wordt «mogelijk grensoverschrijdende milieueffecten» vervangen door «mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten».
CZ
In artikel 11.26, eerste lid, wordt «heeft medegedeeld» vervangen door «heeft meegedeeld» en wordt «binnen de door die autoriteit gestelde termijn aan dat overleg gewenst is» vervangen door «binnen de door die autoriteit gestelde termijn aan of overleg is gewenst».
DA
Artikel 11.27 wordt als volgt gewijzigd:
DB
Artikel 11.28 wordt als volgt gewijzigd:
DC
In artikel 11.31, derde lid, wordt «voor het besluit» vervangen door «van het besluit».
DD
Artikel 11.32, wordt als volgt gewijzigd:
DE
In artikel 12.4, vijfde lid, wordt «artikel 17.5, tweede lid, van de wet ontheft» vervangen door «artikel 17.5, tweede lid, van de wet, ontheft».
DF
Afdeling 12.2 komt te luiden:
DG
Artikel 13.1 komt te luiden:
Artikel 13.1 (toedeling handhavingstaak aan een ander bestuursorgaan)
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in de volgende gevallen bij:- gedeputeerde staten:
- bij een zwemverbod als bedoeld in artikel 2.38 van de wet; en
- bij een bij omgevingsverordening gestelde verplichting tot monitoring als bedoeld in artikel 20.1 van de wet of gegevensverzameling als bedoeld in artikel 20.6 van de wet, voor zover niet gericht tot een bestuursorgaan;
- Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat:
- bij een toegangsverbod als bedoeld in artikel 2.40, eerste lid, van de wet; en
- bij een activiteit die geheel of in hoofdzaak plaatsvindt in de territoriale zee, voor zover gelegen buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gebied, of die geheel of in hoofdzaak plaatsvindt in de exclusieve economische zone;
- Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: bij een regel over een energielabel of de keuring van een airconditioningsysteem, gesteld in het Besluit bouwwerken leefomgeving of bij ministeriële regeling;
- Onze Minister van Financiën: bij het onthouden van toestemming tot vertrek van een vaartuig of luchtvaartuig uit Nederland als bedoeld in artikel 18.8 van de wet;
- het bestuursorgaan dat op grond van paragraaf 2.4.1 van de wet bevoegdheden of taken toebedeeld heeft gekregen met betrekking tot een specifiek aspect van de fysieke leefomgeving: bij een activiteit die in strijd is met de zorgplicht, bedoeld in de artikelen 1.6 en 1.7 van de wet, of het verbod, bedoeld in artikel 1.7a van de wet, voor zover het gaat om het specifieke aspect van de fysieke leefomgeving;
- de commissaris van de Koning: bij een tijdelijke regel als bedoeld in artikel 19.12, eerste lid, van de wet;
- het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving: bij een in hoofdstuk 4 of 5 van dat besluit gestelde verplichting tot monitoring als bedoeld in artikel 20.1 van de wet of gegevensverzameling als bedoeld in artikel 20.6 van de wet, voor zover niet gericht tot een bestuursorgaan; en
- het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van een experiment als bedoeld in artikel 23.3, eerste lid, van de wet: bij een aanwijzing tot het treffen van een maatregel als bedoeld in artikel 23.3, zesde lid, van de wet.
DH
Na artikel 13.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13.1a (toedeling aanvullende handhavingstaak gewasbeschermingsmiddelen en biociden aan ander bestuursorgaan)
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving bij het verrichten van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in de artikelen 3.184, 3.200, 3.205, 3.208, 3.211, 3.215, 3.218 en 3.250 van het Besluit activiteiten leefomgeving, ook bij Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.DI
Artikel 13.2 komt te luiden:
Artikel 13.2 (toedeling handhavingstaak gedoogplichten)
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in geval van de volgende gedoogplichten uit hoofdstuk 10 van de wet bij:- gedeputeerde staten: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.10 van de wet;
- Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat:
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.7 van de wet;
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.8, eerste lid, van de wet;
- het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van een gedoogplicht:
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.2 van de wet;
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.3, eerste, derde en vierde lid, van de wet; en
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.6, eerste lid, van de wet;
- het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 17.9, eerste tot en met vierde lid, van de Wet milieubeheer: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.6, tweede lid, van de wet;
- het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam, bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.8, derde lid, van de wet;
- het bevoegd gezag voor een vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte of het opslaan van stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Mijnbouwwet: bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.9 van de wet; en
- het bestuursorgaan dat bevoegd is tot oplegging van een gedoogplicht:
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.13a, eerste lid, van de wet;
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.17 van de wet;
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.19, eerste en tweede lid, van de wet; en
- bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.19a van de wet.
DJ
Artikel 13.3 wordt als volgt gewijzigd:
- het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000: bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 4.26, eerste lid;.
- Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat:
- bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 4.29, eerste lid; en
- bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.29, tweede lid;
- Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat:
- bij een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 4.30, eerste lid, onder a, b of c, voor zover het bij dat laatste onderdeel gaat om een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een weg in beheer bij het Rijk of een hoofdspoorweg; en
- bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.30, tweede lid, voor zover die betrekking heeft op een ontgrondingsactiviteit in een rijkswater, anders dan in het winterbed van een rivier, waarbij 100.000 m3 of meer in situ wordt ontgraven;.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing als gedeputeerde staten op grond van artikel 4.16 bevoegd gezag zijn, tenzij het gaat om een geval als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder d, onder 1°.DK
Afdeling 13.2 komt te luiden:
DL
Afdeling 13.3 komt te luiden:
DM
Afdeling 13.4 komt te luiden:
DN
Hoofdstuk 14 komt te luiden:
DO
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
DP
Bijlage II, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:
DQ
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
- het behandelen van aardgas, het regelen van aardgasdruk of het meten van de hoeveelheid of kwaliteit van aardgas, voor zover deze activiteiten worden verricht in een installatie met een gastoevoerleiding met een diameter van meer dan 50,8 cm, bedoeld in de artikelen 3.97 en 3.98, aanhef en onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving;.
- het behandelen van het oppervlak van metalen met een bad met een inhoud van ten minste 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1 of vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in artikel 3.105, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving;.
- het tanken van voertuigen of werktuigen met LNG of waterstof, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, onder e of f, van het Besluit activiteiten leefomgeving;.
- het buiten een Seveso-inrichting opslaan van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I, deel 1, kolom 2, of deel 2, kolom 2, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de aantekeningen bij die bijlage, voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, onder k, van het Besluit activiteiten leefomgeving;.
- het exploiteren van een spoorwegemplacement, bedoeld in artikel 3.295b van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om een spoorwegemplacement als bedoeld in tabel E.13 in bijlage VII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;.
- het bieden van gelegenheid voor het tanken van voertuigen of werktuigen met LNG of waterstof, bedoeld in artikel 3.297 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het aanleggen of het exploiteren van een mijnbouwwerk, bedoeld in de artikelen 3.320 en 3.321, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het winnen, opslaan, bewerken of gereedmaken voor transport van:
- gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse:
- ontvlambare gassen, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij de CLP-verordening;
- ontvlambare vloeistoffen, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 2, bij de CLP-verordening; of
- acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening;
- ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1; of
- gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1 of 8;
- gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse:
- elke andere milieubelastende activiteit die in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving als vergunningplichtig is aangewezen, als van die activiteit onderdeel is het aanwezig hebben van een insluitsysteem, anders dan een koelinstallatie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, een opslagtank als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving wordt gebruikt, met:
- meer dan 1.500 kg ammoniak;
- meer dan 13 m3 en ten hoogste 50 m3 propaan of propeen met een jaarlijkse doorzet van meer dan 600 m3;
- meer dan 50 m3 propaan of propeen;
- meer dan 13 m3 acetyleen;
- meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
- meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om:
- vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving; of
- vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving als die:
- bij inademing acuut toxisch zijn; of
- bij opname door de mond acuut toxisch zijn, voor zover die stoffen niet kunnen worden ingedeeld in die klasse bij inademing of blootstelling aan de huid; of
- meer dan 150 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, verpakkingsgroep I of II als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om een bovengronds insluitsysteem.
DR
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
DS
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
1 Voor de projecten B3 en I4 wordt onder aardgas verstaan: aardgas als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving. 2 Voor project D8 wordt onder motorvoertuig verstaan: motorvoertuig als bedoeld in bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving.DT
Na bijlage V worden drie bijlagen toegevoegd, luidende:
Artikel 1.1a (grondslag)
Artikel 1.3 (aanwijzing verboden activiteiten met aanzienlijke nadelige gevolgen)
Artikel 2.1 (verplichting en verbod opname regels in omgevingsplan)
Artikel 2.1a (overgangsrecht omgevingsvergunning gemeentelijke verordening)
Tot het bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, bedoeld in artikel 22.4 van de wet, worden voor de toepassing van artikel 22.8 van de wet:
Artikel 2.2 (verplichting en verbod opname regels in waterschapsverordening)
Artikel 2.3 (verplichting en verbod opname regels in omgevingsverordening)
Artikel 3.2 (toepassingsbereik)
De artikelen 3.3 tot en met 3.6 zijn alleen van toepassing zolang een beperkingengebied niet bij ministeriële regeling is aangewezen en geometrisch begrensd.
Artikel 3.3 (beperkingengebied wegen)
Het beperkingengebied met betrekking tot een weg in beheer bij het Rijk bestaat uit de weg en het daaromheen gelegen gebied, begrensd door een lijn liggend op een afstand van:
Artikel 3.4 (beperkingengebied waterstaatswerken)
Het beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk valt samen met het waterstaatswerk.
Artikel 3.5 (beperkingengebied hoofdspoorweginfrastructuur)
Artikel 3.6 (beperkingengebied installaties in een waterstaatswerk anders dan mijnbouwinstallaties)
Het beperkingengebied met betrekking tot installaties in een oppervlaktewaterlichaam anders dan mijnbouwinstallaties bestaat uit de installatie en het daaromheen gelegen gebied, begrensd door een lijn liggend op een afstand van 500 m van enig onderdeel van de installatie.
Artikel 3.7 (beperkingengebied mijnbouwinstallatie in een waterstaatswerk)
Het beperkingengebied met betrekking tot een mijnbouwinstallatie in een oppervlaktewaterlichaam bestaat uit de mijnbouwinstallatie en het daaromheen gelegen gebied, begrensd door een lijn liggend op een afstand van 500 m van enig onderdeel van de mijnbouwinstallatie.
Artikel 4.4a (aanvullende aanwijzing bevoegd gezag meervoudige aanvraag zonder magneetactiviteiten)
Artikel 4.7 (bevoegd gezag vervoerregio enkel- en meervoudige aanvraag)
Als op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 een gebied is aangewezen, beslist het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam, bedoeld in dat artikellid, op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een lokale spoorweg in dat gebied.
Artikel 4.13 (bevoegd gezag Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap enkel- en meervoudige aanvraag)
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beslist op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning als de aanvraag alleen betrekking heeft op een of meer rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch monument.
Artikel 4.21 (advies door gemeenteraad)
Artikel 4.22 (advies door gemeentelijke adviescommissie)
Artikel 4.26 (advies en instemming door dagelijks bestuur vervoerregio)
Artikel 4.38 (gronden verlenen of onthouden instemming)
Artikel 5.1 (flexibiliteitsregeling projectbesluit Rijk)
Artikel 5.5a (publicatie ontwerp projectbesluit)
Artikel 8.1 (aanwijzen gevallen verhaal van kosten bij verontreiniging fysieke leefomgeving)
De gevallen van verontreiniging, aantasting, verstoring of beschadiging, bedoeld in artikel 13.3a, eerste lid, van de wet, waarin de voor rekening van de daarin bedoelde rechtspersonen komende kosten kunnen worden verhaald, zijn:
Artikel 8.1a (verhalen van schadevergoeding bij beschikking)
Gevallen als bedoeld in artikel 13.3d van de wet, zijn de gevallen waarin schadevergoeding als gevolg van een besluit of een regel als bedoeld in artikel 15.1, eerste lid, onder a, d, h of j, van de wet is betaald, voor zover dat besluit of die regel betrekking heeft op waterbeheer.
Artikel 8.2 (uitwerken ontgrondingenheffing)
Artikel 8.3 (vrijstelling grondwateronttrekkingsheffing)
Van de heffing, bedoeld in artikel 13.4b, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld onttrekkingen van grondwater:
Artikel 8.4 (kosten onderzoeken grondwaterbeleid)
Artikel 8.5 (gevallen waarin financiële zekerheid kan worden gesteld)
De gevallen, bedoeld in artikel 13.5, eerste lid, van de wet, waarvoor aan een omgevingsvergunning het voorschrift kan worden verbonden dat degene die de activiteit verricht financiële zekerheid stelt, zijn:
Artikel 8.6 (gevallen waarin financiële zekerheid moet worden gesteld)
De gevallen, bedoeld in artikel 13.5, eerste lid, van de wet, waarvoor aan een omgevingsvergunning het voorschrift wordt verbonden dat degene die de activiteit verricht financiële zekerheid stelt, zijn:
Artikel 8.7 (plicht voor openbaar lichaam)
Artikel 8.8 (afwegingscriteria stellen en wijzigen financiële zekerheid)
Het bevoegd gezag houdt bij het verbinden van een voorschrift aan de omgevingsvergunning over het stellen van financiële zekerheid en het wijzigen van een dergelijk voorschrift in een geval als bedoeld in artikel 8.5 in ieder geval rekening met:
Artikel 8.9 (vorm financiële zekerheidstelling)
Artikel 8.10 (hoogte bedrag financiële zekerheidstelling)
Artikel 8.11 (termijn instandhouding financiële zekerheidstelling)
Artikel 8.12 (bewijsvoering financiële zekerheidstelling)
Het bevoegd gezag bepaalt in het vergunningvoorschrift over financiële zekerheid dat, binnen een door het bevoegd gezag te bepalen redelijke termijn nadat dat voorschrift aan de vergunning is verbonden, bewijs wordt verstrekt dat financiële zekerheid is gesteld.
Artikel 9.1 (gevallen onder normaal maatschappelijk risico)
Als gevallen waarin schade wordt geacht niet uit te gaan boven het normale maatschappelijke risico als bedoeld in artikel 15.7, vierde lid, van de wet, worden aangewezen omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot bouwwerken als bedoeld in artikel 2.15f, onder a tot en met r, van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Artikel 9.2 (flexibiliteitsregeling bevoegd gezag nadeelcompensatie)
Artikel 10.0 (publicatie ontwerp regeling)
Artikel 10.3a (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie waterschapsverordening)
Bij het vaststellen van een waterschapsverordening wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.
Artikel 10.3b (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie omgevingsverordening)
Bij het vaststellen van een omgevingsverordening wordt aangegeven hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid.
Artikel 10.3c (publicatie ontwerp omgevingsplan, waterschapsverordening en omgevingsverordening)
Artikel 10.6a (publicatie instructie)
Van een instructie van een bestuursorgaan van een provincie of het Rijk op grond van artikel 2.33 of 2.34 van de wet wordt tegelijk met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling gedaan in het provinciaal blad respectievelijk de Staatscourant.
Artikel 10.7a (publicatie ontwerp en beschikbaar stellen geconsolideerde omgevingsvisie)
Artikel 10.10a (actualisatie nationaal nec-programma)
Het nationale nec-programma wordt geactualiseerd:
Artikel 10.22a (informatie omgevingsvergunning cultureel erfgoed)
Artikel 10.27a (overgangsrecht gegevensverstrekking externe veiligheidsrisico’s)
Als een activiteit al rechtmatig wordt verricht op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 10.27, eerste lid, is die bepaling van toepassing vanaf 1 januari 2024.
Artikel 10.28 (gegevensverstrekking domino-effecten Seveso-inrichting)
Wanneer het bevoegd gezag beschikt over gegevens als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, die niet zijn verstrekt door degene die de Seveso-inrichting exploiteert, worden die gegevens beschikbaar gesteld aan degene die de Seveso-inrichting exploiteert voor zover dit nodig is voor de toepassing van artikel 4.13 van dat besluit.
Artikel 10.28a (gegevensverstrekking veiligheid primaire waterkeringen)
Het dagelijks bestuur van het waterschap verstrekt voor elke primaire waterkering waarover het het beheer heeft een verslag over de algemene waterstaatkundige toestand als bedoeld in artikel 10.9a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 10.30 (beschikbaar stellen informatie over emissies)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de nationale emissie-inventarissen en nationale emissieprognoses, bedoeld in artikel 10.11b, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch beschikbaar.
Artikel 10.31 (bekendmaking tijdelijke regels bij luchtverontreiniging)
De commissaris van de Koning maakt een besluit met regels over het gebruik van installaties of brandstoffen en over andere verontreinigende activiteiten als bedoeld in artikel 19.12, eerste of derde lid, van de wet, via de media en langs elektronische weg bekend.
Artikel 10.32 (beschikbaar stellen monitoringsprogramma)
Een monitoringsprogramma als bedoeld in artikel 10.14b van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt elektronisch beschikbaar gesteld.
Artikel 10.33 (gegevensverstrekking opstellen stroomgebiedsbeheerplannen)
Het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verstrekken de door hen verzamelde gegevens die nodig zijn voor het opstellen van stroomgebiedsbeheerplannen, bedoeld in artikel 10.15a van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, uiterlijk op de volgende tijdstippen:
Artikel 10.33a (gegevensverstrekking resultaten analyses en beoordeling kaderrichtlijn water)
Het gemeentebestuur, het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verstrekken uiterlijk op 22 juni 2025 en vervolgens om de zes jaar de resultaten van de analyses en beoordeling, bedoeld in artikel 10.15b van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 10.33b (gegevensverstrekking voortgang uitvoering van maatregelen)
Het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten verstrekken uiterlijk op 22 juni 2024 en vervolgens om de zes jaar de gegevens over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 10.15c van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 10.36 (beschikbaar stellen verslagen kaderrichtlijn water)
Het dagelijks bestuur van het waterschap, gedeputeerde staten en Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stellen aan het eind van de looptijd van een waterbeheerprogramma als bedoeld in artikel 3.7 van de wet, een regionaal waterprogramma als bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, van de wet respectievelijk het nationaal waterprogramma, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder e, van de wet, elektronisch beschikbaar:
Artikel 10.42a (gegevensverstrekking geluidregister)
[Gereserveerd]
Artikel 10.42b (verstrekking en publicatie verslag monitoring geluidproductieplafonds)
[Gereserveerd]
Artikel 10.42c (verstrekking en publicatie verslag monitoring geluid wegen en spoorwegen met basisgeluidemissie)
[Gereserveerd]
Artikel 10.42d (elektronisch indienen PRTR-verslag)
Een PRTR-verslag wordt ingediend met gebruikmaking van een elektronisch formulier. Het formulier wordt door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat beschikbaar gesteld op e-mjv.nl.
Artikel 10.47a (gegevensverstrekking stortplaatsen voor baggerspecie op land)
Het bevoegd gezag voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het storten van afvalstoffen of het exploiteren van een andere milieubelastende installatie voor het storten van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen op een stortplaats, bedoeld in de artikelen 3.84, eerste lid, aanhef en onder a en b, en 3.85, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, verstrekt, voor zover op de stortplaats alleen baggerspecie wordt gestort en de stortplaats niet is gelegen in een oppervlaktewaterlichaam, een afschrift van de resultaten, bedoeld in artikel 8.62n, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 10.49a (beschikbaar stellen broeikasgasinventarissen)
Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat stelt de broeikasgasinventarissen, bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, elektronisch beschikbaar.
Artikel 10.50 (overleg, actualisatie en elektronische beschikbaarstelling geluidbelastingkaarten)
Artikel 10.51 (actualisatie en elektronische beschikbaarstelling kaarten basiskustlijn)
Artikel 10.52 (overleg, actualisatie en elektronische beschikbaarstelling overstromingsgevaarkaarten en overstromingsrisicokaarten)
Artikel 11.5 (monitoring plan-mer)
Artikel 11.9 (regels ontheffing)
Artikel 11.10 (inhoud mededeling voornemen)
Artikel 11.11 (project-mer-beoordeling)
Artikel 11.12 (passende scheiding)
Artikel 11.13 (raadpleging reikwijdte en detailniveau)
Artikel 11.14 (advies Commissie voor de milieueffectrapportage)
Als toepassing wordt gegeven aan artikel 16.47, eerste lid, van de wet, stelt het bevoegd gezag de Commissie voor de milieueffectrapportage uiterlijk op het moment van terinzagelegging van het milieueffectrapport in de gelegenheid daarover te adviseren.
Artikel 11.15 (elektronische beschikbaarstelling kennisgeving en coördinatie)
Artikel 11.16 (inhoud project-MER)
Artikel 11.17 (beschrijving project in MER)
De beschrijving van het project, bedoeld in artikel 11.16, eerste lid, onder a, bevat in ieder geval:
Artikel 11.18 (beschrijving milieueffecten in MER)
Artikel 11.19 (inhoud besluit)
Artikel 11.20 (monitoring project-mer)
Artikel 11.21 (gegevensverstrekking)
Het bevoegd gezag voor het milieueffectrapport verstrekt aan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat op verzoek de bij dat gezag beschikbare gegevens die nodig zijn om te kunnen voldoen aan artikel 12, tweede lid, van de mer-richtlijn.
Artikel 12.6 (instelling en aanwijzing commissie)
Er is een OCW-schadebeoordelingscommissie archeologische rijksmonumenten die tot taak heeft advies uit te brengen aan bestuursorganen over schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 15.1, eerste lid, onder j, van de wet, voor zover de schade voortvloeit uit beslissingen op aanvragen om omgevingsvergunningen voor rijksmonumentenactiviteiten met betrekking tot een archeologisch monument.
Artikel 12.7 (samenstelling commissie)
De OCW-schadebeoordelingscommissie archeologische rijksmonumenten bestaat uit ten hoogste zeven leden.
Artikel 13.1 (toedeling handhavingstaak aan een ander bestuursorgaan)
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in de volgende gevallen bij:
Artikel 13.1a (toedeling aanvullende handhavingstaak gewasbeschermingsmiddelen en biociden aan ander bestuursorgaan)
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving bij het verrichten van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in de artikelen 3.184, 3.200, 3.205, 3.208, 3.211, 3.215, 3.218 en 3.250 van het Besluit activiteiten leefomgeving, ook bij Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en bij Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Artikel 13.2 (toedeling handhavingstaak gedoogplichten)
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in geval van de volgende gedoogplichten uit hoofdstuk 10 van de wet bij:
Artikel 13.4 (toepassingsbereik)
Deze afdeling is van toepassing op het verrichten van werkzaamheden voor de uitoefening van bevoegdheden door het bevoegd gezag in het kader van de uitvoeringstaak, bedoeld in artikel 18.18, tweede lid, van de wet, en de handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet.
Artikel 13.5 (uitvoerings- en handhavingsstrategie)
Artikel 13.6 (inhoud uitvoerings- en handhavingsstrategie)
Artikel 13.7 (nadere inhoud handhavingsstrategie)
Artikel 13.8 (uitvoeringsprogramma)
Artikel 13.9 (uitvoeringsorganisatie)
Artikel 13.10 (borgen van middelen)
De bestuursorganen, bedoeld in artikel 13.5, dragen er zorg voor dat:
Artikel 13.11 (evaluatierapportage)
Artikel 13.12 (basistakenpakket omgevingsdienst)
Artikel 13.13 (verplichting tot informatieverstrekking)
Aan de verplichting tot informatieverstrekking, bedoeld in artikel 18.25, eerste lid, van de wet, is in ieder geval voldaan als Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Justitie en Veiligheid en het algemeen bestuur van de omgevingsdiensten de gegevens die zij beheren in verband met het verrichten van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 13.12, eerste lid, via het beveiligde digitale systeem voor informatie-uitwisseling, Inspectieview Milieu, raadpleegbaar maken.
Artikel 13.14 (andere bestuursorganen)
Als andere bestuursorganen als bedoeld in artikel 18.25, tweede lid, van de wet worden aangewezen:
Artikel 13.15 (gebruik van het burgerservicenummer)
Ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wet wordt door de bestuursorganen, bedoeld in de artikelen 13.13 en 13.14, bij het verstrekken van persoonsgegevens het burgerservicenummer aangegeven.
Artikel 13.15a (verwerkingsverantwoordelijke Inspectieview Milieu)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in Inspectieview Milieu.
Artikel 13.15b (geen gegevensbewaring in Inspectieview Milieu)
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zorgt ervoor dat in Inspectieview Milieu geen gegevens worden bewaard.
Artikel 13.15c (kosten Inspectieview Milieu)
De jaarlijkse beheerkosten van Inspectieview Milieu komen, voor zover ze niet worden gedekt door de jaarlijkse bijdragen van aangesloten bestuursorganen en instanties, voor rekening van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 13.16 (toepassingsbereik)
Deze afdeling is van toepassing op het verrichten van de volgende werkzaamheden door het bevoegd gezag, de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onder d, van de Arbeidsomstandighedenwet, en het bestuur van de veiligheidsregio:
Artikel 13.17 (coördinatie uitvoering en handhaving)
Artikel 13.18 (onderzoeken veiligheidsrapport)
Artikel 13.19 (conclusies onderzoek veiligheidsrapport)
Artikel 13.20 (toezichtsysteem en toezichtplan)
Artikel 13.21 (toezichtprogramma)
Artikel 13.22 (uitvoering toezicht)
Artikel 13.23 (bevindingen toezicht)
Artikel 13.24 (openbaarmaking bevindingen toezicht)
Artikel 13.25 (toepassingsbereik)
Artikel 13.26 (last onder bestuursdwang voor overtredingen Arbeidsomstandighedenwet)
Een daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter zake van de naleving van het krachtens artikel 6, eerste lid, tweede zin, van de Arbeidsomstandighedenwet, in de artikelen 4.4, 4.5, eerste en derde lid, 4.6, eerste lid, 4.7, 4.9 tot en met 4.15, 4.18, 4.19, 4.20, 4.22, 4.23, 4.24, 4.26, 4.27 en 4.28 van het Besluit activiteiten leefomgeving bepaalde.
Artikel 13.27 (bestuurlijke boete voor overtredingen Arbeidsomstandighedenwet)
Artikel 13.28 (waarschuwingen en stillegging voor overtredingen Arbeidsomstandighedenwet)
Artikel 13.29 (strafbaarstellingen Wet veiligheidsregio’s)
Handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens artikel 48, zesde lid, van de Wet veiligheidsregio's in de artikelen 4.14, 4.15, 4.17, 4.19, 4.20 en 4.24 van het Besluit activiteiten leefomgeving bepaalde is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.
Artikel 13.30 (strafbaarstellingen Arbeidsomstandighedenwet)
Handelen of nalaten door de werkgever, bedoeld in artikel 1, eerste of tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, in strijd met het krachtens artikel 6, eerste lid, tweede zin, van de Arbeidsomstandighedenwet in de artikelen 4.4, 4.5, eerste en derde lid, 4.6, eerste lid, 4.7, 4.9 tot en met 4.15, 4.18, 4.19, 4.20, 4.22, 4.23, 4.24, 4.26, 4.27 en 4.28 van het Besluit activiteiten leefomgeving bepaalde is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet.
Artikel 14.1 (elektronisch verkeer via de landelijke voorziening)
Artikel 14.2 (elektronisch formulier)
Artikel 14.3 (ondertekening)
Artikel 14.4 (informatie uit besluiten en andere rechtsfiguren)
Artikel 14.5 (verstrekking gegevens over besluiten en andere rechtsfiguren)
Aan de Dienst, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster, worden de in bijlage VIII genoemde gegevens over de besluiten en andere rechtsfiguren, bedoeld in artikel 14.4, eerste lid, onder a, verstrekt door:
Artikel 14.5a (samenwerkfunctionaliteit)
De landelijke voorziening voorziet in het elektronisch kunnen uitwisselen van gegevens bij het voorbereiden van een beslissing op een aanvraag en het beoordelen van een melding of gegevens en bescheiden ter voldoening aan een andere informatieverplichting dan een melding op grond van de wet.
Artikel 14.6 (begripsbepalingen)
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 14.7 (beheer berichten)
Artikel 14.7a (uitwisselen gegevens bij samenwerken)
Artikel 14.8 (verwerkingsverantwoordelijke)
Artikel 14.9 (verwerking persoonsgegevens voor toegang tot landelijke voorziening)
Artikel 14.10 (verwerking persoonsgegevens voor doorgeleiden berichten naar bevoegd gezag)
Artikel 14.10a (verwerking persoonsgegevens bij samenwerken)
Artikel 14.10b (verstrekking van persoonsgegevens bij samenwerken)
Het bestuursorgaan dat het initiatief heeft genomen tot het uitwisselen van gegevens, bedoeld in artikel 14.8, derde lid, kan de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 14.10a, eerste lid, verstrekken aan de volgende bestuursorganen of adviseurs voor zover dat noodzakelijk is voor een goede vervulling van een wettelijke taak:
Artikel 14.11 (verwerking persoonsgegevens voor operationele werking landelijke voorziening)
Artikel 14.12 (beheer onderdelen landelijke voorziening door Kadaster)
De Dienst, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster, draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van:
Artikel 5.1 (Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken)
De bijlage bij artikel 2, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:
B
De hoofdstukken II, IV en V vervallen.
C
Hoofdstuk VII wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.2 (Arbeidsomstandighedenbesluit)
Het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.5g, derde lid, onder a, wordt «vergunning krachtens artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet».
B
In artikel 3.1a wordt «artikel 1, eerste lid, van de Woningwet» vervangen door «bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving».
C
In artikel 3.1b wordt «artikel 1, eerste lid, van de Woningwet» vervangen door «bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving» en wordt «Bouwbesluit 2012» vervangen door «Besluit bouwwerken leefomgeving».
D
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.3 (Asbestverwijderingsbesluit 2005)
Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In de artikelen 3, eerste, tweede en vierde lid, 9, vierde en vijfde lid, en 13, tweede lid, onder b, vervalt «bouwwerk of».
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
3.
Artikel 3 is voorts niet van toepassing op het anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf in zijn geheel verwijderen van geschroefde, asbesthoudende platen waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, niet zijnde dakleien, of asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking uit een vaartuig, voor zover het vaartuig niet in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt of bedoeld is voor gebruik in dat kader en de oppervlakte van de te verwijderen asbesthoudende platen, vloertegels of vloerbedekking in totaal maximaal vijfendertig vierkante meter bedraagt.D
In artikel 6, eerste lid, onder a en b, vervalt «bouwwerken of».
E
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
F
In artikel 11, tweede lid, wordt «landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21 van de Omgevingswet».
G
Artikel 16 vervalt.
Artikel 5.4 (Besluit basisregistratie ondergrond)
Het Besluit basisregistratie ondergrond wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
- voor het genereren van gegevens die worden verstrekt in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor of het doen van een melding van een wateronttrekkingsactiviteit op grond van een omgevingsverordening of waterschapsverordening, inhoudende het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening of het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening, of.
B
In artikel 4.1, tweede lid, onder c, wordt «artikel 5.2 van de Waterwet» vervangen door «artikel 2.41 van de Omgevingswet».
Artikel 5.5 (Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming)
Het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.12, tweede lid, wordt «inrichtingen» vervangen door «locaties».
B
Artikel 7.30, aanhef, komt te luiden:
De bedrijfsleiding van een onderneming als bedoeld in artikel 5.12, tweede lid, waarvan het aannemelijk is dat er weesbronnen worden aangetroffen of verwerkt, draagt er zoveel mogelijk zorg voor dat een werknemer die in die onderneming kan worden blootgesteld aan een weesbron, onverminderd artikel 5.12:.C
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.6 (Besluit beheer autobanden)
Het Besluit beheer autobanden wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
- voertuig:
- bedrijfsauto als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, met een gewicht van niet meer dan 3.500 kg;
- personenauto als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994; of
- vervoermiddel dat bestemd is om te worden voortbewogen door een voertuig als bedoeld onder 1° of 2°;.
- recycling: nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel, met inbegrip van het opnieuw bewerken van organische afvalstoffen, en met uitsluiting van energieterugwinning en het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.
B
In artikel 6 wordt «als materiaal wordt hergebruikt» vervangen door «wordt gerecycled».
Artikel 5.7 (Besluit beheer autowrakken)
Het Besluit beheer autowrakken wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 2, eerste lid, wordt «artikel 1, onder a, onderdeel 2°» vervangen door «artikel 1, onder a, onderdeel 3°».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
D
Artikel 5 vervalt.
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
- degene die een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.152 van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht;.
- degene die een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.276 van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht, waar motorvoertuigen worden onderhouden anders dan alleen wassen, of.
F
In artikel 8a wordt «degenen die een inrichting drijven waar verwerkingshandelingen worden verricht» vervangen door «degene die een verwerking verricht» en wordt «invoeren» vervangen door «invoert».
G
In het opschrift van paragraaf 4 wordt «Hergebruik» vervangen door «Voorbereiden voor hergebruik, recycling».
H
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
I
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
J
Artikel 12, tweede lid, onder c, wordt als volgt gewijzigd:
K
Artikel 15, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.8 (Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte)
Het Besluit bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
B
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.9 (Besluit brandstoffen luchtverontreiniging)
In artikel 4.3 van het Besluit brandstoffen luchtverontreiniging wordt «vergunning voor een inrichting» vervangen door «omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet».
Artikel 5.10 (Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen)
Het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.6, derde lid, onder f, wordt «bij of krachtens de Wet milieubeheer of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «bij of krachtens de Omgevingswet».
B
Tabel 5.6 komt te luiden:
Artikel 5.11 (Besluit bijzondere spoorwegen)
Het Besluit bijzondere spoorwegen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 11 vervalt.
C
In artikel 18 vervalt «, 11, eerste en vijfde lid,».
D
Artikel 27 vervalt.
Artikel 5.12 (Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur)
In artikel 3, onder c, van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur wordt «behorende bij de krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunningen» vervangen door «die zijn verbonden aan omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet».
Artikel 5.13 (Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen)
Na artikel 1 van het Besluit conformiteitsbeoordeling vaste biomassa voor energietoepassingen wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a. Grondslag besluit
Dit besluit berust mede op artikel 18.6, eerste lid, van de Omgevingswet.Artikel 1a. Grondslag besluit
Dit besluit berust mede op artikel 18.6, eerste lid, van de Omgevingswet.
Artikel 5.14 (Besluit controle op rechtspersonen)
Het Besluit controle op rechtspersonen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, onder c, wordt «Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «de Omgevingswet» en vervalt «en de beheerders in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet».
B
In artikel 6, onder b, wordt «de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «de Omgevingswet» en vervalt «en de beheerders in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet».
Artikel 5.15 (Besluit detectie radioactief besmet schroot)
Het Besluit detectie radioactief besmet schroot wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
Degene die de milieubelastende activiteit verricht, meet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat op de locatie wordt gebracht waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht.D
In de artikelen 5, eerste lid, 6, eerste lid, en 6b, tweede lid, wordt «inrichting drijft» vervangen door «milieubelastende activiteit verricht».
E
In artikel 7, eerste lid, wordt «inrichting drijft» vervangen door «milieubelastende activiteit verricht» en wordt «in de inrichting» vervangen door «op de locatie waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht».
F
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1.
De financiële zekerheid wordt in stand gehouden tot het moment waarop degene die de milieubelastende activiteit verricht, het opslaan, bewerken, verwerken of overslaan van schroot op die locatie heeft beëindigd, dan wel niet langer voldoet aan artikel 2, tweede lid, onder a, en aantoonbaar geen radioactief besmet schroot aanwezig is op die locatie.G
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3
Degene die de milieubelastende activiteit verricht, meet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat op de locatie wordt gebracht waarop de milieubelastende activiteit wordt verricht.
Artikel 5.16 (Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet)
In de artikelen 2 en 8 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet wordt «Bouwbesluit 2012» vervangen door «Besluit bouwwerken leefomgeving».
Artikel 5.17 (Besluit Erfgoedwet archeologie)
Het Besluit Erfgoedwet archeologie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.2, tweede lid, onder c en d, komen te luiden:
- een provinciaal monument of een voorbeschermd provinciaal monument als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- een gemeentelijk monument of een voorbeschermd gemeentelijk monument als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving; en.
B
Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:
- een provinciaal monument of een voorbeschermd provinciaal monument als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Artikel 5.18 (Besluit gebruik meststoffen)
In artikel 1, zesde lid, van het Besluit gebruik meststoffen wordt «artikelen 6.6 en 6.7 van de Waterwet» vervangen door «artikelen 4.1, 4.3 en 4.6 van de Omgevingswet».
Artikel 5.19 (Besluit geluidproduktie sportmotoren)
Het Besluit geluidproduktie sportmotoren wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, aanhef en onder b, komt te luiden:
- anders dan op een terrein als bedoeld in artikel 3.304 van het Besluit activiteiten leefomgeving waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning heeft verleend voor het exploiteren van dat terrein voor het sporten of recreëren met voertuigen met een verbrandingsmotor in de buitenlucht, bedoeld in artikel 3.305 van dat besluit.
B
In artikel 3, eerste lid, wordt «in een inrichting» vervangen door «op een terrein».
Artikel 5.20 (Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013)
Het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.5, eerste lid, komt de begripsomschrijving van ggo-gebied te luiden: deel van een locatie waarop milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 3.246 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden verricht, waar categorieën van fysische inperking liggen en die beperkt toegankelijk is.
B
In de artikelen 2.14, tweede lid, en 2.35, derde lid, vervalt «in een inrichting».
C
Het opschrift van titel 2.3 komt te luiden:
D
Afdeling 2.3.1 vervalt.
E
Het opschrift van afdeling 2.3.2 komt te luiden:
F
Artikel 2.56 komt te luiden:
Artikel 2.56
Onze Minister is het bevoegd gezag dat beslist op aanvragen om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet, in plaats van een maatregel die op grond van het bepaalde bij of krachtens dit besluit moet worden getroffen.G
Artikel 2.57 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de krachtens artikel 2.2 gestelde regels.H
Artikel 6.13 vervalt.
I
Bijlage 5, onder 1, wordt als volgt gewijzigd:
- het adres en de exacte ligging van de locatie waarop het ingeperkt gebruik plaatsvindt;.
- het hoogste inperkingsniveau voor de te onderscheiden categorieën van fysische inperking dat is gemeld op grond van artikel 4.630 van het Besluit activiteiten leefomgeving of waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.247 van het Besluit activiteiten leefomgeving is verleend;
- de naam van het bevoegd gezag dat de melding, bedoeld in artikel 4.630 van het Besluit activiteiten leefomgeving, in ontvangst neemt dan wel de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 3.247 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verleent;.
- indien het ingeperkt gebruik niet onder de aanwijzing van artikel 3.246 van het Besluit activiteiten leefomgeving valt: de plaats waar het ingeperkt gebruik plaatsvindt;.
Artikel 2.56
Onze Minister is het bevoegd gezag dat beslist op aanvragen om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet, in plaats van een maatregel die op grond van het bepaalde bij of krachtens dit besluit moet worden getroffen.
Artikel 5.21 (Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
In artikel 27a van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt «oppervlaktewater of in gebieden die zijn aangewezen krachtens artikel 1.2, tweede lid, onderdeel a, van de Wet milieubeheer» vervangen door «een oppervlaktewaterlichaam of in gebieden waarvoor in de omgevingsverordening regels zijn gesteld om de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden te beschermen in verband met de winning daarvan voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water, bedoeld in artikel 2.18, aanhef en onder c, van de Omgevingswet».
Artikel 5.22 (Besluit hoofdspoorweginfrastructuur)
Artikel 21 van het Besluit hoofdspoorweginfrastructuur vervalt.
Artikel 5.23 (Besluit huurprijzen woonruimte)
Het Besluit huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8a, onder a, komt te luiden:
- die woonruimte behoort tot een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet,.
B
Bijlage I, onder A, wordt als volgt gewijzigd:
C
Bijlage II, onder 1, wordt als volgt gewijzigd:
D
In bijlage II, onder 2, wordt in onderdeel 2 «paragraaf 3.10.2 van het Bouwbesluit 2012» vervangen door «paragraaf 3.3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving».
Artikel 5.24 (Besluit informatie inzake rampen en crises)
Het Besluit informatie inzake rampen en crises wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
- Seveso-inrichting: Seveso-inrichting als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
- hogedrempelinrichting: hogedrempelinrichting als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
C
In het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk III wordt «in het kader van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015» vervangen door «in Seveso-inrichtingen».
D
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
- een bevestiging dat paragraaf 4.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving en dit besluit op de inrichting van toepassing zijn, alsmede een bevestiging dat voldaan is aan de verplichtingen, bedoeld in:
- artikel 4.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving tot het verstrekken van gegevens en bescheiden; en
- artikel 4.20 van het Besluit activiteiten leefomgeving tot het verstrekken van een veiligheidsrapport, als het gaat om een hogedrempelinrichting;.
E
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
- een bevestiging dat:
- voldaan is aan artikel 4.22 van het Besluit activiteiten leefomgeving over het opstellen en invoeren van een intern noodplan; en
- degene die de hogedrempelinrichting exploiteert, gehouden is de nodige afspraken te maken met hulpdiensten om zware ongevallen het hoofd te bieden en de gevolgen daarvan tot een minimum te beperken;.
F
In het opschrift van paragraaf 2a van hoofdstuk III wordt «afvalvoorziening categorie A» vervangen door «winningsafvalvoorziening categorie A».
G
Artikel 6a komt te luiden:
Artikel 6a
De informatie die het bestuur van de veiligheidsregio over mogelijke rampen aan de bevolking verschaft omvat, voor zover deze betrekking heeft op een mogelijke ramp in een winningsafvalvoorziening categorie A als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in aanvulling op de informatie, bedoeld in artikel 5, in ieder geval:- een bevestiging dat:
- een intern noodplan als bedoeld in artikel 8.70 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is opgesteld en ingevoerd;
- degene die de winningsafvalvoorziening categorie A exploiteert, gehouden is de nodige afspraken te maken met hulpdiensten om zware ongevallen het hoofd te bieden en de gevolgen daarvan tot een minimum te beperken;
- algemene gegevens inzake de aard van rampen en zware ongevallen, waaronder de mogelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu en beknopte gegevens van de voornaamste soorten scenario’s voor rampen en zware ongevallen en de bestrijdingsmaatregelen;
- passende gegevens uit het rampbestrijdingsplan dat opgesteld is om te kunnen omgaan met eventuele effecten die een ramp of zwaar ongeval buiten de locatie waarop de winningsafvalvoorziening categorie A wordt geëxploiteerd, kan hebben, waaronder het advies om ten tijde van een ramp of zwaar ongeval gehoor te geven aan de instructies of verzoeken van de hulpdiensten;
- een indicatie, waar van toepassing, dat de winningsafvalvoorziening categorie A zich nabij het grondgebied van een andere lidstaat bevindt, waardoor een zwaar ongeval grensoverschrijdende gevolgen kan hebben, krachtens het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties inzake grensoverschrijdende gevolgen van industriële rampen en zware ongevallen;
- specifiek op de rampenbestrijding gerichte informatie die is gebaseerd op gegevens die zijn ontleend aan het winningsafvalbeheersplan, bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU 2006, L 102).
H
In artikel 9, tweede en vierde lid, wordt «een inrichting of een afvalvoorziening» vervangen door «een hogedrempelinrichting of winningsafvalvoorziening» en wordt «de inrichting of een afvalvoorziening» vervangen door «de hogedrempelinrichting of winningsafvalvoorziening».
I
In het opschrift van paragraaf 7 van hoofdstuk III wordt «inrichting» vervangen door «hogedrempelinrichting».
J
In artikel 11a wordt «inrichting» vervangen door «hogedrempelinrichting».
K
In het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk V wordt «inrichting» vervangen door «hogedrempelinrichting».
L
In de artikelen 13, eerste lid, en 14, derde lid, wordt «een inrichting» vervangen door «een hogedrempelinrichting».
M
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16
Handelen in strijd met de artikelen 2 en 4, eerste tot en met vierde lid, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.Artikel 6a
De informatie die het bestuur van de veiligheidsregio over mogelijke rampen aan de bevolking verschaft omvat, voor zover deze betrekking heeft op een mogelijke ramp in een winningsafvalvoorziening categorie A als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in aanvulling op de informatie, bedoeld in artikel 5, in ieder geval:
Artikel 16
Handelen in strijd met de artikelen 2 en 4, eerste tot en met vierde lid, is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.
Artikel 5.25 (Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken)
Artikel 6a, tweede lid, van het Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.26 (Besluit infrastructuurfonds)
Het Besluit infrastructuurfonds wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt onderdeel h, onder verlettering van de onderdelen i tot en met k tot h tot en met j.
B
In artikel 3a, derde lid, onder a, wordt «het nationaal verkeers- en vervoerplan (...) artikel 4.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer» vervangen door «de nationale omgevingsvisie, bedoeld in artikel 3.1, derde lid, van de Omgevingswet».
C
In artikel 4, vierde lid, wordt «provinciaal verkeers- en vervoerplan (...) artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer» vervangen door «provinciale omgevingsvisie als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van de Omgevingswet of een provinciaal programma als bedoeld in artikel 3.4 van de Omgevingswet».
Artikel 5.27 (Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen)
In artikel 7 van het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen wordt «Het bevoegd gezag (...) Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «Het bestuursorgaan waarbij de bestuursrechtelijke handhavingstaak berust op grond van artikel 18.2 van de Omgevingswet».
Artikel 5.28 (Besluit inzamelen afvalstoffen)
In artikel 1b van het Besluit inzamelen afvalstoffen wordt «bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer» vervangen door «bijlage II bij het Besluit activiteiten leefomgeving».
Artikel 5.29 (Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen)
Het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 3a, eerste lid, wordt «, of als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer» vervangen door «of op een locatie waarop een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verricht» en wordt na «die inrichting» ingevoegd «of die locatie».
D
Artikel 11a komt te luiden:
Artikel 11a
In gevallen waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of wijzigen van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet, dat tevens is aan te merken als een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit of het in stand houden van een bouwwerk, of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, verstrekt de aanvrager:- indien de aanvraag om die omgevingsvergunning tegelijk met de aanvraag om de vergunning krachtens de wet is ingediend, een afschrift van die aanvraag bij zijn aanvraag;
- indien de aanvraag om die omgevingsvergunning niet tegelijk met de aanvraag om de vergunning krachtens de wet is ingediend, een afschrift van die aanvraag aan het bevoegd gezag gelijktijdig met de indiening van die aanvraag.
E
In artikel 15, onder a, wordt «artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet in samenhang met artikel 3.1 van de Waterregeling» vervangen door «de bijlage bij de Omgevingswet».
F
Artikel 23, eerste lid, komt te luiden:
1.
De artikelen 4.3, 4.4, 4.6, eerste lid, aanhef en onder a, b en d, 4.9, 4.10, eerste en tweede lid, 4.11, eerste en tweede lid, 4.12, eerste lid, 4.13, 4.14, eerste en tweede lid, 4.19, aanhef en onder d, 4.22, 4.23, eerste tot en met derde lid, 4.24, eerste tot en met derde lid, 4.25, 4.26, 4.27, en 4.28 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de artikelen 8.13, tweede lid, en 8.38 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en de artikelen 13.17, 13.20, 13.21, 13.22, derde lid, en 13.24 tot en met 13.28 van het Omgevingsbesluit zijn van overeenkomstige toepassing op inrichtingen als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet waarin krachtens vergunning gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of mogen zijn of kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I, deel 1 of deel 2, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de aantekeningen bij die bijlage.G
In artikel 24 wordt «document, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015» vervangen door «opgestelde preventiebeleid, bedoeld in artikel 4.10, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving» en wordt «artikel 10, eerste tot en met derde lid, van dat besluit» vervangen door «artikel 4.14, eerste en tweede lid, van dat besluit».
Artikel 11a
In gevallen waarin de vergunning betrekking heeft op het oprichten of wijzigen van een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet, dat tevens is aan te merken als een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, bestaande uit een bouwactiviteit of het in stand houden van een bouwwerk, of een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, verstrekt de aanvrager:
Artikel 5.30 (Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw)
Het Besluit kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
De hoogte van de vergoeding die verschuldigd is door degene die een activiteit als bedoeld in artikel 15.51 van de wet verricht is de uitkomst van de formule:V = ((Et - Er) x P) x (Eb/Et),waarin voorstelt:V: de voor de activiteit verschuldigde vergoeding;Et: de door de activiteiten in het kalenderjaar gezamenlijk geëmitteerde hoeveelheid CO2 uitgedrukt in tonnen;Er: de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies, bedoeld in artikel 15.51b, tweede lid, van de wet, uitgedrukt in tonnen;P: het bedrag in euro per ton geëmitteerde CO2;Eb: de in het kalenderjaar geëmitteerde hoeveelheid CO2 uitgedrukt in tonnen, veroorzaakt door de activiteit.B
In artikel 4, onder a, wordt «een inrichting» vervangen door «een activiteit» en wordt «drijft» vervangen door «verricht».
Artikel 3
De hoogte van de vergoeding die verschuldigd is door degene die een activiteit als bedoeld in artikel 15.51 van de wet verricht is de uitkomst van de formule:
V = ((Et - Er) x P) x (Eb/Et),
waarin voorstelt:
V: de voor de activiteit verschuldigde vergoeding;
Et: de door de activiteiten in het kalenderjaar gezamenlijk geëmitteerde hoeveelheid CO2 uitgedrukt in tonnen;
Er: de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken vastgestelde hoeveelheid CO2-emissies, bedoeld in artikel 15.51b, tweede lid, van de wet, uitgedrukt in tonnen;
P: het bedrag in euro per ton geëmitteerde CO2;
Eb: de in het kalenderjaar geëmitteerde hoeveelheid CO2 uitgedrukt in tonnen, veroorzaakt door de activiteit.
Artikel 5.31 (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen)
Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1.
De in artikel 10.40, eerste lid, van de wet gestelde verplichting geldt niet:- indien voor bedrijfsafvalstoffen de afgifte geschiedt aan een andere persoon dan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder b, aanhef en onder 1°, van de wet die een of meer milieubelastende activiteiten met afvalstoffen verricht die zijn aangewezen in paragraaf 3.6.5, 3.7.1, 3.7.7, 3.8.1, 3.2.14, 3.2.15, 3.3.10, 3.3.12, 3.3.13 of 3.6.8 voor zover het gaat om het vergisten van plantaardig materiaal of afdeling 3.5 van het Besluit activiteiten leefomgeving,
- indien voor bedrijfsafvalstoffen de persoon aan wie de afvalstoffen zijn afgegeven, op de locatie van die persoon uitsluitend milieubelastende activiteiten met afvalstoffen verricht die behoren tot een in bijlage I bij dit besluit aangegeven categorie of een combinatie van die categorieën,
- voor gevaarlijke afvalstoffen, indien de afgifte geschiedt aan een andere persoon dan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder b, van de wet, of
- voor zover de afgifte betrekking heeft op afvalstoffen, die behoren tot een in bijlage II bij dit besluit aangegeven categorie.
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
C
In artikel 5a wordt «binnen de inrichting» vervangen door «op de locatie».
D
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1.
Artikel 10.38, derde lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing in de categorieën van gevallen waarin een persoon die op grond van artikel 2, eerste lid, verplicht is om een melding te doen als bedoeld in artikel 10.40 van de wet zich van stoffen, mengsels en producten, niet zijnde bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, ontdoet door afgifte aan een ander persoon of deze toepast.E
In artikel 8, tweede lid, wordt «bijlage II» vervangen door «bijlage III bij dit besluit».
F
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1.
De in artikel 10.39, eerste lid, onder a, van de wet gestelde verplichting geldt niet voor de categorieën van gevallen waarin de afgifte betrekking heeft op afvalstoffen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, en niet geschiedt aan een persoon die een stortplaats als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving exploiteert om die afvalstoffen te laten storten.G
In artikel 11, eerste lid, onder e, f en g, wordt «inrichting» vervangen door »locatie».
H
Artikel 13 vervalt.
I
Bijlage I komt te luiden:
J
Onder vernummering van bijlage II tot bijlage III komt bijlage II te luiden:
K
Het opschrift van bijlage III (nieuw) komt te luiden:
Artikel 5.32 (Besluit OM-afdoening)
Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.1, onder c, komt te luiden:
B
Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.33 (Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen milieubeheer)
Het Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel d, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- installatie: vaste technische eenheid waarbinnen een of meer van de activiteiten, genoemd in tabel 4.438a van het Besluit activiteiten leefomgeving, plaatsvinden en alle andere daar rechtstreeks mee samenhangende activiteiten die technisch verband houden met de binnen die eenheid verrichte activiteiten en van invloed kunnen zijn op emissies.
B
Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 2, geldt niet voor producten die worden verhandeld om uitsluitend te worden gebruikt bij een activiteit die wordt verricht in een installatie die zich bevindt op een locatie waarop een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verricht, voor zover zich op die locatie een installatie bevindt.Artikel 5.34 (Besluit organisch-halogeengehalte van brandstoffen)
In artikel 3, tweede lid, onder a, van het Besluit organisch-halogeengehalte van brandstoffen wordt «, verleend krachtens de artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet».
Artikel 5.35 (Besluit van 15 oktober 2014, houdende regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning als bedoeld in artikel 1, vierde en vijfde lid, aanhef, van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 2014, 385))
In artikel 1, onder e, van het Besluit van 15 oktober 2014, houdende regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning als bedoeld in artikel 1, vierde en vijfde lid, aanhef, van de Algemene Ouderdomswet (Stb. 2014, 385) wordt «Woningwet» vervangen door «op grond van artikel 4.3 van de Omgevingswet gestelde regels over bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en het in stand houden van bouwwerken».
Artikel 5.36 (Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen)
Het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Het is verboden afvalstoffen te storten op een stortplaats, die behoren tot een of meer van de navolgende categorieën:.B
In artikel 2 wordt «artikel 8.47, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer» vervangen door «de bijlage bij de Omgevingswet».
C
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
1.
Het is verboden afvalstoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, anders dan voor het opslaan, op of in de bodem te brengen, anders dan deze te storten op een stortplaats of winningsafvalvoorziening.2.
Het eerste lid is niet van toepassing op:- huishoudelijke afvalstoffen die nog niet zijn ingezameld of afgegeven,
- afvalwater,
- het toepassen van afvalstoffen overeenkomstig het Besluit bodemkwaliteit,
- plantenresten die zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister, in de daarbij aangegeven gevallen,
- meststoffen waarvan het gebruik is toegestaan op grond van het Besluit gebruik meststoffen.
3.
Het is verboden zich van afvalstoffen zijnde plantenresten te ontdoen door deze voor het opslaan op of in de bodem te brengen.4.
Het derde lid is niet van toepassing op:- huishoudelijke afvalstoffen die nog niet zijn ingezameld of afgegeven,
- het opslaan van plantenresten waarop het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is,
- het opslaan van plantenresten die zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister, in de daarbij aangegeven gevallen.
5.
Als categorie van gevallen als bedoeld in artikel 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer, zijn de in het tweede lid onder b tot en met e en de in het vierde lid onder b en c aangegeven gevallen.D
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
1.
Het bevoegd gezag verbindt aan een omgevingsvergunning voor de opslag van afvalstoffen het voorschrift dat opslag van afvalstoffen is toegestaan voor een termijn van ten hoogste één jaar.2.
Indien de vergunninghouder ten genoegen van het bevoegd gezag aantoont dat de opslag van afvalstoffen gevolgd wordt door nuttige toepassing van afvalstoffen, kan het bevoegd gezag, in afwijking van het eerste lid, aan een zodanige vergunning het voorschrift verbinden dat de opslag van afvalstoffen is toegestaan voor een termijn van ten hoogste drie jaar.3.
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, aan een omgevingsvergunning voor de opslag in oppervlaktewater van baggerspecie niet zijnde een gevaarlijke afvalstof als bedoeld in de Wet milieubeheer het voorschrift verbinden dat de opslag is toegestaan voor een termijn van ten hoogste tien jaar.4.
In afwijking van het eerste en tweede lid, gelden met betrekking tot de bij voorschrift aan een omgevingsvergunning, voor de opslag van metallisch kwik, te verbinden termijnen de daarover bij of krachtens Verordening (EU) nr. 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008 (PbEU 2017, L 137) gestelde regels.E
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
F
In de artikelen 6, eerste lid, 11f, eerste lid, onder b en c, en vierde lid, aanhef, 11h, eerste lid, aanhef en zesde lid, en 11i, eerste lid, wordt «drijft» vervangen door «exploiteert».
G
In artikel 10 wordt «een inrichting» vervangen door «degene».
H
In artikel 11a vervalt de begripsbepaling vergunning.
I
Artikel 11c wordt als volgt gewijzigd:
J
Artikel 11d komt te luiden:
Artikel 11d
Het bevoegd gezag kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, voorschriften verbinden die afwijken van de bijlage bij dit besluit, voor zover dit uitdrukkelijk in die bijlage is vermeld.K
Artikel 11e vervalt.
L
Artikel 11g wordt als volgt gewijzigd:
M
In artikel 12a wordt na «Kernenergiewet» ingevoegd «, artikel 5.34, tweede lid, van de Omgevingswet en de artikelen 8.40 en 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer».
N
In de voorschriften 1.2, eerste, derde en vierde lid, 2.2, eerste en derde lid, en 3.2, eerste en derde lid, van de bijlage, behorend bij de artikelen 11d en 11f, eerste lid, onder c, wordt «vergunning» vervangen door «omgevingsvergunning».
O
In voorschrift 4.1, eerste lid, onder b, van de bijlage, behorend bij de artikelen 11d en 11f, eerste lid, onder c, wordt «artikel 5a, onder c, van het Stortbesluit bodembescherming» vervangen door «artikel 8.50, onder c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving».
Artikel 3
Artikel 3a
Artikel 11d
Het bevoegd gezag kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11c, eerste lid, voorschriften verbinden die afwijken van de bijlage bij dit besluit, voor zover dit uitdrukkelijk in die bijlage is vermeld.
Artikel 5.37 (Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening)
In artikel 1, onder b, van het Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening wordt «bedoeld in de artikelen 6.5b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, 20.14 van de Wet milieubeheer en 8.5 van de Wet ruimtelijke ordening» vervangen door «bedoeld in artikel 17.10 van de Omgevingswet».
Artikel 5.38 (Besluit van 14 december 2005, houdende tijdelijke herindeling van ministeriële taken in geval van een terroristische dreiging met een urgent karakter (Stb. 2005, 662)
In de bijlage, onder 9, bij het Besluit van 14 december 2005, houdende tijdelijke herindeling van ministeriële taken in geval van een terroristische dreiging met een urgent karakter (Stb. 2005, 662) wordt «artikel 5.31, derde lid, van de Waterwet» vervangen door «artikel 19.16, vierde lid, van de Omgevingswet».
Artikel 5.39 (Besluit veiligheidsregio’s)
Het Besluit veiligheidsregio’s wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
B
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.2
Een wijziging van de Seveso-richtlijn geldt voor de toepassing van dit besluit met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.C
In het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk 6 wordt «inrichtingen» vervangen door «hogedrempelinrichtingen».
D
Artikel 6.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt een rampbestrijdingsplan vast voor locaties waarop hogedrempelinrichtingen worden geëxploiteerd.E
In artikel 6.1.2 vervalt «, op grond van artikel 6.15, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht,» en wordt na «heeft ontvangen» ingevoegd «van het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning».
F
Artikel 6.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
G
In de artikelen 6.1.4 en 6.1.6 wordt «inrichting» vervangen door «hogedrempelinrichting».
H
In artikel 6.1.5 wordt «in de inrichting» vervangen door «op een locatie waarop een hogedrempelinrichting wordt geëxploiteerd» en wordt «waarin de inrichting» vervangen door «waarin die locatie».
I
In artikel 6.1.7 wordt «in de betrokken inrichtingen» vervangen door «op de betrokken locaties waarop hogedrempelinrichtingen worden geëxploiteerd».
J
Artikel 6.1.8 wordt als volgt gewijzigd:
K
In het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk 6 wordt «afvalvoorzieningen» vervangen door «winningsafvalvoorzieningen».
L
Artikel 6.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
M
In artikel 6.3.2 wordt «afvalvoorziening categorie A drijft» vervangen door «winningsafvalvoorziening categorie A exploiteert» en wordt na «omgevingsvergunning voor» ingevoegd «het exploiteren van».
N
Artikel 7.1 komt te luiden:
Artikel 7.1
1.
Het bestuur van de veiligheidsregio kan als bedrijfsbrandweerplichtig aanwijzen een locatie waarop een of meer van de volgende milieubelastende activiteiten worden verricht:- het exploiteren van een Seveso-inrichting, bedoeld in artikel 3.50, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- het opslaan van gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het opslaan in een opslagplaats voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger van:
- 10.000 kg of meer gevaarlijke stoffen, als het geheel of gedeeltelijk gaat om brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen, of zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met die verbindingen;
- meer dan 1.500 l giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2 in gasflessen; of
- meer dan 1.500 l tot vloeistof verdichte gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, in gasflessen;
- het voor het vervoer van stoffen of goederen opslaan van stoffen of goederen, bedoeld in artikel 3.285 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het opslaan voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger van:
- vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;
- ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1 door een ander dan de Nederlandse of een bondgenootschappelijke krijgsmacht; of
- gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3, tiende lid, van de Seveso-richtlijn, in een hoeveelheid van ten minste de drempelwaarde, genoemd in bijlage I, deel 1, kolom 2, of deel 2, kolom 2, bij de Seveso-richtlijn, met inachtneming van de aantekeningen bij die bijlage;
- het voor het vervoer van stoffen of goederen opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3.285 van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om:
- het voor meer dan 24 uur opstellen van voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c; of
- het opstellen van meer dan drie voertuigen, opleggers of aanhangers met gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c; en
- het exploiteren van een spoorwegemplacement, bedoeld in artikel 3.295a van het Besluit activiteiten leefomgeving.
2.
Het bestuur van de veiligheidsregio kan ook als bedrijfsbrandweerplichtig aanwijzen een inrichting als bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, met uitzondering van een inrichting waarop artikel 44 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen van toepassing is.O
Artikel 7.2 komt te luiden:
Artikel 7.2
1.
Alvorens tot aanwijzing over te gaan, verzoekt het bestuur van de veiligheidsregio degene die de milieubelastende activiteit op de locatie verricht of de exploitant van de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, waarvan het bestuur redelijkerwijs kan vermoeden dat deze in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid kan opleveren, binnen een door het bestuur te stellen termijn een rapport inzake de bedrijfsbrandweer over te leggen, dat de volgende gegevens bevat:- een aanduiding van de begrenzing van de locatie en een algemene beschrijving van:
- de locatie waarop een of meer milieubelastende activiteiten worden verricht of de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet;
- de milieubelastende activiteiten die worden verricht op de locatie en andere milieubelastende activiteiten die de milieubelastende activiteiten op de locatie functioneel ondersteunen;
- de op de locatie of in de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, voorkomende stoffen; en
- de eigenschappen van deze stoffen;
- een algemene beschrijving van de processen die op de locatie waarop de milieubelastende activiteiten worden verricht of in de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, plaatsvinden;
- een beschrijving van de aard, de omvang, het verloop in de tijd en de bestrijding of de beheersing van een brand of een ongeval op de locatie waarop de milieubelastende activiteiten worden verricht of op het terrein van de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet:
- die gegeven de aard van een installatie of de milieubelastende activiteiten die op de locatie worden verricht of gegeven de aard van de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, rekening houdend met de daarin aangebrachte preventieve voorzieningen, als reëel en typerend wordt geacht;
- waarbij schade aan gebouwen of personen in de omgeving van de locatie waarop de milieubelastende activiteiten worden verricht of in de omgeving van de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, kan ontstaan, en
- waarbij van preventieve of repressieve maatregelen duidelijk effect verwacht mag worden, waardoor escalatie daarvan wordt voorkomen;
- de maatgevende incidentscenario’s dat wil zeggen de geloofwaardige incidentscenario’s, bedoeld in onderdeel c, die bepalend zijn voor de omvang en de uitrusting van de bedrijfsbrandweer;
- een beschrijving van de organisatie van de nodig geachte bedrijfsbrandweer, waaronder de omvang van het personeel en het materieel.
2.
Als voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend, wordt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk gedaan nadat het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid is gesteld advies als bedoeld in artikel 4.33 van het Omgevingsbesluit uit te brengen.3.
Indien gegevens als bedoeld in het eerste lid reeds zijn opgenomen in een veiligheidsrapport, kan in het rapport worden volstaan met een verwijzing naar de desbetreffende gegevens.4.
Het bestuur van de veiligheidsregio zendt een exemplaar van het rapport aan:- de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet;
- het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de locatie of de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, is gelegen;
- het bestuursorgaan dat beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit of op een aanvraag om een vergunning voor de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet; en
- Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, indien de locatie of inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, is gelegen op of deel uitmaakt van, een luchthaven als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart.
5.
Het bestuur van de veiligheidsregio kan degene die de milieubelastende activiteiten op de locatie verricht of de exploitant van de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, verzoeken om aan het bestuur aanvullende gegevens te verschaffen.P
Artikel 7.3 komt te luiden:
Artikel 7.3
1.
Indien het bestuur van de veiligheidsregio van oordeel is dat de locatie, waarop een of meer milieubelastende activiteiten worden verricht of de inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, wijst het bestuur die locatie of inrichting aan als bedrijfsbrandweerplichtig. Het bestuur bepaalt daarbij de termijn waarbinnen over een bedrijfsbrandweer dient te worden beschikt.2.
Als voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vindt de aanwijzing bedoeld in het eerste lid, plaats binnen 26 weken na ontvangst van het rapport inzake de bedrijfsbrandweer. Als op het moment van het verstrijken van die termijn de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, vindt de aanwijzing in afwijking van de eerste zin plaats binnen 8 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.3.
In de aanwijzing stelt het bestuur van de veiligheidsregio de begrenzing vast van de locatie of de inrichting waarop de aanwijzing van toepassing is.4.
Het bestuur van de veiligheidsregio gaat niet over tot het aanwijzen dan nadat de bestuursorganen, bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, door het bestuur in de gelegenheid zijn gesteld advies ter zake uit te brengen.5.
Het bestuur van de veiligheidsregio kan locaties of inrichtingen aanwijzen waarvoor degenen die de milieubelastende activiteiten verrichten op die locaties respectievelijk de exploitanten van die inrichtingen gezamenlijk dienen te beschikken over een bedrijfsbrandweer. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing.6.
Het bestuur van de veiligheidsregio stuurt een afschrift van de aanwijzing aan de bestuursorganen, bedoeld in artikel 7.2, vierde lid.7.
Het bestuur van de veiligheidsregio kan in de aanwijzing, bedoeld in het eerste en vijfde lid, slechts eisen stellen aan:- de geoefendheid en de samenstelling van de bedrijfsbrandweer waarbij de functies genoemd in het Besluit personeel veiligheidsregio’s, kunnen worden aangewezen;
- de voorzieningen inzake bluswater, melding, alarmering en verbindingen;
- het blusmaterieel;
- de beschermende middelen;
- de alarmering van en samenwerking met de brandweer en andere hulpverleningsorganisaties; en
- de omvang van het personeel en het materieel van de bedrijfsbrandweer.
Q
Artikel 7.4 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Na wijziging of uitbreiding van een aangewezen locatie, van een milieubelastende activiteit op een aangewezen locatie of van een inrichting, bedoeld in artikel 15, onderdeel b, van de Kernenergiewet, dan wel verandering van de gebezigde processen die in betekenende mate consequenties hebben voor de inhoud van het rapport, verstrekt degene die de milieubelastende activiteit verricht of de exploitant van de inrichting zo spoedig mogelijk een dienovereenkomstig gewijzigd rapport aan het bestuur van de veiligheidsregio. Als voor de wijziging, uitbreiding of verandering een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend wordt het gewijzigd rapport gelijktijdig met die aanvraag verstrekt aan het bestuur van de veiligheidsregio.R
Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd:
S
In artikel 7.6, eerste lid, wordt na «ten aanzien van een» ingevoegd «locatie of».
T
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.2
Een wijziging van de Seveso-richtlijn geldt voor de toepassing van dit besluit met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 7.1
Artikel 7.2
Artikel 7.3
Artikel 5.40 (Besluit vergoedingen Kernenergiewet)
Het Besluit vergoedingen Kernenergiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7, derde lid, vervalt.
B
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.41 (Besluit vervoer gevaarlijke stoffen)
In artikel 4, eerste lid, onder h, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen wordt «consumentenvuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit» vervangen door «vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik».
Artikel 5.42 (Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen)
In artikel 1, eerste lid, van het Besluit vervoer, splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen wordt in de begripsbepaling van «locatie» «of als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer» vervangen door «, locatie waarop een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verricht».
Artikel 5.43 (Drinkwaterbesluit)
Het Drinkwaterbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 19, tweede lid, en 34, eerste lid, wordt «artikel 1, eerste lid, van de Woningwet» vervangen door «bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving».
B
In artikel 35, eerste lid, onder c en e, wordt «artikel 1.1, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012» vervangen door «bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving».
C
In artikel 38, vierde lid, onder g, wordt «inrichting» vervangen door «instelling».
D
In artikel 53, vierde lid, wordt «artikel 5.29 van de Waterwet» vervangen door «artikel 19.14 van de Omgevingswet».
Artikel 5.44 (Mijnbouwbesluit)
Het Mijnbouwbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8, eerste lid, wordt «de artikelen 56»(..) «Erfgoedwet» vervangen door «de artikelen 19.9 en 15.1, eerste lid, aanhef en onder k, van de Omgevingswet»
B
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
C
De artikelen 13 tot en met 15 en paragraaf 2.3 vervallen.
D
De artikelen 44 tot en met 45a vervallen.
E
In artikel 64 wordt «44 tot en met 49» vervangen door «46 tot en met 49».
F
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
4.
Indien de vergunning betrekking heeft op een project voor het aanleggen van een pijpleiding waarvoor op grond van artikel 16.43 van de Omgevingswet een milieueffectrapport moet worden gemaakt, is afdeling 16.4 van die wet van toepassing.G
In artikel 95 wordt «op grond van het Besluit milieueffectrapportage het maken van een milieueffectrapport verplicht is» vervangen door «op grond van artikel 16.43 van de Omgevingswet een milieueffectrapport moet worden gemaakt».
H
Artikel 161a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- een maatwerkvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet;
- een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet;
- een melding als bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- een toestemming als bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- gegevens en bescheiden als bedoeld in de artikelen 4.1117, 6.47a en 7.69 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 5.45 (Productenbesluit asbest)
Artikel 2 van het Productenbesluit asbest wordt als volgt gewijzigd:
- het verwijderen van asbest bij sloopwerkzaamheden aan bouwwerken als bedoeld in artikel 7.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Artikel 5.46 (Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart)
Het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
- ontvangstvoorziening: voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen bedoeld schip of bedoelde locatie waarop een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verricht;.
- overslaginstallatie: voor het laden en lossen van schepen bedoelde locatie waarop een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verricht;.
B
In artikel 15, tweede lid, wordt «drijft» vervangen door «exploiteert».
C
In artikel 16 wordt «een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft» vervangen door «een ontvangstvoorziening exploiteert» en wordt «in die inrichting» vervangen door «op de ontvangstvoorziening».
D
In artikel 32, derde lid, wordt «overslaginrichting» vervangen door «overslaginstallatie».
E
In artikel 33 wordt «overslaginrichting drijft» vervangen door «overslaginstallatie exploiteert» en wordt «in die inrichting» vervangen door «op die overslaginstallatie».
F
In de artikelen 53, vijfde lid, en 66 wordt «drijft» vervangen door «exploiteert».
G
In artikel 67 wordt «een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft» vervangen door «een ontvangstvoorziening exploiteert» en wordt «in die inrichting» vervangen door «op de ontvangstvoorziening».
H
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 75 wordt «een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft» vervangen door «een ontvangstvoorziening exploiteert» en wordt «in die inrichting» vervangen door «op de ontvangstvoorziening».
J
Artikel 100a komt te luiden:
Artikel 100a
Dit besluit berust mede op de artikelen 4.3 en 4.5 van de Omgevingswet en de artikelen 9.5.2. en 10.40a, tweede lid, van de Wet milieubeheer.Artikel 100a
Dit besluit berust mede op de artikelen 4.3 en 4.5 van de Omgevingswet en de artikelen 9.5.2. en 10.40a, tweede lid, van de Wet milieubeheer.
Artikel 5.47 (Subsidiebesluit openbare lichamen milieubeheer)
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5.48 (Vuurwerkbesluit)
Het Vuurwerkbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
pyrotechnisch artikel voor theatergebruik: pyrotechnisch artikel voor podiumgebruik;omgevingsvergunning: omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Omgevingswet;.- Voor de toepassing van dit besluit wordt met vuurwerk van categorie F4 gelijkgesteld:
- vuurwerk van categorie F2 of F3 dat niet op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik; en
- een door Onze Minister aangewezen stof of een preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp dan wel een stof of een preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp dat behoort tot een door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen categorie, voor zover die stof of dat preparaat, dat voorwerp of dat onderdeel van een voorwerp kennelijk is bestemd of wordt gebruikt om voor vermakelijkheidsdoeleinden effecten te bewerkstelligen.
- geen milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.30 of 3.286, eerste lid, onder i, van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht;.
B
Artikel 1.1.2a, eerste lid, onder a, komt te luiden:
- Een persoon die over een omgevingsvergunning beschikt voor het opslaan, herverpakken en bewerken van pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of vuurwerk van categorie F4, bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving;.
C
Artikel 1.1.4 vervalt.
D
In artikel 1.2.2, eerste tot en met derde lid, wordt «professioneel vuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F4».
E
Artikel 1.2.2a vervalt.
F
Artikel 1.2.3 komt te luiden:
Artikel 1.2.3
Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik zonder een daartoe verleende omgevingsvergunning te vervaardigen of, behoudens het bepaalde in artikel 3B.1, eerste lid, te bewerken.G
Artikel 1.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voorhanden te hebben.- op een locatie waarop een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.30 of 3.286, eerste lid, onder i, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt verricht, die is gemeld overeenkomstig artikel 4.1030 van dat besluit of waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
H
Artikel 1.2.5 wordt als volgt gewijzigd:
- het met een omgevingsvergunning voor het opslaan van vuurwerk of van pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, onder i, van het Besluit activiteiten leefomgeving:.
I
Artikel 1.2.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
J
Artikel 1.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
K
Artikel 1.3.2 wordt als volgt gewijzigd:
L
Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:
M
Artikel 1.4.2 wordt als volgt gewijzigd:
N
De artikelen 1.4.3 en 1.4.4 vervallen.
O
In artikel 1A.1.1 komt de omschrijving van «markttoezichthouder» te luiden: persoon als bedoeld in artikel 18.6, eerste lid, van de Omgevingswet die door Onze Minister is aangewezen en die handelt in het kader van markttoezicht;.
P
In artikel 1A.5.14, derde en vierde lid, wordt «bijlage 4» vervangen door «de bijlage bij dit besluit».
Q
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:
R
In het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk 2 wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3».
S
Artikel 2.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
T
Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
U
In artikel 2.1.4 wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik».
V
Paragraaf 2 van hoofdstuk 2 vervalt.
W
In het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk 2 wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3».
X
Artikel 2.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
- degene die een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.30 van het Besluit activiteiten leefomgeving verricht;.
Y
In artikel 2.3.2, eerste lid, wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3».
Z
In artikel 2.3.3 wordt «25 kilogram consumentenvuurwerk» vervangen door «25 kg vuurwerk van categorie F1, F2 of F3» en wordt «hoeveelheid consumentenvuurwerk» vervangen door «hoeveelheid vuurwerk».
AA
Artikel 2.3.4 komt te luiden:
Artikel 2.3.4
Het is verboden vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 aan een particulier bedrijfsmatig ter beschikking te stellen op een andere plaats dan een ruimte voor verkoop aan particulieren als bedoeld in artikel 4.1046 van het Besluit activiteiten leefomgeving.AB
In artikel 2.3.5 wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3».
AC
In het opschrift van hoofdstuk 3 wordt «Professioneel vuurwerk» vervangen door «Vuurwerk van categorie F4».
AD
In het opschrift van paragraaf 1 van hoofdstuk 3 wordt «professioneel vuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F4».
AE
Artikel 3.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
AF
Paragraaf 2 van hoofdstuk 3 vervalt.
AG
In het opschrift van paragraaf 3 van hoofdstuk 3 wordt «professioneel vuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F4».
AH
Artikel 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:
AI
In artikel 3A.1.1, zesde lid, wordt «opslag als bedoeld in artikel 1.1.4, derde lid» vervangen door «het met een omgevingsvergunning opslaan van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voor korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, bedoeld in artikel 3.286, eerste lid, onder i, van het Besluit activiteiten leefomgeving, in containers voor vervoer op een locatie op een haventerrein van de zeehaven van Amsterdam, Eemshaven, Rotterdam of Vlissingen».
AJ
Artikel 3A.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
AK
Paragraaf 2 van hoofdstuk 3a vervalt.
AL
Artikel 3A.3.1, tweede lid, komt te luiden:
2.
Het verbod geldt niet voor het ter beschikking stellen aan een persoon met gespecialiseerde kennis die gerechtigd is de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op te slaan of te bewerken, dan wel, indien de betrokken persoon de artikelen tot ontbranding zal brengen, gerechtigd is de artikelen tot ontbranding te brengen.AM
Artikel 3B.1 wordt als volgt gewijzigd:
AN
In artikel 3B.2, vierde lid, komt de tweede zin te luiden: De verzekering is gesloten bij een financiële onderneming die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen.
AO
In artikel 3B.3a, tweede lid, onder d, wordt «consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2, F3 of F4».
AP
Artikel 3B.4 wordt als volgt gewijzigd:
2.
Voor de bepaling van de hoeveelheid vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het gewicht van de artikelen als zijnde onverpakt vuurwerk onderscheidenlijk onverpakte pyrotechnische artikelen voor theatergebruik.AQ
Artikel 3B.5, tweede lid, komt te luiden:
2.
De artikelen 5.38, eerste en tweede lid, 5.39, aanhef en onder a, 5.40, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a en d, 16.65, tweede lid, en 18.10, vierde lid, onder b, van de Omgevingswet en de artikelen 8.97 tot en met 8.102 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn van overeenkomstige toepassing.AR
Hoofdstuk 4 vervalt.
AS
In artikel 5.3.6, derde lid, wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik».
AT
In artikel 5.3.8 wordt «professioneel vuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F4» en wordt «consumentenvuurwerk» vervangen door «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3».
AU
In artikel 5.4.1 wordt «van het ADR» vervangen door «bij de ADR».
AV
De bijlagen 1 tot en met 3 vervallen.
AW
Het opschrift van bijlage 4 komt te luiden:
Artikel 1.2.3
Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik zonder een daartoe verleende omgevingsvergunning te vervaardigen of, behoudens het bepaalde in artikel 3B.1, eerste lid, te bewerken.
Artikel 2.3.4
Het is verboden vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 aan een particulier bedrijfsmatig ter beschikking te stellen op een andere plaats dan een ruimte voor verkoop aan particulieren als bedoeld in artikel 4.1046 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 5.49 (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet)
Het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a wordt «artikel 12.29, aanhef en onder e en f, van de Wet milieubeheer» vervangen door «artikel 20.6 in verbinding met artikel 20.7, aanhef en onder a, van de Omgevingswet».
B
Artikel 27, eerste lid, komt te luiden:
1.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als opslagruimte voor meststoffen uitsluitend in aanmerking genomen de opslagruimte voor dierlijke meststoffen die onder de reikwijdte van paragraaf 3.3.14, 3.6.1 of 3.6.8 van het Besluit activiteiten leefomgeving valt.C
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
D
In artikel 29, eerste lid, onder c, vervalt «in de tot het bedrijf behorende stallen» en wordt «, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door «voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.202 van het Besluit activiteiten leefomgeving».
Artikel 5.50 (Waterbesluit)
Het Waterbesluit wordt als volgt gewijzigd:
A
De hoofdstukken 1 tot en met 7 vervallen, met uitzondering van paragraaf 3 van hoofdstuk 1 en paragraaf 2 van hoofdstuk 7.
B
In de artikelen 1.3, 7.3 en 7.4 wordt «wet» vervangen door «Waterwet».
C
De artikelen 8.1 tot en met 8.8 vervallen.
D
De bijlagen I tot en met IV vervallen.
E
In het opschrift van bijlage V wordt «wet» vervangen door «Waterwet».
F
In het opschrift van bijlage VI wordt «wet» vervangen door «Waterwet» en wordt «veiligheidsnormen, bedoeld in artikel 2.4 van de wet» vervangen door «omgevingswaarden, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet».
Artikel 6.1 (intrekken besluiten)
De volgende besluiten worden ingetrokken:
Artikel 7.1 (hoofdstukken bruidsschat omgevingsplan)
Van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet, maken de volgende hoofdstukken en bijlage deel uit:
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 22.1 Voorrangsbepaling
Artikel 22.2 Overgangsrecht: gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten
Artikel 22.3 Overgangsrecht: rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten
De artikelen 22.28, derde lid, en 22.38, aanhef en onder b, zijn van overeenkomstige toepassing op een activiteit als bedoeld in die artikelonderdelen die wordt verricht op een locatie waarvoor een op grond van artikel 4.35, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet als instructie geldende aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet van kracht is, zolang in dit omgevingsplan aan die locatie nog niet de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is gegeven.
Artikel 22.4 Maatwerkvoorschriften
Artikel 22.5 Uitzetten rooilijnen, bebouwingsgrenzen en straatpeil
Met het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of een omgevingsplanactiviteit is verleend wordt, onverminderd de aan de vergunning verbonden voorschriften, niet begonnen voordat voor zover nodig:
Artikel 22.6 Specifieke zorgplicht beschermen omgeving bouw- en sloopwerkzaamheden
Degene die bouw- of sloopwerkzaamheden verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de werkzaamheden kunnen leiden tot beschadiging of belemmering van wegen, van in de weg gelegen werken en van andere roerende of onroerende zaken op een aangrenzend perceel of op een aan het bouw- of sloopterrein grenzende openbare weg, openbaar water of openbaar groen, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die beschadiging of belemmering te voorkomen of niet te laten voortduren.
Artikel 22.7 Repressief welstand
Artikel 22.8 Aansluiting op distributienet voor elektriciteit
Artikel 22.9 Aansluiting op distributienet voor gas
Artikel 22.10 Aansluiting op distributienet voor warmte
Artikel 22.11 Aansluiting op distributienet voor drinkwater
Met het oog op het beschermen van de gezondheid is een voorziening voor het afnemen en gebruiken van drinkwater in een bouwwerk aangesloten op het distributienet voor drinkwater als de aansluitafstand niet groter is dan 40 m of groter is dan 40 m en de aansluitkosten niet hoger zijn dan bij een aansluitafstand van 40 m.
Artikel 22.12 Aansluiting van afvoer huishoudelijk afvalwater en hemelwater
Artikel 22.13 Bluswatervoorziening
Artikel 22.14 Bereikbaarheid bouwwerk voor hulpverleningsdiensten
Artikel 22.15 Opstelplaatsen voor brandweervoertuigen
Artikel 22.16 Overbewoning woonruimte
Artikel 22.17 Bouwvalligheid nabijgelegen bouwwerk
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid wordt een bouwwerk niet gebruikt als door of namens het bevoegd gezag is medegedeeld dat het gebruik in verband met bouwvalligheid van een in de nabijheid gelegen bouwwerk gevaarlijk is.
Artikel 22.18 Specifieke zorgplicht gebruik bouwwerk
Artikel 22.19 Aanwezigheid brandgevaarlijke stoffen nabij bouwwerken
Artikel 22.20 Specifieke zorgplicht staat en gebruik open erven en terreinen
Artikel 22.21 Bouwvalligheid nabijgelegen bouwwerk
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid wordt een open erf of terrein niet gebruikt als door of namens het bevoegd gezag is medegedeeld dat dit in verband met bouwvalligheid van een in de nabijheid gelegen bouwwerk gevaarlijk is.
Artikel 22.22 Vrijstelling van archeologisch onderzoek
Artikel 22.23 Algemene afbakeningseisen
Artikel 22.24 Meetbepalingen
Artikel 22.25 Mantelzorg
Voor de toepassing van de paragrafen 22.2.7.2 en 22.2.7.3 wordt huisvesting in verband met mantelzorg aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw.
Artikel 22.26 Binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.
Artikel 22.27 Uitzonderingen op vergunningplicht artikel 22.26 – omgevingsplan onverminderd van toepassing
Het verbod, bedoeld in artikel 22.26, geldt niet voor de activiteiten, bedoeld in dat artikel, als die betrekking hebben op een van de volgende bouwwerken:
Artikel 22.28 Inperkingen artikel 22.27 vanwege cultureel erfgoed
Artikel 22.29 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken algemeen
Artikel 22.30 Nadere invulling beoordelingsregel omgevingsplanactiviteit bouwen bodemgevoelig gebouw
[Gereserveerd]
Artikel 22.31 Voorschrift omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwen bodemgevoelig gebouw: na einde activiteit
[Gereserveerd]
Artikel 22.32 Specifieke beoordelingsregel aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij regels over een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht
Artikel 22.33 Specifieke beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken bij voorbereidingsbesluit of aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 22.34 Voorschriften over archeologische monumentenzorg binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
Artikel 22.35 Aanvraagvereisten binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit met betrekking tot een bouwwerk worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 22.36 Binnenplanse vergunningvrije activiteiten van rechtswege in overeenstemming met dit omgevingsplan
Onverminderd de overige bepalingen van deze afdeling en de bepalingen van afdeling 22.3 zijn in ieder geval in overeenstemming met dit omgevingsplan:
Artikel 22.37 Bijbehorend bouwwerk in bijzondere gevallen
Artikel 22.38 Inperkingen artikel 22.36 vanwege cultureel erfgoed
Artikel 22.36 is niet van toepassing op een activiteit die wordt verricht:
Artikel 22.39 Inperkingen artikel 22.36 vanwege externe veiligheid
Artikel 22.36, aanhef en onder a en c, is niet van toepassing op een activiteit die wordt verricht:
Artikel 22.40 Overgangsrecht bestaande bouwwerken
Een bouwwerk waarop het overgangsrecht voor bestaande bouwwerken in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, van toepassing is, mag in stand worden gehouden.
Artikel 22.41 Algemeen toepassingsbereik
Artikel 22.42 Oogmerken
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
Artikel 22.43 Normadressaat
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 22.44 Specifieke zorgplicht
Artikel 22.45 Maatwerkvoorschriften
Artikel 22.46 Algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders, worden die ondertekend en voorzien van:
Artikel 22.47 Gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat
Artikel 22.48 Gegevens en bescheiden op verzoek van het college van burgemeester en wethouders
Artikel 22.49 Informeren over een ongewoon voorval
Artikel 22.50 Gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval
Artikel 22.51 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is niet van toepassing op een milieubelastende activiteit die is aangewezen in de afdelingen 3.3 tot en met 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.52 Energie: maatregelen
Artikel 22.53 Afval: zwerfvuil
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen worden binnen een straal van 25 m rond de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht, zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen verwijderd die van de activiteit afkomstig zijn.
Artikel 22.54 Toepassingsbereik
Artikel 22.55 Toepassingsbereik: eerbiedigende werking
Artikel 22.56 Geluid: meerdere activiteiten beschouwen als één activiteit
Onverminderd artikel 22.41 worden voor de toepassing van paragraaf 22.3.4 als één activiteit beschouwd, meerdere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie en die:
Artikel 22.57 Geluid: waar waarden gelden
De waarden voor het geluid door een activiteit gelden:
Artikel 22.58 Geluid: functionele binding
De waarden voor geluid zijn niet van toepassing op het geluid door een activiteit op of in een geluidgevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met die activiteit.
Artikel 22.59 Geluid: voormalige functionele binding
Bij een agrarische activiteit zijn de waarden voor geluid niet van toepassing op of in een geluidgevoelig gebouw dat:
Artikel 22.60 Geluid: onderzoek
Artikel 22.61 Gegevens en bescheiden: rapport geluidonderzoek
Artikel 22.62 Toepassingsbereik
Artikel 22.63 Geluid: waarden voor geluidgevoelige gebouwen
Artikel 22.64 Geluid: waarden voor geluidgevoelige gebouwen: tankstation
Artikel 22.65 Geluid: waarden voor geluidgevoelige gebouwen: agrarische activiteit, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf dat is gelegen in een glastuinbouwgebied
Artikel 22.66 Geluid: waarde voor geluidgevoelige gebouwen: glastuinbouwbedrijf binnen een glastuinbouwgebied
Artikel 22.67 Geluid: waarden bij of krachtens een voor inwerkingtreding van de Omgevingswet vastgestelde gemeentelijke verordening
Artikel 22.68 Geluid: waarden op drijvende woonfunctie voor 1 juli 2012
Voor een drijvende woonfunctie is de waarde 5 dB(A) hoger dan de waarden, bedoeld in de artikelen 22.63, eerste lid, 22.64, eerste lid, 22.65, eerste lid en 22.66, eerste lid, als de locatie van de drijvende woonfunctie voor 1 juli 2012:
Artikel 22.69 Geluid: eerbiedigende werking
Artikel 22.70 Geluid: buiten beschouwing laten van geluidbronnen
Artikel 22.71 Geluid: waar waarden gelden voor een activiteit op een gezoneerd industrieterrein
Als de activiteit wordt verricht op een gezoneerd industrieterrein of op een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld, gelden de waarden van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT), bedoeld in de artikelen 22.63, eerste lid, en 22.64, eerste lid ook op een afstand van 50 m vanaf de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht.
Artikel 22.72 Geluid: maatregelen of voorzieningen bij stomen van grond
Artikel 22.73 Geluid: festiviteiten
Artikel 22.74 Geluid: meet- en rekenbepalingen
Op het bepalen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) of het maximaal geluidniveau (LAmax), bedoeld in deze paragraaf, zijn de artikelen 6.6 en 6.7 van de Omgevingsregeling van toepassing.
Artikel 22.75 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het geluid door het opwekken van elektriciteit met een windturbine met een rotordiameter van meer dan 2 m, bedoeld in artikel 3.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een geluidgevoelig gebouw.
Artikel 22.76 Geluid: waarden windturbines
Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door het opwekken van elektriciteit met een windturbine of windpark op een geluidgevoelig gebouw, ten hoogste 47 dB Lden en 41 dB Lnight.
Artikel 22.77 Registratie gegevens windturbines
Artikel 22.78 Geluid: meet- en rekenbepalingen
Op het bepalen van het geluid Ldenof Lnight, bedoeld in artikel 22.76, is artikel 6.8 van de Omgevingsregeling van toepassing.
Artikel 22.79 Toepassingsbereik
Artikel 22.80 Geluid: waarden buitenschietbanen
Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit als bedoeld in artikel 22.79 op een geluidgevoelig gebouw ten hoogste 50 dB Bs,dan.
Artikel 22.81 Registratie gegevens buitenschietbanen
Artikel 22.82 Geluid: meet- en rekenbepalingen
Op het bepalen van het geluid Bs,dan, bedoeld in artikel 22.80, is artikel 6.9 van de Omgevingsregeling van toepassing.
Artikel 22.83 Toepassingsbereik
Artikel 22.84 Toepassingsbereik: eerbiedigende werking
In afwijking van artikel 22.83, tweede lid, onder b, is deze paragraaf ook van toepassing op trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz door een activiteit in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw die op een locatie is toegelaten voor een duur van niet meer dan tien jaar:
Artikel 22.85 Trillingen: meerdere activiteiten beschouwen als een activiteit
Onverminderd artikel 22.41 worden voor de toepassing van deze paragraaf als één activiteit beschouwd, meerdere activiteiten die worden verricht op dezelfde locatie en die:
Artikel 22.86 Trillingen: functionele binding
De waarden voor trillingen zijn niet van toepassing op trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten van een trillinggevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met die activiteit.
Artikel 22.87 Trillingen: voormalige functionele binding
Bij een agrarische activiteit zijn de waarden voor trillingen niet van toepassing in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw dat:
Artikel 22.88 Trillingen: waarden voor continue trillingen
Artikel 22.89 Trillingen: meet- en rekenbepalingen
Op het bepalen van de continue trillingen, bedoeld in deze paragraaf, is artikel 6.11 van de Omgevingsregeling van toepassing.
Artikel 22.90 Toepassingsbereik
Artikel 22.91 Toepassingsbereik: eerbiedigende werking
Artikel 22.92 Geur: waar waarden en tot waar afstanden gelden
De waarden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2 en 22.3.6.5, en de afstanden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2, 22.3.6.3 en 22.3.6.4 en artikel 22.245, voor de geur door een activiteit op een geurgevoelig object gelden:
Artikel 22.93 Geur: functionele binding
De waarden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2 en 22.3.6.5, en de afstanden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2, 22.3.6.3 en 22.3.6.4 en artikel 22.245, zijn niet van toepassing als het geurgevoelig object een functionele binding heeft met de activiteit.
Artikel 22.94 Geur: voormalige functionele binding
Bij een activiteit zijn de waarden, bedoeld in paragraaf 22.3.6.2, en de afstanden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2, 22.3.6.3 en 22.3.6.4 en artikel 22.245, niet van toepassing op een geurgevoelig object dat:
Artikel 22.95 Geur: cumulatie
Bij de waarden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2 en 22.3.6.5, en de afstanden, bedoeld in de paragrafen 22.3.6.2, 22.3.6.3 en 22.3.6.4 en artikel 22.245, is geen rekening gehouden met de cumulatie van geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen.
Artikel 22.96 Toepassingsbereik
Artikel 22.97 Geur vanaf waar afstanden gelden
Een afstand als bedoeld in deze paragraaf geldt vanaf het emissiepunt van een dierenverblijf, bedoeld in artikel 4.806, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.98 Geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: waarden
Artikel 22.99 Geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: eerbiedigende werking bij waarden
Artikel 22.100 Geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: afstand tot bijzondere geurgevoelige objecten
Artikel 22.98, eerste lid, is niet van toepassing bij het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor, als de afstand op een locatie gelijk of groter is dan de afstand, bedoeld in tabel 22.3.11, tot de volgende geurgevoelige objecten:
Artikel 22.101 Geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s voor het berijden: afstand
Met het oog op het voorkomen of het beperken van geurhinder is bij het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s die gehouden worden voor het berijden, de afstand tot een geurgevoelig object, niet kleiner dan de afstand, bedoeld in tabel 22.3.12.
Artikel 22.102 Geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s voor het berijden: eerbiedigende werking voor afstand
Artikel 22.103 Geur landbouwhuisdieren en paarden of pony’s voor het berijden: afstand vanaf de gevel dierenverblijf
Artikel 22.104 Geur landbouwhuisdieren met geuremissiefactor: eerbiedigende werking voor afstand vanaf gevel dierenverblijf
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor op een locatie rechtmatig niet wordt voldaan aan de afstand, bedoeld in artikel 22.103, mag, in afwijking van dat artikel, bij het houden van landbouwhuisdieren met geuremissiefactor:
Artikel 22.105 Geur landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor en paarden en pony’s voor het berijden: eerbiedigende werking voor afstand vanaf gevel dierenverblijf
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden of pony’s die gehouden worden voor het berijden, op een locatie rechtmatig niet wordt voldaan aan de afstand, bedoeld in artikel 22.103, eerste lid, mag, in afwijking van dat artikel, bij het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor of paarden en pony’s die gehouden worden voor het berijden:
Artikel 22.106 Toepassingsbereik en geldingsduur
Artikel 22.107 Geur vanaf waar afstanden gelden
Een afstand als bedoeld in deze paragraaf geldt vanaf het emissiepunt van een dierenverblijf, bedoeld in artikel 4.806, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.108 Geur fokteven van nertsen: afstand
Artikel 22.109 Geur fokteven van nertsen: eerbiedigende werking voor afstand
Artikel 22.110 Geur fokteven van nertsen: afstand tot bijzondere geurgevoelige objecten
In afwijking van artikel 22.107 is bij het houden van fokteven van nertsen de afstand niet kleiner dan de afstand, bedoeld in tabel 22.3.15, tot de volgende geurgevoelige objecten:
Artikel 22.111 Geur fokteven van nertsen: eerbiedigende werking voor afstand tot bijzondere geurgevoelige objecten
Artikel 22.112 Geur fokteven van nertsen: afstand vanaf de gevel dierenverblijf
Artikel 22.113 Geur fokteven van nertsen: eerbiedigende werking voor afstand vanaf gevel dierenverblijf
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor het houden fokteven van nertsen op een locatie rechtmatig niet wordt voldaan aan de afstand, bedoeld in artikel 22.112, eerste lid, mag, bij het houden van fokteven van nertsen:
Artikel 22.114 Geur opslaan van vaste mest, champost of dikke fractie: afstand
Artikel 22.115 Geur opslaan van gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong: afstand
Artikel 22.116 Geur opslaan kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen: afstand
Artikel 22.117 Geur opslaan drijfmest, digestaat en dunne fractie: afstand
Artikel 22.118 Geur voorziening biologisch behandelen dierlijke meststoffen voor of na vergisten: afstand
Artikel 22.119 Geur composteren of opslaan van groenafval: afstand
Artikel 22.120 Geur overige agrarische activiteiten: eerbiedigende werking
Artikel 22.121 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk, bedoeld in artikel 3.173 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.122 Geur zuiveringtechnisch werk: waarde
Artikel 22.123 Geur zuiveringtechnisch werk: geen waarde bij specifieke geurgevoelige objecten
De waarden, bedoeld in artikel 22.122, eerste lid, zijn niet van toepassing op de geur door het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk waarvoor tot 1 januari 2011 een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking en onherroepelijk was, op geurgevoelige objecten die:
Artikel 22.124 Geur zuiveringtechnisch werk: eerbiedigende werking
Bij het wijzigen van een zuiveringtechnisch werk als bedoeld in de artikelen 22.122, tweede lid, en 22.123, is de waarde van de geur op een geurgevoelig object als gevolg van dat zuiveringtechnisch werk niet hoger dan de waarde voor geur op een geurgevoelig object, voorafgaand aan de verandering, tenzij de waarden, bedoeld in artikel 22.122, eerste lid, niet worden overschreden.
Artikel 22.137 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van grondwater afkomstig van:
Artikel 22.138 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.139 Lozen van grondwater bij saneringen
Artikel 22.140 Lozen van grondwater bij ontwatering
Artikel 22.141 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.142 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvloeiend hemelwater dat:
Artikel 22.143 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.144 Lozen van afvloeiend hemelwater
Artikel 22.145 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van huishoudelijk afvalwater.
Artikel 22.146 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.147 Geen voedselvermaling
Huishoudelijk afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen in een huishouden en daarmee samenhangende activiteiten, dat afvalstoffen bevat die door versnijdende of vermalende apparatuur zijn versneden of vermalen, wordt niet geloosd.
Artikel 22.148 Lozen van huishoudelijk afvalwater
Artikel 22.149 Zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater
Artikel 22.150 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.151 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van koelwater dat niet afkomstig is van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.152 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.153 Koelwater
Artikel 22.154 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van reinigingswerkzaamheden aan bouwwerken.
Artikel 22.155 Periodiek reinigen
Artikel 22.156 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van het opslaan en overslaan van goederen.
Artikel 22.157 Inerte goederen
Voor de toepassing van deze paragraaf worden in ieder geval de volgende goederen als inerte goederen beschouwd, voor zover deze niet verontreinigd zijn:
Artikel 22.158 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.159 Lozen bij opslaan van inerte goederen
Artikel 22.160 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.161 Uitzondering voorgeschreven lozingsroute bij opslaan van lekkende, uitlogende en vermestende goederen
Als in de waterschapsverordening een andere lozingsroute is toegestaan, wordt, in afwijking van artikel 4.1057, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, het te lozen afvalwater, bedoeld in dat artikel, geloosd in een vuilwaterriool of via die andere route.
Artikel 22.162 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig uit:
Artikel 22.163 Lozen vanuit openbaar hemelwaterstelsel en openbaar ontwateringsstelsel
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan het afvalwater afkomstig uit een openbaar hemelwaterstelsel of een openbaar ontwateringsstelsel worden geloosd op of in de bodem, als:
Artikel 22.164 Lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater afkomstig uit een systeem als bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet, worden geloosd op of in de bodem, als dat systeem voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van die systemen en volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.
Artikel 22.165 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van het schoonmaken en in gebruik nemen van middelen voor het opslaan, transporteren en distribueren van drinkwater of warm tapwater als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet of van huishoudwater als bedoeld in artikel 1 van het Drinkwaterbesluit.
Artikel 22.166 Schoonmaken drinkwaterleidingen
Artikel 22.167 Toepassingsbereik
Artikel 22.168 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.169 Lozen bij calamiteitenoefeningen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteitenoefening worden geloosd op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater.
Artikel 22.170 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van het telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen, als een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving de activiteit omvat.
Artikel 22.171 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.172 Recirculatie bij grondgebonden teelt in een kas
In afwijking van artikel 4.791c van het Besluit activiteiten leefomgeving hoeft bij het lozen van drainagewater afkomstig van het telen van gewassen in een kas die op materiaal groeien dat in verbinding staat met de ondergrond geen recirculatiesysteem aanwezig en in gebruik te zijn, als hergebruik van drainagewater niet doelmatig is en het lozen is aangevangen voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Artikel 22.173 Lozen bij spoelen van biologisch geteelde gewassen
Artikel 22.174 Lozen bij sorteren van biologisch geteeld fruit
Artikel 22.175 Uitzondering voorgeschreven lozingsroute afvalwater uit een gebouw
Als in de waterschapsverordening een andere lozingsroute is toegestaan, wordt, in afwijking van artikel 4.795, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, het te lozen afvalwater, bedoeld in dat artikel, geloosd in een vuilwaterriool of via die andere route.
Artikel 22.176 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.177 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel en het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd, als een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving de activiteit omvat.
Artikel 22.178 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.179 Water
Artikel 22.180 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.181 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het uitwassen van beton, als een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving de activiteit omvat.
Artikel 22.182 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.183 Water
Artikel 22.184 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.185 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het exploiteren van een recreatieve visvijver.
Artikel 22.186 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.187 Water: lozingsroute
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater wordt te lozen spuiwater uit recreatieve visvijvers geloosd op of in de bodem of in een schoonwaterriool.
Artikel 22.188 Toepassingsbereik
Artikel 22.189 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.190 Water
Artikel 22.191 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.192 Toepassingsbereik
Artikel 22.193 Bodem
Artikel 22.194 Water
Voor het afvalwater dat wordt geloosd in een vuilwaterriool is de emissiegrenswaarde voor olie 20 mg/l, gemeten in een steekmonster, of dat afvalwater wordt voor vermenging met ander afvalwater geleid door een slibvangput en olieafscheider:
Artikel 22.195 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.196 Toepassingsbereik
Artikel 22.197 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.198 Water
Artikel 22.199 Geur
Artikel 22.200 Toepassingsbereik
Artikel 22.201 Geur: beginnen of uitbreiden activiteit
Artikel 22.202 Toepassingsbereik
Artikel 22.203 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.204 Water: lozingsroute en zuivering
Artikel 22.205 Geur: voorkomen of beperken geurhinder
Artikel 22.206 Bodem: bodembeschermende voorziening
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem vindt het pekelen van dierlijke bijproducten en organen plaats boven een aaneengesloten bodemvoorziening.
Artikel 22.207 Bodem: logboek bodembeschermende voorziening
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 22.208 Bodem: eindonderzoek bodem
Artikel 22.209 Bodem: rapport van het eindonderzoek bodem
Het rapport van het eindonderzoek bodem bevat:
Artikel 22.210 Gegevens en bescheiden: beëindigen activiteit
Ten hoogste zes maanden na het beëindigen van het pekelen van dierlijke bijproducten of organen wordt een rapport van het eindonderzoek bodem verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 22.211 Bodem: herstel van de bodemkwaliteit
Artikel 22.212 Informeren: herstelwerkzaamheden
Artikel 22.213 Water: opruimen gemorste en gelekte stoffen
Artikel 22.214 Toepassingsbereik
Artikel 22.215 Toepassingsbereik: eerbiedigende werking
Artikel 22.216 Slagschaduw: stilstandvoorziening
Artikel 22.217 Slagschaduw: functionele binding
Artikel 22.211 is niet van toepassing op slagschaduw door een windturbine in een slagschaduwgevoelig gebouw dat een functionele binding heeft met de windturbine.
Artikel 22.218 Slagschaduw: voormalige functionele binding
Bij een agrarische activiteit is artikel 22.216 niet van toepassing op slagschaduw door een windturbine in een verblijfsruimte van een slagschaduwgevoelig gebouw dat:
Artikel 22.219 Lichtschittering: beperken van reflectie
Lichtschittering wordt bij het opwekken van elektriciteit met een windturbine voorkomen of zoveel mogelijk beperkt door toepassing van niet reflecterende materialen of coatinglagen op de betrokken onderdelen.
Artikel 22.220 Lichtschittering: meten reflectiewaarden
Op het uitvoeren van een meting van reflectiewaarden is NEN-EN-ISO 2813 van toepassing.
Artikel 22.221 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het met een acculader laden van een natte accu die vloeibare bodembedreigende stoffen bevat.
Artikel 22.222 Bodem: bodembeschermende voorziening
Met het oog op het voorkomen van verontreiniging van de bodem vindt het laden van een accu plaats boven een aaneengesloten bodemvoorziening.
Artikel 22.223 Bodem: logboek bodembeschermende voorziening
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 22.224 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het bieden van parkeergelegenheid in een parkeergarage met meer dan 20 parkeerplaatsen die voorzien is van mechanische ventilatie.
Artikel 22.225 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.226 Lucht en geur: afvoeren emissies
Artikel 22.227 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het traditioneel schieten door schutterijen of schuttersgilden met buksen of geweren vanaf een vaste standplaats op een stilstaand doel in de buitenlucht.
Artikel 22.228 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.229 Bodem en externe veiligheid
Met het oog op het waarborgen van de veiligheid en het beperken van verontreiniging van de bodem vindt het schieten op zodanige wijze plaats dat alle afgeschoten kogels worden opgevangen in een voorziening.
Artikel 22.230 Bodem: bodembeschermende voorziening
Artikel 22.231 Bodem: logboek bodembeschermende voorziening
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 22.232 Bodem: eindonderzoek bodem
Artikel 22.233 Bodem: rapport van het eindonderzoek bodem
Het rapport van het eindonderzoek bodem bevat:
Artikel 22.234 Gegevens en bescheiden: beëindigen activiteit
Ten hoogste zes maanden na het beëindigen van het traditioneel schieten wordt een rapport van het eindonderzoek bodem verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 22.235 Bodem: herstel van de bodemkwaliteit
Artikel 22.236 Informeren: herstelwerkzaamheden
Artikel 22.237 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het bieden van gelegenheid voor het beoefenen van sport in de buitenlucht waarbij terreinverlichting wordt toegepast.
Artikel 22.238 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.239 Licht
Artikel 22.240 Toepassingsbereik
Artikel 22.241 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.242 Bodem: opslag
Artikel 22.243 Bodem: logboek bodembeschermende voorziening
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 22.244 Water: lozingsroute
Artikel 22.245 Geur
Artikel 22.246 Toepassingsbereik
Artikel 22.247 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.248 Bodem: bodembeschermende voorziening
Artikel 22.249 Bodem: logboek bodembeschermende voorziening
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 22.250 Water: lozingsroute vrijkomende vloeistoffen
Artikel 22.251 Water: lozingsroutes afvalwater bodembeschermende voorziening
Artikel 22.252 Toepassingsbereik
Artikel 22.253 Gegevens en bescheiden
Artikel 22.254 Bodem: bodembeschermende voorziening
Artikel 22.255 Bodem: logboek
Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.
Artikel 22.256 Water: lozingsroute en emissiegrenswaarde
Artikel 22.257 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 22.258 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is niet van toepassing op een milieubelastende activiteit die als vergunningplichtig is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 22.259 Omgevingsvergunning verwerken polyesterhars
Artikel 22.260 Omgevingsvergunning installeren gesloten bodemenergiesysteem
Artikel 22.261 Omgevingsvergunning kweken maden van vliegende insecten
Artikel 22.262 Omgevingsvergunning opslaan propaan of propeen
Artikel 22.263 Omgevingsvergunning tanken met LPG
Artikel 22.264 Omgevingsvergunning antihagelkanonnen
Artikel 22.265 Omgevingsvergunning biologische agens
Artikel 22.266 Omgevingsvergunning genetisch gemodificeerde organismen
Artikel 22.267 Omgevingsvergunning opslaan dierlijke meststoffen
Artikel 22.268 Vangnetvergunning lozen in de bodem
Artikel 22.269 Vangnetvergunning lozen in schoonwaterriool
Artikel 22.270 Beoordelingsregels omgevingsvergunning milieubelastende activiteiten
Op het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteiten, bedoeld in de artikelen 22.261 tot en met 22.269, zijn de beoordelingsregels, bedoeld in de artikelen 8.9 tot en met 8.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22.277 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op een regel in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, op grond waarvan:
Artikel 22.278 Omgevingsplanactiviteit: specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid, bij voorbereidingsbesluit of aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 22.279 Omgevingsplanactiviteit: beoordelingsregel omgevingsvergunning slopen van een bouwwerk
Voor zover in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is bepaald dat het is verboden zonder omgevingsvergunning een sloopactiviteit te verrichten, kan de omgevingsvergunning in ieder geval worden verleend als het naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat op de locatie van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Artikel 22.280 Omgevingsplanactiviteit: omgevingsvergunning afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet
Voor zover voor een activiteit in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van daarbij aangegeven regels, geldt deze bepaling als verbod om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.
Artikel 22.281 Omgevingsplanactiviteit: nadere invulling beoordelingsregels omgevingsvergunning afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet algemeen
Voor zover de in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet gestelde regels over het voor een activiteit als bedoeld in artikel 22.280 bij omgevingsvergunning afwijken van regels in dat tijdelijke deel de verplichting bevatten om als de activiteit niet in strijd is met die regels de omgevingsvergunning te verlenen, wordt deze verplichting gelezen als een bevoegdheid.
Artikel 22.282 Omgevingsplanactiviteit: specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, bij regels over een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht
Artikel 22.283 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die is vereist op grond van:
Artikel 22.284 Omgevingsplanactiviteit: uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid
Artikel 22.285 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een sloopactiviteit wordt aannemelijk gemaakt dat op de locatie van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
Artikel 22.286 Omgevingsplanactiviteit: afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet
Artikel 22.287 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: algemeen
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die betrekking heeft op een gemeentelijk monument worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 22.288 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument voor zover het gaat om een archeologisch monument
Artikel 22.289 Eisen aan tekeningen als bedoeld in artikel 22.288
Tekeningen als bedoeld in artikel 22.288 hebben een schaal die niet kleiner is dan:
Artikel 22.290 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een gemeentelijk monument voor zover het gaat om een monument
Artikel 22.291 Omgevingsplanactiviteit: verplaatsen van een gemeentelijk monument voor zover het gaat om een monument
Artikel 22.292 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: wijzigen van een monument of monument door herstel ontsieren of in gevaar brengen
Artikel 22.293 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: monument door gebruik ontsieren of in gevaar brengen
Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 22.287 wordt, voor zover het gaat om het gebruiken van een monument waardoor het kan worden ontsierd of in gevaar gebracht, een opgave verstrekt van de maatregelen die worden getroffen om deze nadelige gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Artikel 22.294 Eisen aan tekeningen als bedoeld in de artikelen 22.290 tot en met 22.292
Artikel 22.295 Overeenkomstige toepassing voorbeschermd gemeentelijk monument
De artikelen 22.287 tot en met 22.294 zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument.
Artikel 22.296 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 22.297 Omgevingsplanactiviteit: uitweg
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het gebruik daarvan worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 22.298 Omgevingsplanactiviteit: alarminstallatie
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het hebben van een alarminstallatie in, op of aan een onroerende zaak die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren, bedoeld in een gemeentelijke verordening, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 22.299 Omgevingsplanactiviteit: vellen van houtopstand
Artikel 22.300 Omgevingsplanactiviteit: handelsreclame
Artikel 22.301 Omgevingsplanactiviteit: opslaan roerende zaken
Artikel 22.302 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk in een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 22.303 Voorschriften over archeologische monumentenzorg
Artikel 7.2 (toelichting hoofdstukken bruidsschat omgevingsplan)
Het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder c, van de Omgevingswet, wordt voorzien van de toelichting die is opgenomen in bijlage I bij dit besluit.
Artikel 7.3 (hoofdstukken bruidsschat waterschapsverordening)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, maken de volgende hoofdstukken en bijlage deel uit:
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 1.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten
Artikel 2.1 Toepassingsbereik
Dit hoofdstuk is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, dat in beheer is bij het waterschap.
Artikel 2.2 Oogmerken
De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op:
Artikel 2.3 Normadressaat
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 2.4 Specifieke zorgplicht
Artikel 2.5 Maatwerkvoorschriften
Artikel 2.6 Algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap worden die ondertekend en voorzien van:
Artikel 2.7 Gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat
Artikel 2.8 Gegevens en bescheiden op verzoek van het dagelijks bestuur van het waterschap
Artikel 2.9 Informeren over een ongewoon voorval
Artikel 2.10 Gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval
Artikel 2.11 Lozen van grondwater bij saneringen
Artikel 2.12 Lozen van grondwater bij ontwatering
Artikel 2.13 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 2.14 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.15 Lozen van afvloeiend hemelwater
Artikel 2.16 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.17 Lozen van huishoudelijk afvalwater
Artikel 2.18 Zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater
Artikel 2.19 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 2.20 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.21 Koelwater
Artikel 2.22 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.23 Bij reinigen en conserveren geen afvalwater lozen
Afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van bouwwerken wordt niet geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, tenzij het gaat om:
Artikel 2.24 Werkinstructie bij reinigen en conserveren
Artikel 2.25 Werkinstructie bij bouwen en slopen
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken is er een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:
Artikel 2.26 Beperken stof in het oppervlaktewaterlichaam
Met het oog op het voorkomen of beperken van de verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie, is voor de emissie in de lucht de emissiegrenswaarde voor stof 10 mg/Nm3, gemeten in een eenmalige meting.
Artikel 2.27 Meet- en rekenbepalingen
Op het meten van stof bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie is NEN-EN 13284-1 van toepassing.
Artikel 2.28 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.29 Inerte goederen
Voor de toepassing van deze afdeling worden in ieder geval de volgende goederen als inerte goederen beschouwd, voor zover deze niet verontreinigd zijn:
Artikel 2.30 Lozen bij opslaan van inerte goederen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan te lozen afvalwater, dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.31 Lozen bij overslaan van inerte goederen
Artikel 2.32 Lozen bij opslaan van goederen die kunnen uitlogen
Artikel 2.33 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 2.34 Lozen bij overslaan van niet-inerte goederen
Artikel 2.35 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.36 Lozen van afvalwater vanuit gemeentelijke rioolstelsels
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan het afvalwater afkomstig uit een openbaar ontwateringsstelsel, een openbaar hemelwaterstelsel of een openbaar vuilwaterriool worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als:
Artikel 2.37 Lozen van huishoudelijk afvalwater vanuit andere systemen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan huishoudelijk afvalwater afkomstig uit een systeem als bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat systeem voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van die systemen en volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.
Artikel 2.38 Lozen bij ontgravingen en baggerwerkzaamheden
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen stoffen die vrijkomen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd op dat oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.39 Werkinstructie bij verontreinigde waterbodem
Met het oog op het voorkomen of beperken van verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam is bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een waterbodem met de kwaliteitsklasse «sterk verontreinigd», bedoeld in artikel 29, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:
Artikel 2.40 Lozen bij werkzaamheden door de waterbeheerder
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen stoffen die vrijkomen bij andere werkzaamheden dan bedoeld in artikel 2.38 op een oppervlaktewaterlichaam en worden verricht door of namens de waterbeheerder in het kader van het waterbeheer, worden geloosd op dat oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.41 Lozen van algen en bacteriën
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalstoffen kunnen algen en bacteriën uit een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd op een ander oppervlaktewaterlichaam dat in beheer is bij dezelfde waterbeheerder, als die werkzaamheden plaatsvinden door of namens de beheerder in het kader van het beheer van dat oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.42 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.43 Lozen van reinigingswater drinkwaterleidingen
Artikel 2.44 Lozen bij calamiteitenoefeningen
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan afvalwater dat vrijkomt bij een calamiteitenoefening, anders dan afvalwater afkomstig van een permanente voorziening voor het oefenen van brandbestrijdingstechnieken als bedoeld in artikel 3.259 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd.
Artikel 2.45 Gegevens en bescheiden
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.44, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 2.46 Lozen vanuit andere gebouwen dan een kas
Artikel 2.47 Lozen bij spoelen van biologisch geteelde gewassen
Artikel 2.48 Lozen bij sorteren van biologisch geteelde gewassen
Artikel 2.49 Lozen bij omgekeerde osmose en ionenwisselaars
Artikel 2.50 Lozen bij ontijzeren grondwater
Artikel 2.51 Meet- en rekenbepalingen
Artikel 2.52 Gegevens en bescheiden
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in de artikelen 2.46 tot en met 2.50, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 2.53 Uitzondering voorgeschreven lozingsroute
Als in het omgevingsplan voor afvalwater afkomstig van het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel, het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd of het uitwassen van beton een andere lozingsroute is toegestaan, wordt, in afwijking van de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, het te lozen afvalwater, bedoeld in die artikelen, geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of via die andere route.
Artikel 2.54 Afbakening met Besluit activiteiten leefomgeving
Deze afdeling is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van de voedingsmiddelenindustrie, bedoeld in artikel 3.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving met uitzondering van het lozen van afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen voor personen die werken op de locatie waarop de activiteit wordt verricht.
Artikel 2.55 Lozen bereiden van voedingsmiddelen
Artikel 2.56 Gegevens en bescheiden
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.55, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 2.57 Lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kan spuiwater uit recreatieve visvijvers worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.58 Gegevens en bescheiden
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit, bedoeld in artikel 2.57, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 2.59 Lozen van spoelwater
Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater kunnen de volgende afvalwaterstromen afkomstig van een vaartuig of ander drijvend werktuig, op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:
Artikel 2.60 Asverstrooiing
Het op een oppervlaktewaterlichaam individueel verstrooien van as door de nabestaande die de zorg voor de asbus heeft, bedoeld in artikel 66a, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging, is toegestaan.
Artikel 2.61 Vangnetvergunningplicht lozen op oppervlaktewater
Artikel 2.62 Vangnetvergunningplicht lozen op zuiveringtechnisch werk
Artikel 2.63 Aanvraagvereisten aanvraag omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 2.64 Beoordelingsregel omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk is artikel 8.88 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.65 Voorschriften omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk zijn de artikelen 8.92 en 8.93 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.1 Gegevens en bescheiden vergunningvrije wateronttrekkingsactiviteiten
Artikel 3.2 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteiten
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening of het in de bodem brengen van water, voor aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 3.3 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteit
Artikel 3.4 Voorschriften omgevingsvergunning infiltratie van water
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.94 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.5 Meetverplichting onttrekken van grondwater en infiltratie van water
Artikel 3.6 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteiten
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 4.1 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 4.2 Aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit waterbodem
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden, als de activiteit betrekking heeft op werkzaamheden waarbij een waterbodem geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, in aanvulling op artikel 4.1 de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 7.4 (bijlage bruidsschat waterschapsverordening Amstel, Gooi en Vecht)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.5 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening De Stichtse Rijnlanden)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.6 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Hollands Noorderkwartier)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.7 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Delfland)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Hoogheemraadschap van Delfland maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.8 (bijlage bruidsschat waterschapsverordening Rijnland)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Hoogheemraadschap van Rijnland maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.9 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Schieland en de Krimpenerwaard)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.10 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Aa en Maas)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Aa en Maas maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.11 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Brabantse Delta)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Brabantse Delta maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.12 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening De Dommel)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap De Dommel maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.13 (bijlage bruidsschat waterschapsverordening Drents Overijsselse Delta)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Drents Overijsselse Delta maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.14 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Hollandse Delta)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Hollandse Delta maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.15 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Hunze en Aa’s)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Hunze en Aa’s maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.16 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Limburg)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Limburg maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.17 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Noorderzijlvest)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Noorderzijlvest maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.18 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Vechtstromen)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Vechtstromen maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.19 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Rijn en IJssel)
Van de waterschapsverordening van Waterschap Rijn en IJssel maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.20 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Rivierenland)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Rivierenland maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.21 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Scheldestromen)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Scheldestromen maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.22 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Vallei en Veluwe)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Vallei en Veluwe maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.23 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Zuiderzeeland)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Waterschap Zuiderzeeland maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.24 (bijlage II bruidsschat waterschapsverordening Fryslân)
Van de waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, van Wetterskip Fryslân maakt ook de volgende bijlage deel uit:
Artikel 7.25 (toelichting hoofdstukken bruidsschat waterschapsverordening)
De waterschapsverordening, bedoeld in artikel 22.14, eerste lid, van de Omgevingswet, wordt voorzien van de toelichting die is opgenomen in bijlage II bij dit besluit.
Artikel 8.1.1 (melding, kennisgeving, andere informatieverplichting)
Artikel 8.1.2 (jaarlijkse verstrekking van gegevens)
Artikel 8.1.3 (melding ongewoon voorval)
Artikel 8.1.4 (gelijkwaardige maatregel)
Artikel 8.1.5 (maatwerkvoorschriften, nadere voorschriften, nadere voorwaarden of maatregelen)
Artikel 8.1.6 (uitzondering of voorwaarde van toepassing op activiteit)
Artikel 8.1.7 (vergunningvoorschriften complexe bedrijven)
Artikel 8.1.8 (geldigheid omgevingsvergunning van rechtswege uitstroomvoorziening)
Aan de geldigheid van een omgevingsvergunning van rechtswege als bedoeld in artikel 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk die bestaat uit het in stand houden van een uitstroomvoorziening, bedoeld in artikel 6.39, tweede lid, 6.53, tweede lid, 7.48, tweede lid, of 7.58, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is geen termijn verbonden.
Artikel 8.1.9 (geldigheid omgevingsvergunning van rechtswege lozingsactiviteit)
Aan de geldigheid van een omgevingsvergunning van rechtswege als bedoeld in artikel 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in afdeling 3.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is geen termijn verbonden.
Artikel 8.1.10 (geldigheid omgevingsvergunning van rechtswege beperkte milieutoets)
Aan de geldigheid van een omgevingsvergunning van rechtswege als bedoeld in artikel 4.14 van de Invoeringswet Omgevingswet voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.13, 3.106, eerste lid, onder a, b, c, d of f, 3.115, onder c, 3.125, eerste lid, onder c, 3.130, onder a, b, c, d, e, f of i, 3.137, 3.153, 3.163, 3.174, 3.202, 3.277, 3.281 of 3.332, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is geen termijn verbonden.
Artikel 8.2.1 (beperkingenbesluiten gemeentelijke monumenten)
Artikel 2, eerste lid, van het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken in samenhang met het onderdeel van de bijlage bij dat artikellid met de vermelding van artikel 149 van de Gemeentewet en de daarbij behorende beschrijving onder de categorie Gemeentewet, zoals dat onderdeel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft tot het in artikel 22.4 van de Omgevingswet bedoelde tijdstip van toepassing op een beperkingenbesluit als bedoeld in dat onderdeel.
Artikel 8.2.2 (regels gemeentelijke verordeningen)
Een verordening als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, in samenhang met artikel 2.17a, vijfde lid, 2.18, vijfde lid, 2.19a, tweede lid, 2.21, eerste of tweede lid, 3.63, vijfde lid of 3.148, tweede lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer die van kracht is, blijft uiterlijk tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip gelden.
Artikel 8.2.3 (informeren emissie zeer zorgwekkende stof)
Artikel 5.23 van het Besluit activiteiten leefomgeving treedt in werking met ingang van 1 januari van het kalenderjaar na het kalenderjaar waarin het Besluit activiteiten leefomgeving in werking is getreden. Tot dat tijdstip blijft artikel 2.4, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, van toepassing.
Artikel 8.2.4 (instemming en lopende procedure)
Artikel 8.2.5 (gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten)
Artikel 8.2.6 (nadeelcompensatie Besluit externe veiligheid buisleidingen)
Artikel 8.2.7 (veiligheidscontour)
Artikel 8.2.8 (beschikking)
Artikel 8.2.9 (zwemwaterprofiel)
Een zwemwaterprofiel als bedoeld in artikel 44c, eerste lid, van het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden dat van kracht is, geldt als een zwemwaterprofiel als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Artikel 8.2.10 (monitoringsprogramma)
Een monitoringsprogramma als bedoeld in artikel 13 van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 dat van kracht is, geldt als een monitoringsprogramma als bedoeld in artikel 10.14b van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Artikel 8.2.11 (regels gemeentelijke verordening interferentiegebied)
Een verordening als bedoeld in artikel 2.2b, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht die van kracht is, blijft tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip gelden.
Artikel 8.2.12 (aanwijzing domino-effecten Seveso-inrichting)
Een aanwijzing als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 geldt als een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift als bedoeld in artikel 8.38 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Artikel 8.2.13 (bestuurlijk sanctiebesluit, bestuurlijke boete)
Artikel 8.2.14 (Arbeidsomstandighedenwet: waarschuwing)
Een waarschuwing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 geldt als een waarschuwing als bedoeld in artikel 13.28, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.
Artikel 8.2.15 (Arbeidsomstandighedenwet: eis tot naleving en bevel tot stillegging)
Als voor de inwerkingtreding van afdeling 13.3 van het Omgevingsbesluit in verband met de niet-naleving van een bij of krachtens het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 gestelde verplichting een eis tot naleving als bedoeld in artikel 27 van de Arbeidsomstandighedenwet of een bevel tot stillegging van het werk als bedoeld in artikel 28 van de Arbeidsomstandighedenwet is opgelegd, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop:
Artikel 8.2.16 (experiment)
Op experimenten als bedoeld in paragraaf 3 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet die op grond van artikel 4.30 van de Invoeringswet Omgevingswet berusten op artikel 23.3 van die wet, wordt hetgeen bepaald is in het derde lid, onder a, b, c, f en i, van dat artikel geacht besloten te liggen in de oorspronkelijke aanwijzing van die experimenten.
Artikel 8.2.17 (gelijkwaardige oplossing)
Een gelijkwaardige oplossing voor bouwwerken of het gebruik daarvan als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 geldt als een toestemming als bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet.
Artikel 8.2.18 (langdurig overgangsrecht Bouwbesluit)
Artikel 8.2.19 (gedoogplichtbeschikking)
Een gedoogplichtbeschikking als bedoeld in artikel 15 van het Stortbesluit bodembescherming die onherroepelijk is, geldt als een gedoogplichtbeschikking als bedoeld in artikel 10.13a van de Omgevingswet.
Artikel 8.2.20 (experiment duurzaam stortbeheer)
Hoofdstuk IIIa van het Stortbesluit bodembescherming blijft van toepassing op het experiment duurzaam stortbeheer totdat uitvoering is gegeven aan artikel 17f van dat hoofdstuk.
Artikel 8.2.21 (initiële beoordeling, omschrijving goede milieutoestand en milieudoelen)
Artikel 8.3.1 (verslag veiligheid primaire waterkeringen)
Artikel 10.9a van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 10.28a van het Omgevingsbesluit treden in werking met ingang van 1 januari van het eerste kalenderjaar na het kalenderjaar waarin het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in werking zijn getreden. Tot dat tijdstip blijft artikel 2.12, eerste lid, van de Waterwet, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, en de regels die bij of krachtens deze bepaling zijn gesteld van toepassing.
Artikel 8.3.2 (ontheffing)
Artikel 8.3.3 (aanwijzing zwemlocatie)
Een besluit tot het aanwijzen van een locatie als bedoeld in artikel 10b, tweede lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden dat onherroepelijk is, geldt als een besluit tot het aanwijzen van een zwemlocatie als bedoeld in artikel 3.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Artikel 8.3.4 (emissies EG-verordening PRTR en het PRTR-protocol)
De artikelen 5.8 tot en met 5.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving treden in werking met ingang van 1 januari van het eerste kalenderjaar na het kalenderjaar waarin het Besluit activiteiten leefomgeving in werking is getreden. Tot dat tijdstip blijft titel 12.3 van de Wet milieubeheer, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, en de regels die bij of krachtens deze titel zijn gesteld van toepassing.
Artikel 9.1 (overgangsrecht)
Als een bepaling, opgenomen in een algemene maatregel van bestuur, genoemd in hoofdstuk 5 of artikel 6.1, wordt vervangen door een bepaling in een ministeriële regeling, kan de overgangsbepaling die daarvoor nodig is, in een ministeriële regeling worden opgenomen.
Artikel 9.2 (inwerkingtreding)
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 9.3 (citeertitel)
Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit Omgevingswet.