Part of Smart Yellow Suite

WGK005471
Wet herziening Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002

Updates ontvangen over deze regeling? Log in

Overheid.nl - XML - JSON

Type Wet
Fase Bekendmaking
Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Datum uitgave 2 juli 2015
Datum inwerkingtreding -
Per KB Ja

Opschrift

Regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20..)

Samenvatting

Het wetsvoorstel strekt ter vervanging van de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). Aanleiding daartoe vormt de in 2013 uitgevoerde evaluatie van de Wiv 2002 door de Evaluatiecommissie Wiv 2002 (commissie Dessens), de door de commissie gedane aanbevelingen en de kabinetsreactie daarop. Met het wetsvoorstel wordt beoogd een wettelijk kader voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in brede zin te realiseren dat toekomstvast is en dit - voor zover nodig - in lijn brengt met de eisen van de Grondwet en het EVRM.

Documenten

stb-2017-317 (PDF)

Wet van 26 juli 2017, houdende regels met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten alsmede wijziging van enkele wetten (Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regels te stellen met betrekking de taken en bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het kader van de nationale veiligheid, de coördinatie van de taakuitvoering van deze diensten, de verwerking van gegevens door deze diensten, de nationale en internationale samenwerking van deze diensten, de uitoefening van het toezicht en de behandeling van klachten en de geheimhouding, alsmede in verband daarmee enkele wetten te wijzigen en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

De diensten en de coördinator verrichten hun taak in gebondenheid aan de wet en in ondergeschiktheid aan Onze betrokken Minister.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

De hoofden van de diensten alsmede de vertegenwoordigers in de commissie, bedoeld in artikel 5, verlenen de coördinator medewerking voor de uitoefening van zijn taak. Zij verschaffen hem daartoe alle nodige inlichtingen.

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Onze betrokken Minister kan ten aanzien van de organisatie, de werkwijze en het beheer van een dienst nadere regels stellen.

Artikel 17

De diensten zijn bevoegd tot het verwerken van gegevens met inachtneming van de eisen die daaraan bij of krachtens deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken zijn gesteld.

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

De hoofden van de diensten dragen zorg voor:

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Van de uitoefening van een bevoegdheid wordt aantekening gehouden.

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 47

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

Deze paragraaf is van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 47, eerste lid, waarvoor de medewerking is vereist van een aanbieder van een communicatiedienst op wie niet reeds op grond van artikel 13.2 van de Telecommunicatiewet een verplichting tot medewerking rust, alsmede op de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 48, eerste lid.

Artikel 52

Artikel 53

Artikel 54

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 60

Artikel 61

De verstrekking van door of ten behoeve van een dienst verwerkte gegevens aan een binnen de dienst of ingevolge artikel 91 ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst werkzame ambtenaar onderscheidenlijk ingevolge artikel 92 ten behoeve van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst werkzame ambtenaar vindt slechts plaats, voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan de desbetreffende ambtenaar opgedragen taak.

Artikel 62

Artikel 63

Artikel 64

Artikel 65

Artikel 66

Artikel 67

Artikel 68

Artikel 69

Artikel 70

Van de verstrekking van persoonsgegevens wordt aantekening gehouden.

Artikel 71

Op de uitoefening van de bijzondere bevoegdheden in dit hoofdstuk zijn de artikelen 28, 29 en 31 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 72

Artikel 73

Artikel 74

Onverminderd de kennisneming van op grond van paragraaf 3.4 verstrekte gegevens, kan van de gegevens verwerkt door of ten behoeve van een dienst slechts kennis worden genomen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.

Artikel 75

In dit hoofdstuk wordt onder document, bestuurlijke aangelegenheid, intern beraad, persoonlijke beleidsopvatting, ambtelijk of gemengd samengestelde adviescommissie verstaan, hetgeen daaronder in artikel 1 van de Wet openbaarheid van bestuur dan wel in de artikelen 1 en 12 van de Wet openbaarheid van bestuur BES wordt verstaan.

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 79

Artikel 80

Artikel 81

Artikel 82

Artikel 83

Artikel 82 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag als bedoeld in artikel 79 met dien verstande dat in artikel 82 voor «de aanvrager» wordt gelezen: de overleden persoon.

Artikel 84

Artikel 85

Artikel 86

Artikel 87

Artikel 88

Artikel 89

Artikel 90

Artikel 91

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 96

Artikel 97

Artikel 98

Artikel 99

Artikel 100

Aan de leden van de commissie van toezicht en de leden van de afdeling klachtbehandeling wordt bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze betrokken Ministers gezamenlijk, ontslag verleend:

Artikel 101

Artikel 102

Bij algemene maatregel van bestuur worden de bezoldiging, de aanspraken in geval van ziekte, alsmede de overige rechten en plichten die betrekking hebben op de rechtspositie van de leden van de commissie van toezicht en de leden van de afdeling klachtbehandeling geregeld, voor zover daarin niet bij de wet is voorzien.

Artikel 103

Artikel 104

Op de leden van de commissie van toezicht, de leden van de afdeling klachtbehandeling alsmede de tot het secretariaat behorende personen is artikel 14, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de ontheffing, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.

Artikel 105

De voorzitters van de afdelingen van de commissie van toezicht regelen de werkzaamheden van de afdelingen. De regelingen worden in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 106

De vergaderingen van de commissie van toezicht en haar afdelingen zijn niet openbaar.

Artikel 107

Artikel 108

Artikel 109

Artikel 110

Artikel 111

Een afdeling van de commissie van toezicht dan wel een daartoe door haar aangewezen lid is bevoegd alle plaatsen te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig is. De afdeling dan wel het door haar aangewezen lid kan zich daarbij doen vergezellen van door de voorzitter aangewezen personen van het secretariaat, bedoeld in artikel 103.

Artikel 112

Artikel 113

Artikel 114

Artikel 115

Artikel 116

Aan de behandeling van de klacht wordt niet meegewerkt door een persoon die betrokken is geweest bij het optreden waarop de klacht betrekking heeft.

Artikel 117

Artikel 118

Artikel 119

Artikel 120

De afdeling klachtbehandeling is niet bevoegd een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien de klacht betrekking heeft op:

Artikel 121

De afdeling klachtbehandeling is niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien:

Artikel 122

Artikel 123

Artikel 124

Artikel 125

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 126

Artikel 127

Artikel 128

Artikel 129

Indien de afdeling klachtbehandeling geen onderzoek instelt of dit niet voortzet, deelt zij dit onder vermelding van de redenen zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de melder en, voor zover Onze betrokken Minister op grond van artikel 127, tweede lid, van de melding op de hoogte is gesteld, Onze betrokken Minister mede.

Artikel 130

Met betrekking tot het onderzoek van een melding is artikel 117 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 131

Artikel 132

Artikel 133

Artikel 134

De artikelen 23 en 24 zijn van overeenkomstige toepassing op de commissie van toezicht.

Artikel 135

Artikel 136

Artikel 137

Artikel 138

Artikel 139

Indien ten behoeve van de beslissing op een tegen een besluit van Onze betrokken Minister ingediend bezwaarschrift, een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht is ingesteld, komt aan die commissie niet de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7:13, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht toe, voor zover deze betrekking heeft op de beslissing over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De uitoefening van deze bevoegdheid blijft voorbehouden aan Onze betrokken Minister.

Artikel 140

Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 141

Voor de toepassing van deze wet in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de Algemene wet op het binnentreden van toepassing.

Artikel 142

Artikel 143

Artikel 144

Op gegevens verwerkt door of ten behoeve van inlichtingen- en veiligheidsdiensten die zijn opgeheven, zijn de artikelen 20, 21, 23, 24, 62, 69, 70 alsmede de hoofdstukken 5, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de desbetreffende bevoegdheden en verplichtingen toekomen aan Onze Minister bij wie de desbetreffende gegevens berusten.

Artikel 145

Artikel 146

De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.22, derde lid, onder c, wordt «ter uitvoering van de in de artikelen 6 en 7 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 aan de in artikel 1 van die wet bedoelde diensten opgedragen taken» vervangen door: ter uitvoering van de in de artikelen 8 en 10 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 aan de in artikel 1 van die wet bedoelde diensten opgedragen taken.

B

Het opschrift van hoofdstuk 13 komt te luiden:

C

In artikel 13.2, eerste en tweede lid, 13.5, eerste lid, en 13.6, tweede lid, wordt «Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» telkens vervangen door: Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

D

In artikel 13.4, eerste lid, wordt «dan wel een verzoek op grond van artikel 28 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» vervangen door: dan wel een opdracht op grond van artikel 55 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

E

In artikel 13.4, tweede en derde lid, wordt «dan wel een verzoek op grond van artikel 29 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» telkens vervangen door: dan wel een opdracht op grond van artikel 56 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 147

Artikel 8.1, tweede lid, onderdeel i, van de Aanpassingswet invoering bachelor-masterstructuur komt te luiden:

  1. artikel 99, derde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017,.

Artikel 148

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1:1, tweede lid, onderdeel h, wordt vervangen door twee onderdelen, luidende:

  1. de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en haar afdelingen, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
  2. de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
B

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: hoofdstuk 5Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: artikel 53, zevende lid

Artikel 149

De Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

  1. lid van de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
  1. lid van de afdeling klachtbehandeling van de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 97, tweede lid, onder b, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
  2. leden van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
B

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

  1. lid van de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
  1. lid van de afdeling klachtbehandeling van de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 97, tweede lid, onder b, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
    1. leden van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 150

De Wet politiegegevens wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 17, eerste lid, wordt «de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» vervangen door: de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

B

Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 151

Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 139a, tweede lid, onder 3°. komt te luiden:

  1. ter uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
B

In artikel 139c, tweede lid, onder 3° wordt «dan wel ter uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002»vervangen door: dan wel ter uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 152

In artikel 2, eerste lid, van de Ambtenarenwet wordt het onderdeel «– de voorzitter en de leden van de commissie van toezicht, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002;» vervangen door drie nieuwe onderdelen:

  1. de voorzitter en de leden van de commissie van toezicht, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
  2. de leden van de afdeling klachtbehandeling van de commissie van toezicht, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
  3. de leden van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;.

Artikel 153

Artikel 107, vijfde lid, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 komt te luiden:

Artikel 154

In artikel 2, tweede lid, onder b, van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt «de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» vervangen door: de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 155

Artikel 28, tweede lid, onder l, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur komt te luiden:

  1. de inlichtingen- en veiligheidsdiensten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 39 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 156

Artikel 4, tweede lid, van de Wet Huis voor klokkenluiders, komt te luiden:

2.
Dit artikel is niet van toepassing op:
  1. rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1° tot en met 4°, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
  2. een ieder die betrokken is of is geweest bij de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de Wet veiligheidsonderzoeken, voor zover het de uitvoering van deze wetten betreft.

Artikel 157

Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 ingediende voorstel van wet van de leden Voortman en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Kamerstukken 33 328) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking is getreden of treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 75 vervallen de zinsdelen «bestuurlijke aangelegenheid, »en «ambtelijk of gemengd samengestelde adviescommissie» en wordt «artikel 1 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 2.1 onderscheidenlijk artikel 5.2 van de Wet open overheid.

B

In artikel 80 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.
In dit artikel wordt onder bestuurlijke aangelegenheid verstaan: een aangelegenheid die betrekking heeft op het beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
C

In artikel 81, derde lid, wordt «artikel 12 van de Wet openbaarheid van bestuur» vervangen door: artikel 8.6 van de Wet open overheid.

D

Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:

  1. bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, alsmede andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricatiegegevens;
  2. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
  3. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
  4. indien geen sprake is van milieu-informatie, de onevenredige benadeling van een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid.

Artikel 158

Indien het bij geleidende brief van 5 juli 2012 ingediende voorstel van wet van de leden Voortman en Van Weyenberg houdende regels over de toegankelijkheid van informatie van publiek belang (Wet open overheid) (Kamerstukken 33 328) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking is getreden of treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 3.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.
Dit artikel is niet van toepassing op de documenten die in het kader van de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 en de Wet veiligheidsonderzoeken bij de desbetreffende bestuursorganen berusten.
B

In de Bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid wordt «Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002: paragraaf 3.3, hoofdstuk 4 en artikel 81» vervangen door: Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017: de artikelen 4, zesde lid, en 35, derde lid, paragraaf 3.4, hoofdstuk 5, en de artikelen 133, 134 en 144.

Artikel 159

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 december 2015 ingediende voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Kamerstukken 34 356) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I en IB van die Rijkswet in werking treden, wordt aan artikel 97, derde lid, van deze wet, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  1. het toezicht op de toepassing van de bevoegdheid van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, waarbij in het bijzonder aandacht wordt geschonken aan de doelmatigheid en proportionaliteit van de toepassing van deze bevoegdheid.

Artikel 160

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 december 2015 ingediende voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Kamerstukken 34 356) tot wet is of wordt verheven en die Rijkswet in werking treedt vervalt vijf jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I en IB van die Rijkswet, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, artikel 97, derde lid, onderdeel d, van deze wet.

Artikel 161

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 maart 2016 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016) (Kamerstukken 34 426) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 72 van deze wet, komt artikel 72, vierde lid, van deze wet als volgt te luiden:

4.
Met betrekking tot het oprichten van rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid blijft artikel 4.7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 buiten toepassing.

Artikel 162

Indien het bij koninklijke boodschap van 8 maart 2016 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het beheer, de informatievoorziening, de controle en de verantwoording van de financiën van het Rijk, inzake het beheer van publieke liquide middelen buiten het Rijk en inzake het toezicht op het beheer van publieke liquide middelen en publieke financiële middelen buiten het Rijk (Comptabiliteitswet 2016) (Kamerstukken 34 426) tot wet is of wordt verheven en die wet op een later tijdstip in werking treedt dan artikel 72 van deze wet, komt artikel 9.22 van die wet als volgt te luiden:

9.22 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017

Artikel 72, vierde lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 komt te luiden:

3.
Met betrekking tot het oprichten van rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid blijft artikel 4.7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en het vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 buiten toepassing.

Artikel 163

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 januari 2016 ingediende voorstel van wet houdende regels over het verwerken van gegevens ter bevordering van de veiligheid en de integriteit van elektronische informatiesystemen die van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving en regels over het melden van ernstige inbreuken (Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity) (Kamerstukken 34 388) tot wet is of wordt verheven, komt artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van die wet als volgt te luiden:

  1. de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 164

Indien het bij koninklijke boodschap van 12 september 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering in verband met de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare telecommunicatiediensten en openbare telecommunicatienetwerken (aanpassing bewaarplicht telecommunicatiegegevens) (Kamerstukken 34 537) tot wet is of wordt verheven, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel C wordt artikel 13.4 als volgt gewijzigd:

B

In onderdeel D wordt in artikel 13.5, eerste lid, «dan wel toestemming op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002» vervangen door: dan wel een opdracht op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.

Artikel 165

Artikel 59 is niet van toepassing met betrekking tot door de diensten uitgeoefende bijzondere bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid van dat artikel die hebben plaatsgevonden voor 29 mei 2002.

Artikel 166

Artikel 88, tweede tot en met vijfde lid, 89, zesde lid, en 90, vierde lid, blijft gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van de desbetreffende artikelen buiten toepassing voor bestaande samenwerkingsrelaties van de diensten met inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen.

Artikel 167

Artikel 168

De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt ingetrokken.

Artikel 169

Na de inwerkingtreding van deze wet berust:

Artikel 170

Zij die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet lid zijn van de commissie van toezicht, blijven voor de resterende duur van hun benoemingsperiode lid van de commissie van toezicht. Een van de leden, anders dan de voorzitter, wordt door de commissie aangewezen als voorzitter van de afdeling klachtbehandeling.

Artikel 171

Artikel 172

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.

stb-2017-318 (PDF)

Besluit van 19 augustus 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele onderdelen van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 augustus 2017, nr. 2017-0000365326, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;

Gelet op artikel 171, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum treden de artikelen 1, 32, eerste lid, 33, 34, 35, 97, eerste en tweede lid, 98, 99, 100, 101, 103, 104, 105, 106 en 170 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 in werking met ingang van 1 september 2017.

Wetswijzigingen integreren met je processen? Probeer Way 3 weken gratis.